Home » Genealogie » Gedoe rond de riddermatigheid – Bijdrage van Nico Plomp in het Jaarboek CBG 1993 bevat een schat aan informatie

Gedoe rond de riddermatigheid – Bijdrage van Nico Plomp in het Jaarboek CBG 1993 bevat een schat aan informatie

Genealoog wijlen Nico Plomp (1941-2017)1 schreef in het zevenenveertigste deel van het ‘Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie’ een interessante bijdrage over het ridderschap in de Neder-Betuwe. In deze bijdrage komen ook veel telgen uit het geslacht ‘Van Meerten’ en aanverwante en aangetrouwde leden voor. We willen dit artikel samenvatten en ons vooral richten op de familie ‘Van Meerten’ en aanverwante of aangetrouwde leden. Omdat er grote delen van het artikel worden weggelaten is het, voor meer informatie over andere geslachten, aan te raden om het artikel zelf ook te lezen.2

De vraag wie van adel is en wie niet leidde volgens Plomp vroeger nogal eens tot slepende processen. In het voorliggende artikel gaat de auteur in op de vraag wie er (voornamelijk in de zestiende eeuw) tot de adel behoorde en wie niet. “Het blijkt te gaan om families waarvan de namen nog heden ten dage veelvuldig voorkomen, zoals Van Eck, Van Heteren, Van Leeuwen, Van Maurik, Vonck en Van Wijck, en om personen die velen bij genealogisch onderzoek in hun kwartierstaat zullen kunnen plaatsen.” De ‘Van Meertens’ worden in deze rij niet genoemd, maar komen wel verschillende keren voor. De informatie die Plomp daarover heeft opgezocht blijkt zeer de moeite waard voor het genealogisch en historisch onderzoek naar dit geslacht.

Vroege periode

Plomp laat weten dat er in aristocratie van de dertiende eeuw drie standen voorkwamen: de edelen (nobiles), de vrijen (liberi) en de dienstlieden (ministeriales). Plomp noemt drie gebroeders Van Meerten als twaalfde eeuwse edelen. Het gaat om drie gebroeders die in 1166 en 1169 voorkomen en als getuigen van de bisschop van Utrecht oorkonden mee bezegelden.3 In de veertiende eeuwse bronnen komt deze geslachtsnaam opnieuw in de Neder-Betuwe voor. “Of zij afstamden van de zojuist genoemde edelen is met zo weinig gegevens niet vast te stellen.” Naarmate de tijd vorderde komen er meer bronnen beschikbaar en zijn ook familiebanden te ontwaren. “Daarbij moet echter uiterst behoedzaam te werk gegaan worden. Personen met dezelfde toenaam of familienaam waren lang niet altijd in mannelijke lijn aan elkaar verwant, zodat men hen niet uitsluitend op grond van de naamsovereenkomst in familieverband kan brengen met latere naamgenoten.” In een register van scheidsrechterlijke uitspraken van de bisschop van Utrecht uit de periode 1301-1317 komt ook een Van Meerten voor als familielid of helper van de Van Avezaats en Van Liendens. Om welke ‘Van Meerten’ het gaat wordt niet duidelijk. Verwezen wordt naar voetnoot 5: P.W.A. Immink en A.J. Maris, Registrum Guidonis (Utrecht 1969) 89-90, 228-229.

Lijst van steden en riddermatigheden

Plomp geeft aan dat er een lijst van zestig namen bewaard gebleven is van de steden en riddermatigheden omstreeks 1460. Hij denkt dat deze lijst bedoeld is voor ‘de verschrijving naar de landdag, de vergadering van de staten van Gelre. In deze lijst wordt onder Leede Jan van Meerten genoemd. In de voetnoot wordt verwezen naar: Bijlagen bij eene Nederduitsche kroniek van Gelderland, KHG 31 (1875) 364-406. Het is Plomp onbekend hoe de selectie op deze lijst tot stand is gekomen. “Wellicht een keuze van representatieve personen door de ambtman, wellicht ook na aanmelding van de betrokkenen zelf.

