Home » Biologie » ‘De Bijbel leert klip en klaar dat God alles in zes dagen heeft geschapen’ – Wetenschapsjournalist schrijft zijn eerste brief aan bioloog én wetenschapsjournalist

‘De Bijbel leert klip en klaar dat God alles in zes dagen heeft geschapen’ – Wetenschapsjournalist schrijft zijn eerste brief aan bioloog én wetenschapsjournalist

“Als de Schrift stelt dat God het gras doet groeien, hoeft niemand daarom de ‘fotosynthese-hypothese’ te verwerpen. Dat is de manier die God (als eerste Oorzaak) aan het gras heeft gegeven om te groeien (als tweede oorzaak).” Bron: Pixabay.

Beste René,

Ik waardeer het dat je op de uitnodiging van Cvandaag wilt ingaan. We kennen elkaar al wat langer. We weten ook dat we op dit punt met elkaar van mening verschillen. Overtuigen van mijn standpunt kan ik jou niet, en dat is ook niet mijn doel. Het is volgens mij al winst wanneer we van elkaar begrijpen waarom we denken zoals we denken.

Om even wat achtergrond van mezelf te schetsen: ik ben geboren in een gezin dat aangesloten is bij de Gereformeerde Gemeenten in Nederland (GGiN). Ik ben dat ook mijn hele leven geweest. Op het vwo, destijds Voetius SG, nu Calvijn College in Goes, heb ik tijdens maatschappijleer en biologie wat mogen snuffelen aan de evolutietheorie. Tijdens mijn opleiding ecotoxicologie aan de Wageningen Universiteit kwam ik voor het eerst in aanraking met de theorie, zoals die mij daar als wetenschap werd aangeboden. Ik kon die niet combineren met mijn gereformeerde achtergrond, maar leerde haar wel als wetenschappelijke theorie en liet de levensbeschouwelijke controverse toen rusten.

Anders werd het toen ik bij het Reformatorisch Dagblad ging werken in 2008. Ik viel toen met mijn neus in de boter: in 2009 was het immers het jaar van de roemruchte wetenschapper Charles Darwin. Ik mocht dat mee helpen voorbereiden. Ik stond daar toen vrij naïef in, en heb in mijn onbezonnenheid stelligheden opgeschreven die ik nu niet meer zo voor mijn rekening zou willen nemen. Maar mijn grondhouding is al die jaren door dezelfde gebleven: Het door God de Heilige Geest geïnspireerde Woord is onveranderlijk waar en staat boven alles, en de evolutietheorie is een product van hersenen van gevallen mensen met een verduisterd verstand (Rom. 1:21; Ef. 4:18). Deze visie heeft zich de afgelopen jaren uiteraard verdiept en genuanceerd.

Zo wijs ik niet alle vormen van evolutie af. Met adaptatie en soortvorming die empirisch-wetenschappelijk zijn aangetoond, heb ik geen enkele moeite. Dat spreekt de Bijbel ook niet tegen. God schiep immers alle dieren naar zijn/haar aard (Gen. 1). Dat er daarna adaptatie en soortvorming heeft plaatsgehad, is zeer aannemelijk. Maar universele gemeenschappelijke afstamming van soorten vindt geen grond in de Bijbel. En ook wetenschappelijk gezien zijn de bewijzen hiervoor zwak en hypothetisch; zie mijn boek. Die moeten we dus afwijzen.

Je schrijft: ”In een schema stel je dat het alleen toegestaan is ‘Schrift met Schrift’ te vergelijken. De ‘Bijbels-gereformeerde theologie’ die hierdoor ontstaat reikt kaders aan voor de natuurwetenschap, terwijl de wetenschap haar hypothesen moet toetsen aan de theologie. Hier zie ik een probleem.

Ik ook. Er loopt in de bovenstaande aanhaling van alles door elkaar. Het schema waar je op doelt, geeft de manier van denken aan in de vroegmoderne wetenschap van de zeventiende eeuw. Veel hedendaagse creationisten gebruiken deze manier van denken nog steeds.

Natuurlijk kun je in zo’n schema niet alles kwijt. Elders in het boek leg ik daarom ook uit dat ook buiten-Bijbelse gegevens een rol kunnen spelen in het verstaan van de Schrift. Maar zoals de Utrechtse theoloog Petrus van Mastricht stelt: ‘Op zo’n manier echter dat wij die elk aan zijn plaats laten, zodat ze dienstbaar zijn aan en niet heersen over de Schrift.’ En daar zit hem wat mij betreft de kern: Welke kenbron is het meest gezaghebbend: de Bijbel of de wetenschap?

Je schrijft verder: ”Want wat zégt de Schrift nu feitelijk over de natuur? Als de Schrift stelt dat God het gras doet groeien, moet ik dan de ‘fotosynthese-hypothese’ verwerpen die volgens de biologie zorgt voor de groei?

