Een nieuwe categorie van menselijk leven: kweekembryo’s

D66 en VVD willen de embryowet moderniseren. En u mag meepraten. Daarom is begin deze week de consultatieronde geopend voor het initiatiefvoorstel dat het speciaal kweken van embryo’s voor onderzoek mogelijk wil maken. Onderzoek doen met en de vernietiging van embryo’s staan haaks op de bescherming die een embryo verdient. Daarbij is het naïef om te denken dat grenzen aan de toelaatbaarheid niet zullen verschuiven. Dit voorstel moet daarom zo snel mogelijk van tafel.

Van onderzoek met restembryo’s naar onderzoek met kweekembryo’s

Op dit moment is het in Nederland nog niet toegestaan om embryo’s te kweken, speciaal voor onderzoek. Wel mag er in Nederland medisch-wetenschappelijk onderzoek gedaan worden op embryo’s die overblijven na een ivf-behandeling. Deze embryo’s hebben de kille aanduiding ‘restembryo’s’ gekregen en worden na het onderzoek weer vernietigd. Kweekembryo’s zijn embryo’s die speciaal gecreëerd worden met als enkel doel om onderzoek op te verrichten. Hiermee ontstaat een nieuwe categorie van menselijk leven: leven dat vanaf het eerste moment is bestemd om als testmateriaal gebruikt te worden. Als het kweken van embryo’s enkel voor onderzoek toegestaan wordt, gaat er een wissel om.

Voorstanders van het wetsvoorstel zien zo’n omslag als een vooruitgang. Restembryo’s zijn vaak al enkele dagen oud als zij gedoneerd worden aan de wetenschap. Daardoor is het nu niet mogelijk om de eerste stadia van de menselijke ontwikkeling te volgen. Kweekembryo’s zouden hiervoor een oplossing bieden, want het moment van de bevruchting is dan al onderdeel van het onderzoek. Als het kweken van embryo’s zou worden toegestaan, kunnen onderzoekers meer inzicht krijgen in de processen rond de bevruchting, in de vroege embryonale ontwikkeling en in het ontstaan van ziekten. Dit kan nuttig zijn bij het (door)ontwikkelen van nieuwe of bestaande vruchtbaarheidstechnieken of het voorkomen van ernstige gezondheidsproblemen.

Ooit waren u, jij en ik allemaal een embryo

Lijden tegengaan is mooi, maar tegen welke prijs? In het geval van embryo-onderzoek moeten er embryo’s worden opgeofferd. En die prijs is te hoog. Embryo’s zijn de jongste vorm van het menselijk leven en heel bijzonder. Bij de bevruchting vermengt het genetische materiaal vanuit de eicel en de zaadcel en ontstaat er een nieuw schepsel. Niet het formaat, het ontwikkelingsniveau, de omgeving of mate van afhankelijkheid bepaalt de waarde van dit menselijk leven, maar het menselijk-zijn in zichzelf. Het embryo, hoe klein ook, heeft al typisch menselijk DNA dat informatie bevat over bijvoorbeeld ziekten en haarkleur. Ooit waren u, jij en ik allemaal een embryo. De embryonale periode hoort helemaal bij de levenscyclus van een mens, net als de puberteit en de peuterfase. Daarom moeten we een embryo niet onderwaarderen, maar zien in de eenheid van het menselijk bestaan. En als christenen geloven we dat God zich vanaf het prille begin al bezighoudt met nieuw leven. Zelfs het vormeloos begin van leven ziet Hij al. Dat zijn allemaal redenen om te zeggen: ga voorzichtig om met menselijk leven en blijf weg van de randen. Embryo’s opofferen voor onderzoek is een schending van hun fundamentele beschermwaardigheid.

Risico op grensverschuiving

Ook als je anders aankijkt tegen de waarde van het embryo, valt er tegen embryokweek veel in te brengen. Een belangrijke vraag is waar eicellen om embryo’s te kweken vandaan zullen komen. De eicellen kunnen alleen verkregen worden als vrouwen ze doneren, maar het promoten van eiceldonatie is ethisch zeer omstreden. Een ander bezwaar zit hem in de onderzoeksdoelen. Niet voor niets halen voorstanders van embryokweek vaak het voorbeeld van ivf aan als waardevolle toepassing. Ivf spreekt tot de verbeelding: bijna iedereen kent iemand in zijn/haar omgeving die teleurstelling heeft moeten verwerken in een ivf-traject of juist vol blijdschap een kind kreeg. Maar het is belangrijk om te beseffen dat het toestaan van embryokweek de deur openzet naar allerlei onderzoeken. Ook onderzoek dat gevoelig ligt en grote nieuwe dilemma’s met zich meebrengt.

Opvallend daarin is dat er in het conceptwetsvoorstel formuleringen gebruikt worden die voor allerlei interpretatie vatbaar zijn. Zo staat er bijvoorbeeld dat alleen onderzoek toegestaan wordt waarbij het ‘redelijkerwijs aannemelijk is dat het onderzoeksdoel […] in verhouding staat tot de bezwaren tegen het speciaal voor onderzoek tot stand brengen van embryo’s’ en dat onderzoek toelaatbaar is wanneer het geschaard kan worden onder het terrein van ‘onvruchtbaarheid, kunstmatige voortplantingstechnieken, erfelijke of aangeboren aandoeningen of het terrein van de transplantatiegeneeskunde’. Deze brede, vage formuleringen bieden geen verzekering dat heldere grenzen, nu en in de toekomst, gehandhaafd blijven.

Wetende dat de wetenschappelijke nieuwsgierigheid groot is, baart het voorgestelde wettelijk kader ons dan ook grote zorgen. Er ligt er nog een scala aan interessante onderzoeksvragen als het gaat om het ingrijpen in embryo-DNA om erfelijke ziekten te voorkomen. Maar ik wil ook wijzen op recent nieuws dat er levende muizenpups zijn voortgekomen uit bewerkte cellen van twee mannetjesmuizen2. Experts vertellen dat dit nieuwe wegen opent en dat het in de toekomst misschien mogelijk is dat over menselijke, mannelijke koppels een genetisch eigen kind kunnen krijgen. Technisch is er veel te onderzoeken en is er veel mogelijk. Als je de brug over bent om embryokweek toe te staan, dan zijn er altijd nobele en interessante doelen te bedenken waarom méér kweek mogelijk zou moeten zijn en waarvoor grenzen opgerekt zouden moeten worden. En dat zou betekenen: meer embryo’s die verloren gaan en meer maakbaarheidsstreven. De vraag is wanneer dat zijn tol gaat opeisen.

Grenzen aan maakbaarheid

Het wetsvoorstel om embryokweek mogelijk te maken is nu nog een concept. Deze kabinetsperiode bereiden D66 en VVD de wet voor, om er in een nieuwe regeerperiode over te debatteren en te stemmen. We hebben nu nog tijd om onze stem te laten horen. Er ligt een grote verantwoordelijkheid om deze ruimte te gebruiken en om op te komen voor de beschermwaardigheid van al het menselijk leven. Leven creëren om dit naar jouw wens te onderzoeken en vervolgens te vernietigen: die prijs is te hoog.

Luistert u liever dan dat u leest. Hier is Yvonne Geuze in het programma ‘Uitgelicht’, waar zij spreekt over deze kweekembryo’s.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

Landelijke CGK-ambtsdragersconferentie op 17 juni 2023 D.V. gaat over transgenderisme – Dr. Klaassen spreekt in Noordeloos over dit belangrijke onderwerp

De Boterslootse Molen te Noordeloos. Wellicht ten overvloede melden we dat de ambtsdragersconferentie overigens hier niet wordt gehouden. Bron: Wikipedia.

