Home » Column » COLUMN: Leugenachtige stenen

COLUMN: Leugenachtige stenen

Of je het nu wilt geloven of niet, de wetenschap heeft een gouden zondvloedgeologietijdperk achter de rug. Een ‘gouden eeuw’, zeg maar. Zo schreef de Britse hoogleraar John Woodward in 1695 in een boek dat de Genesis-vloed verantwoordelijk was voor de vorming van aardlagen. De eveneens Britse zondvloedgeoloog Thomas Burnet dacht dat de aardkorst was ingestort en dat dit de Bijbelse vloed had veroorzaakt. Ook wetenschappers als Nicolaus Steno en William Whiston waren overtuigd van de historiciteit van een zondvloed. Deze ‘gouden eeuw’ ging ook Nederland niet voorbij.

Drie leugenstenen tentoongesteld in het Sneckenberg Naturmuseum in Frankfurt. Bron: Wikipedia.

In dit gouden zondvloedgeologietijdperk leefde een man met de weledel klinkende naam Johann Bartholomeus Adam Beringer. Hij was hoofd van de medische faculteit aan de universiteit van Würzburg en een verwoed verzamelaar van alles wat met fossielen te maken had. Daarnaast was hij diep overtuigd van het bestaan van God en dat alle vormen van wetenschapsbeoefening alleen bestonden bij de gratie van God. Van de fossielen dacht Beringer dat God ze als Formeerder Zelf had verstopt voor Zijn eigen genoegen. Met zijn behoudende uitspraken over God en zijn toch wel arrogante houding maakte Beringer onder zijn collega’s aan de universiteit steeds meer vijanden. Er werd besloten hem eens flink in de maling te nemen…

Op een dag kwamen er drie jongens bij Beringer. Ze gaven hem stenen met afbeeldingen van dieren, planten en hemellichamen met flarden van Hebreeuwse en Arabische tekens die het woord ‘God’ vormden. Beringer had niet door dat deze ‘fossielen’ nep waren en dacht dat dit het ultieme bewijs was dat God ze voor Zijn eigen genoegen had verstopt. Beringer schreef vol enthousiasme in zijn boek: ‘God, de grondlegger der natuur, zal uw geest vullen met lofprijzing en met de volmaaktheid die deze wonderbaarlijke voorwerpen uitstralen.’ Beringer kreeg ook de locatie van de vindplaats door van de jongens en deed meer opgravingen van dergelijke ‘fossielen’. Hij had niet door dat ze in de grond waren gestopt door zijn collega’s. Trots vertrok hij met al zijn vondsten huiswaarts en in 1727 schreef hij zijn boek Lithographiae Wirceburgensis waarin hij de vondsten rijk geïllustreerd weergaf.

Totdat hij op een dag een ‘fossiel’ tegenkwam met zijn eigen naam erop… Toen ontdekte hij dat hij was bedrogen. Twee collega’s hadden de jongens ingehuurd en dit vuile werkje door hen laten opknappen. Het boek van Beringer was helaas al gedrukt. Om zijn goede naam te redden ging Beringer naar de rechter. Hij werd in het gelijk gesteld en zijn collega’s werden op staande voet ontslagen. Vanaf dat moment zijn de stenen van Beringer bekend als leugenstenen. En ze zijn nog steeds te zien in het Teylers Museum in Haarlem.

WEET MAGAZINE: NOG GEEN ABONNEE?
Het bovenstaande artikel is overgenomen uit Weet Magazine nummer 40 (zie hiernaast). Weet Magazine is een populair-wetenschappelijk creationistisch tijdschrift waarin ingewikkelde wetenschappelijke onderwerpen eenvoudig worden uitgelegd en op een bijbelgetrouwe manier worden besproken. Daarnaast brengt het tijdschrift bij kennis over creationistische wetenschapsbeoefening. Nog geen abonnee van Weet Magazine? Dat kan natuurlijk niet! Ga snel naar de website van Weet Magazine en sluit vandaag nog een abonnement af!

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Weet Magazine. De volledige bronvermelding luidt: Meerten, J.W. van, 2016, Leugenachtige stenen, Weet 40: 33.