Ook hier lopen zaken door elkaar. De natuur moeten we onderscheiden in de natuur zoals die zich aan ons voordoet, en wat de wetenschap daarover zegt. Daar kun je geen isgelijkteken tussen plaatsen. De Bijbel is geen natuurwetenschappelijk boek, de natuurwetenschap verandert doorlopend. Dus, als de Schrift stelt dat God het gras doet groeien, hoeft niemand daarom de ‘fotosynthese-hypothese’ te verwerpen. Dat is de manier die God (als eerste Oorzaak) aan het gras heeft gegeven om te groeien (als tweede oorzaak). En dat heeft de experimentele wetenschap ontdekt. Ik zie daar geen probleem opdoemen.

Bijzonder vond ik jouw opmerking: ”Daarnaast is Genesis geschreven in een andere tijd en een andere cultuur dan waarin wij leven. (…) In jouw omgang met Genesis zie ik de Verlichting terug, de focus op het ‘hoe’ van de dingen in plaats van het ‘waarom’ ervan.

Uiteraard is Genesis geschreven in een andere cultuur, maar dat doet niets af aan wat er staat en wat ermee wordt bedoeld. Ik citeer hierover in mijn boek uitgebreid Johannes Calvijn (1509-1564), die onmogelijk van Verlichtingsideeën kan worden verdacht. Ook hij gaat in op het ‘hoe’ van de schepping zoals Genesis 1 dat weergeeft. Natuurlijk kunnen wij met ons verstand niet bevatten hoe in één ogenblik hemel en aarde tot stand zijn gekomen. Het staat er met een zinnetje in Genesis 1:1. Het moet een machtig gebeuren zijn geweest. Maar dát het zo is gebeurt, lijdt volgens de Bijbel geen enkele twijfel. Zie bijvoorbeeld ook Exodus 20:11.

Ik denk dan ook dat je hier een element aan de orde hebt gesteld waar de natuurwetenschap botst met de klassiek-gereformeerde Bijbeluitleg. Jij kiest voor de verklaring van het ‘hoe’ voor de wetenschap, ik voor de klassiek-gereformeerde Bijbeluitleg.

Inderdaad heeft Voetius in zijn strijd tegen het cartesianisme in de theologie de vergissing gemaakt om een verouderd wetenschappelijk model in de Bijbel in te lezen, namelijk het geocentrisme van Ptolemeüs (de aarde draait om de zon). Helaas zag hij niet in dat de Bijbel de dingen beschrijft zoals ze zich aan ons voordoen, het zogeheten kijkbeeld. De Bijbel maakt geen keuze tussen geocentrisme en heliocentrisme.

Verder hebben we altijd het genre van de Bijbeltekst in ogenschouw te nemen. Nergens in mijn boek heb ik beweerd dat je de Bijbel altijd en overal letterlijk moet lezen. Ik citeer maar even uit eigen werk, pagina 360: ‘Van woord tot woord heeft de Bijbel autoriteit. De Bijbel moet daarom noodzakelijk ‘historisch-letterlijk’, ‘eenvoudig-historisch’ of ‘grammaticaal-historisch’ worden gelezen: volgens de betekenis die de schrijver bedoelde, terwijl rekening wordt gehouden met alle stijlfiguren en literaire vormen die in de tekst voorkomen’, met de bijbehorende voetnoten met aanhalingen van theologen. Dat betekent dat Job, dat een poëtisch Bijbelboek is, ook zo moet worden gelezen. Ik zie daar evenmin een probleem opdoemen.

Voor wat betreft 1 Korinthe 13:12 ben ik het met je eens dat ons kennen hier altijd onvolkomen is. Ik beweer daarom ook echt niet de waarheid in pacht te hebben. Maar we hoeven niet te verduisteren wat de Bijbel klip en klaar aan ons laat weten; dat is immers de helderheid of duidelijkheid (claritas) van Gods Woord, één van de zogeheten eigenschappen van de Bijbel. Dat heeft niets te maken met hoogmoed: dat is alleen de alleen de Bijbel naspreken, zoals dat de eeuwen voor ons ook is gebeurd.

Ik kan andersom stellen dat het hoogmoed is om te beweren dat de wetenschap de waarheid in pacht heeft. Ik hecht eraan, zoals ik ook in mijn boek heb gedaan, onderscheid te maken tussen nomologische of empirische wetenschap en historische wetenschap. Over de empirische wetenschap gaat onze briefwisseling niet. Daarover zijn we het eens, en is er geen verschil. Wel over de hedendaagse kosmogonie, biogonie en de gemeenschappelijke afstamming van de soorten. Deze gaan over oorsprong, dus over de ontstaansvraag. Het ontstaan van de dingen is in het verleden gebeurd; dat is niet proefondervindelijk te onderzoeken. Het gaat dus om historische wetenschap. En het lastige hiervan is dat deze takken van wetenschap vandaag de dag steunen op een (methodologisch) naturalistische benadering: God speelt geen rol in het ontstaan van de dingen, omdat alles via natuurlijke processen, natuurwetten, tijd en toeval moet zijn gebeurd.

