Alteno schrijft over de kleine panda, maar heeft de verkeerde Cserhati voor zich
Meer dan een jaar geleden reageerde dr. Gerdien de Jong in een achttiendelige serie op diverse bijdragen van dr. Mátyás Cserhati over de rode of kleine panda (Ailurus fulgens).1 Deze bijdragen zou ik nog samenvatten en in mijn postvak staat ook nog een reactie van dr. Cserhati op deze serie. Als de Heere het geeft wil ik daar komende maand prioriteit aan geven. Zelf denk ik, op dit moment, dat de katberen (Ailuridae) als afzonderlijk baramin moet worden gezien en een goed voorbeeld van een mozaïekvorm is. Daarom vind ik persoonlijk deze beesten zo fascinerend. Andere (creationistische) opinies zijn uiteraard welkom, vandaar de ruimte voor het werk van dr. Cserhati!2 Ondertussen heeft de auteur van Altenoweb, die we kennen van eerdere bijdragen, niet stilgezeten en heeft hij diverse samenvattende stukken geschreven.3
Samenvatting
De auteur van Altenoweb is bezig geweest met de clustering van diverse zoogdieren, zoals de otters4 en wat dit mogelijk te zeggen heeft over de zondvloedgrens.5 In een volgend artikel komt de auteur terug op de bijdragen van dr. De Jong in de discussie met dr. Cserhati. De auteur heeft de bijdragen van De Jong nog vers in het geheugen, zo geeft hij aan. De auteur geeft aan dat hij zich veel leeswerk kan besparen, ‘omdat Cserhati’s oplossingsrichting een andere kant op gaat dan de mijne’. Hij richt zich op de morfologie en wijst, in navolging van De Jong, op een paper van Hu et al 2017. Volgens De Jong gaat deze paper over convergentie tussen de rode panda en de reuzenpanda. ‘Convergentie betekent overeenkomst, maar nooit verwantschap.’ Volgens Alteno moeten we het onderscheid tussen Musteloidea en Mustelidae scherp hebben. De auteur volgt De Jong in de gedachte dat Cserhati deze verschillende betekenissen niet begrijpt. Ook is er verwarring bij Cserhati (volgens Alteno en De Jong) als het gaat om de lay-out van verschillende fylogenetische boom. De Jong verwijt Cserhati dat hij geen achtergrondkennis heeft van taxonomie en fylogenie. Alteno lijkt, op basis van een CV van een andere Cserhati, hiermee in te stemmen. Echter stelt Alteno de verkeerde Cserhati voor, namelijk de landbouwwetenschapper dr. Mátyás Cserhati.6 Mogelijk zijn de twee familie van elkaar, mogelijk ook niet (ik heb de genealogie Cserhati niet helder). Net zoals er meerdere individuen Jan van Meerten genoemd worden, zo zijn er ook meerdere individuen met de naam Mátyás Cserhati. De discussie is met de naar de Verenigde Staten verhuisde bioloog en bioinformaticus dr. Mátyás (of tegenwoordig: Matthew) Cserhati, niet met de eerder genoemde landbouwwetenschapper.7
In het volgende artikel worden de bijdragen zes tot en met tien van De Jong door Alteno samengevat. Omdat ik dit zelf ook nog hoop te doen ga ik daaraan voorbij. Over de zevende bijdrage heeft Alteno zelf nog wat te zeggen. De auteur geeft aan dat als je de verwantschap tussen de fret en de hermelijn laat vallen ‘je volkomen losgezongen van de intuïtie’ vaart. De computer is dan de baas en het wordt niet duidelijk welke conclusies er getrokken moeten worden. Er kan dán volgens Alteno ‘geen zinnig woord over (…) gezegd’ worden.8 Alteno maakt er veel werk van, en zoals eerder gezegd, wordt dat ten zeerste gewaardeerd.
Voetnoten
‘De wereld is rond, als je steeds naar het westen reist kom je in het oosten’ – Bespreking van ‘Stenen Wachter’
“Hugo steekt de fakkel zo hoog mogelijk op en wijst met zijn andere hand naar de zolder. Talloze zwarte gevouwen figuurtjes hangen daar. Rafael huivert. Hij deelt de kerker met een kolonie vleermuizen. ‘Een paar honderd zwarte duiveltjes om jou te vermaken,’ zegt een slepende stem. Een kleine man stapt achter Hugo vandaan. In zijn hand blinkt een dolk. Hij grijnst vol leedvermaak. ‘Zal ik mijn dolk eens omhooggooien? Dan gaan ze leuk fladderen.’ ‘Nee, niet doen,’ raspt Rafaël benauwd.”
