Prolifebeweging moet menswaardig Europa beogen

Een Europabrede prolifebeweging moet in gezamenlijkheid haar verantwoordelijkheid nemen. Haar opdracht is om bij een onbedoelde zwangerschap hoop te geven aan ouders en kind.

Menselijke waardigheid is niet alleen in het in West-Europa dominante liberale denken, maar ook binnen de christelijke traditie belangrijk. Ze komt dan ook vaak terug als grondslag in allerlei mensenrechtenverklaringen. Toch wordt ze dagelijks geschonden. Aan de randen van het leven, rond abortus en actieve stervenshulp, krijgt zowel Nederland als Duitsland wetgeving die de menselijke waardigheid steeds erger met voeten treedt. Ik zoom in op abortus. Hoe gaat het daarmee in Nederland?

Weggedrukt

In Nederland geldt sinds 1984 de Wet afbreking zwangerschap (Waz). Het eerste uitgangspunt van deze wet is dat abortus verboden is, tenzij de vrouw zich in een noodsituatie bevindt als gevolg van een onbedoelde zwangerschap. De wet valt terecht nog steeds onder het Wetboek van Strafrecht. Wat een noodsituatie inhoudt, laat de wetgever echter in het ongewisse. Dat baant de weg naar een abortuspraktijk waarin de reden voor abortus er nauwelijks toe doet.

Het tweede uitgangspunt van de Waz is dat het ongeboren leven bescherming toekomt. In de praktijk wordt de waarde van het ongeboren leven echter weggedrukt door de waarde van de autonomie van de vrouw. Dat blijkt bijvoorbeeld uit twee wetsveranderingen die het parlement vorig jaar goedkeurde. Beide maken de beschikbaarheid van abortus laagdrempeliger. Allereerst is de verplichte beraadtermijn van vijf dagen afgeschaft. Ten tweede hoef je voor een medicamenteuze afbreking (de abortuspil) niet meer naar een abortuskliniek; deze is op recept verkrijgbaar bij de huisarts.

Gevreesde tendens

De Nederlandse abortuswet biedt, net als de Britse, ruimte voor abortus tot 24 weken zwangerschap. Dit is in Europa de langste termijn. Vrouwen uit allerlei landen komen dan ook naar Nederland voor een late abortus.

In Nederland worden zo’n 30.000 abortussen per jaar uitgevoerd. Opmerkelijk in de jongste cijfers is dat de meeste abortussen plaatsvinden bij vrouwen tussen 30 en 34 jaar. In eerdere jaren betrof dit een jongere leeftijdscategorie.

Zorgwekkend is de sterke stijging (ruim 50 procent in enkele jaren) van het aantal zwangerschapsafbrekingen op basis van prenatale diagnostiek, dus op grond van een medische indicatie. De oorzaak ervan is niet bekend. Is het een gevolg van de invoering van de 13-wekenecho in 2021 en van de NIPT (niet-invasieve prenatale test)? Is dit het begin van de gevreesde tendens dat geïntensiveerde prenatale screening leidt tot meer abortussen? Dat zou aangrijpend zijn. Vanwege de moeilijke en medisch-ethisch complexe situaties die er kunnen zijn. Maar ook omdat dit cijfer mogelijk vertelt dat we steeds minder goed kunnen omgaan met lijden en gebreken.

Geborgenheid

Mensen staan in relatie tot anderen. Maar rond een onbedoelde zwangerschap voelen veel vrouwen zich juist eenzaam. Ze missen iemand die hen steunt in de keuze voor het leven. Door een abortus wordt niet alleen een zwangerschap afgebroken, maar ook de relatie tussen het ongeboren kind en de moeder en vader. Verder loopt de relatie tussen de moeder en haar partner na een abortus regelmatig stuk (de cijfers variëren van 25 tot 75 procent). Een abortus beschadigt dus wezenlijke relaties en is als zodanig mensonwaardig.

Menselijke waardigheid is ook te zien als een opgave. In relaties gaat het om erkenning en liefdevolle zorg. We hebben als mensen de waardige opdracht om elkaar aandacht en liefde te geven. Menselijke waardigheid is kwetsbaar. Het ongeboren leven is kwetsbaar. Onbedoeld zwangere vrouwen en vrouwen en mannen na een abortus kunnen beschadigd zijn. Juist dan zijn bescherming en liefdevolle geborgenheid van relaties nodig.

Het goede nieuws vandaag is dat prolifemensen hoopbrengers en vredestichters zijn. We zijn geroepen om sjalom te brengen. Dat betekent vrede, harmonie en heelheid brengen waar gebrokenheid is. Sjalom staat voor een samenleving waarin abortus onnodig en ondenkbaar is. Sjalom staat voor gemeenschappen waarin het ongeboren leven welkom is, ook al is het onverwacht of gehandicapt. Sjalom is een arm om een onbedoeld zwangere vrouw heen slaan en tegen haar zeggen: „Ik steun je, je staat er niet alleen voor.” Sjalom staat voor leven dat niet wordt afgebroken en voor het intact blijven van moederschap en vaderschap. Sjalom is de erkenning dat we afhankelijke wezens zijn en niet zonder elkaar kunnen.

Dat geldt ook internationaal. Er worden niet alleen ”Marsen voor het Leven” in Duitsland gehouden. Op 11 november is er de Mars voor het Leven in Nederland, in Den Haag. Laten we als Europabrede prolifebeweging in gezamenlijkheid onze verantwoordelijkheid nemen en samen werken aan een menswaardig Europa dat hoop voor moeder en kind ademt.

Laten we geborgenheid bieden aan mannen en vrouwen rond onbedoelde zwangerschap en aan het ongeboren leven zelf. Dan kunnen we samen met de kwetsbaren, zoals Dietrich Bonhoeffer dichtte, „getrost erwarten was kommen mag. Gott ist bei uns am Abend und am Morgen, und ganz gewiss an jedem neuen Tag”.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Alderliesten, A., 2023, Prolifebeweging moet menswaardig Europa beogen, Reformatorisch Dagblad 53 (145): 24-25 (artikel).

