Home » Recensie » In het begin – Luisteren naar Genesis 1 en 2

In het begin – Luisteren naar Genesis 1 en 2

De openingshoofdstukken van het boek Genesis leveren in onze tijd veel discussie op. Cornelis Van Dam, emeritus hoogleraar Oude Testament van het Canadian Reformed Theological Seminary in Hamilton, stelt de vraag of deze hoofdstukken geschiedenis beschrijven. Hij merkt dat steeds meer theologen die vraag negatief beantwoorden en daarmee afwijken van vroegere opvattingen. Voor hem is de vraag een aangelegen punt en het antwoord betreft zelfs de fundering waarop het evangelie rust.

In het boek beperkt Van Dam zich grotendeels tot de eerste twee hoofdstukken van Genesis, zonder de lezer duidelijk te maken waarom hij het derde hoofdstuk niet behandelt. Het doel van de auteur is niet zozeer een veelzijdig commentaar of een verklaring van elk vers in deze hoofdstukken te geven. Zijn onderzoeksvraag is vooral wat God ons openbaart over de historiciteit van Genesis 1 en 2. In de bespreking blijkt welke visie Van Dam heeft op deze openbaring: God was de enige die aanwezig was bij de schepping van alle dingen en Hij heeft ons bekendgemaakt wat we nodig hebben om te weten over deze gebeurtenissen in het begin van de tijd. Tevens is de ‘helderheid’ van de Schrift van belang: de lezer van Genesis is niet afhankelijk van hedendaagse geleerden om de basisbetekenis te begrijpen. Van Dam verzet zich tegen de uitleggers die menen dat het doel van deze hoofdstukken slechts is om theologische waarheden door te geven.

De auteur staat stil bij buiten-Bijbelse verhalen en hun betekenis voor de uitleg van de Bijbel. Hij geeft daarbij speciale aandacht aan de ‘speech act theory’. Terwijl het belangrijkste front van het boek de opvattingen zijn die verbonden zijn met het theïstische evolutionisme, ziet Van Dam ook problemen in creationistische kring. Die betreffen vooral de visie dat Genesis 1-3 een wetenschappelijk verslag zou bieden en dat de scheppingsdagen precies 24 uur geduurd hebben. De schepping vond volgens hem plaats in werkdagen van God, met een avond en een morgen. Ze zijn te vergelijken met onze dagen, en niet met perioden, maar de lengte wordt niet meegedeeld. Op basis van de structuur van het boek Genesis en de gehanteerde stijl in de eerste hoofdstukken beschouwt Van Dam deze gedeelten als historisch. De duisternis in 1:2 is ‘goed’ en heeft nog niet het onheilspellende karakter dat in diverse latere teksten naar voren komt. Van Dam geeft speciale aandacht aan het karakter van de zevende dag. Hij bespreekt ook de relatie tussen Genesis 1 en 2. Het veldgewas dat in 2:5 genoemd wordt, is gewas dat pas na de verdrijving uit de hof groeit, niet het groen dat op de derde dag geschapen werd. Hoewel tegenwoordig de hof van Eden vaak met een tempel vergeleken wordt, zijn er erg weinig overeenkomsten.

De auteur komt oorspronkelijk uit Nederland en hij citeert veel van ‘onze’ auteurs. Dat betreft vooral Bavinck, maar ook namen als Aalders, Berkouwer, Dooyeweerd, Noordtzij, Ridderbos en Versteeg komen langs, en uit later tijd Douma, Huijgen en Van den Brink.

Voor de uitleg van Genesis 1 en 2 zijn de goddelijke verklaringen in Exodus 20:11 en 31:17 normatief. Datzelfde geldt voor uitspraken van Jezus en Paulus. Daarmee staat Van Dam in de klassieke christelijke lijn en hij voert veel argumenten aan voor die uitleg. Op allerlei plaatsen neemt hij stelling tegen hedendaagse auteurs als John H. Walton en Paul H. Seely. Hun belangrijkste argumenten worden zorgvuldig besproken en van tegenargumenten voorzien.

De bespreking van een andere Schriftbeschouwing, waarbij het boek Genesis in later tijd ontstaan is en daarmee vooral de opvattingen van de Israëlieten in de tijd van de koningen weerspiegelt, komt minder uit de verf. Die opvatting blijkt bijvoorbeeld in het recente boek van Henk G. Geertsema, Bijbel en evolutie. Die auteur ziet in de Bijbel een ‘verrassende ruimte’ voor een evolutieproces. Voor Van Dam is het duidelijk dat dergelijke opvattingen zich niet verdragen met het klassieke belijden van de kerk. Het betekent wel dat de discussie doorgaat, niet slechts over de uitlegkundige details, maar ook over de voorvragen. In die discussie is het de winst van dit boek dat Van Dam heel expliciet ingaat op veel hedendaagse herinterpretaties en daarbij wil laten zien dat die in exegetisch opzicht problematisch zijn. Wat mij betreft doet hij dit overtuigend. Zijn boek bevat een schat aan gegevens voor de verdediging van de klassieke uitleg van Genesis 1-2.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Theologia Reformata. Het originele artikel is hier te lezen. Bronvermelding: Paul, M.J., 2021, Boekbespreking, Theologia Reformata 64 (3): 292-293.