Home » Gastbijdrage » ‘Eva viel als eerste, daarna at ook Adam van de verboden vrucht’ – Hugo Bouter over de zondeval

‘Eva viel als eerste, daarna at ook Adam van de verboden vrucht’ – Hugo Bouter over de zondeval

Want zoals door de ongehoorzaamheid van de ene mens de velen tot zondaars zijn gesteld, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van de Ene de velen tot rechtvaardigen gesteld worden’ (Rom. 5:19).

De realiteit van de val

Het Nieuwe Testament laat zien dat zowel de Heere Jezus als de apostel Paulus het scheppingsverhaal van Genesis 1 en 2 tot uitgangspunt nemen voor hun onderwijs ten aanzien van de plaats van man en vrouw. Daarnaast maken zowel de Heere Jezus als Paulus gebruik van het bericht over de val van de mens, zoals die in Genesis 3 wordt beschreven.

Verder is het van belang om te zien hoe Paulus in 1 Timotheüs 2 de berichten van de schepping en de val met elkaar verbindt en belangrijke conclusies hieruit trekt voor het gedragspatroon van man en vrouw. Hij noemt twee argumenten voor het voorschrift dat een vrouw zich in alle onderdanigheid moet laten leren en niet over een man moet heersen. Het eerste is de rangorde in de schepping: ‘Adam is eerst geformeerd, daarna Eva’. Het tweede is de rangorde in de zondeval: ‘Adam werd niet verleid, maar de vrouw werd verleid en viel in overtreding’ (1 Tim. 2:13-14).

Hiermee is echter niet alles gezegd, want de apostel besluit met de troost van Gods genadige belofte: ‘Maar zij zal bewaard blijven (of: behouden worden) tijdens het ter wereld brengen van kinderen’ (1 Tim. 2:15). De val en de vloek hebben dus niet het laatste woord, er daagt ook redding en verlossing. Dat zien wij in feite reeds in Genesis 3, waar God de gevallen mens in genade tegemoet treedt en hem het vooruitzicht geeft van de overwinning over de macht van de vijand, de verlossing die door het vrouwenzaad zou worden bewerkt.

Genesis 3 verklaart ook hoe door de intrede van de zonde de oorspronkelijk goede verhoudingen grondig zijn verstoord, zodat de dingen vaak heel anders zijn dan dat God ze heeft bedoeld. De zonde werkt door (a) in de verhouding tussen
God en mens, (b) in de relaties tussen de mensen onderling en (c) ook in de betrekkingen tussen de mens en de geschapen werkelijkheid die aan zijn zorg is toevertrouwd.

Satan en de slang

De val van de mens uit de staat van onschuld waarin hij door God in de hof van Eden was geplaatst, was het gevolg van de verleiding van de slang, ‘de listigste onder alle dieren van het veld’ (Gen. 3:1). De slang diende als spreekbuis van Satan, die daarom zelf ‘de oude slang’ wordt genoemd (Openb. 12:9). Als de duivel en de satan treedt de boze op als de lasteraar en de tegenstander van God. Hij is de aanklager van de broeders (Openb. 12:10). Paulus noemt hem ook nog e verzoeker (1 Thess. 3:5). Johannes betitelt hem als de boze (1 Joh. 5:18).

Soms gaat hij rond als een brullende leeuw, maar andere keren verschijnt hij als een engel van het licht (2 Kor. 11:14; 1 Petr. 5:8). Verder wordt hij door Christus Zelf betiteld als ‘een mensenmoordenaar van het begin af’ en ‘een leugenaar en de vader ervan’ (Joh. 8:44). Als de vader van de leugen trok de satan tegenover Eva zowel Gods waarachtigheid als Gods liefde in twijfel. Hij deed het voorkomen alsof God de mens iets wilde onthouden en alsof Gods woord niet betrouwbaar zou zijn. Hierdoor werd God voor het oog van Zijn schepselen beroofd van Zijn eer – een kwestie die eigenlijk pas is rechtgezet toen Christus als de gehoorzame Mens Gods wil volbracht en Hem verheerlijkte voor het oog van de hele schepping (Joh. 13:31; 17:4).

Eva viel als eerste, daarna at ook Adam van de verboden vrucht. Paulus verwijst hiernaar niet alleen in 1 Timotheüs 2, maar ook in 2 Korinthiërs 11. Zoals de slang Eva verleidde door haar sluwheid, zodat zij kennelijk naliet eerst naar Adams mening te vragen en zich niet loyaal jegens hem toonde, zo waren de gelovigen te Korinthe afgeweken van hun trouw en toewijding jegens Christus (2 Kor. 11:3). Hier wordt de verhouding tussen de mens en zijn vrouw weer toegepast op de relatie tussen Christus en de Gemeente. Een soortgelijke zinspeling vinden we in het boek Openbaring, waar de ontrouwe kerk ervan wordt beschuldigd dat ze haar eerste liefde had verlaten en dat ze was afgevallen (!) van haar hoge positie (Openb. 2:4-5).

De kracht van de zonde

De verzoeking appelleerde aan de héle mens en bood hem in elk opzicht levensvervulling:

  1. in stoffelijke zin – de boom was goed om van te eten;
  2. in esthetisch opzicht – hij was een lust voor de ogen; en
  3. in geestelijk opzicht – hij was begeerlijk om verstandig
    te worden.