Het ridderboek

In 1543 was keizer Karel V ook hertog van Gelre geworden (Verdrag van Venlo). In dat jaar werd een register bijgehouden van riddermatigen voor ‘als de stadhouder de staten bijeenriep voor de landdag’. Op deze lijst komen we Diederick van Meerten tegen (ook wel Derick of Dirck genoemd). Zijn overleden zwager Bartholomeus van Eck, die in 1541 is overleden, en zijn broer Henrick worden ook in dit register genoemd. Henrick woonde op dat moment in Amersfoort. De lijst bestaat uit vijftien personen. Plomp weet te vermelden dat er tien van de vijftien personen een eigen kasteel of heerlijkheid hadden in Neder-Betuwe. Dan geeft Plomp een inkijkje in het familieverband van Bartholomeus en Diederick. “Van vijf personen is dat niet bekend, twee daarvan hadden echter familierelaties met de tien eerstgenoemden. De drie overigen, Bartholomeus van Eck, zijn broer Henrick van Eck en hun zwager Dirk van Meerten, waren uit Ingen afkomstig. Deze tak van de Van Ecks bezat daar het goed De Poll. Dirck van Meerten woonde nog te Ingen, maar Bartholomeus van Eck te Wijk bij Duurstede en zijn broer Henrick te Amersfoort, waar hij in het stadsbestuur zitting had. Dat zij desondanks in deze selecte groep Neder-Betuwse ridderschap aan de statenvergaderingen van Gelre en Zutphen konden deelnemen is opmerkelijk. Uit de registers van het verhandelde in de Bank van Kesteren, de gerichtssignaten, blijkt dat tenminste Henrick ook een enkele keer daadwerkelijk deelnam aan de zittingen van deze bank.Hier wordt een uitgebreide voetnoot bij gegeven:”W.J. d’Ablaing van Giessenburg en P.A.N.S. van Meurs, De ridderschap van het kwartier Nijmegen. Namen en stamdeelen van de sedert 1587 verschenen edelen (Den Haag 1899); J.J.S. Sloet en A.H. Martens van Sevenhoven, Register op de leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen (Arnhem 1924); A.J. Maris, Repertorium op de Stichtsche leenprotocollen uit het landsheerlijke tijdvak. I De Nederstichtse leenacten (1394-1581)(’s-Gravenhage 1956); J.G. Smit, ‘Het album amicorum van Johan van Eck’, Flehite 7 (1975) 44-53”.4

Een conflict over deze strenge selectie

Niet iedereen was het er mee eens dat zij niet op de lijst stonden en dit leidde rond 11 juni 1546 tot een conflict waar Johan (Hermansz) van Wijck genoemd wordt.5 Onder andere hij ‘wilde vrij zijn van de klokkenslag, walgelden, gravergelden en andere ruitergelden, hoewel volgens de buren hun voorouders daar altijd aan hadden bijgedragen’. Plomp geeft aan dat de enige manier om hier onderuit te komen, was ‘zich te beroepen op hun riddermatige afstamming’. De ridderschap was namelijk vrij van dergelijke diensten en gelden. Bij sommigen liet het Hof in het midden of aanspraken op riddermatigheid terecht was.Meer duidelijkheid kwam er voor Herman van Wijck en diens zoon Johan van Wijck te Rijswijk en Johan van Wijck Gerritsz te Kesteren. Op hun verzoek verklaarde het stadsbestuur van Nijmegen tien dagen later, op 21 juni 1546, dat zij in het ridderboek van de stad stonden. De secretaris van Nijmegen hield namelijk voor het kwartier van Nijmegen ook een register bij waarin de ridderschap werd ingeschreven

