Home » Kerkgeschiedenis » De kanttekeningen bij de eerste elf hoofdstukken van Genesis in de Statenvertaling en onze vroegste geschiedenis – Deel 1: Proloog

De kanttekeningen bij de eerste elf hoofdstukken van Genesis in de Statenvertaling en onze vroegste geschiedenis – Deel 1: Proloog

Tegenwoordig verschijnen er veel studiebijbels of bijbels met aantekeningen. Helaas zijn daar ook evolutionair getinte uitgaven bij. Deze dienen met argumenten te bestreden te worden, want de evolutionaire geschiedenis staat haaks op de Bijbelse geschiedenis. Bijbels met kanttekeningen zijn overigens geen moderne verschijnselen. Vroeger schreef en drukte men al dergelijke Bijbels. De ‘Kanttekeningen bij de Statenvertaling’ uit 1637 zijn één van de bekendste kanttekeningen bij de Bijbel. Deze kanttekeningen werden in 1657 óók in het Engels vertaald. Vervolgens in het Duits (1665) en in het Frans (1669). Ze werden daardoor een begrip in de Gereformeerde Theologie en zijn zeker in Nederland zeer bekend. Wat zeggen deze kanttekeningen over onze vroegste geschiedenis zoals deze verwoord is in de eerste elf hoofdstukken van Genesis? U zult zien dat hier uitgegaan wordt van het klassieke scheppingsgeloof van een zesdaagse schepping, een werkelijk plaatsgevonden zondeval en een wereldwijde zondvloed. Vandaag het eerste deel: de proloog.

Op de eerste genummerde bladzijde in mijn Statenbijbel met kanttekeningen staat als inleiding op Genesis een proloog (of voorrede/voorwoord/inleiding). De titel van dit bijbelboek luidt in de Statenvertaling voluit: ‘Het eerste boek van Mozes, genaamd Genesis’. De Statenvertalers gaan ervan uit dat, anders dan de huidige en moderne theologie, Mozes het boek Genesis op schrift gesteld heeft. Dat is wel helder op te maken uit de proloog.

Geboorte of oorsprong

Het woord ‘Genesis’ is volgens de kanttekeningen uit de Griekse taal genomen en heeft als betekenis: ‘geboorte, oorsprong of geslacht’. In dit bijbelboek vinden we het begin of de geboorte van alle ‘zienlijke en onzienlijke dingen’.1 Deze beginselen zijn door God ‘in het begin door Zijn woord uit niet geschapen’. Hieronder ook de mensen ‘begiftigd met Gods beeld’. Deze mens werd in het paradijs geplaatst om, als hij gehoorzaam bleef, ‘eeuwiglijk te leven’. Van dit eeuwige leven was de ‘boom des levens’ een zichtbaar teken. In de scheppingsgeschiedenis is ook de reden te lezen voor de onderhouding van de sabbat en de instelling van het huwelijk.

Zonde en belofte

In de eerste hoofdstukken van Genesis lezen we ook over ‘het beginsel der zonde, des doods en allerlei ellenden’. Dit is over de wereld gekomen door ‘de ongehoorzaamheid van Adam en Eva in het eten van de verboden vrucht’. We zien de zonde ook terugkomen bij de geschiedenis van ‘een geweldigen vloed’ die ‘over het gehele menselijke geslacht’ wordt ‘uitgestort’. We lezen hier echter ook van de eerste belofte van genade en verlossing ‘des mensen door het Zaad der vrouw, Dat God uit loutere barmhartigheid geven zou, om den kop der slang (dewelke den mens tot ongehoorzaamheid geraden had) te vermorzelen, de zonde en den dood weg te nemen, en de verloren gaven der gerechtigheid en des levens weder te brengen’.

Kaïnieten en de zondvloed

In de eerste hoofdstukken van Genesis lezen we ook over ‘het eerste begin der rechte leer, religie en godsdienst, die met die eerste belofte voortgekomen is, en vervolgens van de ware kerk, niet alleen door den dienst van Adam, van Abel (dien Kaïn vermoordde), van Seth, Henoch, Noach, en de anderen naarstiglijk vergaderd’. Deze ware kerk werd door God tot en met Noach ‘genadiglijk bewaard’. De nakomelingen van Kaïn, die deze proloog ‘afvallige Kaïnieten noemt’, verwierpen de waarheid, vervalsten de godsdienst en verachtten de ‘godvruchtigheid’. Deze Kaïnieten zonderden zich af van ‘dat heilig volk’. De straf van de zondvloed kwam ‘door hun grove zonden en schanden’. Noach werd echter behouden met de zijnen.

Volkerentafel

Na de zondvloed werd de aarde weer hersteld. De eerste hoofdstukken van Genesis maken ook melding van de afkomst van de volkeren, de eerste belofte van de roeping van de heidenen en het begin van de eerste monarchie. Daarnaast lezen we van de verdeling van de talen. In de proloog wordt aangegeven dat de eerste geslachtsregisters diende ‘tot berekening der tijden en onderscheiding der volken’.

Het voornaamste oogmerk van Mozes om dit te verhalen is ‘aan te wijzen de wederoprichting der kerk, die uit het kleine hoopje van Noachs huisgezin voortgekomen zijnde’. Deze kerk is ‘een tijdlang in het geslacht van Sem (…) bewaard geweest’, maar uiteindelijk ook tot afgeoderij vervallen. Melchizedek en de zijnen worden in de proloog gezien als ‘een overblijfsel van de kerk’. Het heeft ‘Gode’ echter ‘beliefd een zeker geslacht uit de nakomelingen van Sem te verkiezen, hetwelk Hij van alle natiën afgezonderd hebbende tot Zijn eigendom heiligen wilde’. Hij heeft ‘uit louter genade Abraham met zijn nakomelingen aangenomen, en hem uit Ur in Chaldea, alwaar hij een afgodendienaar was, geroepen in het land Kanaän’ en hem beloofd dat de Messias ‘uit zijn zaad geboren zou worden’.

De proloog gaat daarna verder met de geschiedenissen van Abraham, Izak en Jakob en sluit af met Jozef. Met het levenseinde van Jozef eindigt het boek Genesis ‘begrijpende de historie van meer dan 2300 jaar’.

Ten slotte

We zien in beschrijving van deze proloog dat de kanttekenaren aangeven dat het om geschiedenis gaat. De letterlijke zes dagen behoren kennelijk niet tot de hoofdelementen van de proloog, maar de ouderdom van de aarde wordt wel benoemd. Van de schepping tot Jozef beslaan 2300 jaar. Overigens wordt wel benadrukt dat de zienlijke en onzienlijke dingen door Zijn Woord uit niet zijn geschapen. De zondeval en de beloofde Messias staan centraal in de proloog. De mensheid wordt getekend in zijn verdorvenheid, maar God is barmhartig (‘loutere barmhartigheid’) en genadig (‘louter genade’). Er wordt redelijk uitgebreid verwezen naar de zondvloed en de geslachtsregisters hebben als doel om de tijden te berekenen en een onderscheid te maken tussen de volkeren. Er wordt geen ‘gat’ gesignaleerd tussen Genesis 11 en Genesis 12, het gaat in Genesis om doorlopende geschiedenis.

Voetnoten

  1. Dit is naar Hebreeën 11:3.