Helaas luisterde de mens naar de listen van de satan, die zelf van God was afgevallen door zijn hoogmoed en de begeerte aan God gelijk te worden (Jes. 14:13-14; Ezech. 28:17a; 1 Tim. 3:6). De verleidende woorden die Satan had gesproken, waren echter slechts halve waarheden. Inderdaad werden de ogen van de mens geopend nadat hij had gegeten van de vrucht, maar het was slechts om te ontdekken dat hij een schuldige zondaar was die voor God niet kon bestaan. Inderdaad verwierf de mens de kennis van goed en kwaad, maar niet zoals God die bezit. Integendeel, terwijl God te rein van ogen is om het kwaad te zien en volkomen ervan gescheiden is, was de mens voortaan niet meer dan een ‘slaaf van de zonde’. De kennis van goed en kwaad leverde hem alleen een beschuldigend geweten op.

Zo is het Satan gelukt het zaad van de begeerte en de hoogmoed in het menselijk hart te planten. Deze slechte beginselen kenmerken sindsdien ook het wereldsysteem dat zich in de macht van de boze bevindt, en waarvan hij de overste is (Dan. 10; Joh. 14:30; Ef. 6:12; 1 Joh. 5:19). Want alles wat in de wereld is, kan onder de volgende noemer worden gebracht: de begeerte van het vlees, de begeerte van de ogen en de hoogmoed van het leven (1 Joh. 2:16). De (zondige) begeerte is de wortel van het kwaad, zoals het laatste gebod van de wet duidelijk aantoont: ‘U zult niet begeren’ (Ex. 20:17; Rom. 7:7). De begeerte brengt slechts zonde voort, en de zonde brengt de dood met zich mee (Jak. 1:15).

Verlossing van de zonde

En zo is de gevallen mens onderworpen aan de macht van de zonde en de dood. De zonde is zo diep geworteld in de menselijke natuur, dat er alleen redding mogelijk is wanneer de mens van zijn oude wortels wordt afgesneden en op een nieuwe stam wordt geënt. De Romeinenbrief leert dát dit inderdaad mogelijk is – en wel doordat wij één plant geworden zijn met Christus in Zijn dood, maar ook in Zijn opstanding (Rom. 6:2vv.). Onze positie is diepgaand veranderd. God ziet ons niet meer in Adam, maar in Christus.

De Zoon van God is gekomen om de werken van de duivel te verbreken (1 Joh. 3:8). De satan vond geen aanknopingspunt in Hem, toen hij Hem tot zonde wilde verleiden (Matt. 4:1-11; Mark. 1:12-13; Luk. 4:1-13). De Heere Jezus klemde Zich vast aan het Woord van God en zó weerde Hij alle aanvallen van de boze af, zodat deze van Hem moest wijken. Zo moeten ook wij ons steeds beroepen op het geschreven Woord van God. Dat geeft kracht om te overwinnen en is het kenmerk van een leven door de Geest.

De eerste mens viel in het paradijs, hoewel hij leefde in de allergunstigste omstandigheden. Maar Christus, de tweede Mens, hield stand in de woestijn, hoewel Hij Zich daar in de meest óngunstige omstandigheden bevond. Ten slotte heeft Hij de duivel, die de macht had over de dood, tenietgedaan door Zelf in de dood te gaan en daar de tegenstander te verslaan in diens laatste bolwerk (Hebr. 2:14-15). De Zoon van God maakt werkelijk vrij van de macht van zonde, dood en Satan (Joh. 8:36). Bij Zijn wederkomst zal Christus de vijand onttronen en ook de schepping verlossen van het juk van de vergankelijkheid, waaraan zij door de val van de eerste mens onvrijwillig was onderworpen (Rom. 8:19-22; Openb. 20:1-3).

FRAGMENTEN


Over de zonde en haar oorsprong

  • Wie de zonde doet (= praktiseert), is uit de duivel, want de duivel zondigt van het begin af (1 Joh. 3:8).
  • Ieder die uit God geboren is, doet de zonde niet, omdat Diens zaad in hem blijft; en hij kan niet zondigen, omdat hij uit God geboren is (1 Joh. 3:9).

Over het wezen van de zonde

  1. Zonde = het doel missen, tekortkomen aan de eer en de heerlijkheid van God (Rom. 3:23).
  2. Zonde = de wetteloosheid, d.i. geen enkel gezag van boven erkennen (1 Joh. 3:4).

Dit zal in de eindtijd zijn hoogtepunt bereiken in ‘de mens van de zonde’, die eveneens ‘de wetteloze’ wordt genoemd (2 Thess. 2:3, 8).

Over het schuldig zijn volgens de Romeinenbrief

  1. Schuldig om het evangelie te prediken aan allen, aan wijzen en onwetenden (Rom. 1:14).
  2. Niet schuldig meer om naar het vlees te leven, maar naar de Geest (Rom. 8:12).
  3. Wees niemand iets schuldig dan elkaar lief te hebben; want wie de ander liefheeft, heeft de wet vervuld (Rom. 13:8).
  4. Zij zijn hun schuldenaars (nl. van de armen onder de heiligen in Jeruzalem), want als de volken aan hun geestelijke goederen deel hebben gekregen, zijn zij ook schuldig hen met de stoffelijke te dienen (Rom. 15:27).

Hugo Bouter beantwoordde eerder een vraag over de slang in Genesis 3. Dit artikel is ook op deze website geplaatst.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Rechtstreeks. De volledige bronvermelding luidt: Bouter, H., 2022, De zondeval, Rechtstreeks 19 (11): 7-8.