Het conflict in 1555

Men was nog niet tevreden, en ‘een nieuwe aansporing tot een ruimhartig toelatingsbeleid kwam er in de statenvergadering van 9 mei 1555’. De stadhouder gaf aan dat de edelen ‘die na de dood van hun ouders niet in hun plaats waren verschreven, of die na verhuizing van de steden naar het platteland niet waren verschreven’ dat ‘aan zichzelf te danken’ hadden. Maar de stadhouder was ruimhartig. De ambtlieden werden gelast binnen acht dagen de namen op te geven van hen die in hun ambt verschreven dienden te worden. Claas Vijgh, de ambtman van de Nederbetuwe gaaf toen een lijst met namen. Nieuw waren Heijmerick van Bemmel en zijn broers Sebastiaen en Baltazar. Zij woonden samen in ‘oers vaders huys, zaliger Johans van Bemmel’. Ook Johan van Braeckel wordt genoemd. In de lijst van Vijgh werd, van degenen die al eerder waren verschreven, ook nog Diederick van Merten genoemd. Het gaat om dezelfde persoon als hierboven genoemd. Heijmerick en Johan waren zijn (latere) schoonzonen. Volgens de ambtman was nu niemand overgeslagen. In Maurik en Rijswijk dacht men daar anders over en op de landdag van 10 juni 1555 werd een verzoek tot toelating tot de ridderschap behandeld. In deze lijst van hen die een verzoek deden komt Adriaan van Leeuwen Aalbertsz. voor. Hij was de zoon van Albert van Leeuwen en Hillegonda van Meerten. Niet toegelaten te zijn tot het ridderschap had ook gevolgen. Op 16 juni 1561 kwam de Bank van Kesteren, waar ook Derrick van Meerten zitting in had, tot de overeenstemming dat Bartolt van Heteren geen zitting mocht nemen totdat bewezen was of hij daar recht toe had. Voor de landdag van 24 augustus 1565 werden diverse personen uitgenodigd. Verschillenden van de lijsten hierboven werden niet uitgenodigd. Wel verschreven werden bijvoorbeeld Heijmerick van Bemmel en zijn broers, Johan van Braeckel en Diderick van Merten.

De landdag van 1 maart 1570

Plomp geeft aan dat de lijst van verschrevenen voor de landdag van 1 maart 1570 een aanzienlijke uitbreiding kreeg. Op deze lijst staan opnieuw de gebroeders Van Bemmel en Johan van Braeckell. Ook wordt Dederick van Merten genoemd. Dit is niet meer dezelfde als de Diederick van hierboven. Hij was in 1568 al overleden. Vermoedelijk gaat het om zijn zoon die met Elisabeth van Els was getrouwd. Ook worden Adriaen van Leuwen en Johan van Wijck genoemd. Hoogstwaarschijnlijk gaat het hier om dezelfde personen, als hierboven. Voor hen geldt wel in 1555, niet in 1565, wel in 1570. “Van de stappen die de Van Leeuwens daartoe hadden ondernomen blijkt uit een verklaring van het stadsbestuur van Nijmegen d.d. 26 juni 1569, met oudere en jongere stukken te vinden in het dossier over Adriaan van Leeuwen Aalbertsz. Het is een vidimus van de hierboven opgenomen tekst van het verhandelde op 10 juni 1555, zoals die te vinden was in het ridderboek aldaar.

Het geharrewar rond de riddermatigheid gaat door.

In het stuk over de registratie van Roelof van Eck komen Johan van Wijck en Arien van Leeuwen opnieuw voor. Roelof van Eck werd geregistreerd, maar dat werd hem door de dorpsgenoten niet gegund. “Zij refereerden aan het reces d.d. 11 juni 1546 en noemden (…) Johan van Wijck, zoon van de oude Johan van Wijck Hermansz., tevens voor zijn schoonzuster en haar zonen Johan en Cornelis van Wijck. Voorts Arien van Leeuwen, een zoon van Albrecht van Leeuwen (…) en nog anderen.” Op 10 juli 1570 werden zij opgeroepen om in een verhoordag hun rechten te verdedigen. “De gedaagde riddermatigen waren (…) Johan van Wijck Jansz, de middelste broer van wijlen Gevert van Wijck en van Jaspar van Wijck, (…) Adriaen van Leeuwen Aelbertsz, (…) allen te Rijswijk (…).” Zij slaagden er niet in, voor de buurmeesters, te bewijzen dat zij van adel waren. Maar daar lieten zij het niet bij zitten en namen zich voor te bewijzen dat hun voorouders al meer dan honderd jaar als riddermatig bekend stonden. De buurmeesters legden op 6 juni 1570 voor Sweder Wttenweerdt, scholtus en richter, een verklaring af. Jacob Bloem (70 jaar) was 36 jaar geleden met een groot aantal buren van Rijswijk naar Arnhem getrokken tegen o.a. Jan van Wijck Hermenss ‘die zich voor riddermatige luijden voerhalden wolden’. Daarnaast verklaarde hij dat hij samen met Aelbert van Leeuwen de klokkenslag heeft opgevolgd, net als alle anderen. Ook Hermen de Keymp van ongeveer 65 jaar verklaarde dat Aelbert van Leeuwen ‘in een kerstnacht, toen de klok geslagen werd, naar de dijk getogen was en daar meer werk verzet had dan hijzelf en ook wel meerdere keren de klokkenslag was gevolgd’ Dit was ook de verklaring van de vijftigjarige Gijsbert van Eck. Adriaen van Leeuwen Aelbertsz. was, ook al stond hij niet in het ridderboek, sinds 1555 al twintig keer verschreven om naar de landdagen te Arnhem of Nijmegen te komen. Roelof van Eck heeft het einde van het proces niet meegemaakt, tussen 1573 en 1574 overleed hij.