Een toegankelijk apologetisch werkje speciaal geschreven voor beginnende studenten – Bespreking van ‘Surviving Religion 101’

Michael Kruger is als hoogleraar Nieuwe Testament verbonden aan Reformed Theological Seminary in Charlotte, North Carolina. In vakkringen – en trouwens ook daarbuiten – is hij bekend om zijn diepgravende wetenschappelijke studies over de canonvorming van het Nieuwe Testament. Het feit dat in 2019 zijn oudste dochter Emma vanuit een christelijke omgeving naar een seculiere universiteit ging, was voor hem aanleiding een boek te schrijven over vragen waarmee christelijke studenten in een seculiere academische context worden geconfronteerd.

Hij geeft aan dat hij zelf als jongeman niet voorbereid was op de intellectuele vragen waarmee hij op de universiteit werd geconfronteerd. Vragen over onder andere de betrouwbaarheid van de Schrift. Hij zag medechristenen afglijden van het geloof waarin zij waren opgevoed. Anderen maakten een volstrekte scheiding tussen hun wetenschappelijke bezig zijn en het geloof. Die laatste houding achtte hij terecht zeer onbevredigend.

Hij ging zich verdiepen met name in de vragen over betrouwbaarheid van het Nieuwe Testament en werd gesterkt in de overtuiging dat volledige aanvaarding van het zelfgetuigenis daarvan verenigbaar was met wetenschappelijk bezig zijn. Wel achtte hij het een gemis dat hij niet meer was voorbereid op de confrontatie waarmee hij te maken kreeg. Om daarin zelf niet alleen voor zijn eigen kinderen maar ook voor hun leeftijdgenoten iets te betekenen schreef hij in de vorm van brieven aan zijn dochter Emma een apologetisch werk waarin hij antwoorden op vragen geeft die aan christenstudenten in een seculiere omgeving worden gesteld en waarmee zij zelf ook erg kunnen worstelen.

Bekende vragen en tegenwerpingen worden beantwoord. Hoe kan een christen stellen dat er alleen via Christus toegang is tot God? Waarom meent hij dat alleen de bijbelse moraal juist is? Hoe kan God lijden toelaten? Waarom redt God niet alle mensen? Hoe kan een liefdevolle God mensen voor eeuwig straf laten lijden?

Vanuit de Schrift geeft Kruger op toegankelijke wijze antwoord op deze vragen. Hij brengt naar voren dat twijfel, waaronder intellectuele twijfel, verbonden kunnen zijn aan een waar geloof. Een christen wenst wel van intellectuele twijfel verlost te worden. Vragen bij de juistheid van de bijbelse boodschap zijn ten diepste altijd zonde. Een zonde waarvoor gelukkig wel vergeving is. Aan eigen christen-zijn kan men terecht twijfelen en dan is bekering nodig.

Voor jongelui, opgegroeid in een volledig christelijke omgeving, kan het schokken hoe vriendelijk en aardig niet-christenen zijn. Zij hebben namelijk de gedachte dat niet-christenen louter boosaardig zijn. Kruger wijst erop dat dit een onjuiste gedachte is. De Bijbel spreekt niet alleen over de verdorvenheid van de mens en de noodzaak van verzoening en wedergeboorte, maar ook van algemene genade. De Bijbel zelf geeft voorbeelden van heidenen/niet-christenen die voorkomend waren.

Als het gaat om goed en kwaad, brengt Kruger naar voren dat het feit dat mensen dit onderscheid maken – al is het niet altijd op de juiste wijze – wijst op het bestaan van God. Als deze wereld een product van toeval is, is er helemaal geen grond om onderscheid tussen goed en kwaad te maken. Wanneer God niet zou bestaan, is alles geoorloofd en heeft ten diepste niets blijvende betekenis. In de praktijk blijkt geen enkele atheïst alle consequenties van zijn atheïsme te aanvaarden.

Kruger gaat ook in op de betrouwbaarheid van de evangeliën, de omvang van de Schrift en de overlevering van de tekst van het Nieuwe Testament. Op deze terreinen ligt zijn academische professie. Als het gaat om de evangeliën wijst hij erop dat elke evangelist zijn eigen vertelstijl heeft. Mattheüs (Mat. 8:5-13) vertelt bijvoorbeeld dat de hoofdman over honderd zelf tot Jezus kwam met het verzoek zijn knecht te genezen, terwijl volgens Lukas (Luk. 7:1-10) het verzoek via de oudsten van de Joden Jezus bereikte.

Kruger wijst erop dat in de oudheid degene die een ander vertegenwoordigde, met die persoon gelijk kon worden gesteld. In de lijn van de kerkvader Augustinus en in overeenstemming met het zelfgetuigenis van de Schrift laat Kruger zien dat de discrepanties tussen de evangeliën geen aanleiding zijn om werkelijke tegenstellingen aan te nemen.

Als het gaat om de omvang van de canon, moeten we weten dat in onderscheid tussen allerlei populaire theorieën de canon geen kerkelijke beslissing is, waarbij welbewust boeken werden weggelaten. De canon van het Oude Testament stond al vast toen Christus op aarde was. Welke verschillen er ook waren tussen Jezus en de Joodse leidslieden, kennelijk gingen zij uit van dezelfde Schrift. Nergens worden de apocriefe boeken als Schrift geciteerd.

Voor wat betreft het Nieuwe Testament geldt dat wat de boeken met elkaar verbindt hun apostolische oorsprong is. Ze zijn óf door een apostel óf door een van zijn direct medewerkers geschreven. De zogenaamde gnostische evangeliën, waarvan het Evangelie van Thomas het bekendst is, zijn allen van later datum dan de vier canonieke evangeliën. Zij ademen ook een heel ander milieu. Niet alleen omdat hun oorsprong niet apostolisch was, wees de kerk die af, maar ook vanwege hun inhoud.

