Animatie van de menselijke bevruchting

Nucleus Medical Media toont ons in de onderstaande animatievideo de menselijke bevruchting zien. Deze animatie laat een uitvergroting op celniveau zien en toont ons welke ‘strijd’ een spermacel moet leveren om uiteindelijk een eicel te bevruchten. Waarna het genetische materiaal van de eicel en een enkele spermatoïde samen een nieuw mens vormen. Evolutionair bioloog en voorstander van Intelligent Design dr. Jonathan McLatchie verwonderde zich over de niet-reduceerbare complexiteit van de spermacel en schreef er (in het Engels) een artikel over voor de ID-website Evolution News & Views. Kijk en verwonder over prachtig ontwerp! Wanneer u de YouTube-ondertiteling aanzet krijgt u een begrijpbare, maar helaas niet foutloze, Nederlandse vertaling. De video is al meer dan 79 miljoen (!) keer bekeken.1

Telemedicine: een door Kamerleden gepromoot gevaar

Deze bijdrage is geschreven samen met Chris Develing.

In coronatijd kregen duizenden Britse vrouwen na een telefonisch consult abortuspillen thuisgestuurd. Telemedicine op deze manier is echter zeer riskant en moet in Nederland verboden blijven.

Kamerlid Corinne Ellemeet, (GroenLinks) twitterde met afschuw over de veroordeling van de Britse Carla Foster (44), die een ”doe-het-zelfabortus” onderging met abortuspillen. Wie het artikel bij haar tweet niet leest, zal denken dat de Britse rechter een uitglijder maakte. Het Kamerlid schreef namelijk dat de straf van 28 maanden cel (waarvan veertien maanden voorwaardelijk) volgde nadat de vrouw abortuspillen had genomen voorbij de medische grens van tien weken zwangerschap. In werkelijkheid gaat het om een illegale abortus bij 32 weken zwangerschap.

De Britse vrouw maakte gebruik van ”telemedicine”, dat begin 2020 in Engeland in werking trad vanwege de lockdowns. De patiënt krijgt bij telemedicine geen lichamelijk onderzoek, maar ontvangt dan een consult via een telefoon- of videogesprek. Zo kregen duizenden Britse vrouwen tijdens corona abortuspillen thuisgestuurd, waarna zij een volledige ”doe-het-zelfabortus ondergingen. Carla Foster was een van hen. Tijdens een telefonisch consult met de abortuskliniek zei ze zeven weken zwanger te zijn, waardoor ze de abortuspillen per post mocht ontvangen.

De veroordeling ontmaskert een groot nadeel van telemedicine: zonder echo, die normaliter standaard vóór iedere abortus wordt uitgevoerd, weet een arts niet hoe ver de zwangerschap is. Abortuspillen mogen uiterlijk tot de tiende zwangerschaps week worden gebruikt. Bij Foster ging het mis; ze moest de ambulance bellen. Eenmaal in het ziekenhuis beviel ze van een doodgeboren baby, waarna het ziekenhuispersoneel de politie inlichtte. Die vond later op haar computer zoekopdrachten over het beëindigen van een zwangerschap na 24 weken en het verhullen van een zwangere buik. In de rechtbank verklaarde Foster te worden achtervolgd door spijt en door beelden van het gezichtje van haar dode kind.

Risico’s

Ervaringen met telemedicine, in landen als Ierland en Engeland, geven inzicht in de risico’s ervan. Zo bracht de BBC het verhaal van ”Savannah”, een zestienjarig meisje dat met hevige bloedingen naar de spoedeisende hulp moest. Carla en Savannah zijn geen incidenten. Onderzoek na het opvragen van documenten van abortusklinieken liet zien dat er in 2020 duizenden meisjes en vrouwen naar het ziekenhuis moesten na een legale doe-het-zelfabortus. Toch pleitten abortusklinieken in het Verenigd Koninkrijk (met succes) voor het standaardiseren van telemedische abortusbehandelingen, zoals de bedenkers bij het Nederlandse ”Women on Waves” de behandelvorm noemen.

Vrijwillig?