Voor de overige genoemden ging het proces door. Daarbij kwam de zaak van enkele nieuwelingen die verschreven waren, o.a. Jan van Wijck (in juli 1572 en juli 1574). Op 25 december 1575 werd besloten de zaak in handen te stellen van mr. Dionijs van den Wesenhage, raad in het Hof. “Het waren de zaken van (…) Jan van Wijck Janss, oudste broer van Gevert van Wijck en van wijlen Jasper van Wijck (…) Adriaen van Leeuwen Aelberts te Rijswijk (…)” Daarna volgt in 15 januari 1577 een opdracht aan dr. Boemeer om te ‘doen wat nodig was’. Naast deze zaak, was er ook de zaak van de vijf weduwen. Het ridderschap van Neder-Betuwe was op 4 maart 1577 bijeen vanwege de pretenties van vijf weduwen ‘die verklaarden riddermatig te zijn en daarom niet in de klokkenslag gehouden te zijn’. Een van die weduwen was Johanna ven Leeuwen, weduwe van Gevert van Wijck. Het ridderschap verwees naar de eerstvolgende land- of kwartierdag. De ridderschap van het kwartier Nijmegen kwam op 29 mei 1577 niet tot een besluit en verwees de zaak door naar de landdag. Op de landdag van 4 juli 1577 leverde Adriaen van Leeuwen Aelbertsz kopieën aan. Het ging om ‘kopieën van verschrijvingen’ van ‘Van Leeuwens uit 1495 en 1519, van boedelscheidingen uit 1516 en 1546, van een inschrijving uit het ridderboek van vermeldingen van Van Leeuwens als gerichtsman in de Bank van Kesteren en van brieven waarbij hijzelf verschreven werd in de periode 1570-1573’. Ook Johan van Wijck Gevertsz leverde, mede namens zijn broer Cornelis, stukken aan. “Getuigenverklaringen uit 1577 over hun familierelaties, over de begraven hofstad die in de familie was geweest, over hun riddermatigheid en over hun deelname in de Bank van Kesteren.” Over details uit dit procesdossier kom ik bij de bespreking van Bijlage 1 nog terug.

De buurmeesters lieten het er opnieuw niet bij zitten. Op 25 juli 1577 verscheen Claas Vijgh namens deze mannen. Er was een vragenlijst samengesteld ‘maar de ambtman vond het niet nodig die allemaal te beantwoorden, omdat er veel namen in voorkwamen, zoals Jan van Wijck den alden, die hij toch niet gekend had’. Vijgh had wel gezien dat Adriaen van Leeuwen de klokkenslag gevolgd had. Hij herinnerde zich ook ‘gezien te hebben hoe Aelbert van Leuwen een wit linnen zakje onder zijn gordel had’. Op de vraag hoe lang dat geleden was, antwoordde de ambtman dat niet precies meer te weten. Aelbert van Leeuwen zou ook gezegd hebben: “Mijn broeder Jerfaes wil een edelman sijn ende ick niet” Dit had de ambtman alleen van anderen gehoord. Op de landdag van 17 september 1577 verscheen er opnieuw een verzoek van de zonen van de twee weduwen, onder andere Johan van Wijck Gevertsz, om voor riddermatig erkend te worden. Van de overige weduwen wordt niets (meer vernomen). De zaak raakte in een impasse. In 1582 kwam Adriaen van Leeuwen Aelbertsz met twee verklaringen van de weduwe van Gevert van Wijck over zijn afstamming.