Een boek als de Herder van Hermas was geliefd in de Vroege Kerk maar omdat het zelf geen apostolische gezag claimde, werd het niet als canoniek gezien. Kruger wijst erop dat, op enkele boeken na – waarover vragen waren, de grenzen van de canon al in de tweede eeuw voor het overgrote deel vast liggen. De kerk nam geen beslissing over de omvang van de canon, maar onweerstaanbaar drong het besef op dat alleen de boeken die wij in de Bijbel vinden door Gods Geest geïnspireerd zijn.

Kruger kreeg zelf als student les van Bart Ehrmann die op grond van de vele verschillen tussen de overgeleverde handschriften van het Nieuwe Testament de Goddelijke inspiratie bestreed. Kruger laat zien dat het overgrote deel van de verschillen volstrekt niet relevant is. Het gaat om spellingsverschillen, omdraaien van woorden (Christus Jezus in plaats van Jezus Christus en omgekeerd), overslaan van zinnen, per ongeluk herhalen van een woord enz.

Juist omdat wij zoveel handschriften van het Nieuwe Testament hebben, zijn er zoveel verschillen. Het is echter niet moeilijk om door middel van de overgeleverde handschriften tot vaststelling van de juiste tekst van het Nieuwe Testament te komen. Hoe dan ook, we worden via elk handschrift met dezelfde boodschap van het Evangelie geconfronteerd. Nergens leiden de verschillen tussen de handschriften tot een andere kijk op de inhoud van het Nieuwe Testament.

Omdat het slot van Marcus in een aantal oude handschriften niet voorkomt, meent Kruger dat dit slot feitelijk geen deel uitmaakt van het Nieuwe Testament. Zelf ga ik met onder andere prof. dr. J. van Bruggen ervan uit dat het lange slot wel origineel is. Ik verwijs naar de argumenten die hij daarvoor geeft in een excurs van zijn commentaar op Marcus in de serie CNT.

Over de perikoop van de overspelige vrouw, die niet in alle handschriften voorkomt – en in enkele handschriften op andere plaatsen voorkomt dan na Joh. 7:53 –, wordt ook verschillend gedacht. Ook van deze perikoop neemt Kruger aan dat zij feitelijk niet bij het Nieuwe Testament behoort. In de serie CNT verzorgde prof. dr. P.H.R. van Houwelingen het deel op het evangelie naar Johannes en hij geeft argumenten die ervoor pleiten deze perikoop wel als een onderdeel van het originele evangelie te zien. Ook Calvijn wist dat de bewuste perikoop niet in alle handschriften voorkomt, maar merkt nuchter op dat ze niets bevat dat in strijd is met de apostolische geest en er geen oorzaak is te weigeren ze tot ons nut te gebruiken.

Al denk ik over het lange slot van Marcus en de perikoop van de overspelige vrouw anders dan Kruger, dat neemt niet weg, ook bij een verschillend zicht op de vraag of genoemde perikopen bij het originele Nieuwe Testament behoren, dat dit niet tot een andere visie leidt op de boodschap van het Nieuwe Testament. Ook dan is het goed om de zaak in de juiste proporties te zien.

Samenvattend spreek ik mijn waardering uit voor het toegankelijke apologetische werkje dat Kruger schreef voor christenstudenten en aannemend dat het Engels voor hen geen hinderpaal is, kan ik – maar ook anderen – het ter lezing aanbevelen.

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.

Waarom de evolutietheorie geen stand houdt: terug naar de oorsprong van het leven – Dr. Peter Borger met Potkaars te gast in het Oertijdmuseum te Boxtel

Moleculair bioloog dr. Peter Borger was te gast bij Potkaars in het Oertijdmuseum te Boxtel om te praten over zijn boek ‘Terug naar de Oorsprong‘. Met dank aan Potkaars is deze uitzending opgenomen en terug te kijken. Hieronder delen wij de uitzending.

De begeleidende tekst onder de video luidt:
Moleculair bioloog Peter Borger legt uit hoe de evolutietheorie tot stand kwam vóórdat het DNA molekuul was ontdekt. Met de kennis van nu moet de evolutietheorie worden herzien. In dit gesprek gaan we terug naar de oorsprong (de titel van het boek van Borger), maar ook terug naar de ‘Origin of Species’, van Charles Darwin. Wat leert de moderne biologie ons over het ontstaan van leven op aarde?

We zijn te gast in het Oertijdmuseum in Boxtel, waar Borger vertelt van zijn levenslange studie naar de werking van DNA, en over wat recente ontdekkingen betekenen voor de evolutie theorie en de ontstaansgeschiedenis van leven zoals we die nog steeds op scholen leren.

Oertijdmuseum: https://www.oertijdmuseum.nl/.

Peter Borger lezing 2022: https://oorsprong.info/terug-naar-de-oorsprong-moleculair-bioloog-dr-peter-borger-te-gast-bij-de-waarschijnlijk-waargebeurdshow-boekbespreking-en-interview/.

Bernard van Retraedt en Everhard Godfried van Meerten als voogden over de kinderen van Henrick van Mevert en Maria van Boeckholt

De Osenvorenreeks, te vinden in de studiezaal van Historische Kring Kesteren en omstreken (HKKO), bevat een schat aan informatie voor genealogisch onderzoek. Hieronder wordt protocol 527 (fol. 149v.) weergegeven uit dit Rechterlijk Archief Nederbetuwe. Deze akte gaat over de voogdij van de kinderen van wijlen Henrick van Mevert tot Hasselt en Maria van Boeckholt die gevallen is op Bernard van Retraedt en zijn zwager Everardt van Meerten.1

De volledige transcriptie luidt:

