Slavernij is verwerpelijk en de regering heeft excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid. In het navolgende gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. Maar als er naar de kerk wordt gewezen in verband met slavernij, dan moet dit met onderbouwing gebeuren.
Voorbeschikkingsleer en slavernij
In deze bijdrage ga ik verder met de bespreking van de dissertatie van dr. B.J. Ipenburg.1 Ik neem in het vervolg weer enkele punten uit de samenvatting van de schrijver.2 De vorige keer is duidelijk geworden dat de verdiensten van de kruisdood van Christus voldoende zijn voor de zonden van de gehele wereld. Er zijn personen die hun zonden hebben leren kennen en bij het kruis van Christus verzoening vinden. Er zijn er ook die in de zonde blijven liggen en Christus niet nodig hebben. Als mensen zijn die personen niet van elkaar te onderscheiden. Er is geen verschil. Maar waar mensen geen verschil zien, heeft God dat in de eeuwigheid wel gemaakt. Wie Christus aanhangt door een waar geloof, is verkoren. Wie Christus niet nodig had gaat door eigen schuld verloren en is verworpen.
Ipenburg leidt uit deze leer van de predestinatie of voorbeschikking een leerverschil af, die leidt tot geweld in Nederland en elders in de wereld. Ook gaat Ipenburg in op de Nadere Reformatie. Hij meent dat voor die stroming onder de gereformeerden het geloof onvolkomen was en aanvulling behoefde door een innerlijk beleefd geloof dat tot een ‘burgerlijk’ leven moest leiden. Het geloof dat de vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie beleden, is echter niet onvolkomen, maar hetzelfde als dat van de andere gereformeerden. De Nadere Reformatie was een reactie op de verflauwing van of gebrek aan levend geloof en stelde de persoonlijke geloofsbeleving en godsvrucht centraal. Van hieruit stelden vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie inhoudelijke en procedurele reformatieprogramma’s op. Die werden ingediend bij de bevoegde kerkelijke, politieke en maatschappelijke instanties. In aansluiting daarop streefden vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie zelf een verdere hervorming van kerk, staat en samenleving na in woord en daad.3
Leer van de Heidelbergse Catechismus en de voorbeschikking
Ipenburg stelt dat de leer van de voorbeschikking – die voorbeschikking is alleen bij God bekend – , een verschil inhoudt dat tot gewelddadigheid leidt. De gereformeerde kerken sanctioneerden slavernij en geweld. In Nederland wordt andersdenkenden de wacht aangezegd, de Ander4 werd niet als gelijke behandeld. De gereformeerden kennen een universele waarheidsclaim die onvoorstelbaar leed teweeg heeft gebracht. Bij Ipenburg leeft kennelijk de gedachte dat het gevolg van de gereformeerde leer is dat men in deze maatschappij (zichtbaar) onderscheid kan maken tussen verkorenen en verworpenen. Dat is een onjuiste gedachte.
Nu ga ik kijken naar het leerboek van de Gereformeerde Kerken, de Heidelbergse Catechismus (1563). Uit dit leerboek van de kerken wordt elke rustdag gepreekt in openbare erediensten. De Heidelbergse Catechismus is daartoe in 52 zondagen verdeeld met vragen en antwoorden. Als de laatste vraag is bepreekt, begint de predikant opnieuw. De catechismus is in drie delen verdeeld; zondekennis, verlossing door de kruisverdiensten van Christus en het leven der dankbaarheid.
Indien de predestinatie, voorbeschikking, die tot een verschil leidt en de basis is voor het sanctioneren van geweld op andersdenkenden zo enorm belangrijk is, zoals Ipenburg dat voorstelt, dan moet die predestinatie met het verschil tussen verkorenen en verworpenen toch breed worden geleerd? Maar in geen zondag of vraag en antwoord komt de predestinatie voor.
Waar gaat het in de Heidelbergse Catechismus dan wel over? Dat wordt meteen aan het begin in zondag 1, vraag en antwoord 1, duidelijk gemaakt:
“Vr. Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven?
Antw. Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben, Die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomenlijk betaald en mij uit alle heerschappij des duivels verlost heeft, en alzo bewaart, dat zonder den wil mijns hemelsen Vaders geen haar van mijn hoofd vallen kan, ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heiligen Geest van het eeuwige leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.”
Het essentiële van het leerboek van de kerk is dus geen boodschap van geweld of een universele waarheidsclaim die onvoorstelbaar leed heeft teweeg gebracht. Het is een boodschap van troost. En die boodschap wordt rustdag aan rustdag verkondigd in de plaatselijke kerken door predikanten en op schepen en handelsposten door predikanten en ziekentroosters van de West-Indische Compagnie (WIC). Die boodschap wordt aan alle kerkgangers in een openbare kerkdienst gepredikt: bestuurders en andere hoogwaardigheidsbekleders, militairen, kooplieden, arbeiders en verdere aanwezigen.
De garnizoenspredikant C. Poudroyen (overleden 1662), leerling van G. Voetius (1589-1676), heeft diens catechismusverklaring op college opgeschreven en het resultaat door hem laten goedkeuren. In het stuk van de dankbaarheid komen de ‘Tien geboden’ en het ‘Onze Vader’ aan de orde. Het gaat daarbij niet zoals Ipenburg zegt om een ‘burgerlijk’ leven. Dat doet denken aan het zogeheten oud-liberalisme van eind achttiende en begin negentiende eeuw waar de confessionele hoogleraar kerkgeschiedenis Th. L. Haitjema (1888-1972) “een gevoel van weeheid” van krijgt.5 Het gaat in de catechismus om een Gode welgevallig leven. G. Voetius gaat ook op het maatschappelijk leven in. Hij schroomt niet het onderwerp slavernij te behandelen. Dat doet hij bij de behandeling van het vijfde gebod (Eert uw vader en uw moeder). Hij wijst de slavernij duidelijk af.6 En dat doen al zijn navolgers, Voetianen genaamd.
Leer van de enige troost
Het gereformeerde ‘verschil’ dat er volgens Ipenburg is en door geweld onvoorstelbaar leed heeft teweeg gebracht, wordt niet door Gereformeerde kerken geleerd. Integendeel, tot op heden wordt de boodschap van de ‘enige troost’ elke rustdag aan ieder die er naar wil horen, verkondigd. Ik ga verder in op de dissertatie van Ipenburg in de volgende aflevering.
© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!
Voetnoten
- B.J. (Ben) Ipenburg, ‘Een knecht der knechten sy hy syne broederen’. Christelijk geloof en slavernij in het Nederlandse Atlantische koloniale rijk van de zeventiende en de achttiende eeuw, Leiden, 2024.
- Ipenburg (2024) p. 347-350.
- H. Koopman, ‘Oorzaken en aanleidingen voor de Nadere Reformatie’, in: Fundamenteel 12.4 mei/juni (2004).
- De gebruikte terminologie is van Ipenburg. Met ‘de Ander’ wordt in het algemeen de persoon bedoeld die tegenover iemand staat.
- Th. L. Haitjema, De richtingen in de Nederlandse Hervormde Kerk, Wageningen, 1953, p. 21 e.v.
- Voetius’ catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus, Tweede gedeelte, Rotterdam, 1891, p. 990-995.