Home » Kerkgeschiedenis » Abraham Hellenbroek als prediker – Bestudering proefschrift predikant en theoloog dr. H. Brons

Abraham Hellenbroek als prediker – Bestudering proefschrift predikant en theoloog dr. H. Brons

Op 29 juni 2023 promoveerde predikant en theoloog dr. H. (Hendrik) Brons aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn.1 De titel van zijn proefschrift luidde: ‘Abraham Hellenbroek als prediker: Een homiletische analyse‘. Dit proefschrift verscheen ook in een handelseditie bij Labarum Academic. We bestuderen hieronder het proefschrift op voor Fundamentum relevante thema’s

In het proefschrift wordt de prediking van Abraham Hellenbroek (1658-1731) bestudeerd. Hij is tegenwoordig nog steeds bekend in bevindelijk-Gereformeerde kring vanwege zijn catechisatiemethode ‘Voorbeeld der Goddelijke Waarheden‘ en vanwege de hertaling van zijn preken. Ook tijdens zijn leven wordt hij gewaardeerd als de ‘meest wijze, nette, beschaafde en godvruchtige prediker van zijn eeuw‘ (blz. 11). Maar naast deze complimenten is er ook kritiek zoals ‘valsch vernuft, breedvoerigheid, pronken met geleerdheid‘ (blz. 11). Toch is hij tot ver na zijn dood zeer bekend geworden. In het eerste hoofdstuk zet dr. Brons zijn onderzoeksmethode, de vraagstelling en verantwoording van keuzes uiteen. Hij maakt gebruik van de Heidelbergse Methode waarbij men in de analyse zich niet zozeer richt op de retorische aspecten, maar meer op de theologische. Dit wordt in dit hoofdstuk meer uitgewerkt, maar laten we hier rusten. Dat geldt ook voor de uitwerking van de tweede gebruikte methode: kwalitatief data onderzoek en verdere verantwoording.

Het leven van Abraham Hellenbroek (1658-1731)

René Descartes (1596-1650). “De methodische twijfel die Descartes als uitgangspunt neemt, wordt gezien als opmaat voor het atheïsme. (…) Het cartesianisme doet ook afbreuk aan de geloofszekerheid.” Bron: Wikipedia.

In het tweede hoofdstuk gaat dr. Brons in op het leven van Hellenbroek. Hij wil geen historisch-biografisch onderzoek doen, maar vooral nagaan hoe Hellenbroek als prediker gevormd is (blz. 29). Hellenbroek wordt op 3 december 1658 geboren als derde kind van Johannes Hellenbroek en Elisabeth Kluft. Tijdens zijn periode aan het Amsterdamse Athenaeum ondergaat hij cartesiaanse invloeden (blz. 31). De methodische twijfel die Descartes als uitgangspunt neemt, wordt gezien als opmaat voor het atheïsme. “De Bijbel valt dan immers af als a priori zekere kennisbron.” Het cartesianisme doet ook afbreuk aan de geloofszekerheid. Vooral De Raey en Wolzogen zijn voor een rationalistische Schriftbenadering. In 1677 vervolgt Hellenbroek zijn studie aan de Leidse Universiteit. Eerst filosofie later (ook) Bijbelse talen. Onder invloed van zijn behoudende leermeester Wolferdus Senguerdius verlaat Hellenbroek de cartesiaanse methode. Hij stapt over naar de theologische faculteit. Op 28 februari 1683 vindt de bevestiging tot predikant plaats in zijn eerste gemeente Zwammerdam. Op 21 februari 1690 treedt hij in het huwelijk met Geertruida van der Hoeven. In zijn Zwammerdamse periode komt hij tot bekering en dit heeft ook een gedragsverandering tot gevolg. Op 4 juni 1691 doet hij intrede in de gemeente van Zwijndrecht. In 1694 volgt hij de roep van Zaltbommel, waar hij slechts acht maanden mag dienen. Immers, in februari 1695 doet Hellenbroek zijn intrede in de gemeente van Rotterdam. Brons geeft (onder verwijzen naar Thiele) aan dat men er inmiddels van overtuigd ‘is dat Hellenbroek niet tot de coccejaanse richting behoort‘ (blz. 43). In voetnoot 74 wordt aangegeven dat de overeenkomst tussen het cartesianisme en de coccejanen een ‘positieve en optimistische waardering van het menselijke vermogen om kennis te verwerven over God, Bijbel en de natuur‘ is. Tijdens zijn Rotterdamse periode (in 1706) verschijnt de eerste druk van het bekende boekje ‘Voorbeeld der Goddelijke Waarheden voor eenvoudigen‘ Ook de bekende preken over Jesaja zien hier het licht.