In 2022 verscheen er bij Den Hertog opnieuw een tienerboek van de geschiedenisleraar Henk Koesveld. Het verhaal in ‘Stenen Wachter’ speelt zich af tijdens de honderdjarige oorlog tussen Engeland en Frankrijk. Hoofdpersoon Rafaël is novice van een klooster nabij Coucy. Qua tijd speelt het verhaal zich specifiek af rond de Slag bij Poitiers.9, al wordt er ook met enige regelmaat terug gekeken naar de Slag bij Crécy.10 Al zijn de hoofdpersonen van het boek getuigen van de eerstgenoemde slag, is het hen daar toch niet om te doen. Ze zijn op zoek naar de schat van de Tempeliers. Maar ze zijn niet de enige die op zoek zijn. De hoofdpersonen worden iedere keer dwarsgezeten door Hugo en zijn mannen. Ook zij azen op deze schat van de ridders van de Tempelorde. Koesveld weet het meeslepend te schrijven, zodat je niet anders dan het boek in één adem uit wil lezen. Hoe zal het aflopen? Wat heeft de boodschap (het raadsel) op het perkament, ‘Stenen wachter waakt aan het water’, te maken met de schat van de Tempeliers? Uiteindelijk komen de hoofdpersonen achter de oplossing. Deze verklappen we hier niet, daarvoor moeten jullie echt het boek zelf lezen.
Boodschap
Naast een spannend jeugdboek bevat ‘Stenen Wachter’ ook zaken waar je even op moet kauwen. Bijvoorbeeld de uitspraak die schildknaap Christoffel deed toen hij Bernardus van Clairvaux citeerde: “In de stilte komt een mens stilaan thuis in zijn hart” (p.232). Daarnaast is het jeugdboek ook bijzonder leerzaam als het gaat om het dagelijkse leven in de middeleeuwen. Koesveld maakt korte metten met de gedachte dat men in de middeleeuwen geloofde dat de aarde plat was. Alhoewel we weten dat dit een mythe is, komt deze gedachte bij sommige atheïsten nog wel eens voor.11 Voor de volledigheid citeer ik Koesveld (p. 128-129):
“Rafaëls geduld is op. ‘Volgens de heer van Coucy staat er iets over de tempelridders in de oude annalen. Weet u dat?’ ‘Natuurlijk, daar heb ik al eens naar gezocht. “Tempelridders klopten in de nacht op de kasteelpoort van Coucy en werden binnengelaten. De volgende nacht vervolgden zij hun reis. Met zwaarbeladen wagens reden ze naar het westen.”’ ‘Het westen is zo ver, het kan overal zijn.’ ‘Juist, het westen gaat over de wereld tot in het oosten.’ ‘Dat snap ik niet.’ De oude monnik beschrijft een cirkel in de lucht. ‘De wereld is rond, als je steeds naar het westen reist kom je in het oosten, toch?’ ‘Wel een raar idee,’ mompelt Rafaël. De wereld rond, het zal best waar zijn. Waar reden de wagens van de tempelridders heen? Dat is veel belangrijker.”
Er wordt door Koesveld ook geciteerd uit Genesis (p. 174). Als monnik Antonie wordt begraven, slaat de abt een kruis en fluistert: ‘Pulvis es et in pulverem reverteris’. Dit wordt door novice Rafaël vertaald als ‘Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren’. In het sluitstuk van het boek wordt nog wat meer historische informatie gegeven. Zeer leerzaam!
Tenslotte
‘Stenen wachter’ is beslist de moeite van het lezen waard. Koesveld heeft niet alleen spannend geschreven voor tieners, ook volwassenen zullen het verhaal als meeslepend ervaren. De honderdjarige oorlog tussen Engeland en Frankrijk is, voor gewone Nederlander, een relatief onbekend historisch thema. Het is dan mooi dat Koesveld dit nu voor het voetlicht brengt. Het boek is te bestellen via de website van Den Hertog, of bij een lokale (christelijke) boekhandel. Het is altijd goed om de middenstand te ondersteunen.
Voetnoten
De eerste Nederlandse regionaltagung van Wort und Wissen – Verslag van deze conferentie in W+W-info
Op 25 november 2023 vond de eerste Nederlandse regioconferentie (regionaltagung) van Wort und Wissen plaats in Gouda (waar de wereldberoemde kaas vandaan komt). De conferentie werd georganiseerd in samenwerking met Stichting Creaton en stond in het teken van het overkoepelende thema “De grote vragen“. Met een snel groeiende schat aan informatie over het heelal, het leven en de bijbelse archeologie lijken deze grote vragen weer relevant te worden. De conferentie was in de eerste plaats gericht op docenten, die werkzaam zijn in het voortgezet onderwijs of aan de universiteit, en studenten, maar ook geïnteresseerden uit vele andere vakgebieden woonden het evenement bij.
