Home » Gastbijdrage » Verwarring over Genesis (1) Manier van Lezen

Verwarring over Genesis (1) Manier van Lezen

Geloof in evolutie lijkt tegenwoordig goed samen te gaan met het geloof in God als Schepper. Maar hoeveel ruimte moeten de natuurwetenschappen krijgen om te bepalen hoe christenen Genesis 1 tot en met 3 lezen?

Dr. René Fransen beargumenteert in zijn recente boek Gevormd uit sterrenstof dat de evolutietheorie zulke sterke papieren heeft, dat we die theorie als christenen maar het beste kunnen accepteren. Dat kan volgens hem gelukkig samengaan met het geloof in God als Schepper. We komen dan uit bij een door God geleide evolutie. Dit standpunt wordt de laatste tijd steeds vaker gepropageerd in christelijke kring. In twee artikelen wil ik hierop ingaan, waarbij verschillende leeswijzen van het begin van de Bijbel de revue passeren.

“Net zoals de pottenbakker, wanneer hij een mooie vaas wil maken, eerst een klomp klei pakt en die op een pottenbakkerswiel plaatst om die te kneden zoals hij het wil, zo maakte de Schepper eerst voor Zichzelf het ruwe materiaal van het universum om het daarna te ordenen en leven te geven.” Bron: Pixabay.

Manieren van lezen

Prof. dr. Willem Ouweneel onderscheidt in zijn boek De schepping van God heel wat manieren van lezen. Ik noem de meest bekende.

1. Jonge-aardelitteralisme: De ‘letterlijke’ opvatting van Genesis 1, dat de wereld tot ons kwam in zes dagen van 24 uur, is lange tijd, vanaf de latere kerkvaders tot in de achttiende eeuw, de gangbare opvatting van christenen geweest. Daarbij wordt aangenomen dat de aarde ongeveer 6000 jaar oud is. Een deel van het recente creationisme gaat hiervan uit, al dateert men ook wel vroeger. Opvallend is dat Ouweneel kiest voor de aanduiding ‘litteralisme’. Volgens hem is de klassieke opvatting geen ‘letterlijk lezen’, maar een te ver doorgevoerd letterlijk lezen, letterlijker dan de auteur bedoeld heeft.

2. Oude-aardlitteralisme: dezelfde opvatting als de vorige, maar met dit verschil, dat Genesis 1:1 veel verder terug ligt en kan wijzen op gebeurtenissen van miljarden jaren geleden. Bij vers 2 of 3 zijn we echter op strikt historische bodem en gaat het over gebeurtenissen van 6000 of 10.000 jaar geleden.

Reconstructionisme

3. Verwant met de vorige opvatting is het reconstructionisme, ook wel restitutietheorie of gaptheorie genoemd: de aarde werd (in plaats van ‘was’) woest en ledig, namelijk door een gevallen engel, de satan. Na een bestaan van miljoenen jaren was er een zesdaagse scheppingsweek en schiep God de mens zoals wij die nu kennen. In de voorafgaande ‘leemte’ kunnen de astronomische, geologische en paleontologische vondsten geplaatst worden.

Een belangrijk bezwaar tegen deze opvatting is dat de Hebreeuwse woorden tohoe wabohoe geen ‘chaos’ betekenen, maar ‘leegheid’. Net zoals de pottenbakker, wanneer hij een mooie vaas wil maken, eerst een klomp klei pakt en die op een pottenbakkerswiel plaatst om die te kneden zoals hij het wil, zo maakte de Schepper eerst voor Zichzelf het ruwe materiaal van het universum om het daarna te ordenen en leven te geven. Ook het woord tehom voor de waterdiepte heeft geen relatie met demonische, vijandige machten, zoals lange tijd gedacht is.

Literair

4. Dag-tijdperktheorie: dagen worden gezien als aanduidingen van tijdperken. Dit gebeurt immers ook in de boeken Daniël en Openbaring: de dagen symboliseren jaren. Ook geldt één dag voor de Heere als duizend jaar (2 Petr. 3:8). Als bezwaar tegen deze opvatting geldt: wat voor God het geval is, is dat nog niet voor ons. Verder is een scheppingsperiode van 6000 jaar voor niemand een oplossing. Ook is het in dat geval vreemd dat de dagen beschreven worden met een avond en een morgen. In de Tien Geboden wordt een relatie gelegd tussen de scheppingsdagen en de menselijke zevendaagse week. De dagen in Genesis 1 en Exodus 20:11 zijn dus vergelijkbaar. Het is op zichzelf mogelijk dat de dagen in Genesis 1 korter of langer waren dan onze dagen (‘24 uur’ is te precies), maar er zijn zonder meer vergelijkbare dagen bedoeld. Ook corresponderen deze dagen niet met de geologische tijdvakken. Zo verschenen volgens het gangbare evolutiemodel de hogere planten niet voor het laagste dierlijke leven, en was er geen later tijdperk waarin de hemellichamen verschenen.

5. Kadertheorie: Er zijn acht scheppingsdaden van God en de auteur van Genesis heeft deze een literaire vorm (kader) gegeven door ze te verdelen over zes dagen, waaraan de zevende dag als rustdag is toegevoegd. Ook bestaan er opvallende parallellen tussen de eerste en de vierde, de tweede en de vijfde, de vierde en de zesde dag. Dit suggereert dat Genesis 1 een bewuste literaire compositie is en niet letterlijk-historisch gelezen moet worden. Ook zijn er verschillen in chronologie tussen Genesis 1 en 2 die een strikt letterlijk verstaan in de weg staan. Deze benadering is in toenemende mate populair in christelijk Nederland en wordt meermalen gecombineerd met het zogeheten theïstisch evolutionisme, de leer dat God de wereld geschapen heeft door middel van een evolutieproces.

