Home » Gastbijdrage » Verwarring over Genesis (2) Stamt de mens van dieren af?

Verwarring over Genesis (2) Stamt de mens van dieren af?

Steeds vaker wordt door christenen geaccepteerd dat mensen van dieren afstammen. Er zouden op allerlei plaatsen vormen van mensen of ‘mensachtigen’ ontstaan zijn.

Bioloog en wetenschapsjournalist René Fransen schrijft: ‘Het zou kunnen zijn dat ook Adam en Eva apart zijn gezet uit de vroege steentijdcultuur, om een ontmoeting te hebben met God. Op die manier zou de homo sapiens, de denkende mens, veranderen in de Homo divinus, de goddelijke mens.’ De tuin waarin zij leefden, de Hof van Eden, zou volgens hem een bijzondere plaats zijn, waar regelmatig een ontmoeting met God plaatsvond.

“Van creationistische kant zijn er vele tientallen bezwaren aangebracht tegen de evolutie. Maar niet alleen van die zijde.” Bron: Pixabay.

Adam en Eva zijn in deze benadering de eersten van een nieuwe klasse mensen geweest. Hun zondeval betreft niet slechts hun lichamelijk nakomelingen, maar de gehele mensheid. De fout van een koning of gezinshoofd kan immers gevolgen hebben voor het hele volk of het hele gezin (Sterrenstof, hfst.10).

In deze beschouwing worden Genesis 1 tot en met 3 erg vrij geïnterpreteerd. Met name de afstamming van de mens van een dier lijkt mij in onoverkomelijke tegenspraak met Genesis 2:7. God formeerde de mens uit de aardbodem en blies een afzonderlijke levensadem in de neus. Zo werd de mens tot een levend wezen. Ook al heeft God Zich aangepast aan ons taalgebruik en beeldend gesproken in deze hoofdstukken, er staat niet: God nam een rib van een dier (bijvoorbeeld een soort aap) en bouwde daaruit de mens. Het is duidelijk dat God de mens in een afzonderlijke scheppingshandeling maakte en daarbij ‘stof ’ gebruikte. Op deze punten komt de evolutietheorie in strijd met de weergave in Genesis. En als we een afzonderlijke scheppingsdaad aannemen bij de mens, waarom kan dat dan ook niet bij planten en dieren het geval zijn?

Ds. G. Boer

In hervormd-gereformeerde kring heeft ds. G. Boer een halve eeuw geleden zijn boek ‘Ik ben de Alpha’ gepubliceerd (1964). Hij geeft daarin aan dat de wetenschap gerust mag doorgaan om de geheimen van het heelal te ontsluieren. De geologie en paleontologie mogen hun hart ophalen, mits de beoefenaars maar klein genoeg zijn om God in Zijn werk groot te maken. Boer moet echter niets hebben van de mening dat planten overgegaan zijn in dieren of dieren in mensen. ‘De evolutietheorie, dat is die leer die alles uit één oercel laat ontwikkelen, is daarom goddeloos, omdat zij het schepsel prijst boven de Schepper.’ Het is zeker mogelijk dat God ontwikkelingsprocessen gebruikte, maar het is volgens hem altijd nog een onbewezen veronderstelling dat de mens via de weg van ontwikkeling van het dier zou afstammen.

Nieuwe Testament

In de evangeliën blijkt dat Jezus Adam en Eva als het eerste mensenpaar beschouwde (Matth. 19:3-6; Mark. 10:3-9) en dat wordt gedateerd als ‘het begin van de schepping’. In het boek Handelingen wijst de apostel Paulus op de God Die de wereld gemaakt heeft. ‘Hij maakte uit één bloed heel het menselijke geslacht om op heel de aardbodem te wonen’ (17:26).

Petrus noemt de opvatting ‘Want vanaf de dag dat de vaderen ontslapen zijn, blijven alle dingen zoals van het begin van de schepping’ (2 Petr. 3:4). Dit gedeelte gaat uit van een gelijktijdigheid van schepping en mensheid. In Openbaring 22:2 en 3 is sprake van een rivier van Water des levens en van de Boom des levens. ‘En geen enkele vervloeking zal er meer zijn.’ Hier wordt duidelijk dat de paradijselijke situatie hersteld zal worden.

Laat het begin van Genesis om allerlei redenen omstreden zijn, voor christenen behoren deze nieuwtestamentische gedeelten gezag te hebben, niet slechts als een latere interpretatie, maar vooral als een gezaghebbend getuigenis.

Evolutieleer

Wat mij in de recente discussies herhaaldelijk opvalt, is dat onderdelen van de evolutieleer ingepast moeten worden in het christelijke denken. Voor alle duidelijkheid: het evolutionisme als levensbeschouwing wordt door christenauteurs afgewezen en God wordt als Schepper beleden. Bij hen die het begin van Genesis anders willen lezen dan op de klassieke wijze, is vaak een bepaalde teleurstelling in het creationisme te merken (ten minste voor zover men daar kennis van heeft genomen) en die richting wordt vaak op een simplistische manier weggeschreven.

Het is waar dat vanuit creationistische hoek in het verleden onhoudbare uitspraken gedaan zijn, maar de vraag is dan wel: hoe houdbaar is de evolutietheorie? Dat bedoel ik vooral wetenschapstheoretisch: wat zijn legitieme uitspraken in de wetenschap en wat niet? Hoe houdbaar zijn de vooronderstellingen en de resultaten?

