Home » Scheppingsparadigma » De val van Adam

De val van Adam

Adam heeft het moeilijk. Een recente studie over hem stelt dat hij in hoog tempo aan het verdwijnen is van de culturele, weten­schappelijke en theologische podia. Dat heeft grote conse­quenties voor het christelijk geloof. De bekende Amerikaanse theoloog R. A. Mohler schreef onlangs dat waar elke generatie christenen te maken heeft met haar eigen theologische uit­dagingen, dat voor deze generatie de vraag naar het begin is.

“Wie de huidige inzichten over menselijke evolutie als juist beschouwt, moet op een aantal cruciale punten forse hermeneutische en theologische wissels omzetten.” Bron: Pixabay.

Na Darwin is Adam –en met hem de traditionele opvatting over schepping en zondeval– problematisch en voor velen ongeloofwaardig geworden. Een historische Adam, als eerste mens en stamvader van het menselijk ras –zoals traditioneel opgevat in jodendom en christendom– kan niet meer. In 2005 berichtte Cornell University (Ithaca, New York) dat chimpansees en mensen een gezamenlijke voorvader delen en dat zelfs vandaag 99 procent van het DNA van deze aap identiek is aan dat van de mens.

Dat deze visie onverenigbaar is met de traditionele lezing van Genesis – waar Adam als eerste mens en zondaar geponeerd wordt, hoeft geen betoog. Intussen hebben deze visies grote impact gehad op de theologie. De reacties variëren van stellige aanvaarding van het gangbare wetenschappelijke discours, tot resolute afwijzing. Daartussen liggen veel verlegenheid en ongemak. Evident is dat de gangbare weten­schappelijke visies langzaam maar zeker doorgesijpeld zijn en velen ‘om’ zijn.

Waar veel moderne theologen dit gegeven allang geaccepteerd hadden, volgen de laatste jaren, zij het schoorvoetend, ook veel orthodoxe collega’s. Dat leidde soms tot veel reuring. Eminente evangelicale oudtestamentici als de Amerikaanse Bruce Waltke, Tremper Longman en Peter Enns moesten hun leerstoel inleveren. Enns stelt dat, hoewel de Bijbel er zonder meer van uitgaat dat Adam een historische persoon was, wij vandaag die conclusie niet meer kunnen delen – en dat geeft ook niet. Adam en Eva hebben een symbolische functie, zij zijn een „leermodel” dat ons iets over de mens wil zeggen.

Recent gaf ook prof. dr. G. van den Brink aan het evolutionair paradigma als juist te beschouwen, overigens zonder de noties van een historische Adam en de zondeval te willen opgeven. Met vele anderen meent hij dat een integratie van het geloof in God de Schepper en de evolutietheorie mogelijk is; het zogenaamde theïstisch evolutionisme.

Dilemma’s

Zo’n oplossing –waarbij Adam overeind blijft en het gangbare wetenschappelijke paradigma deels aanvaard wordt– leidt uiteraard tot de nodige vragen en dilemma’s. Het impliceert het loslaten of herinterpreteren van enkele fundamentele Bijbelse gegevens. Ik noem er een zestal.

Een Adam die voorafgegaan is door een lange keten van mensachtige voorouders is moeilijk verenigbaar met het verslag van de directe schepping van de eerste mensen door God, zoals vermeld in Genesis. Adam is dan niet uit het stof der aarde geschapen, maar had gewoon twee ouders, net zoals Eva, die dan dus ook niet uit zijn rib geschapen is.

Verder: wanneer Adam een van de mensachtigen is die God op een bepaald moment gekozen heeft om Zijn beeld te dragen –een gedachte die veel theïstische evolutionisten aanhangen– dringt de vraag zich op wat dan de status is van de voorouders van deze Adam.

Een derde punt: volgens de huidige paleo-antropologie is er niet één Adam geweest, maar waren er heel veel Adams. Dat betekent dat de huidige populatie mensen nooit geheel van Adam afstamt. Dat staat op gespannen voet met Paulus’ bewering dat God uit „één bloed het hele menselijke geslacht” voortgebracht heeft (Hand. 17:26). Dat heeft uiteraard weer de nodige conse­quenties voor de visie op de erfzonde. Hoezo zou ik delen in de erfzonde van iemand van wie ik niet eens afstam?