In de Gereformeerde Gezindte wordt veel nagedacht over het thema transgenderisme en genderdysforie. Een belangrijk thema om te overdenken, omdat kerken vanuit de huidige tijdgeest daar steeds meer mee te maken lijken te hebben.1 Voor ambtsdragers van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) wordt op zaterdagmorgen 17 juni 2023 D.V. een conferentie over dit thema gehouden. De conferentie is alleen bedoeld voor ambtsdragers binnen de CGK en is dus niet toegankelijk voor (niet-)ambtsdragers buiten de CGK.

De conferentie hoopt plaats te vinden in het kerkgebouw van de CGK te Noordeloos. De inloop is vanaf half 10 en de conferentie zal starten om 10.00 uur. Dr. Maarten Klaassen is als spreker uitgenodigd. Dr. Klaassen is lector van de Stichting Bijbels Beraad M/V. De titel van zijn referaat is ‘De wereld in transitie: LHBTI en identiteit in Bijbels licht’.2 Via de website van Bewaar het Pand zien we dat de opening gedaan zal worden door ds. M.A. Kempeneers. De bijeenkomst wordt rond 12.30 uur afgesloten. De CGK-ambtsdragers worden zelf verzocht een lunchpakket mee te brengen. De koffie zal gratis geserveerd worden. De ambtsdragers worden verzocht om hun aanwezigheid door te geven via het op de website vermeldde mailadres.3 Het is goed dat we over dit thema nadenken, niet vanuit hardigheid van het hart en met een hautaine houding, maar met pastorale bewogenheid.4

Voetnoten

Waarom géén abortus en wel de doodstraf – Opnieuw een verdediging van mr. Diederik van Dijk

Al enige tijd geleden deelden we een video waarin mr. Diederik van Dijk (SGP) in de Eerste Kamer een vraag beantwoordt over de doodstraf in relatie tot het afwijzen van abortus.1 Onlangs reageerde PvdA-Kamerlid mr. Jeroen Recourt op een bijdrage van mr. Diederik van Dijk. In zijn reactie ging het opnieuw om de doodstraf in relatie tot het afwijzen van abortus. Met dank aan de SGP kunnen we deze video hieronder delen.

Voetnoten

Het aantal vrouwen met borstkanker omlaag, wat mag dat kosten?

Borstkanker brengt groot leed over de betrokken vrouwen zelf, hun gezinnen en de families. Maar legt ook een grote last op de maatschappij en gezondheidszorg. Dat samen maakt dat de overheid er alles aan moet doen om het aantal gevallen van borstkanker te verminderen, zo mogelijk te voorkomen. Echter zijn er tegenstrijdige belangen met grote consequenties.

Alarmerende berichten

In 1999 kwam het Integraal Kanker Centrum al met alarmerende berichten over de forse toename van het aantal gevallen van borstkanker sinds 19891: “Het aantal vrouwen met borstkanker is sinds 1989 bijna verdubbeld.” [accentueringen in citaten KvH]

Het CBS kwam in 20092 eveneens met alarmerende berichten over de toename van het aantal gevallen van borstkanker: “Bij vrouwen van 35 tot 50 jaar is borstkanker de meest voorkomende doodsoorzaak. Van één op de zes vrouwen in deze leeftijdscategorie die in 2008 zijn overleden, was borstkanker de doodsoorzaak.”

VZinfo van RIVM over Volksgezondheid en Zorg3 windt er ook geen doekjes om:

  • Borstkanker is de meest voorkomende vorm van kanker bij vrouwen.
  • In 2021 zijn in Nederland 3.100 vrouwen overleden aan borstkanker.
  • Het aantal nieuwe gevallen is relatief hoog in vergelijking met andere EU-landen.

Belangrijke oorzaken

Op gerenommeerde websites over borstkanker worden allerlei zaken genoemd waarmee de kans op borstkanker wordt verkleind of juist vergroot.

Het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde publiceerde in 2007 een artikel4 over de gevolgen van het uitstellen van een zwangerschap. “Ook stijgt het risico op borstkanker als vrouwen hun eerste kind later krijgen of als zij afzien van het krijgen van kinderen.”

In Medisch Contact stond overeenkomstig5: “Vrouwen wachten te lang met kinderen krijgen. Een negatief effect van de emancipatie is dat vrouwen hun eerste zwangerschap steeds vaker uitstellen. Dit kan leiden tot gestoorde vruchtbaarheid, ongewenste kinderloosheid, risicovolle zwangerschappen en een verhoogd risico op borstkanker.”

NPO Radio 1 kwam in 2021 met een bericht6 over de verhoogde kans van het krijgen van borstkanker bij het krijgen van kinderen op latere leeftijd: “Er lijkt ook een verband te zijn tussen late zwangerschap en het krijgen van borstkanker. Dat heeft ermee te maken dat het borstklierweefsel een laatste ontwikkeling doormaakt tijdens de eerste zwangerschap en als je dan op latere leeftijd voor het eerst zwanger wordt, neemt daardoor ook de kans op borstkanker toe.”

De Belgische Stichting Tegen Kanker7 geeft aan: “Hoe langer een vrouw borstvoeding geeft, hoe beter ze tegen borstkanker is beschermd. Als bescherming tegen kanker raden experts aan om ten minste 1 jaar borstvoeding te geven na elke bevalling. Voor elke periode van 12 maanden dat u borstvoeding geeft, vermindert u uw risico met ongeveer 4 %.”

Pink-Ribbon België8: “Vrouwen die geen voldragen zwangerschap hebben gehad of vrouwen die na de leeftijd van 30 jaar bevallen, hebben een hoger risico op borstkanker in vergelijking met vrouwen die voor hun 30ste bevallen. Wanneer borstcellen ontwikkelen tijdens de adolescentie, zijn ze onvolwassen en zeer actief tot de eerste voldragen zwangerschap. De onrijpe borstcellen reageren op het hormoon oestrogeen en hormoonverstorende chemicaliën in producten. Je eerste voldragen zwangerschap maakt de borstcellen volgroeid en zo groeien ze op een meer regelmatige manier. Dat is de belangrijkste reden waarom zwangerschap vrouwen helpt beschermen tegen borstkanker. Zwanger zijn vermindert ook je totale aantal levenslange menstruatiecycli – wat misschien ook een reden is waarom een eerdere zwangerschap een beschermend effect lijkt te bieden.”

Constatering

Samenvattend kunnen we stellen dat het vroeg zwanger worden in combinatie met een voldragen zwangerschap en het geven van borstvoeding, de kans op het ontwikkelen van borstkanker kan verkleinen.

Nederland is nu helaas geen goed land om borstkanker te helpen voorkomen. Onze overheid stimuleert namelijk om zowel mannen als vrouwen te laten deelnemen aan het arbeidsproces9, denk bijvoorbeeld aan de scheve situatie bij belastingvoordeel voor tweeverdieners.10 Ook de hoge huizenprijzen maken het bijna niet meer mogelijk dat er een huis, als dat al beschikbaar is, gekocht wordt op basis van één salaris en op jonge leeftijd. Deze ontwikkelingen zorgen er mede voor dat vrouwen steeds langer wachten met het krijgen van kinderen11, terwijl de gezondheidsinstanties juist adviseren om zo vroeg mogelijk kinderen te krijgen.