Het totaal aantal deelnemers lag rond de 90 personen. Op de conferentie werden de volgende vier hoofdvragen behandeld: 1) Is de Bijbel historisch betrouwbaar? 2) Wat is de boodschap van het universum? 3) Verklaart natuurlijke selectie genetische informatie? 4) Is het heden de sleutel tot het verleden? De conferentie werd geopend door geoloog drs. Tom Zoutewelle, al lange tijd een vriend van Wort und Wissen, die al vele jaren een regelmatige bijdrage levert aan de Fachtagung Geologie. De uitstekende organisatie van deze eerste Nederlandse outreach door Wort und Wissen is ook, grotendeels, aan hem te danken. Hij is er altijd op gebrand geweest om in Nederland een groep wetenschappers bij elkaar te brengen die zich met Bijbelse wetenschap willen bezighouden. Dr. Peter Korevaar, natuurkundige en lid van het bestuur van Wort und Wissen, gaf de eerste lezing en nam ons mee in een reis door de kosmos, beginnend bij de zon en zo ons leidend naar de uiterste grenzen van onze kennis van het heelal. Hij legde vooral de nadruk op de verbazingwekkende fijnafstemming van de natuurwetten. Deze vormen een voorwaarde voor het feit dat geen enkele planeet zo gunstig is voor leven als onze thuisplaneet. De lezing eindigde met een reflectie over wat het betekent dat God de Schepper is van hemel en aarde.
Daarna sprak de archeoloog, en auteur van verschillende boeken van Wort und Wissen, dr. Peter van der Veen, via Zoom, over de oorsprong van het oude Israël. Het eerste boek van de Bijbel vertelt ons over de oorsprong en migratie van de voorouders van Israël in Mesopotamië, Kanaän en Egypte. In de laatste hoofdstukken van Genesis wordt de aartsvader Jozef benoemd tot onderkoning in de Nijlvallei, kort voordat een hongersnood de regio trof. Deze gebeurtenissen worden door veel seculiere geleerden afgedaan als mythen. In zijn lezing presenteerde dr. Peter van der Veen de resultaten van zijn jarenlange onderzoek. Hieruit blijkt dat archeologie, klimatologie en sociaal-politieke omstandigheden opmerkelijk goed overeenkomen met de bijbelse verslagen.
Tijdens de pauze was er volop gelegenheid om van gedachten te wisselen en in dialoog te gaan met de sprekers. Na de pauze besprak moleculair bioloog en Wort und Wissen-medewerker dr. Peter Borger het algemeen aanvaarde mechanisme van de evolutionaire ontwikkeling, namelijk natuurlijke selectie. Natuurlijke selectie is nog steeds het enige mechanisme dat in de moderne evolutiebiologie wordt aangehaald om de veronderstelde informatietoename in de loop van de natuurlijke geschiedenis in naturalistische (materialistische) termen te verklaren. In zijn lezing analyseerde Peter Borger dit principe, dat Darwin had voorgesteld, voor het ontstaan van soorten. De biologische gegevens geven aan dat natuurlijke selectie een biologisch feit is, maar dat het geen belangrijke rol speelt in het ontstaan of behoud van genetische informatie.
Drs. Tom Zoutewelle gaf vervolgens een lezing over een onderwerp uit de geologie. Hierin trok hij de oude geologische aanname in twijfel dat het heden de sleutel is tot het verleden. Zoutewelle toonde aan dat het catastrofisme op het punt staat opnieuw zijn intrede te doen in de geologie. De geschiedenis van de aarde wordt niet langer uitsluitend verklaard in termen van geologische processen zoals die zich vandaag de dag voordoen. Het is opmerkelijk dat het begrip voor deze visie is toegenomen, mede dankzij de huidige waarnemingen. De snelheid van geologische processen zoals vulkanisme, gebergtevorming, erosie en sedimentatie is moeilijk te verklaren met behulp van de (naturalistische, red.) geologische tijdschaal. De dag werd afgesloten met een discussieronde waarin het publiek de gelegenheid had om vragen te stellen aan de sprekers. Na afloop werden we benaderd door verschillende docenten en voorgangers die graag met ons zouden willen samenwerken in het apologetische en educatieve werk op scholen en in de kerkelijke gemeenten. Samenvattend kunnen we zeggen dat het een geslaagd seminar was dat zeker voor herhaling vatbaar is.
Noot van de redactie: Over deze conferentie hebben we al vaker geschreven op deze website. Allereerst natuurlijk de aankondiging van deze conferentie: https://oorsprong.info/creaton-en-wort-und-wissen-organiseren-op-25-november-2023-d-v-congres-over-de-grote-vragen/. Ten tweede een samenvatting van het RD-interview voorafgaande aan de conferentie, met organisator drs. Tom Zoutewelle: https://oorsprong.info/onverantwoorde-overgang-van-natuurwetenschappelijke-grenzen-interview-met-drs-tom-zoutewelle-in-het-reformatorisch-dagblad/.
Dit artikel is met toestemming vertaald uit Wort und Wissen Info. De volledige bronvermelding luidt: Borger, P., 2024, Erste W+W-Regionaltagung in den Niederlanden, Wort und Wissen Info 146 (originele Duitstalige artikel).