”Compareerde voor den wel edelen ende erentfeste heere Arndt Vijgh heer tot Soelen ende Ubbergen, amptman in Nederbetuwe etc., die edele ende erentfeste jonckher Bernardt van Retraedt als man ende voocht van joffrouw Elisabeth van Meerten ende alsulcx neffens zijn edele broeder jonckher Everardt van Meerten – rechte momber over de nagelaten onmundige kijnderen van wijlen jonckher Henrick van Mevert tot Hasselt, bij joffrouw Maria van Boeckholt verwect. Ende heeft voor sijn edele selven ende voor sijn edele broeder voors. daervoor sijn edele (sich sterckmakende ende de rato caverende is) voor deselve tuteelschap ende administratie der voors. kijnderen goederen, sooveel die in de graeffschap van den Bergh gelegen. Specialicken verbonden ende verobligeert gelijck zijn edele doet bij dese ongeveerlick dartich mergen soo weij- als boulanden liggende op Ingen ende Ommeren in den ampte van Nederbetuwe, ende voorts generalick alle sijn edele andere goederen, hebbende ende vercrijgende in den ampte voors. gelegen. Deselve submitterende te dijen eijnde ’t recht van peijndonge ten Landtrechte van Nederbetuwe, ende voorts allen heeren, Hoven, rechten ende Gerechten, mits renunciatie van alle exceptiën.

Actum voor gerichtzluijden jonckher Everardt de Cock van Oppijnen ende Anthonis Claesen den 1e julijk 1628.”

Mogelijk is Henrick de neef of oom van Elisabeth en Everhard Godfried van Meerten en is dit een familiaire aangelegenheid. Vader Arndt is namelijk getrouwd met Francisca van Mevert tot Hasselt, dochter van Adolph van Mevert en Belia van Scherpenzeel.

Voetnoten

‘Modellen en theorieën zijn feilbaar, de Bijbel onfeilbaar’ – Interview met wetenschapsjournalist ir. Bart van den Dikkenberg in Bijbelvast

Vandaag viel het magazine Bijbelvast op de mat van Stichting Logos Instituut. Deze keer bevat het blad een lezenswaardig interview met ir. Bart van den Dikkenberg, wetenschapsjournalist van het Reformatorisch Dagblad. Zoals de lezers van artikelen op deze website weten komt Van den Dikkenberg binnenkort met een boek ‘De werken van Zijn handen: Een kritisch commentaar op theïstische evolutie1.2

Van den Dikkenberg liep tijdens zijn studie aan de Wageningen Universiteit regelmatig tegen allerlei evolutionaire voorstellen aan. De wetenschapsjournalist zag dit wel als ongerijmd met de Schrift, maar had het toen, naar eigen zeggen, nog niet zo scherp op zijn netvlies. Dat veranderde toen hij bij het Reformatorisch Dagblad aan de slag ging met het Darwinjaar. Terugkijkend geeft Van den Dikkenberg aan er toen wat ‘naïef’ in gestaan te hebben. Dat is nu anders. “Ik onderscheid Gods Woord van menselijke wetenschappelijke theorieën en modellen, of die nu creationistisch zijn of evolutionistisch. Modellen en theorieën zijn feilbaar, de Bijbel onfeilbaar.3

’De werken van Zijn handen’

Aanleiding voor het schrijven van het boek ‘De werken van Zijn handen’ is de vraag die Van den Dikkenberg in 2018 kreeg van het ‘Deputaatschap Onderwijs, Opvoeding en Catechese’ (DOOC) van de Gereformeerde Gemeente in Nederland.4 Zij vroegen of hij een brochure wilde schrijven voor studerenden tegen het opkomende theïstisch evolutionisme. Het is uiteindelijk een boek geworden van 400 pagina’s. Zijn doel is ‘dat studenten zien dat ze vanwege de evolutietheorie geen afscheid hoeven te nemen van de Bijbel en het christelijk geloof’. De Bijbel is voor de wetenschapsjournalist ‘een vast en onwankelbaar fundament’. Theïstische evolutie ziet Van den Dikkenberg als ‘verklarend filter’ dat over de Bijbel wordt heen gelegd. “Als we Genesis (…) loslaten als waargebeurde historie, raken we de basis onder de leer van verzoening door Christus’ voldoening kwijt. Als de eerste Adam geen historische persoon is in tijd en plaats, de zondeval alleen een theologische en geen historische gebeurtenis meer in tijd en plaats, wat moeten we dan met Christus als de Tweede Adam?” Van den Dikkenberg heeft ook wetenschappelijke bezwaren tegen universele gemeenschappelijke afstamming en ziet theïstische evolutie filosofisch gezien zelfs als een ‘wangedrocht’.5

Het boek van ir. Bart van den Dikkenberg is te bestellen via de webshop van ‘De Banier’ (link).

Voetnoten

Moderne hermeneutiek: tijd waarin we leven bepalend voor uitleg – Dr. G.W.S. Mulder promoveerde aan de Vrije Universiteit op predikkunde

Op dinsdag 28 november 2023 promoveerde predikant en theoloog dr. G.W.S. (Wim) Mulder aan de Vrije Universiteit op de prediking van predikanten tussen 1600 en 1800. De titel van zijn proefschrift luidt: ‘Tussen tekst en toepassing. Onderzoek naar het tijdbetrokken element in de homiletiek van gereformeerde piëtisten in de Nederlanden 1600-1800’.1 De dag voor zijn promotie verscheen er in het Reformatorisch Dagblad een interview met deze predikant van de Gereformeerde Gemeente te Ridderkerk. Een groot deel heeft geen raakvlakken met de thematiek waar Fundamentum zich op richt. In het interview werd echter ook kwam ook de moderne Schriftuitleg, de moderne hermeneutiek, en Schriftgezag voorbij. Daarom een korte samenvatting.2

Interieur van de Grote of Onze Lieve Vrouwekerk te Dordrecht. Bron: Wikipedia.