Volgens VZinfo waren de kosten voor behandeling van borstkanker in 2019 maar liefst 813 miljoen euro.12 Met de juiste stimulansen vanuit de overheid zouden die kosten mogelijk verlaagd kunnen worden.

Abortus voorkomen

En als je toch vroeg zwanger raakt, en het komt niet uit, dan heb je de mogelijkheid om je zwangerschap af te breken. Maar zoals blijkt uit het voorgaande, als een zwangerschap niet wordt voldragen en een eerste zwangerschap hierdoor bewust wordt uitgesteld, dan wordt daarmee ook de kans vergroot om borstkanker te ontwikkelen.

Onze overheid zou alles op alles moeten zetten om abortus te voorkomen en tevens om zwangerschappen op jongere leeftijd juist te stimuleren, om uiteindelijk het aantal gevallen van borstkanker te doen dalen.

Dat is nog al een rigoureuze stelling. Het feministische gedachtengoed en de ‘baas in eigen buik’ beweging blijken grote gevolgen te hebben. Niet alleen voor de vrouwen zelf, maar ook voor hun familie en de samenleving. Wat mag deze pro-abortus houding de vrouwen en onze samenleving kosten? Een serieuze vraag die het overdenken waard is. Je kunt als overheid en verantwoordelijke instanties niet blijven steken in het beschrijven van oorzaken voor het ontwikkelen van borstkanker en tegelijkertijd die mogelijke oorzaken negeren en zelfs stimuleren. Het informeren van de vrouwen over de risico’s van het uitstellen of afbreken van een zwangerschap zou breed opgepakt moeten worden door de overheid. En die zou abortuscentra moeten verplichten om dit op hun websites te vermelden.

Opmerkelijk

Opmerkelijk is dat het Integraal Kanker Centrum in 1999 concludeerde dat in tien jaar tijd het aantal vrouwen met borstkanker bijna was verdubbeld. Er is dus iets gebeurd waardoor die aantallen zo enorm gestegen zijn. Zou de invoering Wet Afbreking Zwangerschap in 1985 daar iets mee te maken kunnen hebben?

En VZinfo schrijft: “Het aantal nieuwe gevallen is relatief hoog in vergelijking met andere EU-landen”, zou dit te maken kunnen hebben met het feit dat juist Nederland, als enige lidstaat van de EU, abortus toestaat tot 24 weken zwangerschap?

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!

Voetnoten

Staphorster archeologie bij voorbaat afgewezen door naturalisten en theïstisch evolutionisten

Afgelopen week werd mijn column over ‘Archeologie in Staphorst1 op de website ‘Oorsprong’ geplaatst. Deze column werd eerder geplaatst in het gezinsblad Om Sions Wil.2 Nadat de column op de website geplaatst werd, deelde ik deze in diverse Facebook-groepen. Ik ontving een aantal positieve, maar ook een aantal negatieve reacties. In de column roep ik namelijk op tot bijbelgetrouwe, bij de Schrift passende, archeologie. Deze oproep werd bij voorbaat als ondeugdelijk afgewezen door naturalisten en theïstisch evolutionisten.3

Er werden verschillende bezwaren aangedragen en opmerkingen gegeven. Daarover ontstond dan tussen voor- en tegenstanders discussie. Hieronder wil ik de hoofdberichten beantwoorden. Ik ga niet uitvoerig op alle reacties in, omdat discussies onder hoofdberichten al snel verzandden in discussies over onderwerpen die niet meer over het hoofdbericht gingen. Omdat het veelal gaat om besloten Facebook-groepen noem ik geen namen en geef ik alleen de reactie (geanonimiseerd) weer.

Verstand uitschakelen?

Een persoon (A) die kritisch tegenover de oproep staat geeft het volgende aan:

“Waarom zou ik als gelovige mijn verstand moeten uitschakelen?”

De column is geen oproep om het verstand uit te schakelen en maar blind te geloven. Het tegendeel is zelfs waar. Voor een bijbelgetrouw archeologisch instituut is zelfs heel veel christelijk verstand nodig. Een medewerker moet een gigantische stroom aan informatie verwerken (en mogelijk zelfs opnieuw karteren, interpreteren en kaderen). Daarnaast roeit een dergelijk medewerker vaak tegen de stroom in en krijgt hij of zij vanuit naturalistisch perspectief diverse moeilijke vraagstukken op te lossen. Dat vergt heel veel denkwerk, we hebben immers de werkelijkheid niet in onze broekzak. Als het om de Staphorster archeologie gaat, moet, aangaande de vondsten uit de steentijd, vaak vanaf nul begonnen worden. Dit omdat er door bijbelgetrouwe archeologen nog nauwelijks werk in deze periode verricht is. Als laatste zou het ‘uitschakelen van het verstand’ ingaan tegen het bevel van de Heere Jezus. In Markus 12:30 staat deze uitspraak: “En gij zult den Heere, uw God, liefhebben uit geheel uw hart, en uit geheel uw ziel, en uit geheel uw verstand, en uit geheel uw kracht. Dit is het eerste gebod” (SV).4 Verstand uitschakelen? Nee, ten volle in dienst van de Heere inzetten.

Geschiedvervalsing?

Een persoon (B) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Geschiedvervalsing plegen dus. Lijkt mij geen goede zaak.”

Het doel van het oprichten van een bijbelgetrouw archeologisch instituut is niet om geschiedvervalsing te plegen. De archeologische vondsten worden immers niet weggemoffeld of ontkend, maar slechts in een ander kader (dan het naturalistische) geïnterpreteerd. We zagen dat ook in de uitspraken van orthodoxe christenen in de Staphorster Gemeenteraad. De vondsten uit de steentijd werden niet ontkend, maar slechts anders ingekaderd.

De waarheid ombuigen

Een persoon (C) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Ik begrijp niet de kronkel die mensen moeten hebben wanneer de waarheid koste wat het kost omgebogen moet worden. Dit is zo in en in triest en kan alleen maar ontstaan door de starre houding en oogkleppen van gelovigen. Dit hele verhaal staat voor alles wat er mis is met religies in het algemeen. Wanneer we willens en wetens de waarheid gaan verdraaien om gelijk te krijgen is het einde zoek. Dit is precies de reden dat het creationisme totaal niet serieus wordt genomen.”

Deze scepticus gaat er met gestrekt been in. Kennelijk heeft deze persoon niet zulke goede ervaringen met gelovigen. Omdat de reactie sterk emotioneel is bevat het ook veel ongenuanceerdheden en onwaarheden. Net als onder het kopje hierboven is het in de oproep niet te doen om ‘waarheid koste wat het kost’ om te buigen. Alsof wetenschapsbeoefening tot absolute waarheden kan komen. Dat is niet het geval! Meer dan elders zien we binnen de wetenschapsbeoefening de beperktheid van ons verstand onder ogen. Daarmee is het hoogste doel van de wetenschapsbeoefening om de juiste verklaring van dit moment en met de huidige kennis te bieden. Binnen de creationistische wetenschapsbeoefening geldt hier de beste verklaring van dit moment en met de huidige kennis (rekening houdend met Gods openbaring). Oók binnen de creationistische wetenschapsbeoefening moet rekening gehouden worden met de beperktheid van het verstand en het ontbreken van belangrijke puzzelstukjes. In plaats van het gestrekte been van de scepticus past hier bescheidenheid. Het is bijbelgetrouwe archeologen er dus niet om te doen de waarheid te verdraaien, maar om de archeologische vondsten vanuit een ander kader dan de naturalistische te interpreteren.