”Op 5 jan. 1582 verklaarde jonffr. Johanna van Leuwen, weduwe van Gevert van Wijck, ca. 68 jaar, ten overstaan van het stadsbestuur van Wijk bij Duurstede op verzoek van Adriaen van Leeuwen, poorter aldaar, dat deze en zijn voorouders te Rijswijk hadden gewoond. Haar vader Hermen van Leeuwen Hermensz en haar grootvader Hermen van Leeuwen Jansz waren uit Maurik “van aver tho aver van een stam ende bloede echtelijck ende recht gebooren ende hergecommen” en hadden altijd “grote vruntschap ende conversatie met den producent alhyer ende zijne vooralderen tho Rijswijc als goede bloetverwanten ende navrunden toestaet ende betaemt, gehat ende gehalden.” De vader van Adriaen, genaemt Aelbert, die zoon was van Hermen van Leuwen de grote bestond Hermen van Leeuwen Hermensz die onlangs op de Zandweg te Maurik was overleden in de derde graad.”

Op 14 september 1582 gaf Johanna van Leeuwen aan dat ‘Hermen van Leuwen Ottensz uit zijn huwelijk had Jeriphaes van Leuwen en Aelbert van Leuwen, de vader van de producent (d.w.z. Adriaen van Leeuwen Azn.); (…)’. Ook Johan van Wijck Gevertszoon had zijn dossier aangevuld. Hij gebruikte het leenakteboek van Culemborg en het signaat van de bank van Kesteren. Dit laatstgenoemde deel is helaas verloren gegaan en besloeg de periode 1509-1547. De leenakten betroffen ‘16 hont land in Wijffdijckerveld te Rijswijk’. Op 25 oktober 1530 werd, na transport door Herman van Wijck, diens zoon Jan van Wijck er mee beleend. “Op 26 oktober 1548 werd na het overlijden van Jan van Wijck Hermansz diens oudste zoon Gevert beleend, voor wie zijn broer Jan van Wijck Jansz wegens ziekte van Gevert hulde deed. Na zijn overlijden werd op 21 april 1570 zijn zoon Johan beleend met deze 16 hont en met 2,5 morgen te Rijswijk.” Ook overhandigde hij een akte van 26 oktober 1548 waarbij Gevert van Wijck een leen in lijftocht gaf aan zijn vrouw Janna van Leeuwen. Op 6 juli 1582 verklaarde Alyt Anhonis van Wijcksdochter van tweeënzestig jaar oud dat haar grootvader Harman van Wijck Gerritss, overgrootvader van Johan Geverts van Wijck, gehuwd was geweest met Else Hack uit Wageningen. Hun kinderen waren Gerrit van Wijck, Johan van Wijck en Anthonis van Wijck. Johan Harmansz van Wijck was getrouwd met Johanna van Meerten. Deze Johanna was doophefster van Alyt en de moeder van Gevert van Wijck, de vader van de op de landdag zijnde Johan Gevertsz van Wijk. De goederen van Else Hack werden door Anthonis van Wijck verkocht, om het grote testament van zijn broer Gerrit van Wijck uit te kunnen voeren. Het kwam uiteindelijk niet tot een duidelijke uitspraak in deze zaak. De zoon van Adriaen, Aelbert Adriaensz van Leeuwen, procedeerde ‘nog door terwijl hij als poorter te Wijk bij Duurstede woonde’. Hoe het hem verder verging, daarover is te weinig bekend.

Johan van Brakell

Johan van Brakell komt nog voor in het stuk over Frans van Leeuwen. Johan was op 11 december 1578 circa 54 jaar oud en verklaarde aan Frans van Ewijck, scholtus en richter te Lienden, dat Frans de zoon was van Olyfier en de kleinzoon van Hermen van Leeuwen Hermenszoon.

Afstamming

Het derde criterium om aan te tonen dat men riddermatig was afstamming. De stukken, als deze terug gevonden kunnen worden, zijn voor genealogisch onderzoek zeer belangrijk. “Enkele families, de Van Leeuwens en Van Wijcks, konden voldoende papieren en getuigenverklaringen bijeen brengen om etterlijke generaties in familieverband te plaatsen. Daarbij konden zij bogen op familierelaties met tal van geslachten die tot het ridderschap behoorden. De Van Wijcks konden nog een huis met versterkte roren aanwijzen dat in familiebezit geweest was.” Het stuk van Plomp is dus zeer waardevol als het gaat om ‘Van Meertens’ en hun aanverwanten. De ‘Van Meertens’ komen niet zoveel voor in het stuk, de afstammelingen van vrouwelijke nazaten des te meer. Het meeste informatie verschaffen de bijlagen bij dit artikel. Deze bijlagen bespreek ik hieronder.