De Schrift centraal

Het proefschrift van de theoloog ontstond op het kruispunt van kerkgeschiedenis en predikkunde. Omdat hij zelf predikant is, krijgt Mulder wekelijks te maken met de vraag hoe een predikant een toepassing maakt in de preek. Vanwege zijn onderzoeksvraag bestudeerde dr. Mulder twaalf handboeken voor predikkunde uit de zeventiende en achttiende eeuw. “In die handboeken staat hoe de schrijvers daarvan vonden dat het moest en hoe ze dat onderbouwden. Ik zocht naar theologische, liefst Bijbelse, argumenten voor de preekopbouw en toepassing.” De geleerde ziet deze periode als een spannende, met name de strijd tussen de gereformeerde Voetianen en de meer liberale Coccejanen. Ook kwam het rationalisme op. “Zeker de achttiende eeuw wordt gezien als een eeuw van verlichting. Die is de kerk niet voorbijgegaan.” De onderzochte handboeken laten tijdbetrokken predikkunde zien, ‘al was die tijdbetrokkenheid wel ondergeschikt aan de kernbootschap’. Mulder geeft aan dat de toepassing opkwam uit de Schrift. Het Schriftgezag stond daarbij hoog in het vaandel (2 Timotheüs 3:16). “In die tekst zie je die twee dingen samenkomen: “Al de Schrift is van God ingegeven.” Dus het Schriftgezag stond voor die mannen buiten kijf. Al de Schrift, dus elke tekst, elk woord in de Bijbel.” Coccejus en zijn volgers gaven aan dat die grondslag in de Schrift niet nodig was, ‘zij legden veel meer nadruk op de exegese, de uitleg’. Volgens dr. Mulder hadden de coccejanen theologisch hun eigen denkwereld ‘die is niet los te zien van de opkomst van het rationalisme’. De preek moet volgens de theoloog en predikant altijd Schriftuurlijk te onderbouwen zijn, dat geldt ook voor de toepassing. De preek wordt bevindelijk, omdat de Bijbel dat is. “We moeten niet over de hoofden heen preken, maar met de Schrift in de hand en op basis van de Schrift en met het oog voor hun leefwereld de harten van de hoorders opzoeken.” Dit alles, uiteraard, in afhankelijkheid van de bediening van de Heilige Geest.

Verschuiving

De vraagsteller, drs. Wim Hulsman, merkt op dat er tegenwoordig veel verschuift als het gaat om Schriftuitleg. Hulsman denkt aan de moderne hermeneutiek. Wat kunnen we in dit opzicht leren van het proefschrift van dr. Mulder? “Het lijkt misschien alsof je alleen met de moderne hermeneutiek echt actueel kunt preken. Alsof je bij het volgen van de klassieke preeklijn niet actueel kunt zijn. Maar ik geloof dat wij met de klassieke preekopbouw juist in een heel krachtige traditie staan die ons laat zien dat het wel kan en moet om naar de Schrift te preken en tegelijk betrokken te zijn op de hoorders van nu.” De rechtvaardiging van de goddeloze, dat is volgens de Ridderkerkse predikant, de sleutel tot het ware verstaan van de Schrift en het kruispunt. “De moderne hermeneutiek past de uitlegsleutel van de Bijbel echter aan. De tijd waarin we leven wordt dan bepalend voor de uitlegsleutel. Dat zie je nu rond de grote thema’s die spelen: schepping en evolutie, de vrouw in de gemeente, het debat rond gender en seksualiteit. Maar er zijn meer thema’s te noemen.

Voetnoten

Zwartkijkers

De Rijnbandijk tussen Kesteren en Lienden is een geliefd loop-en fietspad. Het landschap is schoon en de natuur langs de oude dijk gevarieerd. Op 7 april nam ik vanaf de dijk een broedende Zwarte Kraai waar. Het nest lag in een hoge Zwarte Els, maar door de hoge dijk kon ik met de kijker toch een blik op het nest werpen. Daarna zo nu en dan hier stilgestaan om te koekeloeren. Voor vogels gelden geen privacyregels, hoewel, je moet ze natuurlijk niet verstoren. De Zwarte Kraai is wel onze algemeenste kraaiensoort, maar ik zie in onze regio meer Eksters dan kraaien. Kraaien zijns helemaal zwart, van het verenkleed tot zijn krachtige snavel en poten. De soort produceert één legsel en broedt globaal 3 weken. De jongen zitten ruim 30 dagen op het nest. Op de foto ziet u 3 grote jongen met een oudervogel: een volle nestbak! De jongen verdrongen zich, en dan ook nog vleugels uitslaan om de spieren te oefenen, of wat heen en weer hippen. Al kijkend naar het tafereel verbaasde ik me over de dynamiek op het kleine nestoppervlak. Zo’n nest is misschien 40 bij 40 cm. Dat zal bij het opgroeien niet meevallen zo dicht als jongen op elkaar. Maar .. je krijgt zo wel bepaalde vaardigheden mee. Opvallend op de foto vind ik de ogen van de twee jongen. Wat een donkere ogen. Echte zwartkijkers! Of ben ik nu aan het antropomorfiseren (= het toekennen van menselijke eigenschappen aan niet-menselijke wezens)?

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2023, Zwartkijkers, Het GemeenteNieuws 22 (22): 11.

Naam gemaakt, trouw gebleven aan moderne theologen en toch niet gelukkig – Hoe dr. Eta Linnemann (1926-2009) afscheid nam van haar verleden

Ze was een trouw leerling van moderne theologen zoals Bultmann, Ebeling en Gogarten. In de Bijbelwetenschappen had zij naam gemaakt in Duitsland. Toch was zij niet gelukkig. Ze greep naar de fles en was verslaafd aan de beeldbuis. Haar naam is Eta Linnemann. Een vrouw die haar mannetje stond in haar vak. Door aanraking met andere christenen ontdekte zij de werkelijkheid van de Bijbel. Zij doorzag de vooringenomenheid van de moderne theologie. Een theologie die uitgaat van een menselijk denksysteem en denkraam.