‘Frame schreef een toegankelijke en aantrekkelijke systematische theologie’ – Bespreking van ‘Systematic Theology’
John Frame schreef een toegankelijke en aantrekkelijke systematische theologie. Dat vinden anderen blijkbaar ook, gezien de wat curieuze reeks (het zijn er werkelijk tientallen) loftuitingen van anderen die als introductie opgenomen zijn. Het boek is feitelijk een compilatie en samenvatting van de vier eerdere delen die hij schreef in de serie ‘A Theology of Lordship’. ‘Lordship’ is ook in deze studie de rode draad. Gods ‘Heerschappij’ kenmerkt zich volgens Frame door drie aspecten: autoriteit, controle en presentie. Deze attributen vooronderstellen en impliceren elkaar: als God alle dingen onder controle heeft, dan zijn Zijn bevelen gezaghebbend en Zijn tegenwoordigheid onvermijdelijk. Dat brengt Frame op de volgende epistemologische triade in zijn theologie: in elke situatie is er sprake van normen, feiten en subjectiviteit. Dit betekent –aldus Frame- dat er in elke situatie sprake is van een normatief, een situationeel en een existentieel aspect. Deze benadering wordt door Frame vervolgens betrokken op elk aspect van de geloofsleer. Dat levert soms verrassende inzichten op (en is soms vermoeiend). Epistemologie is een specialiteit van Frame en dat betekent dat deze systematische theologie veel aandacht vraagt voor vragen aangaande de kennisleer. Hierbij toont Frame zich een aanhanger van de presupposationalistische school in de traditie van Cornelius van Til. Christelijke kennis is kennis onder gezag; daarom kan de zoektocht naar kennis niet autonoom zijn, maar dient ze onderworpen te zijn aan de Schrift, de ultieme vooronderstelling van alle kennis.
Wie Frame kent, herkent in dit boek zijn geheel eigen stijl. Die kenmerkt zich door weinig interactie met andere theologen en theologische discussies. Dat is een heel bewuste keus, die past bij de traditie van Westminster Theological Seminary en je ook tegenkomt bij zijn leermeester John Murray. In Frames optiek is theologie vooral Bijbelstudie, gericht op de toepassing hiervan op alle terreinen van het leven. Frame is kritisch op benaderingen die primair dogmenhistorisch zijn of al teveel ingaan op contemporaine discussies, terwijl de Schrift een marginale rol speelt. Hij wil vooral luisteren naar de Schrift zelf. De kracht daarvan is dat hij aandacht vraagt voor thema’s die soms weinig voor het voetlicht komen in handboeken voor systematische theologie. Heel bewust begint zijn boek dan ook met het schetsen van de hoofdlijn van het bijbelse verhaal aan de hand van kernwoorden als verbond, koninkrijk en Gods gezin.
De geloofsleer kent de volgende opzet: na de Godsleer volgt de Schriftleer en de kennisleer. Daarna volgt de leer aangaande de geestelijke wereld, de mens, de christologie, de pneumatologie, de ecclesiologie, de leer van de laatste dingen en een afsluitend gedeelte over de ethiek. Het is duidelijk te merken dat de eerstgenoemde drie delen het grootste deel van zijn boek innemen. Feitelijk zijn dit samenvattingen van zijn grotere publicaties over deze themata, aangevuld met een aantal nieuwe hoofdstukken die samen de hele geloofsleer completeren.
Sterk is Frame in zijn behandeling van notoir lastige aspecten uit de geloofsleer, zoals het probleem van het kwaad, Gods soevereiniteit en menselijke vrijheid e.d. Hij toont aan dat een calvinistische benadering van deze vragen sterke antwoorden geeft. Hoewel een calvinist gelooft dat Christus stierf om de zaligheid van de uitverkorenen te garanderen, betekent Zijn dood ook dat allen de mogelijkheid van redding verschaft wordt, zodat ook een calvinist volgens hem het volste recht om tegen mensen te zeggen dat God hen liefheeft – ook als zij uiteindelijk verloren gaan. Regelmatig wordt je getroffen door zijn inzichten (zoals de behandeling van Gods ootmoed in de eigenschappenleer) en zijn praktische advies hoe je in pastorale dilemma’s het Woord van God op de concrete situatie van anderen dient toe te passen.
Sommige thema’s worden wel erg beknopt behandeld (zoals de leer van de laatste dingen). Maar over het algemeen is het een complete geloofsleer die met name studenten en predikanten veel te bieden heeft en zich, juist vanwege de grote aandacht voor de Schriftgegevens, uitstekend leent als achtergrondmateriaal voor Bijbelstudie of preekvoorbereiding (bijv. leerdiensten).
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Theologia Reformata. De volledige bronvermelding luidt: Klaassen, M., 2017, John Frame, Systematic Theology, Theologia Reformata 60 (1): 100-101 (Artikel).
Watervogel zit er warmpjes bij
Onze rivierdijken bieden een fraai uitzicht over riviernatuur en uiterwaarden. Zo ligt er tussen de dijk en de Maneswaard bij Opheusden een stroompje, hier en daar omzoomd met riet. Hét Gemeente Nieuws van 10 april toonde een foto van een hier broedende Meerkoet.12 Op 16 april nam ik op en bij het nest zes kleine jongen met eitand waar en niet ver er vandaan een Futennest. Daarom nu aandacht voor deze soort.