Samenvatting stukken procesdossiers

Plomp heeft voor het artikel vooral gebruik gemaakt van de civiele procesdossiers van het Hof van Gelre en Zutphen. Deze zijn te raadplegen via de website van het Gelders Archief, het zou mooi zijn als het complete dossier Johan van Wijck getranscribeerd zou worden en ergens gepubliceerd. Het blijkt een goudmijn te zijn voor genealogisch en historisch onderzoek.6

Adriaen van Leeuwen

Hierboven werd duidelijk dat Adriaen (Aelbertsz) van Leeuwen veel materiaal verzameld en overgedragen heeft om aan te tonen dat hij van adel was. Dit materiaal wordt in bijlage 1 samengevat. Alleen de voor genealogie ‘Van Meerten’ relevante stukken worden hieronder aangehaald. Dat geldt een kopie van een boedelscheiding uit 1516, opgesteld door Hermen van Leuwen, etc. en familieleden tussen Jutte Aelbertzdochter, weduwe van Hermen van Lewen Ottenss den Ouden enerzijds en hun kinderen Geriphaes van Leewen, Aelbert van Leeuwen en joncfrou Lijsbeth van Lewen anderzijds. “De weduwe behoudt huis en hofstede c.a. waar zij nu op woont, te Rijswijck, met 5 morgen land, nog een kleine hofstede met 4 morgen aldaar, en een deel in een ander stuk land. Jerephaes van Leeuwen is ‘wtghehilickt’ en heeft bij zijn trouwen zijn deel in zijns vaders goed gekregen. Aelbert van Leewen en zijn zuster joncfrou Lysbeth zullen samen een hofstad van 6 morgen land met boomgaard krijgen, nog 5 morgen land en een hofstad van 2 morgen, nog 10 hond; alles onder Rijswijk, nog een jaarlijkse rente van 6 guldens en de samen met hun moeder de inboedel, alle roerende goederen en het koren en de boedelschulden voor hun rekening nemen.” Verder een kopie van een boedelscheiding uit 1546 tussen Jeriphaes c.s. als ‘vrunden en maegen’ van joncfrou Hillgont van Meerten, weduwe van Aelbert van Leeuwen enerzijds en hun kinderen Adriaen van Leeuwen en joncfrouw Elisabeth van Leeuwen anderzijds. “De weduwe behoudt percelen land van 2, 3 en 5 morgen en 10 rentebrieven van samen 582 philippusgulden nominaal. Albert (dit moet zijn Adriaen, JvM) krijgt een stuk land waarvan de grootte niet wordt vermeld, een hooiberg en twee akkers, 6 rentebrieven van samen 453 philippusgulden nominaal, een van 50 keizersgulden en een van 20 rijdergulden. Joncfrouw Elisabeth krijgt de hofstede met huis c.a. en al het land daarachter en nog twee rentebrieven van samen 48 philippusgulden en een van 100 keizersgulden.” Verder een kopie van een verklaring van het stadsbestuur van Nijmegen d.d. 2 juli 1555 dat zowel Hermen de oude als Hermen de jonge in het ridderboek voorkomen. Een kopie van het afgegeven vidimus van het verbaal uit 1555. Kopieën uit het gerichtssignaat van de Bank van Kesteren waaruit blijkt welke Van Leeuwen wanneer als gerichtsman optrad. Tenslotte “kopieën van vijftien verschrijvingen aan Adriaen van Leeuwen Aelbertsz uit de periode 1570 tot 1573, door de stadhouder, de stad Nijmegen en de ambtman”.

