Home » Genealogie » De vierendertigste jaargang van ‘De Navorscher’ en de genealogie van het geslacht Van Meerten

De vierendertigste jaargang van ‘De Navorscher’ en de genealogie van het geslacht Van Meerten

De eenendertigste jaargang van het blad ‘De Navorscher’ verschijnt in 1884 en heeft vermeldingen van enkele personen uit het geslacht Van Meerten.1 Deze personen leefden van de 15e tot en met de 17e eeuw.

(De nazaten van) Dirk van Meerten

De tekst van bladzijde 58 van de vierendertigste jaargang van De Navorscher.

Op bladzijde 57-59 gaat het over ‘heerenhuizing den Eng’. We lezen:

“Sedert een drietal eeuwen zijn vermoedelijk die goederen, minstens gedeeltelijk in het bezit der oud-adellijke familie geweest, vermits Johan van Brakell, een der verbonden edelen ((overlijdensteken) 8 Juli 1580), 17 Juli 1550 in den echt trad met de 22 April 1600 overledene Johanna, dochter van Dirk van Meerten tot Ingen en Berta van Eck van Pantaleon. Deze beide echtelieden zijn op het koor der kerk te Ingen begraven met grafzerk, waarop hunne wapens staan gebeiteld en dit opschrift:

Ao DN1 1568 den 20 dach Decembris starf Derick van Meerten.

Ao 1531 den 7 dach Septembris starf Joffer Berta van Eck syn huysvrou.

Aan den vader van straksgenoemden Johan, Cornelis van Brakell tot Kermestein (te Lienden), gehuwd met Margaretha ten (van) Boecop, waren in 1502 reeds vier en twintig morgen lands te Ommeren opgedragen 1).
Dirk van Meerten ((overlijdensteken 1568), – misschien zoon van Roelof, die een reeks van jaren uitlandig was, zoodat men zijn leven of sterven niet wist, – erfde van zijn oom Johan v. M. in 1526 vijf morgen lands in Ingensbroek, die hij wederom aan zijn zoon Dirk naliet. Willem v. M. had dit pand in 1436 geërfd van zijn vader Roelof, die het in 1405 door zijne vrouw Hillegonda van Eylsweert als erfename haars vaders Dirks bekwam 2). Het wapen van v. Meerten was een schild van zwart, beladen met een klimmenden hazewindhond van zilver, gehalsband en geringd van goud 3). Aldus staat het geschilderd onder de zestien kwartieren op het wapenbord van Willem Hendrik van den Heuvel van Beychlingen gezegd Bartolotti, dat nog kort geleden te Ingen in de kerk hing op het koor. Deze woonde op de nog ter plaatse aanwezige heerenhuizing Blijwerven, aan welke in het midden der vorige eeuw nog uitgestrekte landerijen verbonden waren, en die in lange oprijlaan en bijgelegen waterwerk nog tegenwoordig de sporen vertoont van hare voormalige bestemming als adellijk landgoed.”

We zien in dit stukje tekst ook een verwijzing naar 3 voetnoten. Bij 1) staat: “Zie over de oud-adellijke, thans gesloopte huizingen Kermestein, Geld. Volksalm. 1880, bl. 55, 56; over Cornelis v. Brakell, ibidem, bl.56, noot 1, blz. 57, noot 1, bl. 82, noot 4; over dezes zoon Johan v. Br. ((overlijdensteken) 8 Juli 1580) J.W. Te Water, Verbond der Edelen, enz., IV, 235. Johans kwartieren waren: Brakell, Boecop, Leefdael, Delen. Over zijn overgrootouders Johan v. Br. en Geertruid van Delen (gehuwd in 1430) zie Geld. Volksalm. 1879, bl. 44, 45. De kwartieren zijner gade Johanna v. M. staan dus vermeld: Meerten, Eck, Eck, Mekeren. Zie De Navorscher XXVI, 63.” Bij 2) staat: “Destijds was Steven van Deylen (Delen) naastgelande.” Bij 3) staat: “Vgl. Rietstap’s Armorial (Hollande, P. d’Utrecht). Een wapen van een geslacht v. Meerten, gelijk Navorscher VII, 184, opgeeft (klimmende leeuw), is aan dezen heraldicus niet bekend. Doch waarom ‘Hollande, P. d’Utrecht’? Immers blijkt uit het bovenstaande, dat dit geslacht v. M. zuiver Geldersch was. Het is misschien te Lienden nóg ruimschoots vertegenwoordigd, doch alsdan in deerlijk vervallen staat.”

