Home » Gastbijdrage » Het karakter van de theologie van Old Princeton

Het karakter van de theologie van Old Princeton

Tot 1929 hebben theologen verbonden aan Princeton Theological Seminary een belangrijk aandeel gehad in de verdediging van het klassiek christelijke geloof in het algemeen en het absolute gezag van de Schrift in het bijzonder. Dan moeten we denken aan mannen als C. Hodge, B.B. Warfield en J. Gresham Machen. Tot ver buiten presbyteriaanse kringen hebben zij betekenis gehad voor het christelijke geloof en de christelijke kerk in Amerika. In 1929 jaar werd de hogeschool gereorganiseerd en ging zij theologisch een andere koers varen. Voor Machen was dat de reden Princeton te verlaten. Samen met anderen richtte hij Westminster Theological Seminary op. De leerstoel apologetiek van dit laatst genoemde seminarie is jarenlang bekleed door C. Van Til.

Princeton Theological Seminary in de 19e eeuw. Bron: Wikipedia.

Van Til viel de oude generatie van Princeton theologen bij in hun erkentenis dat de Schrift een objectieve leerstellige inhoud heeft. In de lijn van Kuyper en Bavinck betwistte hij echter dat wij van objectieve en voor ieder toegankelijke bewijskracht voor het christelijk geloof kunnen spreken. Naar zijn overtuiging deed de oudere generatie van de Princeton theologen geen recht aan de gevolgen van de zondeval voor de kenleer.

Het bezwaar van Van Til is door vele zogenaamd post-conservatieve theologen overgenomen. Aan de Princeton theologen wordt rationalisme verweten. In onderscheid met Van Til zien we dat deze post-conservatieve theologen het absolute Schriftgezag plegen te relativeren. Deze laatste ontwikkeling is wereldwijd waarneembaar en niet in de laatste plaats in Nederland. De toenemende waardering voor een theoloog als Karl Barth binnen de gereformeerde gezindte is niet los te zien van een veranderde visie op de aard van de Schrift en haar gezag.

Is echter het verwijt van rationalisme aan de Princeton theologen terecht? Paul Kjoss Helseth, verbonden aan Northwestern College in St. Paul, Minnesota, heeft het een studie voor hen opgenomen. Hij spreekt van een onorthodox voorstel, omdat het verwijt van rationalisme richting de genoemde theologen inmiddels gemeengoed is.

“Right” Reason and the Princeton Mind – An Unorthodox Proposal.

Terwijl Kuyper en Bavinck spraken over tweeërlei wetenschap, spraken Warfield en Machen over een wetenschappelijke verdediging van het christelijke geloof. Zij waren er diep van overtuigd dat alleen het klassieke en in het bijzonder gereformeerde christendom recht doet aan alle bijbelse en daarmee verbonden historische gegevens. Bij dat laatste moeten wij met name denken aan de heilsfeiten en wel in het bijzonder de opstanding van Jezus Christus.

Het feit dat er objectieve gegevens met objectieve bewijskracht ten grondslag liggen aan het christelijke geloof, betekent echter voor mannen als Warfield en Machen niet dat iedereen zomaar voor die bewijskracht zwicht. Dat laatste is het werk van de Heilige Geest. Het overtuigd worden van de bewijskracht voor het christelijke geloof in niet alleen een intellectuele maar ook morele en religieuze zaak.

Wat Helseth met zijn studie wil laten zien, is dat opkomen voor het objectieve gezag van de Schrift en van de mogelijkheid dit gezag te verdedigen, niet als een uiting van rationalisme mag worden gezien. Wie de Schrift niet als openbaring zelf ziet en haar een leerstellige inhoud ontzegt, kan ook de boodschap van verzoening en verlossing die in de Schrift betuigd wordt niet vasthouden.

In een post-conservatief en postmodern klimaat wordt christelijk geloof vooral een zaak van gevoel. Echter, de inhoud daarvan blijft onbestemd. Het onderscheid tussen ware- en schijnchristenen vervaagd of wordt niet relevant geacht. Ongetwijfeld gaat geloof niet buiten gevoel om, maar dan gaat het wel om het gevoelen en ervaren van de waarheid van verzoening met God door bloed van Christus als God Die mens werd.

Het ware geloven is zowel een zeker en gefundeerd weten dat alles wat God ons in Zijn Woord heeft geopenbaard waar is als een vast vertrouwen. Het zekere weten is geen bewijs van overschatting van de rede, maar van een onderwerping van de rede aan het gezag van de openbaring. Dat maakt de studie van Helseth ook binnen de Nederlandse context relevant.

N.a.v.: Paul Kjoss Helseth, 2010, “Right Reason” and the Princeton Mind: An Unorthodox Proposal (Phillipsburg: Presbyterian & Reformed Publishing Co.).

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.