Een ander gevaar van telemedicine is dat de abortusarts nauwelijks kan inschatten of de abortuskeuze vrijwillig wordt gemaakt. Bij een consult op afstand weet je immers nooit of een dwingende partner of vader naast de zwangere vrouw zit om het gesprek te sturen. Kevin Duffy was zelf ooit directeur van een Britse abortuskliniek. Tegenwoordig is hij actief tegenstander van abortus. Zijn vrijwilligers deden zich voor als patiënten, waarna zij de pillen thuis ontvingen, ondanks het liegen over hun naam, hun geboortedatum en de zwangerschapsduur.

Kamerlid Ellemeet, voorstander van telemedicine, schonk in haar reactie geen aandacht aan de gevaren voor vrouwen of de (vermoedelijk pijnlijke) dood van het kind. Abortusactivisten wijzen er vaak op dat de meerderheid van de neurowetenschappers stelt dat foetussen pijn kunnen ervaren na 24 weken zwangerschap. Toch had Ellemeet alleen oog voor de „genadeloos harde” straf die Foster was opgelegd. Daarna gebruikte ze die voor haar campagne om artikel 296 uit het Wetboek van Strafrecht te halen. (Dit bepaalt dat wie een abortus uitvoert strafbaar is, tenzij de abortus plaatsvindt in een speciale kliniek of een ziekenhuis, onder de voorwaarden uit de Wet afbreking zwangerschap.) Foster werd namelijk op grond van een vergelijkbaar wetsartikel veroordeeld. Hoe is deze opstelling mogelijk terwijl iedereen kan lezen dat het omgebrachte kind ver voorbij de 24-wekengrens was?

Deze onbewogen reactie op de dood van een levensvatbaar en gezond kind bevestigt wat volgers van het abortusdebat steeds vaker opvalt: voor veel feministen betekent ”baas in eigen buik” niet dat de vrouw ná 24 weken zwangerschap opeens haar zelfbeschikkingsrecht inlevert. Op zulke momenten mis je de rechts-liberale voorstanders van abortusrechten, die doorgaans niet zo’n extreme toegang tot abortus eisen.

Schuldvraag

Abortusactivisten probeerden telemedicine ook in Nederland erdoor te krijgen. Bureau Clara Wichmann, gesteund door Liliane Ploumen en Women on Waves, sleepte de Staat zelfs voor de rechter. De eis werd op 10 april 2020 afgewezen omdat Nederlandse abortusklinieken tegen waren. Het vonnis bevatte zowaar een interessante waarschuwing van de Stichting Samenwerkende Abortusklinieken Nederland (StiSAN) en het Nederlands Genootschap van Abortusartsen (NGvA). Zij vreesden exact wat later in Engeland zou gebeuren met duizenden meisjes en vrouwen: abortuspillen verstrekken na tien weken zwangerschap kan verstrekkende medische gevolgen hebben voor een cliënt, waaronder ziekenhuisopname.

Des te vreemder is het dat voorstanders van telemedicine nu de schuld leggen bij de strafbaarheid van abortus na 24 weken. Het hele incident is intens verdrietig en kent alleen maar verliezers. Maar niemand kan eromheen dat Carla Foster voorlopig niet in staat is om voor haar levende kinderen te zorgen vanwege de desastreuze beslissing om telemedicine legaal te maken.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Dijk, D.J.H. van, Develing, C., 2023, Telemedicine: een door Kamerleden gepromoot gevaar, Reformatorisch Dagblad 53 (63): 33-33 (artikel).

Heeft Noach zwarte mensen vervloekt en veroordeeld tot slavernij? – Preek van ds. J. Koppelaar (HHK) over Genesis 9:25

Op 16 juli 2023 hield dominee Koppelaar van de Hersteld Hervormde Kerk een preek over de vraag: ‘Heeft Noach zwarte mensen vervloekt en veroordeeld tot slavernij?‘ Ziende op 1 juli 2023 toen het 150 jaar geleden was dat de slavernij afgeschaft werd een uiterst actueel thema. Met dank aan de Hersteld Hervormde Gemeente van Apeldoorn voor het delen van de onderstaande preek.

WoordStudie: Wie schreef de eerste brief van Petrus?

