In Galilea werd vorige week een spectaculaire vondst gedaan. Synagogen uit de tijd van Jezus waren al wel blootgelegd in verschillende stadjes in Galilea. Voor het eerst is nu een synagoge ontdekt in een klein dorp uit die tijd, midden op het platteland. In Mattheüs 9:35 staat dat Jezus rondtrok in Galilea in alle steden en dorpen en dat Hij daar leerde in hun synagogen. De archeologische vondst bevestigt anno 2016 wat daar geschreven staat.
Direct verscheen een bericht dat de gevonden ruïne aantoont dat het verhaal van Jezus waar is.1 Dat is te kort door de bocht. Maar een vondst als deze is voor het lezen van het Nieuwe Testament wel relevant. Hoe meer bekend wordt uit de leefwereld van Jezus, hoe levendiger het beeld wordt dat wij te zien krijgen, als we de evangeliën lezen. De Amerikaanse hoogleraar Jodi Magness schreef een boek over het dagelijks leven uit die tijd met de suggestieve titel: ”Stone and Dung, Oil and Spit” (”Steen en drek, olie en spuug”). Gods Zoon kwam in het gewone aardse leven, liep door de dorpen zoals ze er toen uitzagen en deelde ons concrete alledaagse bestaan. Het geloof hangt niet af van de manier waarop we dit voor ons kunnen zien. Maar archeologische vondsten kunnen wel kleur en reliëf geven aan het beeld dat wij van Hem krijgen.
Tot op vandaag worden nieuwe ontdekkingen gedaan, die ons helpen de Bijbel beter te begrijpen. Met name in de zomerperiode vinden op tal van archeologische sites opgravingen plaats. Studenten van universiteiten uit de hele wereld helpen daaraan mee. Archeologen kunnen tijdens de academische vakanties gebruik maken van goedkope en geïnteresseerde arbeidskrachten. En het loont soms de moeite. De synagoge die zojuist werd blootgelegd in Tel Rechesh, 17 kilometer ten oosten van Nazareth, lag nota bene slechts 10 centimeter onder de oppervlakte. Er is nog een wereld te ontdekken.
Uiteraard vragen zulke ontdekkingen de nodige interpretatie. In het artikel over de vondst stelt dr. Mordechai Aviam, die de expeditie leidt, dat synagogen in de tijd dat de tempel er nog was, niet gebruikt werden om te bidden.2 Om die reden zou deze synagoge niet gericht zijn naar Jeruzalem. Er werd uit Bijbelrollen gelezen en de Schriften werden uitgelegd. Maar de eigenlijke eredienst vond plaats in de tempel.
Over de verhouding tussen wat er in de synagoge gebeurde en de tempeldienst in Jeruzalem denken wetenschappers nog steeds heel verschillend. Sommigen hebben de stelling verdedigd dat er in het geheel geen synagogen bestonden in de tijd dat de tempel nog niet verwoest was (bv. H. C. Kee). Nu is inmiddels wel aangetoond dat ze er waren. Maar wat er precies gebeurde blijft moeilijker vast te stellen. Zeer interessant is een grote steen die midden in de synagoge van Migdal, het Bijbelse Magdala, werd aangetroffen.3 De steen is vol symboliek uit de tempel. Wellicht gebruikt om een boekrol op te leggen, verwees de steen dan tijdens de Bijbellezing direct naar het heilige der Heiligen, het hart van de eredienst in Jeruzalem. Zo’n directe liturgische verbinding veronderstelt dat men wel degelijk in de synagoge kwam voor een echte eredienst, ook toen de tempel er nog was.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen van de website van het Reformatorisch Dagblad. Het originele artikel is hier te vinden.