De Fuut is de grootste en de meest algemeen voorkomende fuut in ons land. Futen in broedkleed vallen op door de roodachtig-bruine en zwarte bakkebaarden en de donkere kuif die fel contrasteren met het witte gezicht. De dolkachtige snavel maakt duidelijk dat de soort vooral een viseter is. Opmerkelijk is dat Futen (eigen) veren eten! Het kan zijn dat veren het uitbraken van onverteerbaar voedsel bevorderen. De vogel op de foto is in april begonnen met broeden. Broedduur 25-29 dagen. Nest op platform in water, verankerd aan rietstengels. Het nest bestaat uit doorweekte en rottende plantendelen. U ziet ook vers plantenmateriaal.
Het grootste deel van het drijvende nest ligt onder water. Het drijven komt zowel door lucht in de rietstengels als door rottingsgassen. Het nestmateriaal is zo dicht op elkaar gedrukt dat deze gassen niet kunnen ontsnappen. Bij het rotten komt warmte vrij. Deze warmte speelt veelal geen rol bij het broeden maar maakt dat de vogel er vermoedelijk toch wat warmpjes bij zit en bij verlaten nest de eieren niet gelijk afkoelen!
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Watervogel zit er warmpjes bij, Het GemeenteNieuws 23 (19): 7.
Voetnoten
‘Counet overvraagt steeds de wetenschap en constateert dan dat ze aan zijn verwachting niet voldoet’ – Bespreking van ‘Het absurde universum’
Je moet het maar durven: een boek schrijven met vier delen getiteld ‘Onmogelijkheden’, ‘Niets’, ‘Alles’ en ‘Absurdum’. Counet deed het en met zulke titels trekt hij natuurlijk wel de aandacht. Om de aandacht er bij te houden wordt er wel heel wat van de lezer gevraagd. Het absurde universum gaat namelijk over de meest geavanceerde delen van de natuurwetenschappen en dat is geen eenvoudige kost.
Counet legt het allemaal uit, maar doet dat voortdurend op een wat badinerende manier, omdat hij wil laten zien hoe verschrikkelijk abstract en ingewikkeld de theorieën in dit domein zijn. Daardoor wordt niet altijd recht gedaan aan de serieuze poging om iets van de ingewikkelde fysische werkelijkheid te begrijpen.
Het boek roept daarom dubbele gevoelens op. Enerzijds slaagt het er goed in om de lezer te overweldigen met de ogenschijnlijk absurde theorieën die in de moderne natuurwetenschappen ontwikkeld worden, anderzijds wordt op deze manier die wetenschap wel erg gemakkelijk weggezet. In zekere zin maakt de auteur wat misbruik van het feit dat hij schrijft voor niet-ingevoerden en die zijn natuurlijk veel makkelijker te overrulen dan de expert. Het is goed om te benadrukken dat de natuurwetenschappen beperkt zijn in hun vermogen om de fysische werkelijkheid te doorgronden. Tegelijk moet je je verwachtingen van de wetenschap afstemmen op die beperkingen en pas dan komt wetenschap tot zijn recht. Counet overvraagt steeds de wetenschap en constateert dan dat ze aan zijn verwachting niet voldoet. Maar is dat een goede reden om de natuurwetenschappelijke theorieën dan naar het rijk der fabelen te verwijzen? Dat gaat toch wel erg ver. Hoe ingewikkeld de fysische werkelijkheid ook blijkt te zijn, zeker een christen-wetenschapper zal geloven dat ze op de een of andere manier orde vertoont, omdat haar Schepper die orde heeft ingesteld en onderhoudt. Dat die orde minder eenvoudig blijkt te zijn dan we vroeger dachten, mag zo zijn. Dat betekent niet dat we het zoeken naar de ingewikkeldere orde dan maar moeten staken.
Counet pleit ervoor om het mysterie in de werkelijkheid te omarmen. Dat is helemaal terecht. Wetenschap neemt echter nooit het mysterie weg. Hoe het kan dat die werkelijkheid op zo’n complexe manier toch orde vertoont, is een raadsel dat zich alleen in het geloof in God oplost. Dan leidt natuurwetenschap tot verwondering over een God Die zo’n complexe werkelijkheid schiep dat het ons steeds meer tot verbijstering wekt.
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Vries, M.J. de, 2024, Boekbesprekingen, De Waarheidsvriend 112 (19): 19.
‘Hoe de grootste wetenschapper van de geschiedenis wist wat er 250 jaar later zou gebeuren’ – Science4Truth interviewt dr. ir. Kees Roos
Science4Truth interviewt dr. ir. Kees Roos. Het interview verscheen op 8 maart 2024 en duurt iets meer dan 22 minuten. Dr. ir. Kees Roos is een wiskundige en ondertussen emeritus-hoogleraar aan de TU Delft. In de video laat hij zien dat het mogelijk is om tegelijkertijd wetenschapper en christen te zijn. Dr. Roos heeft diverse prijzen gewonnen en diverse wiskundige publicaties op zijn naam staan. Afgelopen jaren deed hij onderzoek naar het leven en het werk van de bekende natuurkundige Isaac Newton. De onderstaande video is in het Engels en bevat Engelstalige ondertiteling.