Vele eeuwen lang, vanaf de 1e tot het begin van de 19e eeuw, heeft men Petrus als auteur van deze brief beschouwd. Waarom is vanaf de 19e eeuw tot nu toe het auteurschap van Petrus door nogal wat uitleggers in twijfel getrokken? Men zag en ziet daartoe diverse redenen; ik geef een selectie daarvan, zonder de auteurs te noemen:

  1. 1 Petrus bevat teveel gedachtengoed dat we ook in Paulus’ brieven aantreffen; dus kan Petrus niet de auteur zijn. De brief zal dus een ‘pseudepigrafisch’ geschrift zijn, d.w.z. het is geschreven door een onbekende auteur, die welbewust niet zijn eigen naam, maar de naam van Petrus als afzender heeft gekozen.
  2. 1 Petrus bevat te weinig levendig beschreven herinneringen aan het leven en het onderwijs van Jezus Christus. Dat zou je verwachten als de brief echt van Petrus was.
  3. 1 Petrus is geschreven in uitstekend Grieks. Woordgebruik, grammatica en zinsbouw staan op hoog niveau. Kan zulk Grieks geschreven zijn door een Galilese visser met Aramees als moedertaal? Zo iemand behoorde toch bij de categorie ‘ongeletterde en eenvoudige mensen’ (Hand. 4:13)?

Hier is door anderen het volgende tegen in gebracht. Ik geef een zelfstandige verwoording van hun argumenten:

Ad 1) Inhoudelijke overeenkomsten zijn geen aanwijzingen voor afhankelijkheid of gebrek aan originaliteit. Zowel Paulus als Petrus zijn door dezelfde Geest geïnspireerd, maar leggen daarnaast wel hun eigen accenten. Die accenten kunnen ook nog eens per geschrift, zelfs binnen het oeuvre van één en dezelfde auteur, verschillend zijn. Toch is er tussen 1 Petrus en de brieven van Paulus nergens tegenspraak, eerder van enige overlap. Als 1 Petrus werkelijk een ‘pseudepigrafisch’ geschrift is, waarom heeft de auteur het dan niet op naam van Paulus gezet? Juist het feit dat dit niet gebeurd is, maakt deze theorie onaannemelijk.

Ad 2) 1 Petrus bevestigt en duidt de informatie die in de evangeliën gegeven is; zie de verwijzingen naar het bloed van Christus (1:2,19), Zijn opstanding uit de doden (1:3,21), het zicht op Zijn toekomstige openbaring (1:7,13) en heerlijkheid (1:11), Zijn onderwijs over de wedergeboorte (1:3,23) en over het bouwen van de gemeente (2:5), Zijn onberispelijke leven (2:21), Zijn plaatsvervangend sterven (2:24; 3:18). Petrus heeft duidelijk niet de behoefte gehad daaraan nog iets toe te voegen. ‘Er is eerder doorwerking te verwachten van Christus’ leer dan van allerlei herinneringen aan Zijn leven’.1 Het is dan ook niet correct Petrus daarom niet als auteur van de brief te beschouwen.

Ad 3) Dit bezwaar gaat uit van de onjuiste vooronderstelling dat wij precies weten hoeveel Grieks een Galilese visser halverwege de 1e eeuw beheerste. Verder is het goed te weten dat het woord ‘ongeletterd’ ook de betekenis kan hebben ‘ongeschoold’, ‘zonder opleiding’, d.i. in dit verband specifiek ‘zonder rabbijnse theologische scholing’. En de betekenis van ‘eenvoudig’ gaat in de richting van ‘leek’, ‘ondeskundige’, en ook ‘niet een officieel ambt bekledend’. Beide maken een op zichzelf uitstekende beheersing van het Grieks zeer wel mogelijk.

Daarnaast is ons onbekend in hoeverre de uiteindelijke vormgeving van de tekst van 1 Petrus mede voor rekening komt van Silvánus; zie 5:12. Overigens zijn er ook geleerden die wijzen op stilistische zwakheden in 1 Petrus; zij zijn van mening dat de brief weliswaar in kwalitatief goed, maar bepaald niet literair Grieks geschreven is.

Verder weten we dat tijdens Petrus’ leven er al vier eeuwen lang Griekse invloed in Palestina was geweest. Ook Galiléa lag binnen deze Griekse invloedssfeer, en dat geldt ook voor Petrus’ geboorteplaats Bethsaïda (Joh. 1:45). We hoeven ons daarom niet te verbazen over de mogelijkheid dat daar mensen woonden, die, afhankelijk van hun taalgevoel, het Grieks goed tot uitstekend beheersten. Zelfs heel wat in dit gebied gevonden Joodse grafinscripties waren in het Grieks gesteld – kennelijk was dat de taal die verwanten het meest vertrouwd was om hun dierbare overledene te gedenken.2

Conclusie: er bestaat geen dwingende reden het auteurschap van Petrus in twijfel te trekken.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Rechtstreeks. De volledige bronvermelding luidt: Kramer, G., 2023, WoordStudie: Wie schreef de eerste brief van Petrus, Rechtstreeks 20 (4): 9.