Haar missie

Haar levensdoel werd het om uit de doeken hoe de moderne theologie te werk gaat, namelijk vanuit een atheïstische veronderstelling. De reden is dat sinds de Verlichting de moderne wetenschappen zoals de natuurwetenschap gezorgd heeft voor aardse vooruitgang. In plaats dat men God daarvoor dankte, maakte men deze wetenschap tot een soort god, stelt Linnemann. Een god die zorgt voor een goed leven. Vanuit deze moderne natuurwetenschappelijke benadering bekijkt men ook de Bijbel. Wonderen passen niet in dat beeld. Linnemann wijst dit denksysteem af. Alle universiteiten zijn behept met deze moderne visie in Duitsland. Zij wil christelijke universiteiten oprichten. Te beginnen bij een basisjaar waar men wordt voorbereid op het moderne denken aan de universiteiten. Op dit punt hebben de evangelische gelovigen het voortouw genomen. Te denken valt aan de evangelische hogeschool in Amersfoort, de universiteit van Leuven en Heverlee in België en de universiteit te Giessen in Duitsland.

In het voetspoor van Luther

​In hoeverre Linnemann in het gehele theologische spoor van Luther ging, valt buiten onze beschouwing. Mogelijkerwijs was zij meer evangelisch getint. Uit haar eigen getuigenis omtrent haar bekering blijkt dat zij berouw had over haar vroegere leven daar zij de studenten verkeerd onderwijs had gegeven. Zij deed daar boete over. Zij leerde alles schade en drek achten om de uitnemendheid van Christus. Zij ervoer de kracht van Gods beloften in haar leven. Ze ging de Bijbel zien als het levende woord van de levende God. Zij wilde die boodschap met kracht uitdragen in het atheïstische Duitsland waar de Schriftkritiek gemeengoed was en is.

Waar ze voor stond

Kortom zij zag net als Luther de Bijbel als het betrouwbare woord van God. Dat zal men laten staan, zei Luther. Luther verdedigde het levende woord van God tegen de filosofische aanvallen van de Roomse kerk. Linnemann verdedigde de Schrift tegen de filosofische aanvallen van de moderne theologie. Beiden stelden de kracht van het woord van God boven de kracht van de rede. Beiden droegen de rijke boodschap van Gods woord met kracht uit.​

​Haar geschriften na haar bekering

Bibel oder Bibelkritik? (The Bible or biblical criticism?) 2007.
Gibt es ein synoptisches Problem? (Is there a synoptic problem?) 1999.
Wissenschaft oder Meinung? (Science or opinion?) 1999.
Bibelkritik auf dem Prüfstand (Biblical criticism to the test) 1998.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website 500 jaar Luther. Het originele artikel is hier te vinden.

Kerk en slavernij? – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk

Het kan niemand zijn ontgaan, dat er de laatste tijd veel aandacht is voor slavernij. Daarvan is in het verleden in verscheidene werelddelen op vrij grote schaal sprake geweest. Slavernij is verwerpelijk, en de regering heeft dan ook excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid hierin. De vraag komt op: hoe zit het met de verhouding kerk en slavernij? Met ‘kerk’ moet dan worden gedacht aan de Nederlandse gereformeerde kerk(en). In geestelijke zin mag er over Nederlandse gereformeerde kerk worden gesproken. Staatsrechtelijk gaat het volgens het traktaat (tekst verdrag) van de Unie van Utrecht 1579 om provinciale kerken met eigen kerkorden.

Kerk als slaveneigenaar en investeerder

Op 1 februari 2023 werd in Amsterdam het door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek gefinancierde project ‘Kerk en slavernij in het Nederlandse rijk: geschiedenis, theologie en erfenis’ gepresenteerd. In genoemd project gaat het om “de vele rollen van de Gereformeerde Kerk als opinieleider, slaveneigenaar en investeerder”. Het gaat om de “kerk als instituut”. “Het financiële, maatschappelijke en bestuurlijke aandeel van de Gereformeerde Kerk” in de slavernij zal worden onderzocht. Er wordt beweerd dat “In overeenstemming met de verstrengeling van winstgevende handel en godsdienst was de Gereformeerde Kerk diepgaand betrokken bij slavernijzaken”. Het onderzoek heeft met name betrekking op het de West-Indische Compagnie (WIC 1621-1674 en 1675-1792), die handel dreef met Noord- en Zuid-Amerika.

Hieronder gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. De onderzoekers van het project wijzen echter uitdrukkelijk en zonder onderscheid naar de kerk als instituut. Dat roept de vraag op: Zijn mijn in armoede levende voorouders medeverantwoordelijk voor genoemde “diepgaande betrokkenheid bij slavernijzaken”?

Gewestelijke kerken

Onderzoek van de oude kerkordeningen inclusief de Dordtse kerkorde 1619 bij C. Hooijer (1804-1873) in diens werk uit 1865 levert niets over slavernij op. De Nederlandse gereformeerde kerk kan op grond daarvan geen verwijt worden gemaakt. Uit de indexen van de Provinciale synodale acta tot 1620 kan evenmin iets over slavernij worden opgemaakt. In de Provinciale acta van Friesland die tot 1700 zijn uitgegeven, staat van 1662 tot 1688 achtmaal iets over slavernij vermeld. Het gaat hier om het vrijkopen van tot slaaf gemaakte Nederlanders in Noord-Afrika en Turkije; er zijn Harlingers bij. Kerken onder de WIC hadden contact met de classes Walcheren en Amsterdam. De index van de acta van de classis Walcheren tot 1620 toont niets over slavernij. De acta van de classis Amsterdam zijn niet gepubliceerd. Het werk Voor de spiegel der historie! uit 1903 van dr. G. J. Vos (1836-1912) vermeldt eveneens niets over slavernij in de index.

De laatste kerkorde vόόr 1816 was de Dordtse kerkorde van 1619. Die werd in Overijssel, Gelderland en Utrecht ingepast in het provinciale gewoonterecht. Friesland, Groningen, Zeeland en het landschap Drenthe hadden eigen kerkordeningen. Holland hield het bij de provisioneel goedgekeurde Dordtse kerkorde; een definitieve regeling kwam er nooit. Tot de kerkelijke ordeningen behoorden niet de goederen en het beheer daarvan. De gewestelijke en stedelijke of regionale overheid had grote invloed op de kerkregering. Ook volgens het patronaatrecht (recht van de heer) mocht de overheid de predikant presenteren of had op andere wijze invloed op diens benoeming. Bij vergaderingen konden overheidsdeputaten aanwezig zijn.