Het stuk gaat dan even verder met informatie over de heer Bartolotti. Niet relevant voor de genealogie van het geslacht Van Meerten. Op bladzijde 61 gaat het stuk weer verder in op het geslacht Van Meerten. Allereerst worden de kwartieren besproken op het graf van Bartolotti. Er staat: ‘Meerten. Zie boven.’. Verder staat op bladzijde 61 heel kort:

“Was de gade van Willem Hendrik v. den Heuvel eene v. Eck v. Pantaleon, en kwam ons straks eene Berta v. Eck voor als echtgenoote van Dirk v. Meerten; reeds in de 14e eeuw was Gherit v. Eck tijnsmeester van eenige goederen te Ingen.”

Na bespreking van de familie Van Eck gaat het artikel op bladzijde 62 verder over Van Meerten:

“De adellijke huizinge Blijwerven is vermoedelijk, misschien onder een anderen naam, het aloude kasteel te Ingen geweest 3). Zoodat achter den in 1568 te Ingen overleden en begraven Dirk v. Meerten tot Ingen niemand anders dan een heer van het later dusgenaamde Blijwerven schuilt, hetwelk zijne gade hem wellicht aanbracht, zoo zij, wat gansch niet onwaarschijnlijk is, eene dochter geweest is van Johan v. Eck tot Ingen (sic), bij Aleid v. Mekeren (die in 1515 met hare stiefmoeder deelde) 4). Dirk’s dochter Maria huwde Gijsbert de Cock van Delwijnen, die in 1569 op de riddercedul van Nijmegen voorkomt, en in 1575 overleed. Hij volgde in 1569 zijn schoonvader op als heer van Blijwerven, en liet de huizing na aan zijne dochter Geertruid, gehuwd met Johan van Goltstein tot Brantsenburg (o. Steenderen ?), zoon van Johan (Willem) bij Catharina van Mekeren.”

In dit stuk zien we verwijzing naar twee voetnoten. Bij 3 staat: “Deze gissing wordt ook geuit in het Aardrijkskundig Woordenboek van Van der Aa; vgl. Nav. XXVII, 589.” Bij 4 staat: “Herald. Bibl. 1874, bl. 25.

Na deze tekst hierboven gaat het artikel weer over op een andere familie. Besproken wordt Catharina van Brakell tot Kermestein. Op bladzijde 63 staat: “Daar deze laatstgenoemde in 1615 gehuwde echtelieden de kinderen waren Lodewijk v. Br. 1) bij zijn eerste vrouw Catharina Tempier (overlijdensteken) 15 Juli 1600 te Nijmegen) te eener, (…).” Achter Lodewijk zien we een verwijzing naar voetnoot 1. Daar staat: “Als ouderling te Nijmegen afgevaardigd naar de Geldersche synode te Harderwijk v. 12-14 Juli 1602. Hij was wederom de zoon van den bovengenoemden Johan v. Br., verbonden edele in 1568, en van Johanna v. Meerten tot Ingen.”
Op bladzijde 122 lezen we:

>“Uit de voormalige aanwezigheid dier goederen hier te plaatse zal men de omstandigheid moeten verklaren, dat het zeer oude Ingen nimmer als heerlijkheid is bekend geweest. Dat leden der familiën van Eck en van Meerten in den loop der 16e eeuw ‘van Eck tot Ingen’ en ‘van Meerten tot Ingen’ getiteld staan, doelde louter op adellijk grondbezit alhier. Dit zagen wij boven.”

Jan van Meerten

In voetnoot 4 op bladzijde 122-123 staat:

“Nijhoff, Oorkonden, III, no 358. Dat een perceel gronds aan den dijk alhier ’s Greveland heet, is echter wellicht eerder aan eenen graaf van Culemborg, dan aan eenen graaf van Gelre te danken. Alhoewel, te Lienden bestond reeds in 1424 eene hofstad ’s Grevenhoeve (als leen van Claas v. Afferden), en van Graven van Culemborg is eerst in 1555 sprake. Die hofstad, welke aan Jan v. Meerten Janszoon had toebehoord, werd in 1458 door Fije v. Afferden, weduwe van Johan v. M. ten behoeve van Johan Gadertszoon v. A. opgedragen.”

Johan van Meerten

In voetnoot 1 op bladzijde 132 staat:

“Een perceel gronds van 12 morgen, den Oesterinck (sic. D.i. ooster-eng) op Klinkenberg (buurtschap o. Ingen), daar benedenwaarts naast geland waren de heeren van St. Jan te Ingen, werd in 1409 door Arnd v. Lawick Jordenzoon tenbehoevevan Johan v. Meerten Johanszoon opgedragen.”

Voetnoten

  1. Het gaat om: De Navorscher. Een middel tot gedachtewisseling en letterkundig verkeer tusschen allen die iets weten, iets te vragen hebben, of iets kunnen oplossen. Jrg. 34. Verschenen te Amsterdam in 1884 bij J.C. Loman.