Dr. ir. Kees Roos was eerder over dit onderwerp te gast in het YouTube-programma van dr. James Tour. Deze bijdrage is hier te vinden.
COLUMN: Leugenachtige stenen
Of je het nu wilt geloven of niet, de wetenschap heeft een gouden zondvloedgeologietijdperk achter de rug. Een ‘gouden eeuw’, zeg maar. Zo schreef de Britse hoogleraar John Woodward in 1695 in een boek dat de Genesis-vloed verantwoordelijk was voor de vorming van aardlagen. De eveneens Britse zondvloedgeoloog Thomas Burnet dacht dat de aardkorst was ingestort en dat dit de Bijbelse vloed had veroorzaakt. Ook wetenschappers als Nicolaus Steno en William Whiston waren overtuigd van de historiciteit van een zondvloed. Deze ‘gouden eeuw’ ging ook Nederland niet voorbij.
In dit gouden zondvloedgeologietijdperk leefde een man met de weledel klinkende naam Johann Bartholomeus Adam Beringer. Hij was hoofd van de medische faculteit aan de universiteit van Würzburg en een verwoed verzamelaar van alles wat met fossielen te maken had. Daarnaast was hij diep overtuigd van het bestaan van God en dat alle vormen van wetenschapsbeoefening alleen bestonden bij de gratie van God. Van de fossielen dacht Beringer dat God ze als Formeerder Zelf had verstopt voor Zijn eigen genoegen. Met zijn behoudende uitspraken over God en zijn toch wel arrogante houding maakte Beringer onder zijn collega’s aan de universiteit steeds meer vijanden. Er werd besloten hem eens flink in de maling te nemen…
Op een dag kwamen er drie jongens bij Beringer. Ze gaven hem stenen met afbeeldingen van dieren, planten en hemellichamen met flarden van Hebreeuwse en Arabische tekens die het woord ‘God’ vormden. Beringer had niet door dat deze ‘fossielen’ nep waren en dacht dat dit het ultieme bewijs was dat God ze voor Zijn eigen genoegen had verstopt. Beringer schreef vol enthousiasme in zijn boek: ‘God, de grondlegger der natuur, zal uw geest vullen met lofprijzing en met de volmaaktheid die deze wonderbaarlijke voorwerpen uitstralen.’ Beringer kreeg ook de locatie van de vindplaats door van de jongens en deed meer opgravingen van dergelijke ‘fossielen’. Hij had niet door dat ze in de grond waren gestopt door zijn collega’s. Trots vertrok hij met al zijn vondsten huiswaarts en in 1727 schreef hij zijn boek Lithographiae Wirceburgensis waarin hij de vondsten rijk geïllustreerd weergaf.
Totdat hij op een dag een ‘fossiel’ tegenkwam met zijn eigen naam erop… Toen ontdekte hij dat hij was bedrogen. Twee collega’s hadden de jongens ingehuurd en dit vuile werkje door hen laten opknappen. Het boek van Beringer was helaas al gedrukt. Om zijn goede naam te redden ging Beringer naar de rechter. Hij werd in het gelijk gesteld en zijn collega’s werden op staande voet ontslagen. Vanaf dat moment zijn de stenen van Beringer bekend als leugenstenen. En ze zijn nog steeds te zien in het Teylers Museum in Haarlem.
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Weet Magazine. De volledige bronvermelding luidt: Meerten, J.W. van, 2016, Leugenachtige stenen, Weet 40: 33.
Rentmeesterschap over schepping bloeit op tussen bevel en belofte
Dit artikel is samen geschreven met Henrik van de Ruitenbeek.
„Ik geloof in God de Vader, Schepper van hemel en aarde”, zo wordt in onze kerken elke zondag het geloof beleden. De schepping heeft een belangrijke plek in christelijk geloof en de mens draagt verantwoordelijkheid voor politieke en persoonlijke zorg voor Gods schepping. Dit gaat van het begin tot het eind, van de hof van Eden tot het nieuwe Jeruzalem.
De mens wordt door God in de schepping geplaatst om die te „onderwerpen en over haar te heersen” (Genesis 1:28). De schepping was goed, zeer goed. Er was nog wel een taak voor de mens. De schepping moest bebouwd en bewaard worden (Genesis 2:15). Toch is er wel wat veranderd na Genesis 3. De aarde is vervloekt geworden (Genesis 3:17) en „bouwen en bewaren” werd lastiger. Dit heeft in de geschiedenis ook op het vlak van rentmeesterschap tot ontwrichting geleid. Zeker de laatste decennia heeft de aarde veel te verduren van de mens die leeft met het motto: ”alles uit de wereld halen wat erin zit”. Maar in Genesis wordt het heersen nauw verbonden met het naar Gods beeld geschapen zijn. Gods karakter moet dus onze omgang met de aarde bepalen.