It’s a Girl – Trailer van een indrukwekkende documentaire

In China en India, maar ook in andere delen van de wereld, worden er veel meisjes geaborteerd, slechts vanwege het feit dat zij een meisje zijn. Hoewel uit de berichtgeving blijkt dat het beter gaat in deze landen1, blijft het feit bestaan dat meisjes minder waarde hebben en daardoor sneller geaborteerd worden. Hieronder wordt de trailer van de indrukwekkende documentaire ‘It’s a Girl’ weergegeven. Met dank aan de filmmakers kunnen we deze trailer delen.

Voetnoten

Overlijdensakte van Dirk Karel van Meerten (1877-1878)

Overlijdensakte van Dirk Karel van Meerten (1877-1878) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Bedum.

Hierboven wordt de overlijdensakte van Dirk Karel van Meerten (1877-1878) weergegeven.1 Op 23 december 1878 verscheen Andries Woldendorp (1824-1919) voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Bedum om aangifte te doen van het overlijden van Dirk Karel. Andries was vier en vijftig jaar oud, architect van beroep en woonachtig te Onderdendam. Hij deed de aangifte samen met Siebe Braaksma (1825-1898), drie en vijftig jaar oud, kleermaker van beroep en woonachtig te Onderdendam. Beide getuigen zijn geen bloedverwant van de overledene. Zij verklaarden dat Dirk Karel op 22 december 1878 om twee uur ’s nachts is overleden in de leeftijd van zeventien maanden. Hij was geboren en woonachtig te Onderdendam. Dirk Karel was een zoon van Samuel van Meerten (1836-1895) en Biefkelina Clasina Odenbandringh (1852-1916).2 Samuel was notaris van beroep en Biefkelina Clasina zonder beroep. Het echtpaar woonde te Onderdendam.

Voetnoten

Geboorteakte van Dirk Karel van Meerten (1877-1878)

Geboorteakte van Dirk Karel van Meerten (1877-1878) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Bedum.

Hierboven wordt de geboorteakte van Dirk Karel van Meerten (1877-1878) weergegeven.1 Op 18 juli 1877 verscheen Samuel van Meerten (1836-1895) voor de Ambtenaar van de Gemeente Bedum om aangifte te doen van de geboorte van zijn zoon. Samuel was veertig jaar oud, notaris van beroep en woonachtig te Onderdendam. Hij verklaarde dat Dirk Karel op 17 juli 1877 om zeven uur in de avond is geboren. Zijn moeder is Biefkelina Clasina Oldenbandringh (1852-1916).2 Samuel had twee getuigen meegebracht: (1) Simon Doesburg (±1835-?), twee en veertig jaar oud, voerman van beroep en woonachtig te Onderdendam, (2) Jan Takens (1800-1887), zeven en zeventig jaar oud, gemeentebode van beroep en woonachtig te Onderdendam.

Voetnoten

Huwelijksakte van Samuel van Meerten (1836-1895) en Biefkelina Clasina Oldenbandringh (1852-1916)

Huwelijksakte van Samuel van Meerten (1836-1895) en Biefkelina Clasina Oldenbandringh (1852-1916) zoals weergegeven in de Burgerlijke Stand van de Gemeente Ambt Almelo.

Hierboven wordt de huwelijksakte van Samuel van Meerten (1836-1895) en Biefkelina Clasina Oldenbandringh (1852-1916) weergegeven.1 Op 28 mei 1875 verscheen het aanstaande echtpaar voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Ambt-Almelo om een huwelijk aan te gaan. De Ambtenaar in functie was Helmig Anthonij Klop (?-?).

Samuel was acht en dertig jaar oud en notaris van beroep. Hij was geboren te Oud-Beijerland en woonachtig te Bedum. Samuel was de meerderjarige zoon van Dirk Karel van Meerten (1804-1886) en Johanna Elizabeth la Lau (1809-1884). Dirk Karel was predikant van beroep en Johanna Elizabeth zonder beroep. Het echtpaar woonde te Oud-Beijerland.