Before present is een neutrale tijdsrekening

Een persoon (D) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Er is al een neutrale tijdsrekening: BP, before present. Wordt vrij algemeen in de archeologie gebruikt. En verder houd ik mij aan de wetenschap, dat terzijde.”

Before Present’ is geen ‘neutrale’ tijdsrekening, maar bedacht door Willard Frank Libby (1908-1980) die met zijn collega’s de C14-methode ontwikkelde.5 BP wordt gebruikt bij naturalistische C14-dateringen met ‘hoge’ ouderdommen. ‘Present’ is overigens misleidend omdat het jaar 1950 als uitgangspunt wordt gehanteerd. Ten slotte lijkt er achter de invoering van ‘Before Present’, ‘Before Common Era’ of ‘Common Era’ een antichristelijke (in ieder geval ontkerstenende) geest schuil te gaan. In ieder geval wordt de geschiedenis hierdoor (semantisch) losgeweekt van God (Anno Domini) en Christus (voor/na Christus), of dat nu methodologisch (BP) of ideologisch (BCE en CE) is en of dat nu met goede of kwade bedoelingen gebeurd is.6 Dat laatste is natuurlijk verre van neutraal! Het is prima om wetenschap een grote(re) plaats te laten hebben binnen het wereldbeeld, de vraag is echter wel of dat creationistische of naturalistische wetenschapsbeoefening moet zijn.

Dom en onwetenschappelijk

Een persoon (E) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Er is maar een soort wetenschap. Dat is de wetenschap die op basis van feiten en waarnemingen conclusies trekt. Een wetenschap die op basis van vooraf bepaalde aannames op een vooraf aangenomen conclusie probeert te komen is geen wetenschap. Kortom de aarde is veel ouder dan 6000 jaar. Dat ontkennen is gewoon dom en volstrekt onwetenschappelijk.”

We zien hier verschillende zaken verkeerd gaan. Allereerst zien we dat hier de natuurwetenschap, slechts als wetenschap gezien wordt. Daarmee worden de alpha- en gammawetenschappen grotendeels uitgesloten. Dat lijkt mij een verregaande stap, zelfs voor een naturalist. Ten tweede wordt hier niet in rekening gebracht dat slechts het verheffen van de natuurwetenschap ook een vooroordeel is. Het betreft een bepaalde wetenschapsfilosofie die niet volgt uit de natuurwetenschap zelf. Daarmee wordt het betoog van deze atheïst inconsistent. Ten derde is het een algemeen misverstand dat de naturalistische wetenschapsbeoefening, waarbij alleen rekening gehouden wordt met natuurlijke oorzaken, een neutrale wetenschapsbeoefening zou zijn. Ten vierde volgt de opmerking dat de aarde ‘veel ouder is dan 6000 jaar’ niet uit het voorgaande. Het is daarmee geen conclusie, maar een vooraf gestelde claim. Ten slotte wordt in de reactie van deze atheïst afgesloten met een drogreden (‘het is gewoon…’). In deze archeologische discussie gaat het overigens niet om de ouderdom van de aarde, maar eerder over de ouderdom van de mensheid. Een verschil dat ook creationisten wel eens over het hoofd zien als ze argumenten voor een jonge ouderdom van de mensheid aandragen tegen een oude aarde.

Niet onbevooroordeeld

Alle reageerders vanuit naturalistische en/of theïstisch evolutionistische paradigma lijken ervan uit te gaan dat de (al dan niet methodologisch) naturalistische wetenschapsbeoefening ‘neutraal’ is en dat creationistische wetenschapsbeoefening ‘bevooroordeeld’ zou zijn. Dat eerste geldt per definitie niet, want het is (methodologisch) naturalistisch. Onbevooroordeelde wetenschapsbeoefening bestaat niet. De onderzoeker neemt altijd zijn of haar bagage mee.

Een persoon (F) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Is waarschijnlijk niet mogelijk, omdat het gewoonweg niet haalbaar is om alle archeologische vondsten in 6000 jaar te proppen. Dat laat dit bericht juist ook zien? En het zou toch ook geen wetenschappelijke benadering zijn? Je gaat dan al bevooroordeeld het onderzoek aan en je sluit bij voorbaat uit, dat de aarde wel miljarden jaren oud is, terwijl dat misschien wel gewoonweg de waarheid is.”

Onbevooroordeeld onderzoek bestaat niet (later gaf deze criticus dat ook toe). De criticus in de bovenstaande reactie wil zelfs niet aan bijbelgetrouwe archeologie beginnen en gaat daarmee zelf bevooroordeeld ‘het onderzoek aan’ en ‘sluit’ deze criticus ‘bij voorbaat uit, dat de aarde’ (beter: de mensheid) ‘wel’ duizenden ‘jaren oud is’. Dat de huidige mensheid (H. sapiens) honderdduizenden jaren oud is, dat is de best mogelijke naturalistische verklaring voor dit moment. Rekening houdend met Gods openbaring zal een creationist daar anders over denken. Het is sterk naturalistisch bevooroordeeld om een dergelijk streven tot oprichting van een bijbelgetrouw archeologisch instituut, zoals voorgesteld wordt in de column, bij voorbaat af te wijzen. Alsof de complete archeologie alleen in de naturalistische broekzak te vinden is. Quod non.

Geen uitdaging maar een opluchting

Een persoon (G) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Nee. Dat zou geen uitdaging zijn. Het zou een opluchting zijn voor klassieke scheppingsgelovigen, maar bestaat niet. Je moet toch de gehele prehistorie ontkennen om in het letterlijke Bijbelverhaal te geloven. Dat geldt ook voor de astronomie, waarin we de historie zien van het universum.”

De criticus haalt er de astronomie bij, hoewel interessant laten we dat hier rusten. Het gaat immers in de column om archeologie. Per definitie en ook wetenschapspraktijk is astronomie geen archeologie en vice versa. Sterk ageren tegen de naturalistische astronomie, zou het verzetten van de doelpalen uit de column betekenen. Daarnaast kun je een oud (geschapen) heelal verdedigen en toch overtuigd zijn van een jong (geschapen) mensheid.

Uiteraard hoef je de prehistorische vondsten niet te ontkennen. Dat is ook wat de Staphorster raadsleden keer op keer benadrukten. Bijbelgetrouwe archeologen wijzen echter de naturalistische interpretatie van deze vondsten af, net als de hoge(re) ouderdommen. Dat wil niet zeggen dat men ‘de gehele prehistorie’ moet ontkennen. Ten slotte is het geen opluchting, maar een uitdaging. Klassieke scheppingsgelovigen hebben voor het geloof in Christus Jezus het immers niet nodig om tot een rationeel-sluitend tijdskader te komen. Sterker nog, als alles bewezen zou kunnen worden (wat per definitie onmogelijk is) dan zou het geen geloof meer zijn. Bovendien is het onmogelijk om voor alle vondsten een sluitende verklaring te hebben. Er zullen altijd open vragen en met het paradigma strijdende zaken overblijven. Het is wel de uitdaging om alle vondsten zo goed mogelijk te interpreteren. Die uitdaging geldt zowel creationistische als naturalistische wetenschappers.

Toejuichen want dan zien ze hoe onmogelijk het is

Een persoon (H) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Ik zou het zeer toejuichen wanneer jonge aarde creationisten eens een net archeologische overzicht van de wereldgeschiedenis zouden maken. Als dat serieus wordt aangepakt, zal blijken dat er te veel geschiedenis is om in 6000 jaar onder te brengen.”