Een vijfde fundamenteel gegeven: de aanname dat voor Adam de dood al eeuwenlang in de wereld was, laat zich moeilijk rijmen met Paulus’ bewering dat de dood „door één mens in de wereld gekomen is”: namelijk Adam (Rom. 5:12).

Ten slotte: het betekent ook een reductie van de gevolgen van de val: ziekte, pijn en lijden zijn geen gevolg van de val, maar inherent aan de schepping. Dat staat op gespannen voet met Paulus’ bewering dat de schepping aan de zinloosheid onderworpen is, niet vrijwillig, maar als gevolg van hem, lees: Adam, die haar daaraan onderworpen heeft (Rom. 8:20).

Kortom: wie de huidige inzichten als juist beschouwt, moet op een aantal cruciale punten forse hermeneutische en theologische wissels omzetten. Daar moet wel een prijs voor betaald worden. Iemand die dat inzag, was de Zwitserse theoloog Emil Brunner. Hij vergeleek de traditionele opvatting over Adam, schepping en zondeval met een centaur: een figuur uit de Griekse mythologie waar niemand meer in gelooft. Volgens hem is de traditionele augustijnse drieslag van schepping-zondeval-verlossing passé.

Ingebakken

Te onzent is ook prof. dr. A. van de Beek deze mening toegedaan. Volgens hem is er nooit een ”staat der rechtheid” geweest; de mens is altijd al gevallen geweest. Dat komt omdat het kwaad ingebakken zit in de schepping. Dat is in elk geval een eerlijke conclusie. Het geloof dat er al miljoenen jaren van lijden en dood gaande waren voordat Adam op het toneel verscheen, is moeilijk te verenigen met een goede schepping en een ”staat der rechtheid”.

Theologen die een historische Adam loslaten, laten dan ook vaak het augustijnse model van schepping-val-verlossing los en kiezen –met een beroep op de kerkvader Irenaeus– voor een „groeimodel” waarin God de mens vanuit een onvolmaakte schepping laat evolueren naar een hogere bestemming die pas in Gods toekomst bereikt wordt.

Het bovenstaande toont aan dat er een keuze gemaakt dient te worden: of voor de aannames van de huidige wetenschap of voor de meest voor de hand liggende lezing van Genesis 1-3: de directe schepping van Adam door God in een goede, harmonieuze schepping die als gevolg van menselijke overtreding aan de zinloosheid onder­worpen is.

Aan de revisionistische lezing van Genesis 1-3 liggen twee problemen ten grondslag. Het eerste is een onjuiste balans tussen algemene openbaring en bijzondere openbaring. Het lijkt erop dat wetenschappelijke aannames hoger ingeschat worden, of althans als interpreterend kader worden beschouwd, om de gegevens van de bijzondere openbaring, de Schrift, te duiden in plaats van andersom. De wetenschappelijke aannames bepalen de uitleg van de Schrift en dwingen de gelovige zelfs de meest voor de hand liggende uitleg te herzien of te herinterpreteren. Dat is een overschatting van de wetenschap –die op dit punt vooral met theorieën en niet-verifieerbare aannames werkt en deze extrapoleert naar het verleden– en een onderwaardering van het gezag van de Schrift als primaire kenbron van God en de werkelijkheid. Het is het Woord dat de werkelijkheid interpreteert, niet de werkelijkheid het Woord.

Breuk

Het tweede probleem is dat aanvaarding van het steeds meer veldwinnende nieuwe paradigma een breuk betekent met de traditie van de kerk der eeuwen. Zoals kerkhistoricus William VanDoodewaard zeer recent gedocumenteerd heeft aangetoond, hoort de traditionele Adam bij de grote traditie van de kerk. Loslating van deze lezing betekent niet alleen een breuk met deze traditie, maar vooral ook met het klassieke augustijnse paradigma van ”goede schepping-zondeval-verlossing”.