Een kopergravure van de Nederlandse predikant Abraham Hellenbroek uit de collectie Protestantse portretten van Museum Catharijneconvent en Vrije Universiteit, Amsterdam. Bron: Wikipedia.

Watersnoden zijn een terugkerend thema in de preken van Hellenbroek. Brons laat in voetnoot 46 weten dat Hellenbroek verwijst naar de ‘droeve watervloeden‘ die de Bommeler- en Tielerwaard teisteren. Hellenbroek en zijn vrouw overleven alle zeven kinderen. Zijn vrouw raakt rond 1729 een deel van haar geestesvermogen kwijt. Zij overlijdt op 14 april 1753. Hellenbroek zelf vraagt in 1728 emeritaat aan vanwege ‘lichaamszwakte, benauwdheid op de borst en vermindering van geheugen’ (blz. 48). Hij overlijdt op 13 december 1731 in de leeftijd van 73 jaar.

Homiletische vorming

In het derde hoofdstuk van zijn proefschrift kijkt Brons naar de homiletische vorming van Hellenbroek. Zijn indeling van de preek ‘volgt de hoofdlijnen van de toenmalige homiletische handboeken‘ (blz. 53). Dit wijkt volgens de predikant en theoloog af van de moderne handboeken. Hellenbroek blijkt homiletisch vooral gevormd te zijn door Petrus Francius (1645-1704) en de predikanten David Knibbe (1639-1693) en Petrus van Staveren (1632-1683). Knibbe heeft op zijn beurt weer invloed ondervonden van o.a. Johannes Hoornbeeck (1617-1666). Laatstgenoemde schreef een homiletisch handboek. Hoornbeeck heeft op zijn beurt weer gebruikgemaakt van Aurelius Augustinus (354-430), Bernardus van Clairvaux (1090-1153), William Perkins (1558-1602) en Guilielmus Amesuis (1576-1633). Knibbe heeft als inspiratiebronnen ‘hoofdzakelijk Engelse puriteinen (…) dan wel Voetiaanse theologen die verwant zijn aan de Nadere Reformatie‘ aanbevolen (blz. 61). Hoofdstuk 3 is interessant voor (aanstaande) predikanten. Brons meldt op bladzijde 73 dat Hellenbroek voor zijn omwenteling gebruik maakte van heidense geschiedenissen, maar daarna niet meer. In de woorden van Thiele zou hij zijn spijzen nu niet meer ‘opzadelen op de markt der wereldwijzen, noch van de galerie van Zeno, de wandplaats van Aristoteles, noch van de schoole van Epicurus, Pythagoras of Plato‘. Die natuurlekkernijen hadden bij hem uitgediend. Brons geeft aan dat dit niet helemaal overeenkomt met de werkelijkheid, omdat hij na zijn bekering nog steeds gebruik maakt van citaten uit de klassiekers. Hij distantieerde zich wel meer en meer van de retorica. De leermeester van Hellenbroek, ds. Knibbe, geeft aan dat er alleen ‘op de opvatting van ketters‘ mag worden ingegaan ‘als die een actuele bedreging vormt voor de kerk‘ (blz. 76). Als Hellenbroek ingaat op alternatieve uitleggingen, is dat, zo blijkt uit de analyse van dr. Brons, ‘vaak om dwalingen te weerleggen‘. Brons laat in het derde hoofdstuk zien dat de structuur van de preken van Hellenbroek, via Knibbe en Hoornbeeck, ‘van meet af aan Voetiaans zijn gekleurd‘ (blz. 80). Dit blijft volgens de theoloog ook zo.

Wordt de komende tijd, als de Heere het leven en de omstandigheden geeft, vervolgd.

Voetnoten

  1. Meer informatie over deze promotie is hier te vinden: https://www.rd.nl/artikel/1026045-ds-brons-verdedigt-proefschrift-over-hellenbroek en https://www.gergeminfo.nl/nieuwsberichten/ds-h-brons-promoveert-aan-tua-apeldoorn.