Het is mooi om vanuit theïstisch evolutionistische zijde aangemoedigd te worden, al lijken de intenties van de criticus niet geheel zuiver. De aanmoediging lijkt erop gericht om creationisten te overtuigen van eigen (theïstisch evolutionistisch) gelijk. Namelijk dat creationisten zijn als een groep bergbeklimmers.7Ze ploeteren hun weg naar de top waar ze uitzicht zullen hebben op de waarheid. Maar als ze boven zijn, ontdekken ze dat’ deze aarde toch oud is. Kijken ze om zich heen dan zien creationisten de theïstisch evolutionisten weer, die er al langer achter zijn dat de aarde oud is. Dat lijkt mij een wat hautaine stellingname. Goed om creationistische archeologen aan te moedigen, maar dan graag wel zonder bijbedoelingen.

Heroriëntatie van Bijbelse basisovertuiging

Een persoon (I) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Ik zou beginnen met een heroriëntatie op de Bijbelse ‘basisovertuiging’. Daarvoor hoef je de Bijbelse teksten niet ter discussie te stellen, maar wel de interpretatie van bepaalde Bijbelse begrippen. Zo wordt bij de schepping van de aarde al gauw gedacht aan de schepping van de ‘planeet’ aarde. Op Bijbelse gronden is te verklaren dat met de geschapen aarde, het droge land, het oprijzen van land uit de oervloed is bedoeld, je zou dat land mogelijk het Pangea kunnen noemen. De aarde was verborgen en werd vervolgens zichtbaar gemaakt, een soort geboorte. De schepping van de hemel(en) zou je kunnen opvatten als de atmosferische lagen boven de aarde. In de Bijbel lezen we immers o.m. over de ‘vogelen des hemels’. Aan de hand van de Bijbelse chronologie is de schepping of geboorte van onze gemeenschappelijke voorouder Adam, te dateren op 4000 v. Chr. Maar was Adam de eerste mens? We lezen dat op een zeker moment werd gezegd “Laat Ons mensen maken”. Kennelijk was het ‘concept mens’ al bekend, want er werd niet verklaard wat met ‘mens’ werd bedoeld. Wel werd verklaard dat die mens van een bepaald soort zal worden namelijk: “naar Ons beeld en Onze gelijkenis”. Buitenbijbelse bronnen zijn er ook. Op gevonden kleitabletten in Mesopotamië die ouder zijn dan de Bijbelse geschriften lezen we ook veel terug over de schepping, die zijn op dat punt veel uitgebreider in gebeurtenissen en in tijdsperioden dan die in de Bijbel staan vermeld. De verhalen hebben veel overeenkomsten met die van de Bijbel, maar er zijn ook grote verschillen. Zo lezen we o.a. over goden die tot wel 120.000 jaar heersten over steden en elkaar met vergelijkbare periodes opvolgden, ver voordat de huidige mens ten tonele verscheen.”

In de bovenstaande reactie zie ik geen betoog tegenover (heroriëntatie) mijn column. De column ging over Staphorster archeologie. De reactie hierboven gaat over Adam én over Mesopotamië. Hier ontgaat mij de heroriëntatie op de Bijbelse basisovertuiging. Adam  wordt als gemeenschappelijke voorouder geplaatst op 4000 voor Christus. Hier komt de criticus voor dezelfde uitdaging te staan als de Staphorster raadsleden (en dan lost deze heroriëntatie helemaal niets op). Was Adam de eerste mens? Als we Romeinen 5 en andere Schriftgegevens volgen dan is dit het geval. Aangaande de koningslijsten op de kleitabletten, ben ik vooral benieuwd naar de gemeenschappelijke bron en receptiegeschiedenis van deze geschiedenissen.  Ten slotte gaat de vergelijking met Pangea mank, omdat er voor Pangea ook al tektonisch opgerezen land bestond. Bovendien is het viel Pangea volgens de naturalist tijdens het Jura uiteen. Deze vermeende heroriëntatie lost in feite niets op voor de Staphorster archeologie.

‘Geef eerst eens antwoord op claim ‘x’ of ‘y’’

Een persoon (J) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Ik zou zeggen: begin eens met uit te leggen waarom we in geen enkele aardlaag ouder dan het laat Mioceen sporen (gereedschappen, fossielen) van mensen vinden als mensen er vanaf het begin geweest zijn.“

De oproep om te komen tot een bijbelgetrouw archeologisch instituut heeft niet als primaire doel atheïsten van bevredigende antwoorden te voorzien, maar vooral om de werkelijkheid vanuit het klassieke scheppingsgeloof te interpreteren. Daarnaast is het een utopie om te beweren dat een dergelijk instituut op alle vragen een antwoord heeft. Dat is onmogelijk en zoals hierboven gezegd zullen er altijd open einden blijven. Dat is het mooie aan bescheiden wetenschapsbeoefening.

De stelling van de atheïst hierboven is sterk naturalistisch vooringenomen. De naturalistische tijdsrekening wordt als standaard genomen en de tijdskaders (als verschillende langdurige tijdvakken) worden gehanteerd. Bovendien is de claim verre van bescheiden, maar zeer stellig dat er vóór het boven-Mioceen (‘laat’ veronderstelt de naturalistische tijdsrekening) géén menselijke artefacten of fossielen te vinden zijn. Dr. Michael Brandt daagt deze naturalistische claim uit in zijn boek ‘Vergessene Archäologie: Steinwerkzeuge fast so alt wie Dinosaurier’.8 Deze gedachten van Brandt zouden goed passen bij een zogenoemde Krijt-Paleogeen zondvloedgrens. Waarbij de mensen vóór de zondvloed (dus de aardlagen van het Paleozoïcum en Mesozoïcum) totaal verdelgd zijn en daarmee niet meer terug te vinden zijn. Na de zondvloed is er een rekolonisatieproces op gang gekomen, waarbij de mensen tot Babel bij elkaar woonden (deze Babel-locatie is nog niet teruggevonden) en zich daarna over de aarde verspreidden. Er zijn echter ook diverse uitdagingen voor deze chronologie en óók die uitdagingen moeten overdacht worden. Niet vanwege druk vanuit atheïstische gelovigen, maar vanuit intrinsieke motivatie en tot eer van onze Schepper.

De criticus maakt echter niet duidelijk wáárom een bijbelgetrouw archeologisch en historisch instituut juist bij deze vraag zou moeten beginnen. Wat mij betreft start een bijbelgetrouw archeologisch en historisch instituut in het heden (net zoals men dat in de genealogie doet), en gaat men zo steeds verder terug naar het verleden. Niet alleen de zogenoemde prehistorie is interessant, maar ook de Romeinse tijd en de kerstening van Europa (waar ook flink discussie over is wanneer dat begon). Sterker nodig is het om eerst te focussen op de voorvragen! Bijv. Welke plaats heeft Gods openbaring in de geschiedbeoefening? Een mooi proefschrift om als leidraad daarvoor te gebruiken is dat van dr. Ewald Mackay, ‘Geschiedenis bij de bron. Een onderzoek naar de verhouding van christelijk geloof en historische werkelijkheid in geschiedwetenschap, wijsbegeerte en theologie’.9

Ten slotte

We zien dat critici en sceptici bij voorbaat het oprichten van een archeologisch en historisch instituut als ondeugdelijk afwijzen. Iets bij voorbaat afwijzen als ondeugdelijk komt door een modernistische wetenschapsfilosofische kijk op wetenschapsbeoefening, namelijk dat er sprake is van neutrale wetenschapsbeoefening. De oprichting van een dergelijk instituut kan mogelijk gezien worden als ontkrachting van deze gedachte. Een dergelijke sterke afwijzing van critici en sceptici hoeft ons echter niet uit het veld te slaan en ons ook niet te verbazen. Het is per definitie volkomen logisch dat naturalisten en theïstisch evolutionisten afwijzend staan tegenover bijbelgetrouwe wetenschapsbeoefening (in dit geval geschiedenis en archeologie). De mensheid slechts duizenden jaren oud, dat kán en mág immers niet juist zijn! De waargebeurde casus van Staphorst laat ons zien dat het nodig is om experts te raadplegen/in te zetten die én de juiste opleiding hebben én vasthouden aan de (historische) betrouwbaarheid van de Schrift.