Genieten
Het goede van de schepping is door de zondeval gelukkig niet volledig verloren gegaan. Daarom is het een Bijbelse notie om te genieten van de schepping. Dit kan op allerlei manieren, zoals het bewonderen van een prachtig landschap, het beklimmen van een ruige berg, het bestuderen van ecosystemen of het maken van een mooi gedicht over de schoonheid van de schepping. Juist als christenen behoren we ons te verheugen over Gods heerlijkheid in de schepping. „Verhef U, o God, (…) Uw eer over de ganse aarde” (Psalm 108:6).
Genieten is echter een kunst waarbij het niet gaat om hoeveelheid maar om onze houding. Inhaligheid maakt innerlijk arm. Zo bidt Agur in Spreuken 30:8: „Armoede of rijkdom geef mij niet, voed mij met het brood mijns bescheiden deels.” Ook de Heere Jezus waarschuwt regelmatig tegen hebzucht (Lukas 16:19-31), gierigheid en bezorgdheid (Mattheüs 6:25-34). Overvloed of rijkdom kan juist een struikelblok zijn om Gods koninkrijk in te gaan (Mattheüs 19:24). Het is niet voor niets dat matigheid een vrucht van de Geest genoemd wordt (Galaten 5:22). We hoeven iets niet in grote mate te bezitten om er toch in grote mate van te genieten. Genieten van genoeg.
Een groot politiek thema dat gelinkt is aan de schepping is klimaatverandering. Hoewel dit thema vanuit allerlei verschillende motieven en ideologieën aangegrepen wordt, heeft het in de kern alles te maken met rentmeesterschap. Zo valt het klimaatbeleid praktisch uiteen in enkele concrete onderwerpen, zoals de energietransitie, het landbouwbeleid en duurzaamheid. Daarbij kan het een verleiding zijn té snel te willen gaan. Wie een brede stroom met een sprong wil oversteken, valt in het water. Het is verstandiger om van steen naar steen te springen. Ondertussen moet dit geen excuus zijn om niets te doen en alles bij het oude te laten. Wél moeten de stappen zo gezet worden dat de burger redelijke alternatieven heeft vóór de vervuilende optie zwaarder belast wordt.
Zelf aan zet
Naast de politiek zijn we echter ook zelf aan zet. Juist voor een christen moet het gewicht van rentmeesterschap over Gods schepping wegen. Dat kunnen we heel concreet maken. Niet met het oogmerk om de wereld te verbeteren maar om te leven vanuit liefde tot God en de naaste. Doe warmere kleding aan en zet de kachel standaard enkele graden lager. Douch minder vaak en minder lang. Gebruik de fiets in plaats van de auto. Gebruik de trein in plaats van het vliegtuig. Verder is zuinig zijn een belangrijk aspect. Niet vrekkig of gierig, maar zuinig omdat God het jou geeft. Recycle kleding en koop ook tweedehandskleding. Doe zo lang mogelijk met elektronische apparatuur, zolang die functioneert, en neem traagheid of geringere functionaliteit voor lief. Is iets kapot? Laat het repareren of breng het naar de daarvoor bestemde ophaalpunten, zodat het gerecycled kan worden. Gebruik een brooddoos in plaats van plastic zakjes voor je lunch. Laat (plastic) afval niet slingeren, maar scheid het en breng het op de juiste plek. Het is belangrijk op te merken dat deze lijst niet volledig is. Het laat echter zien dat verantwoordelijk nemen kan én moet.
Niet ons project
Met alleen technische oplossingen zijn we er dus niet. Meer nog telt onze levenshouding. Die wordt niet alleen bepaald door de schepping (het bevel) maar ook door het einde (de belofte). God geeft Zijn schepping niet op, maar zet haar straks vernieuwd voort. De schepping zucht en is in barensnood. Zij verwacht samen met de kinderen van God (u ook?) de vernieuwing en ziet uit naar de toekomst van Christus, waarin de wereld gereinigd zal worden van al het kwaad (Kolossenzen 1:20; 2 Petrus 3:12). Wie dit vergeet, loopt het gevaar het aardse of materiële als minderwaardig te beschouwen.
We zijn naar het beeld van God geschapen en dat moet ons heersen over deze aarde stempelen. Door en na de zondeval is de mens in onmatigheid vervallen. Maar God komt de aarde, déze aarde, vernieuwen. Tussen dit bevel en deze belofte mogen wij genieten van genoeg. Zoals een lied zingt: „Laat dan mijn hart U toebehoren (…) Dan is het aardse leven goed, omdat de hemel mij begroet” (Aan u behoort, O Heer der Heeren). Dan is het niet mijn eigen project. De zaligmakende genade leert ons immers de wereldse begeerten te verloochen en bezonnen te leven (Titus 2:11-12). Dat is niet links of rechts maar rechtvaardig.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Damme, N. van, Ruitenbeek, H. van de, 2024, Rentmeesterschap over schepping bloeit op tussen bevel en belofte, Reformatorisch Dagblad 53 (297): 25 (artikel).