Biefkelina Clasina Oldenbandringh was drie en twintig jaar oud en zonder beroep. Zij was geboren te Ruinen en woonachtig te Ambt-Almelo.2 Biefkelina Clasina was de meerderjarige dochter van wijlen Jan Oldenbandringh (1818-1869) en van Catrina Petronella Johanna Huisinga (1820-1876). De moeder was zonder beroep, woonachtig te Ambt-Almelo. Zij was aanwezig bij de huwelijksplechtigheid en gaf haar toestemming tot dit huwelijk.

Het aanstaande echtpaar overhandigde de volgende stukken aan de ambtenaar: Het certificaat van voldoening aan de Nationale Militie, de geboorteakte van de comparant, de geboorteakte van de comparante, de overlijdensakte van haar vader en het bewijs van de onverhinderde afloop van de huwelijksafkondigingen in de Gemeente Bedum. Dat laatste heeft plaatsgevonden op de zondagen 16 mei 1875 en 23 mei 1875. Dat geldt ook voor Bedum. Na het beantwoorden van de vragen van de ambtenaar gaven zij elkaar het ‘Ja’-woord.

Het echtpaar had vier getuigen meegebracht:

1. Dirk Karel van Meerten (1804-1886), zeventig jaar oud, predikant van beroep, woonachtig te Oud-Beijerland en vader van de comparant.
2. Frederik Wilhelm van der Putten (1830-1893), oud vier en veertig jaar, directeur van een brood- en meelfabriek van beroep, woonachtig te ’s-Gravenhage en een goede bekende van de comparanten.
3. Lambert Roelof Oldenbandringh (1849-1882), vijf en twintig jaar oud, particulier van beroep, woonachtig te Ambt-Almelo en broeder van de comparante.
4. Tonko Swaagman (1812-1886), drie en zestig jaar oud, emeritus-predikant van beroep, woonachtig te Groningen en aangetrouwde oom van de comparante.3

Voetnoten

Overlijdensakte van Biefkelina Clasina Oldenbandringh (1852-1916)

Overlijdensakte van Biefkelina Clasina Oldenbandringh (1852-1916) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Bedum.

Hierboven wordt de overlijdensakte van Biefkelina Clasina Oldenbandringh (1852-1916) weergegeven.1 Op 15 december 1916 verscheen Siebe Braaksma (1861-1939) voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Bedum om aangifte te doen van het overlijden van Biefkelina Clasina. Siebe was vijf en vijftig jaar oud, kleermaker van beroep en woonachtig te Onderdendam. Hij deed de aangifte samen met Tjeerd van Houten (1849-1927), zeven en zestig jaar oud, brugwachter van beroep en woonachtig te Bedum. Hij verklaarde dat Biefkelina Clasina op 13 december 1916 om half zeven in de avond te Onderdendam is overleden in de leeftijd van vier en zestig jaar. Zij was zonder beroep, geboren te Ruinen en woonachtig te Onderdendam. Biefkelina Clasina was weduwe van Samuel van Meerten (1836-1895)2 en de dochter van wijlen de echtelieden Jan Oldenbandringh (1818-1869) en Catrina Petronella Johanna Huisinga (1820-1876).

Voetnoten

‘Zou de wereld beter af zijn zonder religie?’ – Bespreking van ‘Schurken en heiligen’

Op het lezen van dit boek zijn ten minste de volgende twee reacties mogelijk. De ene is: ‘Zie je wel, het valt nog wel mee met religie als bron van geweld.’ De andere is: ‘Verschrikkelijk dat er in de naam van Christus geweld gepleegd is, en wordt.’ Beide reacties tegelijk is wat de auteur, Australisch predikant en historisch van de antieke wereld, graag zou zien.

De inzet van het boek is de vraag: zou de wereld beter af zijn zonder religie? Het antwoord van de zogenaamde ‘nieuwe atheïsten’ zoals Richard Dawkins en Sam Harris is zonder meer: ja! Religie houdt mensen dom zodat ze niet vatbaar zijn voor wetenschappelijke argumenten tegen hun geloof. Bovendien is religie een aanhoudende bron van geweld en oorlogsvoering.