Van creationistische kant zijn er vele tientallen bezwaren aangebracht tegen de evolutie. Maar niet alleen van die zijde. Een voorbeeld is Rob van de Weghe. Hij was ongelovig en stond negatief tegenover het christelijk geloof. Op veertigjarige leeftijd had hij zoveel verdiend, dat hij zich kon terugtrekken uit het zakenleven. Nadat hij noodgedwongen een keer een kerkdienst bijwoont, besluit hij de waarheidsclaims van het christelijk geloof te onderzoeken en hij vermoedt dat hij die in korte tijd wel onderuit kan halen.

Toch raakt hij steeds meer onder de indruk van de argumenten vóór het christelijk geloof en op den duur verwerpt hij ook de evolutietheorie. In zijn apologetische boek ‘Gefundeerd geloof. Zinnige argumenten om christen te zijn’ (2008) schrijft hij: ‘Het proces van de evolutie en ook de handeling van de schepping kunnen niet worden geobserveerd of herhaald en daardoor blijven beide modellen onbewezen. (…) Dus, evolutie – net als schepping – is slechts een model dat wordt gebruikt om datgene wat wij waarnemen in de wereld, zoals wij die kennen, uit te leggen. Het is geen feit, geen natuurlijke wet, het is niet eens een wetenschappelijke theorie, maar gewoon een model!

Wolkenkrabber

Ook de Wageningse hoogleraar Han Zuilhof gaf in zijn inaugurele oratie ‘Alles is altijd ingewikkelder’ (april 2008) stevige kritiek op de evolutietheorie. Hij schetst drie problemen waar hij als organisch chemicus tegenaan loopt: het ontstaan van chiraliteit (louter linksof rechtsdraaiende moleculen), het langdurig behoud van chiraliteit en het gebruik ervan in de zogenaamde RNA-wereld. Hij maakt duidelijk dat de theorieën over het ontstaan van het leven verbijsterend onwaarschijnlijk zijn. In beeldspraak: ‘Het gebouw staat niet op een degelijk fundament, in de wolkenkrabber van de evolutieleer is de begane grond nog geen begaanbare grond. Hier is sprake van een significant probleem, zeker omdat de evolutietheorie zo’n grote rol speelt in de hedendaagse wetenschap. ( …) in de wolkenkrabber van de evolutietheorie kan ik vanaf de eerste verdieping eigenlijk alleen maar toeschouwer zijn. Als je eenmaal binnen bent, bieden al die hoge verdiepingen prachtige vergezichten, maar je kunt er momenteel als wetenschapper niet fatsoenlijk binnen komen.

Bij velen die schepping en evolutie willen combineren, is een oprechte behoefte om zo min mogelijk struikelblokken voor christelijke wetenschappers op te werpen. Heeft de kerk niet eerder Galilei afgewezen? Voordat we die weg gaan, is het echter wel nodig onderscheid te maken tussen waarnemingen en projecties. Charles Darwin is niet op de evolutietheorie gekomen door waarneming, maar vooral door de publicaties van zijn grootvader Erasmus Darwin, geschriften die mede ingegeven waren door een sterk antichristelijke houding. De waarnemingen door de kleinzoon over de variaties binnen de soorten geven onvoldoende reden om over te gaan op een ontwikkeling van de ene naar de andere soort.

Consequenties
Het is goed te beseffen dat de aanname van een theïstische evolutie tot een andere opvatting over inspiratie van de Bijbel leidt. Waar komt Genesis 1 vandaan? Heeft God Zich zo geopenbaard aan mensen? Dan moeten we het accepteren zoals het tot ons komt, al roept het bericht bij ons veel vragen op, zoals trouwens alle eeuwen van de kerkgeschiedenis al het geval geweest is. De andere mogelijkheid is om het hoofdstuk te beschouwen als het product van menselijk nadenken over de schepping, al of niet met behulp van Gods Geest.

De kerk der eeuwen heeft steeds gekozen voor de eerste benadering. Als we kiezen voor een menselijke beschrijving of een kaderopvatting, heeft dat duidelijk gevolgen voor de inspiratieleer. Dat is ook het geval met de Godsleer: dan is God niet meer Degene Die alles goed geschapen heeft, maar Degene Die door dood en verderf in een lange reeks van talrijke mislukkingen op den duur nieuwe soorten heeft gemaakt. De opvattingen over de schepping, zoals in Genesis 1 tot en met 3 beschreven, vormen een fundament. Wie het fundament verandert, zal moeten beseffen dat het hierop gebouwde huis nooit hetzelfde kan blijven.

De methode om deze hoofdstukken en andere Bijbelgedeelten als een elastiek uit te rekken totdat er enige onderdelen van de evolutiezienswijze in passen, blijft een moeilijke en zeer omstreden werkwijze.

Een andere manier van werken is het accepteren wat er staat, als Gods openbaring, en tevens het aanvaarden van onze beperktheid, dat wij geen oplossing hebben voor allerlei lastige vragen en moeilijke details in die hoofdstukken. We mogen geen evolutionistische of creationistische theorieën inlezen in deze hoofdstukken. Het blijven teksten die ons voorstellingsvermogen te boven gaan.

Maar vanuit de compositie van het boek Genesis is wel duidelijk dat God deze wereld niet al te lang geleden geschapen heeft, in een situatie die ‘goed’ was, dat Adam en Eva de eerste mensen waren, van wie het gehele menselijke geslacht afstamt, en dat door toedoen van deze eerste mensen de schepping in een vervallen positie kwam.

Dit geloof is ook door de kerk der eeuwen beleden, vaak in oppositie tot andere opvattingen. Dat geloof is ook de basis voor het uitzicht dat niet door een geleidelijke evolutie, maar door Gods directe ingrijpen, een nieuwe hemel en aarde zullen ontstaan.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Paul, M.J., 2009, Verwarring over Genesis [2] Stamt de mens van dieren af?, De Waarheidsvriend 97 (12): 8-9.