Kerk en slavernij? (15) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk
Slavernij is verwerpelijk en de regering heeft excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid. In het navolgende gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. Maar als er naar de kerk wordt gewezen in verband met slavernij, dan moet dit met onderbouwing gebeuren.
Inleiding
Het boek Staat & slavernij staat onder redactie van R.M. Allen cs.13 R.M. Allen is hoogleraar aan de Universiteit van Curaçao. Het boek telt 480 pagina’s en kent 49 stukjes. Tussen een inleiding en een nabeschouwing bevinden zich 4 delen: deel 1 actuele vraagstukken; deel 2 slavernij, afschaffing en doorwerking; deel 3 Nederlandse koloniale slavernij wereldwijd; deel 4 vroege vorming van slavernij en kolonialisme. In dit artikel zullen enkele algemene opmerkingen worden gemaakt. In een volgend artikel komt de gereformeerde kerk aan de orde.
Enkele opmerkingen
De auteurs van het boek noemen veel behartenswaardige zaken: waar onder het gebrek aan aandacht dat er in Nederland is geweest bij wetenschap en overheid. In de inhoud van het onderwijs wordt weinig aandacht aan slavernij geschonken. Slavernij is een misdaad tegen de menselijkheid. Daarom wordt er, ook door lokale overheden, onderzoek gedaan naar de rol van de overheid. Steeds meer steden onderzoeken hun betrokkenheid bij slavernij: onder andere Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht.
Het perspectief van de gebieden waar slavernij was en dat van de slaafgemaakten en hun nakomelingen moet in acht worden genomen. Zo is het onderwijs inzake slavernij op de Nederlandse Caribische eilanden multiperspectief. De afschaffing van de slavernij wordt besproken. Na de afschaffing is er voor de voormalige slaafgemaakten vrijheid in afhankelijkheid en armoede.14 Hierbij moet worden opgemerkt dat de vrijgemaakte slaafgemaakten daarmee in dezelfde positie kwamen als vele Nederlanders. In de behoefte aan arbeidskrachten wordt voorzien door het aantrekken van contractarbeiders. Hier wordt gesproken van onvrije arbeid. Daarvan kan men ook in Nederland spreken.
Na de afschaffing van de slavernij was er een overgang naar een vrije economie. Deze vrije economie was niet goed voor de bevolking, omdat die vrij was zonder bron van inkomsten. Een belangrijk punt uit het boek is ook dat de overheid een belangrijke belastingopbrengst heeft uit de koloniale handel.
In Nederlands Noord Amerika, onder andere in New York, speelde de Nederlandse Hervormde Kerk een belangrijke rol.15 Dit is onjuist. In 1771 werd het Gereformeerde kerkverband in Amerika zelfstandig. Aan de Dordtse kerkorde werd een anti-discriminatiebepaling toegevoegd.16 De Nederlandse Hervormde Kerk is pas in 1816 opgericht. Contacten van Amerikaanse Gereformeerde gemeenten17 waren met de Classis Amsterdam, die daar deputaten voor had aangesteld. De Classis Amsterdam behoorde bij de Synode van Holland. Beschrijvingen van de slavernij door de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), West-Indische Compagnie (WIC) en Sociëteit van Suriname in de hele wereld worden gepresenteerd. Ik zag Formosa er niet bij staan. Hiervoor kan worden verwezen naar het lezenswaardige boek van P. Winsemius.18
Conclusies
Aan het eind van het boek worden enkele conclusies getrokken. Ik noem er drie:
- Grote, met name private delen van de Nederlandse samenleving waren direct en grootschalig bij slavernij betrokken.19 Dit waag ik te betwijfelen. Op de Nederlandse omstandigheden kom ik nog terug in de afsluitende artikelen.
- Vormen van arbeidsdwang vormden de basis voor moderne ongelijkheden.20 Als dat zo is dan is dat ook in Nederland het geval.
- De ongelijke verdeling van kennis, middelen en toegang tot wetenschap, debat en beleidsvorming binnen het Nederlandse Koninkrijk vraagt om verandering en een gelijke verdeling.21 De punten 2 en 3 zijn, zoals gezegd, voor Nederland niet anders. De Nederlandse context wordt er onvoldoende bij betrokken.
Afsluiting
In het boek gaat het over het Nederlandse koloniale slavernijverleden. Nederland was echter tot 1798 geen eenheidsstaat, maar een federatief verband van gewesten. Met name waren het de gewesten Holland en Zeeland die met de koloniale handel en met de slavernij te maken hadden. Aan de staat had apart aandacht moeten worden besteed evenals aan de private bedrijven VOC, WIC en Sociëteit van Suriname. Aan deze en andere hierboven genoemde punten zal in de afsluitende artikelen aandacht worden besteed.
© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!