Zonder het straatje van religie schoon te willen vegen, geeft Dickson in dit boek alle aanleiding om het standpunt van de nieuwe atheïsten behoorlijk te relativeren. Daartoe gaat hij met zevenmijlspassen de geschiedenis van de kerk door en laat hij zien dat er gevallen zijn waarin het inderdaad religie was die leidde tot geweldpleging. Maar er zijn ook gevallen waarin het wel gelovigen waren die geweld pleegden, maar niet met hun geloof als voornaamste motief.

Niet dat het dan minder erg is dat ze geweld pleegden, dat voegt Dickson er steeds wel meteen aan toe. Christenen zouden beter moeten weten. Dickson laat ook zien dat christenen het gelukkig in veel gevallen ook inderdaad beter wisten en nadrukkelijk aandacht hadden voor hulpverlening en barmhartigheid. Die keerzijde wordt door de nieuwe atheïsten altijd verzwegen, evenals het feit dat er ook door ongelovigen veel geweld gepleegd is. Aan het eind van het boek maakt Dickson de balans op van het aantal slachtoffers dat gevallen is ten gevolge van geweldpleging door gelovigen en door ongelovigen. Onder het terreurbewind van Stalin vielen er vijftien tot twintig miljoen slachtoffers en dat is meer slachtoffers per week (!) dan de Spaanse Inquisitie in drieënhalve eeuwe maakte. Als Richard Dawkins beweert dat hij geen voorbeeld kan geven van een oorlog die in de naam van het atheïsme is gevoerd, antwoordt Dickson gevat: nee, nogal wiedes. Atheïsme geeft geen motief om voor te strijden, want het doet juist aan een geloofsmotief ontbreken. Het probleem is dat atheïsme blijkbaar wel probleemloos samen kan gaan met het doden van enorme hoeveelheden mensen. Maar Dickson haast zich om eraan toe te voegen dat dit geenszins een aanleiding mag zijn voor christenen om tevreden te zijn.

Dickson begint zijn gang door de geschiedenis met de christenvervolgingen in de eerste eeuwen van de kerkgeschiedenis. Ook dat aspect laten de nieuwe atheïsten ‘gemakshalve’ weg. Christenen weten wat het is om het voorwerp van geweldpleging te zijn. Christenvervolging is er tot op de dag van vandaag. Dickson noemt christenen in dit verband: goede verliezers. Zij vochten niet terug, maar lieten zich geduldig verdrukken en vermoorden.

Dickson laat vervolgens zien dat het verklaren van het christelijk geloof als officieel erkend geloof onder Constantijn, in tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt, niet leidde tot geweld. Dat kwam pas later in de tijd van Ambrosius, toen de kerk naar macht streefde. Het is zeer de vraag of die machtswellust religieus gemotiveerd was of ‘gewoon’ een kwestie van menselijke drang naar macht.

Alleen bij de Kruistochten moet Dickson openlijk toegeven dat het geweld expliciet religieus gemotiveerd was, en met de Jodenhaat van Luther is dit dan ook de zwartste bladzijde in het boek van de kerk. Zelfs bij het geweld dat in de tijd van ‘Troubles’ in Noord-Ierland gepleegd is, ging eerder om politiek dan om religie.

De auteur eindigt met een scherpe analyse van waar het geweld vandaan komt, ongeacht of het door gelovigen of atheïsten bedreven wordt. Het probleem zit namelijk in het hart van elk mens. Atheïsten kan eigenlijk niet verweten worden dat zij geen rem hebben om die boosheid in het hart de ruimte te geven. Christenen zouden zich geremd moeten voelen door de woorden van Christus en het werk van de Geest. Het is opmerkelijk dat een niet-gelovige als de bekende Britse historicus Tom Holland schreef dat hij ‘in ethisch opzicht christen is’ als hij zich keert tegen geweld. Daarmee geeft hij aan dat het wel degelijk eigen is aan de christelijke religie om tegen geweld te zijn. Dickson tekent daar met een beeldspraak bij aan dat God weliswaar een prachtige compositie geschreven heeft, maar dat de uitvoerenden er dikwijls helaas niet zoveel van terechtbrengen en soms erg vals kunnen spelen. Dat mag ons wel tot verootmoediging leiden na het lezen van dit boeiende boek.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Vries, M.J. de., 2023, Boekbesprekingen, De Waarheidsvriend 111 (26): 13.