Twee sleutels

De laatste tijd wordt veel aandacht gegeven aan het literaire, kunstzinnige karakter van deze hoofdstukken. De vraag kan gesteld worden wat het literaire genre is. Verhalend proza? Poëzie? Een tussenvorm? Profetische taal of een bijzondere vorm van wijsheidsliteratuur? Het is goed dat deze vragen gesteld worden, want het is waar dat Genesis 1 vaak op een te vanzelfsprekende manier gelezen is. In 2008 is – eindelijk – een bundel opstellen over Genesis gepubliceerd waarin creationistische auteurs grondig ingaan op dergelijke vragen: Coming to Grips with Genesis, onder redactie van Terry Mortenson en Thane H. Ury. Daarin bespreekt Steven Boyd drie karakteristieken van deze tekst: een magistrale literaire compositie, een fundamentele theologische verhandeling en een historisch verslag. Over de eerste twee typeringen zijn de meeste exegeten het wel eens, over de derde bestaat veel minder overeenstemming. Herhaaldelijk is in recente beschouwingen de waarschuwing te lezen dat we Genesis niet natuurkundig mogen lezen, of rationalistisch, of als een wetenschappelijk verslag. Dit is terecht, maar de vraag wordt dan steeds belangrijker hoe we deze hoofdstukken wél moeten opvatten. Het lijkt mij dat er twee belangrijke sleutels zijn: de eerste is hoe de eerste hoofdstukken passen in het geheel van het boek Genesis, en de tweede hoe vroegere, niet-westerse auteurs ze gelezen hebben.

Boodschap van Genesis

Het boek Genesis kan omschreven worden als de vroege geschiedenis van de mensheid, van de schepping tot het ontstaan van het volk Israël. De Schepper van hemel en aarde blijkt Dezelfde te zijn als die het volk Israël tot aanzijn roept. Laat de goden van de andere volken plaatselijke heersers zijn, het is de God van hemel en aarde Die naar Israël omziet! Deze beschrijving is bedoeld om God te loven te prijzen. In Genesis staat geen objectieve, wetenschappelijke en afstandelijk beschouwde geschiedenis. De beschreven gebeurtenissen zijn tot onderwijs, vermaning en bemoediging. Het is waar dat er in de weergave van de schepping enige polemische elementen zitten (monotheïsme, tegen verering van zon en maan), maar dat is niet het hoofddoel, net zo min als dat het hoofddoel van het gehele boek is.

Het gebeurt nogal eens dat lezers onderscheid maken tussen de ‘oergeschiedenis’ in Genesis 1 tot en met 11 en de meer gewone geschiedenis in Genesis 12 tot en met 50, of tussen Genesis 1:1 tot en met 2:4a en de rest van het boek. Toch is dat vanuit de compositie van Genesis moeilijk te verdedigen. Voor de auteur van Genesis was er vermoedelijk geen onderscheid in historiciteit en genre tussen de eerste en de laatste hoofdstukken. Het is overal God Die werkt in schepping en geschiedenis.

Goed

In Genesis 1 beziet God zesmaal wat Hij gemaakt heeft en noemt het ‘goed’, om te eindigen met ‘en zie, het was zeer goed’ (1:31). De oorspronkelijke goedheid van de schepping kunnen we ook opmaken uit de contrasten in de volgende hoofdstukken. Daar verschijnen woorden als: dood, vijandschap, smart, vervloeking, dorens en distels. In de hedendaagse dogmatische bezinning gaan velen echter uit van een evolutietheorie waarbij het kwade en gebrekkige steeds in de schepping aanwezig zijn geweest. Dan is er veel minder duidelijk een breekpunt geweest tussen ‘goed’ en ‘niet meer goed’. Wanneer in een dergelijke bezinning theologen een poging doen om de kernpunten van Genesis 1 tot en met 3 te formuleren die onopgeefbaar zijn voor het christelijk geloof, hoort daar gewoonlijk niet bij dat de dood pas zijn intrede heeft gedaan na de zondeval. Dat is ook begrijpelijk, want wie de evolutietheorie (tot op zekere hoogte) accepteert, moet uitgaan van een vroegere geschiedenis van strijd om te overleven en de aanwezigheid van de dood. Maar wat houdt dan de vervloeking in die door God is uitgesproken over de aarde, zodat die dorens en distels zou voortbrengen? Die waren er volgens de evolutietheorie toch al miljoenen jaren eerder? Ook Romeinen 8:20 is een struikelblok in deze benadering. Het lijden van de schepping wordt daar niet vanaf de begintijd genoemd, maar als iets dat later is gekomen. De schepping is op den duur aan de zinloosheid onderworpen en ziet uit naar het openbaar worden van de kinderen Gods, naar de tijd dat zij bevrijd zal worden van de vergankelijkheid.

Nieuwe Testament

We komen hier op het terrein van het Nieuwe Testament. Welk gezag hebben uitspraken van de Heere Jezus en de apostel Paulus over het begin van de wereld? Het is mogelijk deze opvattingen te relativeren en aan te nemen dat zij ‘kinderen van hun tijd’ waren, maar hier ontstaat wel een spanning met iets dat boven al gesignaleerd is: we mogen Genesis niet westers en rationalistisch lezen, maar moeten die op een Oosterse manier opvatten.

Akkoord, en daarom raadplegen we het Nieuwe Testament, geschreven door Joodse gelovigen, ver voor onze wetenschappelijke tijd. Blijkbaar vatten de auteurs daar het begin van Genesis veel letterlijker op dan veel christenen in onze tijd willen doen. Is de houding van Jezus en de apostelen dan ook litteralisme?

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Paul, M.J., 2009, Verwarring over Genesis [1] Manier van lezen, De Waarheidsvriend 97 (11): 6-7.