Voetnoten

Kunnen christenen evolutie combineren met God? – Dr. Mart-Jan Paul werd bevraagd door CIP

Mart-Jan Paul denkt na over de vraag of christenen de evolutietheorie kunnen combineren met de God van de Bijbel. Prof. dr. Mart-Jan Paul beantwoordt verschillende vragen van Rik Bokelman (CIP). Dit interview is opgenomen en met dank aan CIP hieronder terug te kijken.

Parenteel van Metje van Meerten (1825-1895) en Pieter van der Brug (1819-1894)

Metje van Meerten werd geboren op 29 juli 1825 te Opheusden1 als dochter van Jan Willem van Meerten (1798-1845) en Marritje Verwoert (1797-1845). Het parenteel van haar ouders is hier te vinden. Zij is overleden op 25 februari 1895 te Woudsend.2 Zij trouwde op 15 mei 1858 te Wymbritseradeel3 met Pieter van der Brug. Pieter van der Brug werd op 14 mei 1819 te Heeg4 geboren als zoon van Jelle van der Brug (1791-1858) en Marijke de Jong (1791-1830). Hij is overleden op 1 oktober 1894 te Woudsend.5 Pieter was eerder getrouwd geweest met Jarigje van Dam (1828-1853).

Kinderen

Uit dit huwelijk werden de volgende zes kinderen geboren:

  1. Jelle van der Brug. Hij werd geboren op 20 april 1859 te Heeg6 en overleed op 18 augustus 1859 te Heeg.7
  2. Jelle van der Brug. Hij werd geboren op 28 december 1861 te Heeg8 en overleed op 23 mei 1940 te Haarlem.9 Hij trouwde op 22 mei 1886 te Wymbritseradeel10 met Antje Waaijer, geboren op 24 februari 1862 te Woudsend11 en overleden op 27 oktober 1906 te Leeuwarden.12 Zij was een dochter van Sible Waaijer (1834-1890) en Hinke Krikke (1834-1883). Na het overlijden van Antje hertrouwde Jelle op 4 september 1907 te Arnhem13 met Johanna Margaretha Sebilla Lafeber, geboren op 19 november 1880 te Arnhem14 en overleden op 19 mei 1955 te Zaandam.15 Zij was een dochter van Bastianus Nicolaas Lafeber (1861-1929) en Johanna van Doornum (1859-1937).
  3. Maatje van der Brug. Zij werd geboren op 14 september 1863 te Woudsend16 en overleed op 8 juli 1945 te Eibergen.17 Zij trouwde op 31 december 1891 te Harlingen18 met Willem Hof, geboren op 14 augustus 1861 te Klooster Anjum19 en overleden op 20 augustus 1929 te Enschede.20 Hij was een zoon van Klaaske Hof (1832-1919).
  4. Johannes van der Brug. Hij werd geboren op 17 februari 1865 te Woudsend21 en overleed op 4 juni 1907 te ‘s-Gravenhage.22 Hij trouwde op 22 augustus 1894 te ‘s-Gravenhage23 met Wilhelmina Carolina Jillissen, geboren op 5 februari 1872 te ‘s-Gravenhage24 en overleden op 10 februari 1940 te ‘s-Gravenhage.25 Zij was een dochter van Willem Carel Jillissen (1845-1929) en Maria Cornelia van ’t Oosten (1849-1915).
  5. Marijke van der Brug. Zij werd geboren op 14 september 1867 te Woudsend26 en overleed op 19 juni 1937 te Beverwijk.27 Zij trouwde op 11 november 1894 te Sneek28 met Haije Faber, geboren op 23 juni 1859 te Achlum29 en overleden op 15 april 1937 te Beverwijk.30 Hij was een zoon van Job Faber (1829-1913) en Dieuwke Beyma (1831-1891). Haije was eerder getrouwd geweest met Trijntje Monsma (1860-1893).
  6. Willem van der Brug. Hij werd geboren op 26 april 1870 te Woudsend31 en overleed op 16 januari 1950 te Molkwerum.32 Hij trouwde op 6 april 1895 te Wymbritseradeel33 met Adelgonda Bosma, geboren op 22 juni 1873 te Heeg34 en overleden op 11 februari 1943 te Heeg.35 Zij was een dochter van Auke Bosma (1837-1900) en Johanna Overzee (1840-1913).

Overige informatie over dit echtpaar

Dit parenteel wordt momenteel verder aangevuld en compleet gemaakt.

Voetnoten

Jona een historische persoon of literaire fictie? – Het belang van het antwoord op deze vraag

Is Jona wel een historisch figuur of is hij een literaire fictie en moet het boek dat zijn naam draagt als een allegorie of gelijkenis worden gezien? Voor de Vroege Kerk leed dit geen enkele twijfel dat Jona werkelijk had bestaan en dat zijn verblijf in de vis een historische gebeurtenis was.

‘Jona en de grote vis’ in Hvidbjerg Kirke te Hvidbjerg Sogn (Denemarken). Bron: Wikipedia.

In overeenstemming met het getuigenis van het Nieuwe Testament zagen de kerkvaders in het feit dat Jona na drie dagen levend door de vis werd uitgespuwd een prefiguratie van de opstanding van de Heere Jezus Christus. Zo verwijst de eerste kerkvader Irenaeus naar Jona om duidelijk te maken dat de opstanding van Jezus mogelijk is.

Het wonder van het feit dat Jona na drie dagen in de vis te hebben verkeerd levend door de vis werd uitgespuwd is overtroffen door het nog veel grotere wonder van de opstanding van Jezus uit de dood. Men besefte dat naar de maatstaven van de natuurlijke reden de opstanding van Jezus uit de dood onmogelijk was. Echter, het feit was geschied. Getuigenissen hadden het gestaafd. Door de kracht van de Heilige Geest was men van de waarachtigheid van het nieuwtestamentisch getuigenis overtuigd en kon men geloven wat voor het natuurlijke verstand absurd was.

Juist omdat men kon geloven in de opstanding van Jezus Christus als een historisch feit was niet moeilijk de historiciteit van de wonderen vermeld in het Oude en Nieuwe Testament te geloven. Zo kon men de spot van de heidenen weerstaan die het belachelijk vonden dat de christenen in de historiciteit van dergelijke gebeurtenissen konden geloven.

Twijfel aan de historiciteit van Jona

Tot aan de Verlichting is zowel door de overgrote meerderheid van Joodse en christelijke Schrift-uitleggers niet getwijfeld aan de historische betrouwbaarheid van Jona. Wel zien we dat een aantal grote Joodse Middeleeuwse commentaren voorzichtig de suggestie doen dat het verblijf van Jona in de vis een droom was. Pas vanaf de Verlichting krijgt de opvatting breed ingang dat het boek Jona een allegorie of gelijkenis is. Dat heeft alles te maken met het feit dat men de historische realiteit van wonderen onbestaanbaar acht.