Beheer van kerkelijke goederen

Na de reformatie kregen de gewestelijke kerken een door de overheid goedgekeurde gereformeerde kerkorde. In die kerkorden en ook in de genoemde kerkelijke acta is niets te vinden over een “bestuurlijk aandeel van de kerk in de slavernij.” Maar kan de kerk wel “slaveneigenaar of investeerder in slavernij” zijn geweest? Voor de beantwoording van die vraag moet worden gekeken naar eventuele kerkelijke goederen waaruit betrokkenheid bij slavernij kan worden gefinancierd. De status van de kerkelijke goederen en het beheer daarvan bleef onveranderd, bleef dus hetzelfde als in de periode dat de Roomse kerk de heersende kerk was. Met de reformatie viel het roomse toezicht op de kerkelijke goederen weg. Dat ‘kerkelijk’ duidt overigens het type goederen aan: er waren vermogenscomplexen, nu stichtingen, voor kerkgebouw en pastorie, predikant-, koster- en armenzorg. Op de vicariestichtingen voor studiedoeleinden wordt hier niet ingegaan. De genoemde vermogenscomplexen waren onafhankelijk van de gereformeerde kerkelijke organisatie en van elkaar. Het was de overheid die toezicht hield op het beheer. In de steden benoemde de overheid de kerkvoogden. Op het platteland deden dat de ambachtsheren, de adel, of de grondbezitters. Ook op het beheer van de vermogenscomplexen had de overheid dus beslissende invloed. De gereformeerde kerk had daarop dus geen enkele invloed.

Beheer na 1816

In 1816 vaardigde Koning Willem I een Koninklijk Besluit (KB) uit waarbij hij de Nederlandse Hervormde Kerk (NHK) stichtte. De goederen en het beheer daarvan werden uitdrukkelijk buiten de kerk gelaten. De zaken van de NHK vielen onder het Ministerie/Departement van Eredienst. In 1852 trok de overheid zich van de kerk terug. De NHK werd uitdrukkelijk onbevoegd in het beheer verklaard.

Het beheer werd door de Koning na 1816 per provincie bij KB geregeld. Per provincie werd een College van Toezicht aangesteld. De Koning was opperkerkvoogd. Beheerszaken vielen ook onder het Ministerie van Eredienst. In 1869 trok de overheid zich terug van het beheer onder instelling van een Algemeen College van Toezicht. Dat college stond buiten de NHK en kende geen bevoegdheden. Aansluiting was vrijwillig. De synode van de NHK vroeg de minister van justitie mr. A.E.J. Modderman (1838-1885) om beheersbevoegdheid. Die antwoordde, dat de overheid zich van de kerk had teruggetrokken en hij bovendien de kerk geen bevoegdheid kon geven die zij nooit had bezeten. De vermogenscomplexen en hun beheer stonden (ook toen) buiten het kerkelijk erf.

Diaconie na 1816

De diakenen behoorden niet tot de kerkenraad tot 1816. Daarna behoorden zij niet tot de bijzondere of smalle kerkenraad, wel tot de algemene of grote kerkenraad. Zij hielden zich met name met de armenzorg bezig. Dat gebeurde vanwege de omvang en kosten van dat werk vaak in samenwerking met de overheid.

Kerken in West Indië

Kerkelijke gemeenschappen werden door de WIC opgericht. Predikanten waren in dienst van de WIC. Ook een voormalige slaaf kon predikant worden zoals J.E.J. Captein (1717-1747). De WIC was voor de kerkelijke gemeenschap meer dan wat de gewestelijke overheden waren voor de gereformeerde kerken. Er kwamen pas kerkvoogden in Amerika toen de WIC zich terugtrok. Toen de Nederlandse Gereformeerde Kerk in Amerika zelfstandig werd in 1771, werd in de (Dordtse) kerkorde artikel LIX opgenomen dat gelijke rechten waarborgde voor blanke en zwarte personen, vrijen en slaven.

Goederen stonden buiten het kerkverband

Goederen bestemd voor onderhoud van predikant en kerkgebouw werden door kerkvoogden beheerd. Eigendom en beheer van goederen stonden buiten het kerkverband, terwijl de benoeming van kerkvoogden niet door kerkelijke vergaderingen geschiedde. De diaconale bedeling vond plaats in samenwerking met de overheid. Niet kan worden uitgesloten, dat gelden aan kerkvoogdij of diaconie geschonken door particulieren uit slavenhandel afkomstig waren.

Kerkrecht is onbekend

In juridische faculteiten aan universiteiten wordt geen kerkrecht en de geschiedenis daarvan gedoceerd. Ook het kerkelijk staatsrecht is daar onbekend. Dat geldt ook voor de herkomst van het patronaatrecht. Bij de rechterlijke macht is verder geen eenduidige koers in kerkelijke zaken waarneembaar. Aan kerkelijke universiteiten worden gewoonlijk genoemde hervormde zaken evenmin behandeld.

Herziening noodzakelijk

Dat de Amerikaanse assistent-professor Noorlander1 niet goed op de hoogte is van de besproken zaken, is wellicht nog vatbaar voor verontschuldiging. De hoogleraren G.J. Schutte2 en H. den Heijer3 beperken zich, wetenschappelijk verantwoord, tot de bespreking van de visie van personen. Dat is correct.

Het projectvoorstel biedt daarentegen tot op heden niet onderbouwde en dus onwetenschappelijke beweringen over de vermeende betrokkenheid van de kerk als instituut bij de slavernij.