Dat is duidelijk zichtbaar bij prof. Van de Beek, die van mening is dat genoemde drieslag ingeruild dient te worden voor de tweeslag Adam-Christus. Het is op zijn minst bevreemdend dat deze theoloog, die zo veel waarde hecht aan de traditie van de kerk, op dit punt die traditie radicaal loslaat. Immers, zowel Schrift als traditie laat zien dat het geen kwestie is van of-of, maar van en-en.

Wie Adam laat vallen, veroorzaakt een domino-effect waarbij de hele verlossingsleer losgeweekt wordt uit het Bijbelse kader. Daarom: in plaats van Adam te laten vallen, kan hij beter blijven staan. Vallen doet hij toch wel. Maar dat kan hij alleen als hij ooit (be)stond. Zo wordt de Schrift het meest recht gedaan en is de komst van die andere Adam, Jezus Christus, het meest inzichtelijk. Want het blijft staan: „Adam niet geleerd, is Christus niet begeerd.”

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Klaassen, M., 2015, De val van Adam, Reformatorisch Dagblad Accent 45 (31): 5 (artikel).

Literatuur

Op zijn eigen website (waar het artikel later ook verschenen is) geeft dr. Maarten Klaassen een literatuurlijst bij dit onderwerp. Deze lijst wordt ook aanbevolen.

  • M. Barrett & A. B. Caneday (eds.), Four Views on the Historical Adam, Grand Rapids 2013.
  • G. van den Brink en C. van der Kooi, Christelijke Dogmatiek, Zoetermeer 2012.
  • G. van den Brink, ‘Overweeg geleide evolutie. Afwijzing van resultaten natuurwetenschap onverstandig’, in: De Waarheidsvriend 17 april 2015, 6-8.
  • W. VanDoodewaard, The Quest for the Historical Adam. Genesis, Hermeneutics, and Human Origins, Grand Rapids 2015.
  • J.P. Versteeg ‘Is Adam in het Nieuwe Testament een ‘leermodel’?, in: B.J. Oosterhoff e.a., Woord en kerk. Theologische bijdragen van de hoogleraren aan de Theologische Hogeschool der Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland bij de herdenking van het vijfenzeventig jarig bestaan van de Hogeschool, Amsterdam 1969, 29-70. (Dit artikel is in het Engels verschenen en voorzien van een uitvoerig voorwoord van Richard B. Gaffin Jr. waarin hij uitgebreid ingaat op de huidige controverse, J.P. Versteeg, Adam in the New Testament. Mere Teaching Model or first historical man? (Second edition, translated and with a Foreword by Richard B. Gaffin, Phillipsburg 2012).
  • R. Junker, ‘Entmythologisierung für Evangelikale: Haben Adam und Eva wirklich nicht gelebt? Anmerkungen zu einem Text von Siegfried Zimmer’, december 2014, te raadplegen via http://www.wort-und-wissen.de/artikel/a17/a17.pdf
  • R. Junker, Leven durch Sterben? Schöpfung, Heilsgeschichte und Evolution, Berlin 1993.
  • A.S. Kulikovsky, Creation, Fall, Restoration. A Biblical Theology of Creation, Fearn 2009.
  • J.C. Lennox, Seven Days that Divide the World. The Beginnings according to Genesis and Science, Grand Rapids 2011.
  • H. Madueme & M. Reeves, Adam, the Fall, and Original Sin. Theological, Biblical, and Scientific Perspectives, Grand Rapids 2014.
  • A.J. Mensink, ‘Wetenschap en geloof. Aanvaarden evolutiebiologie raakt het gezag van de Schrift’, in: De Waarheidsvriend 20 maart 2015, 4-6.
  • V.S. Poythress, Did Adam Exist?, Phillipsburg 2014.
  • Michael Reeves, ‘Adam and Eve’, in: N.C. Nevin (ed.), Should Christians Embrace Evolution? Biblical and Scientific responses, Nottingham 2009, 43-56.
  • ‘Were Adam and Eve Historical Persons?’ en ‘Can a Christian Hold to Theistic Evolution?’ in: K.D. Keathley and M. F. Rooker, 40 Questions about Creation and Evolution, Grand Rapids 2014, 237-243, 377-385.