De zienswijze dat het zonder reserve vasthouden aan de historische betrouwbaarheid van de Bijbel pas opkwam in de Verlichting en getuigt van een modern denken is historisch onjuist. Wel moet worden erkend dat men tot aan de Verlichting geen behoefte had een uitgebreid historisch onderzoek in te stellen. Dat die behoefte dan wel begint te ontstaan, heeft te maken met dat men oog gaat krijgen voor de eigenheid van de geschiedenis en dat in samenhang daarmee bestudering van geschiedenis als een afzonderlijke wetenschappelijke discipline tot ontwikkeling komt.

Vanaf de Verlichting gaat men binnen het boek Jona zelf naarstig op zoek naar argumenten om de historiciteit ervan te betwijfelen. Ik noem er een drietal. Pas Sanherib maakte Ninevé tot de hoofdstad het neo-Assyrische rijk. Het optreden van de profeet Jona onder Jerobeam II gaat daar zo’n 45 jaar aan vooraf. De constatering dat Ninevé een stad was van drie dagreizen is strijdig met wat wij weten over de omvang van Ninevé in de achtste eeuw vóór Chr. Als derde argument noem ik dat het woord ‘vis’ in Jona 1:17 en 2:10 mannelijk is en in 2:1 vrouwelijk

Voor elk van die argumenten kan een tegenargument worden gegeven. De regeringsperiode van de Assyrische koningen Assur-dan III en Asur-nirari V kenmerkten zich door grote instabiliteit. We kunnen vooronderstellen dat in deze periode Ninevé een semi-onafhankelijke stadstad was. Histo-risch gezien had Ninevé een ereplaats onder de Asyrische steden.

Het feit dat er wordt gesteld dat Ninevé een zeer grote stad van God/zeer grote stad was van drie dagreizen kan wellicht het best worden verklaard door aan te nemen dat de drie dagreizen slaan op het protocol dat bij een staatsbezoek aan een dergelijke stad was voorgeschreven. Een andere, zij het naar mijn overtuiging minder waarschijnlijke mogelijkheid, is dat drie dagreizen ook slaat op het gebied rond Ninevé, de zogenaamde Assyrische driehoek..

Als het gaat om het geslacht van de vis zijn er meerdere verklaringen mogelijk. De verandering van geslacht kan simpel liggen in het feit dat de verteller het niet interesseerde of de vis een mannetje of vrouwtje was. Een andere mogelijkheid is dat de mannelijke aanduiding meer algemeen is en de verteller vervolgens aangeeft dat het om een vrouwtje ging. Daarbij kan de verteller dat expliciet hebben gemaakt om de parallel met uit de buik van het graf (šeôl) en buik van de vis te onderstrepen.

Er is geen profetische en christelijke prediking voorstelbaar zonder daden van God in de geschiedenis

Evenals de kerkvaders stond het voor de Reformatoren vast dat Jona een historische persoon is. Wie de preken van Luther over Jona leest, kan dit met eigen ogen constateren. De historiciteit noch van Jona zelf noch van zijn wonderbaarlijke belevenissen zijn door Luther ooit betwijfeld. Hij kon zich geen profetische en christelijke prediking voorstellen zonder daden van God in de geschiedenis.

Daarmee komen we bij het antwoord op de vraag of het geestelijk van belang is of het boek Jona als een allegorie of gelijkenis wordt gezien dan wel als een verslag van historische gebeurtenissen,. Echte gebeurtenissen die ons worden verteld om duidelijk te maken dat niemand buiten het bereik van Gods genade valt en dat God bekering wil geven aan concrete personen van wie het helemaal niet zouden verwachten. Bekering die nodig is om de toekomende toorn te ontgaan.

Het ontkennen van de historiciteit van Jona moet wel leiden tot een relativering van de ernst van het gericht en de realiteit van de komende wederkomst. Gelooft men wel werkelijk dat ieder mens eenmaal voor de rechterstoel van Christus gedagvaard zal worden en dat alleen zij die hier op aarde de smalle weg leerden bewandelen, het nieuwe Jeruzalem zullen binnengaan?!

Het onderwijs van de Heere Jezus Zelf

In het onderwijs van de Heere Jezus heeft de persoon van Jona en zijn boodschap geen onbelangrijke plaats. Dan valt op dat de Heere Jezus zonder reserve van de historiciteit van Jona uitgaat. Dat geldt ook voor de bekende Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus getuige zijn werk Antiquitates Judaicae. De opvatting dat het boek Jona echte geschiedenis vertelt is dan ook de oudste opvatting en de canonieke opvatting.

Het boek Jona staat in de bundel van de twaalf Kleine Profeten. In deze bundel is de dag des HEEREN een centraal thema. De profeten laten ons zien dat bekering nodig is om het oordeel met die dag verbonden te ontgaan en in de zegen aan die verbonden te delen. Dan is het niet voldoende om bij het volk van Israël te behoren. Nodig is dan men de naam van de HEERE werkelijk heeft leren vrezen en dat er spraken mag zijn van een besnijdenis van het hart.

De Heere Jezus waarschuwde Zijn Joodse tijdgenoten op aarde dat de mannen van Ninevé hen zullen veroordelen in de dag van het oordeel. Die hadden zich immers op de prediking van Jona bekeerd. Als het feitelijk gaat om een fictief gehoor dat zich fictief bekeerd heeft op grond van de fictieve prediking van een fictieve profeet, verliest de waarschuwing haar kracht. Hoe kan dat een waarschuwing zijn voor werkelijke mensen.

Het boek Jona kan met name als we dit boek zien in het licht van het onderwijs van de Heere Jezus bepaald niet als een grap worden getypeerd. Zo’n typering staat wel ver af van de noodzaak van bekering waarmee het boek Jona ons confronteert en waartoe de Heere Jezus ons oproep. Zo’n typering staat ook ver af van de ernst van het voor eeuwig verloren gaan en het feit dat men op de jongste dat veroordeeld worden door anderen op wie men in dit leven vanuit de hoogte neerkeek. Ontkenning van het belang van de historiciteit van Jona staat dan ook niet los van relativering van de ernst en de realiteit van het komende gericht en de noodzaak van bekering om zonder vrees God te kunnen ontmoeten.

De boodschap van Jona

Het boek Jona onderstreept de noodzaak van bekering. Hij laat ons de mogelijkheid van terugkeer tot de HEERE aan niemand mogen ontzeggen. Dan blijkt dezelfde HEERE Die rechtvaardig en heilig is, ook barmhartig en genadig te zijn en berouw te hebben over het kwaad dat Hij had laten aankondigen. De verkiezing van Israël door de HEERE sluit heil voor de volkeren niet uit. Daarin is het boek Jona een prelude op de nieuwe bedeling.

Het Hebreeuwse woord šwb komt vijfmaal het boek Jona voor. In Jona 1:3 in de letterlijke betekenis van ‘terugbrengen’. In Jona 3:8 wordt het gebruikt voor het appèl tot bekering dat de koning van Ninevé doet uitgaan en in Jona 3:10 wordt beschreven hoe aan dit appèl gehoor wordt gegeven.

Weliswaar had Jona een boodschap van louter oordeel gebracht, maar de koning van Ninevé schepte moed uit het feit dat men gewaarschuwd werd. Daarom zei hij: Wie weet, God zal Zich wenden/omkeren en berouw hebben; en Hij Zich wenden/omkeren van de hittigheid van Zijns toorn, zodat wij niet vergaan.’ (Jona 3:9).