Johan van Leeuwen

Johan van Leeuwen is aangetrouwd aan de familie Van Abcoude van Meerten. De ca. 70 jaar oude Dirk van Oostrum, schout van Wijk bij Duurstede, die op 28 juni 1577 een verklaring gaf voor het stadsbestuur. Dirk van Oostrum (1509-1603) was getrouwd met Heilwich van Abcoude van Meerten. Hij gaf die verklaring samen met Johan van Wijck, pastoor te Ravenswaaij. Hieruit blijkt dat de Van Leeuwens uit Maurik en Rijswijk één stam vormen en riddermatig zijn. “Dirk van Oostrum verklaart dat bij zijn weten de Van Leeuwens in Gelre riddermatig zijn, hetgeen hij ook heeft gehoord van Willem van Abcoude van Meerten, schoonvader van de producent (Johan van Leeuwen), die lange jaren overleden is en bijna honderd was toen hij stierf.” Er is inderdaad een Van Leeuwen met een Van Abcoude van Meerten getrouwd. Maar Willem van Abcoude van Meerten was in ieder geval de schoonvader van Dirk van Oostrum. Uit een verklaring ten overstaan van het stadsbestuur van Wijk bij Duurstede geeft Jan (Aertsz) van Sculenborch schepen van 64 jaar oud, blijkt dat Johan een zoon is van Adriaen, die een broer was van Harman en beide kinderen van Jerefaes van Leeuwen. Deze Jerefaes was weer een zoon van Harman Ottensz van Leeuwen den oude. Heijmerick van Bemmel wordt ten slotte nog genoemd bij de riddermatige mannen die helpen bij de Banck van Kesteren.

Johan van Wijck Gevertsz.

De grootvader van Johan Gevertsz van Wijk was Jan van Wijck ‘gehuwd met joffrouw Johanna van Merthen, waaruit Gevert, Johan, Jaspar en joffr. Anna. Gevert trouwde met Joanna van Leeuwen, dochter van Herman van Leeuwen den olden te Maurik’. Deze verklaring deed Beernt uten Enge, achtenveertig jarige kanunnik van het kapittel van St.-Jan Baptist te Wijck, op 24 juli 1577. Hij verklaarde eveneens dat hij weleens heeft horen zeggen ‘dat die van Wijck altijts gehuywelickt zijn geweest aen de principaelste stammen ende geslachten als aen de Hacken, Bemmel ende Merthen ende meer anderen, (…)’. Ook weet de kanunnik te vertellen dat ‘joffrou’ Elisabeth van Leuwen Aelbertsdochter trouwde met Evert van Deelen. Er volgt ook een bevestiging van Cornelis Claesz. burger van Wijck. Hij bevestigt de familiebanden en noemde de grootmoeder van Johan van Wijck ‘joffrou Johanna van Merthen tho Inghen, dochter van Ghevert van Merthen’. Johan bezat ook verschrijvingen van Gevert van Wijck uit de periode 1555 tot 1558 en van Johan van Wijck uit 1570 tot 1578. Hij kon ook aantonen dat zijn voorouders zeker vanaf 1509 gerichtslieden in de Banck van Kesteren waren.

Twee akten zijn van groot belang om het verband met de ‘Van Meertens’ aan te tonen. Deze worden door Plomp als volgt beschreven (eerste akte):

”Op 17 september 1524 maakten Johan en Ernst van der Lauwick, gebroeders als magen, vrienden en gekozen huwelijkslieden vanwege Herman van Wijck en diens zoon Johan van Wijck enerzijds en Melchior van Culenborch bastaard en Dirck van Merthen de jonge in dezelfde kwaliteit vanwege joffer Stijn van Merthen, weduwe van Gevert van Merthen, en haar dochter joffer Johanna van Merten anderzijds huwelijkse voorwaarden. Zij brengt in twee kampen land, samen 6 morgen, te Zoelmond en 50 philippusgulden. Voorts 100 stichtse guldens die haar broer Johan van Merthen haar binnen een jaar na haar moeders dood zal uitbetalen. Hij brengt in percelen land van 6 en 2 morgen, beide te Rijswijk, de erfenis van zijn zoon Willem van Wijck. Zijn vader geeft hem een stuk land van 16 hont leengoed, waarvan hij het vruchtgebruik houdt en de helft van de pacht van 3 morgen land zolang hij (de vader) leeft. Met de huwelijkslieden en de ouders zegelt heer Gerrit van Wijck, priester.”

Tweede akte:

”Op 11 november 1543 maken Antonis van Wijck, Albert van Leeuwen en Bartholomeus van Heteren, vrienden en magen van de kinderen van wijlen Johan van Wijck en joncfrouwe Joanne van Merten, met name Gevert van Wijck, Johan van Wijck, Jasper van Wijck en jonfrou Anna van Wijck, een boedelscheiding. Gevert als oudst zoon behoudt uit de boedel een kamp land te Rijswijk en het leengoed daar dat van zijn vader komt. Het leengoed van zijn moeder zal gelijk verdeeld worden. Voorts krijgt Gevert uit de boedel 80 philippusgulden die op rente gezet zijn. De overige schulden en vorderingen zullen zij gezamenlijk hebben.”

