Richard S. Hess die als hoogleraar Oude Testament en Semitische talen verbonden is aan Denver Seminary, schreef al weer enkele jaren geleden een uitvoerige inleiding op het Oude Testament. De bespreking van elk Bijbelboek begint een rubriek waarin de naam, tekst en structuur wordt besproken. Vervolgens wordt aan de orde gesteld hoe het bewuste Bijbelboek is gelezen. In onderscheid van vele andere inleidingen wordt dan ook aan de premoderne tijd aandacht geschonken. Bij elk Bijbelboek wordt in dit kader ook aan kritische visies aandacht geschonken.
Als het gaat om Jesaja, wijst Hess erop dat er de laatste jaren steeds meer aandacht is gekomen voor de literaire eenheid van dit Bijbelboek. Dezelfde thema’s, concepten en woorden vinden we in alle delen van Jesaja terug. Mij viel op dat Hess zelf nadrukkelijk de mogelijkheid open houdt dat het gehele boek Jesaja van de profeet met deze naam uit de achtste eeuw vóór Chr. afkomstig is. Het feit dat de naam Cyrus in de tweede helft van het boek Jesaja wordt genoemd, acht hij geen beslissend argument om het boek niet aan een profeet uit de achtste eeuw vóór Chr. toe te schrijven. Hij noemt dan in aansluiting bij K.A. Kitchen dat voordat de Perzische koning Cyrus die het neo-Babylonische rijk onder de voet liep, aan de macht kwam, er meerdere Perzische koningen met die naam zijn geweest. Die naam kon dus reeds in de achtste eeuw vóór Chr. in Juda bekend geweest zijn.
Bij Daniël wijst Hess erop dat de kritische wetenschap dit boek in de tweede eeuw vóór Chr. dateert. Hier neemt hij jammer genoeg minder duidelijk stelling dan bij Jesaja, al laat hij ruimte voor de traditionele visie dat dit Bijbelboek dateert uit de zesde eeuw vóór Chr.
Naast aandacht voor de literaire structuren van een Bijbelboek heeft Hess ook een rubriek waarin gender en ideologie naar voren komen. Zelf acht ik het woord ‘ideologie’ minder geschikt. Waar het Hess dan om gaat is wat het bewuste Bijbelboek over zaken als onrecht, oorlog en vrede enz. zegt. Waardevol is dat de context in het oude Midden-Oosten van elk Bijbelboek wordt belicht. De bespreking van elk Bijbelboek eindigt met de rubriek ‘theologische perspectieven’. Een rubriek waarin de canonieke context wordt belicht gaat daaraan vooraf. Wat de waarde van de inleiding van Hess verhoogt is dat aan het slot van de bespreking van elk Bijbelboek een aantal belangrijke commentaren en studies worden vermeld.
Aan de bespreking van de concrete Bijbelboeken gaat een inleiding vooraf waarin de structuur, canon en de tekst van het Oude Testament ter sprake worden gebracht. Hess wijst erop dat de vraag naar de vaste volgorde van Bijbelboeken pas kon gaan spelen toen het Oude Testament niet meer op meerdere rollen maar in één codex werd geschreven. De volgorde van de synagoge verschilt van die van de christelijke kerk. De christelijke kerk kent in aansluiting bij de Septuaginta de volgorde historische, dichterlijke en profetische boeken, terwijl de synagoge de ordening heeft van Mozes, de Profeten (waartoe ook Jozua-Koningen worden gerekend) en de Geschriften.
Zowel Hebreeuwse handschriften als die van die Septuaginta wijken dan ook weer onderling af. Voor de Hebreeuwse handschriften geldt, dat bij de ordening van de Geschriften en bij de handschriften van de Septuaginta zijn, die zowel die met de Kleine als met de Grote Profeten eindigen. Als het gaat om de canon, keert Hess zich tegen de gedachte dat de oudtestamentische canon aan het begin van de christelijke jaartelling nog open was. Hij zoekt de oorsprong van de canon zoals wij die kennen in het archief van de Tweede Tempel.
De vondsten van de Dode Zee-rollen laten zien dat de proto-Masoretische traditie in de gevonden handschriften en fragmenten van oudtestamentische Bijbelboeken het sterkst vertegenwoordigd was, al zijn er ook Hebreeuwse handschriften gevonden die ten grondslag hebben gelegen aan de Septuaginta en de Samaritaanse Pentateuch. Daarbij wijst Hess erop dat de masoretische tekstvorm een veel grotere mate van uniformiteit kent dan die van de Septuaginta. De handschriften daarvan tonen tal van onderlinge verschillen en binnen de handschriften van de Septuaginta zijn er ook eerdere traditiestromen te onderscheiden. De vondsten bij Masada en de spelonken uit de tijd van Bar Kohba reprenteren allen de proto-Masoretische tekstvorm. Hess acht waarschijnlijk dat de handschriften die in de Tweede Tempel te Jeruzalem werden bewaard en overgeschreven deze tekstvorm hadden.
Hess schreef een waardevolle inleiding. De kracht ervan ligt er niet in de laatste plaats in dat aan een geheel scala van zaken aandacht wordt geschonken.
N.a.v.: Richard S. Hess, 2015, The Old Testament: A Historical, Theological, and Critical Introduction (Grand Rapids: Baker Academic).