Tot tweemaal toe wordt in Jona 3:9 het Hebreeuwse woord šwb voor God Zelf gebruikt. Het grote wonder is dat God metterdaad afziet van het voltrekken van de aangekondigde straf. De bekering van de inwoners van Ninevé correspondeert met het vrezen van de HEERE door de heidense zeelieden die Jona overboord wierpen.

Het boek Jona heeft evenals de gelijkenis van de verloren zoon een open einde. De gelijkenis van de verloren zoon eindigt met een appel op de oudste zoon. Het boek Jona loopt uit op een appèl op Jona. Een appèl dat ook hij zich bij vernieuwing bekeert en zo nog dieper dan tevoren de Psalm die hij dichtte in de buik van de vis leert zingen. Hij was bereid om zich overboord te laten zetten voor het leven van heidense zeelui. Waarom zou hij zich dan niet verblijden over de bekering vna Ninevé!?

Met haar open einde is het boek Jona ook een appèl op ons. Temeer omdat Hij Die zoveel meer is dan Jona in en door Zijn Woord tot ons komt. Hij overtreft Jona allereest als persoon. Hij is de hoogste Profeet omdat Hij Zelf God was en bleef en mens is geworden. Daarom hebben wij/heb ik mij tot de bekering bekeerd en zien wij/zie ik uit naar de bekering van anderen?!

Jona was bereid zich overboord te laten zetten om heidense zeelieden te redden. Een vermelding die aan kracht verliest als het niet om een historische gebeurtenis gaat. Nu was Jona zelf de oorzaak van de storm. De Heere Jezus Christus is plaatsvervangend aan het kruis gestorven. Zelf had Hij geen zonde gehad of gedaan.

Plaatsvervangend overwon Hij ook de dood. Daarom kan worden gezongen:

Nu jaagt de dood geen angst meer aan,
want alles, alles is voldaan;
wie in geloof op Jezus ziet,
die vreest voor dood en helle niet.

Want nu de Heer is opgestaan,
nu vangt het nieuwe leven aan,
een leven door zijn dood bereid,
een leven in zijn heerlijkheid.

De boodschap van Jona was een boodschap van louter oordeel. Desondanks ging de koning van Ninevé – en naar de uitkomst laat zien – er terecht vanuit dat er nog een mogelijkheid van bekering was. Als ons het Evangelie wordt verkonding, horen we niet alleen van de toorn van God over d de zonde, maar ook dat wie tot Christus komt niet wordt uitgeworpen, dat wij welkom zijn bij Hem.

De Heere Jezus zei: ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.’ (Mat. 11:28). Dat er dan in niemand van ons een boos, ongelovig hart is om te wijken van de levende God. (Heb. 3:12). Laat het niet zo zijn dat op de jongste dag de mannen van Ninevé ons moeten veroordelen, maar laat het zo zijn dat wij samen met hen in het nieuwe Jeruzalem mogen aanzitten met Abraham, Izak en Jacob, ja wat meer is tot in alle eeuwigheid het Lam mogen loven dat voor ons werd geslacht en ons vrijkocht met Zijn bloed.

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.

Epupa Falls – Prachtige watervallen op de grens van Angola en Namibië

De Epupa Falls liggen op de grens van Angola en Namibië. Het zijn watervallen in de Kunene rivier. Deze watervallen zijn ongeveer een halve kilometer breed. De grootste waterval in de serie heeft een val van 37 meter. Epupa betekent schuim in het Herero (een Bantoetaal gesproken door de gelijknamige Herero’s. Kijk en verwonder over dit prachtige natuurfenomeen! Met dank aan het YouTube-kanaal nawrockiworldwide voor het plaatsen van deze video.

COLUMN: Archeologie in Staphorst

Veel orthodoxe christenen geloven dat deze aarde minder dan tienduizend jaar oud is. De wereldgeschiedenis is te verdelen in de eerste en tweede wereld. De eerste wereld was de wereld vóór de zondvloed en de tweede wereld is de wereld ná de zondvloed. Niet dat er na de zondvloed een nieuwe wereld ontstond, maar wel een door het water gereinigde wereld.

Voor reformatorische christenen is dit niet nieuw. Ze lezen bijvoorbeeld in het zogenoemde zondvloedgebed: “Gij die naar Uw streng oordeel de ongelovige en onboetvaardige wereld met den zondvloed gestraft hebt, en den gelovigen Noach, zijn acht zielen, uit Uw grote barmhartigheid behouden en bewaard; (…).” Helaas rekenen veel mensen tegenwoordig niet meer met duizenden jaren en een wereldwijde zondvloed. De wereld is miljarden jaren oud en de mensheid is in de loop van een aantal miljoenen jaren geëvolueerd vanuit een aapachtige voorouder tot de huidige beschaafde wezens. Nu kunnen we denken dat die mensen niet met God en Zijn gebod rekenen en het dus niet vreemd is dat ze op zoveel miljoenen en miljarden jaren uitkomen. Moeten we dat dan maar negeren? Maar wat als deze basisovertuigingen wél met elkaar in aanraking komen?

Raadsleden van de ChristenUnie en de SGP van de Biblebelt-gemeente Staphorst hebben dat in 2010 ervaren. Gemeenten zijn sinds 2007 verplicht een archeologische verwachtingskaart op te stellen. Dit werd ook in Staphorst gedaan. Onderzoeks- en adviesbureau BAAC werd ingeschakeld en de kaart werd gepresenteerd. In het rapport wordt gesproken van de voorlaatste ijstijd, het Saalien, zo’n 370.000 tot 130.000 voor Christus. De christenpolitici van de Gemeente Staphorst waren het niet eens met die duiding. Het rapport zou niet aansluiten bij de basisovertuiging van veel orthodoxe Staphorsters dat de aarde niet ouder is dan zesduizend jaar. Vondsten uit de zogenoemde steentijd hoeven daarmee niet bij het vuilnis gezet of ontkend te worden. De raadsleden gaven aan dat deze steentijdvondsten zeer waardevol zijn, maar merkten daarbij op dat deze vondsten onmogelijk ouder dan zesduizend jaar kunnen zijn. Uiteindelijk bleek een alternatief rapport waarbij wél rekening gehouden wordt met het Bijbelse kader niet haalbaar. De Staphorster christenpolitici kregen het echter wel voor elkaar dat er voorin het definitieve rapport een extra voorwoord verscheen met daarin de opmerking dat veel Staphorsters anders denken over de leeftijd van de aarde.

Jammer dat een rapport vanuit de Bijbelse basisovertuiging niet haalbaar bleek. Het zou mooi zijn als er een archeologisch instituut opgericht zou worden met archeologen die wel vanuit deze basisovertuiging denken en door Biblebelt-gemeenten kunnen worden ingeschakeld om dergelijke rapporten op te stellen. Dat zou moeten kunnen. Er zijn immers ook verschillende archeologen die denken vanuit deze basisovertuiging en werken in de Levant (Israël en omstreken) en Mesopotamië.

Dit artikel verscheen eerder in het gezinsblad ‘Om Sions Wil’ en is met toestemming van de redactie hier overgenomen. De volledige bronvermelding luidt: Meerten, J.W. van, 2023, Archeologie in Staphorst, Om Sions Wil 2023 (10): 11. Hier is wat meer te lezen over ‘Om Sions Wil’.

ANDERE COLUMNS UIT 'OM SIONS WIL' JAARGANG 2023