Genealogische fragmenten

In de tweede bijlage worden door Plomp genealogische fragmenten gegeven ter verduidelijking van de lopende tekst. Plomp geeft aan dat er ‘ongetijfeld nog meer gegevens te vinden’ zijn ‘dan hier zijn verwerkt’. We willen slechts die gegevens delen die raakvlakken hebben met de genealogie ‘Van Meerten’. Op bladzijde 115 wordt het wapen van de familie Van Eck beschreven: ‘een schuinbalk (later: een zilveren schuinbalk gaande over een groen-rood gedeeld veld)’. Tussen deze genealogische fragmenten geen raakvlakken met de ‘Van Meertens’. Op bladzijde 118 wordt het wapen van de familie Van Leeuwen beschreven: ‘in zilver een rode keper, beladen met drie Sint Jacobsschelpen van goud’. Het genealogisch schema Van Leeuwen bevat verwijzingen naar verwanten. Zo wordt Johanna van Leeuwen genoemd. Zij was getrouwd met Gevert van Wijck (zoon van Johan van Wijck en Johanna van Meerten). Ze is geboren in 1513/1514 en komt in 1577 voor als zij procedeert over riddermatigheid. Zij was een dochter van Herman van Leeuwen en Margriet Uthen Weerde. Op de rechterbladzijde wordt Albert van Leeuwen genoemd. Hij was getrouwd met Hilgond van Meerten en een zoon van Herman van Leeuwen de oude/de grote en Jutte Aelbertsdochter. Herman is overleden vóór 1516. Albert is overleden vóór 1546. Albert en Hilgond kregen twee kinderen: Elisabeth en Adriaan. Elisabeth is getrouwd met Evert van Delen. Adriaen is verschreven in het ridderschap van 1555-1573 en in 1582 was hij poorter te Wijk bij Duurstede. Op bladzijde 125 wordt ten slotte het wapen van de familie Van Wijck beschreven: ‘in zilver een blauwe keper, beladen met drie schelpen van goud’. In het geneologisch schema komen diverse telgen voor die raakvlakken hebben met de genealogie ‘Van Meerten’. Johan van Wijck is in 1524 getrouwd met Johanna van Merten Gevertsdochter. Hij wordt vermeld in 1530 en 1548. Johan was een zoon van Herman van Wijck en Else Hack. Deze Herman wordt vermeld in de jaren 1456, 1476, 1491 en 1530 en als gerichtsman in 1516. Johan en Johanna kregen vier kinderen: Gevert, Jan, Jasper en Anna. Gevert is verschreven in het ridderschap van 1555-1578. Zijn vrouw Johanna Hermansdochter van Leeuwen procedeert over de riddermatigheid in 1577. Broer Jan is verschreven in het ridderschap van 1570-1578, hij procedeert over de riddermatigheid in 1570.

Voetnoten

  1. Zie voor een ‘In Memoriam’: https://cbg.nl/actueel/Nico-Plomp/.
  2. Bron: Plomp, N., 1993, Een boer is geen edelman. Zestiende-eeuwse conflicten over riddermatigheid in de Neder-Betuwe, in: Stichting Centraal Bureau voor Genealogie, Jaarboek. Deel 47 (’s-Gravenhage: Centraal Bureau voor Genealogie). Met dank aan Bertus Barendrecht die mij op deze bijdrage attendeerde.
  3. Anspach schrijft in ‘De Navorscher’ ook over deze vroege ‘Van Meertens’: https://oorsprong.info/de-zesenveertigste-jaargang-van-de-navorscher-en-de-genealogie-van-het-geslacht-van-meerten/.
  4. Over deze Bartholomeus van Eck en zijn zwager Dirck later, als de Heere het geeft, meer.
  5. Deze Johan was getrouwd met Johanna van Meerten, de dochter van Gevert van Meerten.
  6. Dit dossier is hier te vinden en omvat meer dan 900 scans: https://www.geldersarchief.nl/bronnen/archieven/?mivast=37&mizig=210&miadt=37&miview=inv2&milang=nl&micode=0124&minr=33009518.