In deze bijdrage is aangetoond, dat de kerk als instituut niet over goederen beschikte. Die goederen met een bepaald kerkelijk doel stonden onder toezicht van de overheid. De kerk had daar niets over te zeggen. Kerken zonder portemonnee kunnen financieel niet bij slavenhandel betrokken zijn. Helaas wordt de krachtige anti-slavernij opvatting van de grootste en toonaangevende Nederlandse gereformeerde theoloog G. Voetius (1585-1676)4 weggelaten. Herziening van het project is daarom noodzakelijk!

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!

Voetsporen van vogels uit het Trias van Lesotho vormen een uitdaging voor naturalistische paleontologen

In het bekende en toonaangevende tijdschrift PLOS ONE verscheen eind vorige maand een belangrijk artikel met implicaties voor de veel gepropageerde dino-vogel-evolutie. In het zuiden van Afrika (Elliot Formation, Maphutseng, Lesotho) zijn voetafdrukken van vogels gevonden die, binnen de naturalistische tijdschaal, maar liefst 60 miljoen jaar vroeger voorkomen dan de eerste onbetwiste fossielen van vogelachtigen (zoals Archaeopteryx). De vondst was al langer bekend, maar is nu opnieuw in detail bestudeerd en beschreven.1

Grotten in de Elliot Formation van Lesotho. De vogelsporen zijn in deze formatie gevonden. Bron: Wikipedia.

Wel of geen vogelsporen?

Uiteraard is er veel discussie over deze vondst. Vogelsporen in het zogenoemde Trias zou wel erg opmerkelijk zijn, zeker voor de naturalistische tijdschaal en de vermeende dino-naar-vogel-transitie. Overigens is deze gedachte niet zo heel vreemd, fossielen van vogels uit het Trias zijn zeer zeldzaam of ontbreken. Het enige bekende fossiel van een vogelachtige uit het Boven-Trias is Protoavis, maar deze vondst wordt om verschillende redenen in twijfel getrokken en op zijn minst als ambigu aangemerkt. Fossielen van de eerste vogelachtigen, zoals Aurornis, Anchiornis, Archaeopteryx en Xiaotingia, worden al gevonden in het Midden- en Boven-Jura. Fossielen van de eerste échte vogels (Neornithes) worden echter pas ‘veel later’ gevonden, in het Boven-Krijt. Hoewel de sporen een duidelijke vogelachtige voetmorfologie laten zien en lijken op Cenozoïsche en moderne vogelvoetsporen, menen de onderzoekers dat het hier hoogstwaarschijnlijk gaat om sporen van een andersoortige (waarvan het fossiel mogelijk nog gevonden moet worden) drietenige of -vingerige archosaurus. Archosauriërs zijn uitgestorven reptielen die fossiel gevonden worden in onder andere aardlagen van het Perm en Trias.2 Hoewel de onderzoekers de ‘vogels’ niet helemaal uitsluiten, denken ze, vermoedelijk vanwege naturalistische bias, toch aan een ander diersoort. Bijzonder is hoe daarmee opnieuw de dino-vogel-hypothese leidend is bij het interpreteren van de gegevens. De auteurs geven overigens wel aan dat deze vermeende dino-naar-vogel-transitie nog steeds niet geheel onomstreden is. Hoewel deze sporen duidelijk lijken op voetsporen van Cenzoïsche en moderne vogels, is het vanuit een naturalistisch paradigma natuurlijk niet mogelijk en ook niet verwacht dat zulke vogels deze voetsporen zouden hebben achtergelaten. Die waren er immers toen nog niet. Des te opmerkelijker is het dat, in plaats van dat Protoavis opnieuw wordt afgestoft en gezocht wordt naar fossielen van vogelachtigen in het Boven-Trias, het er op lijkt dat er een ad hoc-hypothese opgesteld wordt om de verschijnselen te verklaren. Dit voorbeeld doet denken aan de gevonden vogelsporen in de Santo Domingo Formatie (Argentinië). Hier werden toen ook vogelsporen uit het Boven-Trias gevonden. Na wetenschappelijk kersenplukken werden deze voetsporen uiteindelijk wél gezien als vogelsporen en gedateerd als Cenozoïsche voetsporen.3

Tenslotte

Voor de dino-vogel-hypothese zijn deze vogelsporen uit het Trias kennelijk (maar zelfs binnen het naturalistische paradigma ten onrechte) niet te verteren. Creationisten die niet uitgaan van de dino-vogel-hypothese hebben het hier, vanwege de tijdschaal, veel eenvoudiger. Deze vondst past goed binnen het scheppingsparadigma, zelfs als onomstotelijk zal blijken dat Protoavis geen goed fossielmateriaal is of ambigu blijft. In 1982 schreef dr. Leonard R. Brand in het blad Origins van Geoscience Research Institute al waarom we, binnen de zondvloedgeologie, eerst de voetsporen vinden en daarna (dus hoger in de geologische kolom) pas de fossielen.4 Vogelsporen in het Trias terwijl we de fossielen pas hoger in de geologische kolom vinden? Binnen zondvloedgeologie is dat goed mogelijk, omdat er niet zoveel tijd zit tussen de sporen en de eventuele sporenmakers. Wanneer er toch een vogelfossiel, zoals Protoavis, in het Trias wordt gevonden, vormt dat ook geen uitdaging voor het scheppingsparadigma! Kennelijk is het beestje dan kort na zijn voetafdruk omgekomen. Kan het ook anders zijn? Natuurlijk! We volgen de discussie over deze vogelsporen daarom op de voet.

Noot van de redactie: Op dit artikel kwam commentaar, onder andere van drs. Bart Klink. Op zijn commentaar heeft Jan van Meerten een weerwoord geschreven. Dit weerwoord is hier te vinden. Drs. Bart Klink, die graag het laatste woord heeft, heeft op 3 maart 2024 daar weer op gereageerd. Het blijkt een ongenuanceerde herhaling van zetten, namelijk zonder recht te doen aan het originele paper, dit artikel en de repliek. Zoals gezegd laten we de discussie tussen Van Meerten en Klink op dit punt rusten.

Voetnoten