Wanneer je zegt dat God er wel een rol in heeft gespeelt, verlaat je de hedendaagse natuurwetenschap en kom je terecht op het terrein van geloof en levensbeschouwing. Nou, daarin kunnen we elkaar de hand geven.

Maar als je veronderstelt dat gemeenschappelijke afstamming van de soorten een wetenschappelijke waarheid is, moet je ook veronderstellen dat daarin materiële processen (natuurlijke processen, natuurwetten, tijd en toeval) een rol hebben gespeeld. Dan ontkom je er als wetenschapper niet aan om ook (delen van) een evolutionair wereldbeeld over te nemen. Op zijn minst dat alle leven is ontstaan uit een of meer oercellen. De Bijbel leert klip en klaar dat God alles in zes dagen heeft geschapen. Daar zit mijns inziens een fundamenteel verschil, dat zich niet laat wegpoetsen. Dat laat ik in die tabel zien.

Nu kun je het atheïstische evolutiegeloof – de ideologie van het evolutionisme – onderscheiden van de evolutiewetenschap zoals Nancy Murphy en Howard Van Till doen. De evolutiebiologie zou dan ‘de pure wetenschap’ zijn, terwijl de ‘evolutionistische metafysica’ de wetenschappelijke theorie zou gebruiken om een atheïstisch wereldbeeld te verdedigen. Maar dat is mijns inziens geen houdbaar standpunt. Ik citeer maar weer uit eigen werk, pagina 221: ‘Toch is het te gemakkelijk gezegd dat het evolutionistische geloof altijd strikt onderscheiden kan worden van de evolutionaire wetenschap. Theïstisch evolutionisten kunnen niet praktiseren wat ze preken: ze proberen de evolutionaire wetenschap te scheiden van de evolutionistische metafysica, maar refereren daarvoor aan (methodologisch) naturalistische metafysica. Het gezag van de evolutieleer berust immers op het naturalistische geloof in deep time. Daarnaast is er naturalistisch geloof nodig in de universele gemeenschappelijke afstamming van soorten. Het derde dogma is dat leven zich heeft ontwikkeld van eenvoudige naar complexe levensvormen. Dat zijn geen wetenschappelijke feiten, maar naturalistische ‘geloofsartikelen’.’

Daarom kan ik begrijpen dat filosoof J.P. Moreland het theïstisch evolutionisme een moderne vorm van syncretisme noemt: het vermengen van twee wereldbeelden, twee geloven, twee religies. Ik heb dat in mijn boek verder uitgewerkt. Dat betekent niet dat ik beweer dat elke theïstische evolutionist het ontologisch of filosofisch naturalisme van een atheïst onderschrijft. Helemaal niet. Maar ik zie wel een vermenging optreden van naturalistische wetenschap en moderne theologie.

Inderdaad beschrijf ik in hoofdstuk 40 ‘allerlei vitale onderdelen van het christendom die verdwijnen wanneer we Genesis niet langer lezen als historisch’. Je verwijt me dat ik Gijsbert van den Brinks boek ‘En de aarde bracht voort’ niet heb aangehaald. Maar dat is niet terecht. Al die dingen heb ik uitgebreid besproken in de hoofdstukken 24-39. Hoofdstuk 40 is daarvan een samenvatting. Als je deze hoofdstukken doorneemt met hoofdstuk 40 ernaast, begrijp je beter hoe ik tot mijn stellingen kom.

Volgens jou kan ”de wetenschap wel degelijk goed onderbouwde uitspraken doen over het verleden, en is prima in staat de wetmatigheden in de natuurlijke wereld bloot te leggen”. Opnieuw vermeng je twee dingen. Inderdaad is de wetenschap prima in staat de wetmatigheden in de natuurlijke wereld bloot te leggen. We kennen de wetten van Newton, Einstein, enz. Maar evolutionaire wetmatigheden die ten grondslag liggen aan de gemeenschappelijke afstamming van soorten, ben ik nog nooit tegengekomen. Wel beweringen (of noem het hypotheses) over het verleden, die bij nader inzien vaak gestoeld blijken te zijn op onderliggende naturalistische geloofsartikelen, zoals de veronderstelling dat leven zich heeft ontwikkeld van eenvoudig naar complex.

Ik ben blij te lezen dat je de wetenschappelijke kennis niet wilt verabsoluteren, maar dan wil ik je toch een scherpe vraag stellen: welke kenbron bepaalt voor jou vooral hoe ons universum, het leven en de biodiversiteit tot stand zijn gekomen: is dat de wetenschap of is dat de Bijbel?

Ik hoop dat deze briefwisseling ons beiden opscherpt in onze standpunten. Enerzijds: waar liggen voor ons de grenzen van de wetenschap? En anderzijds: hoe gezaghebbend is Gods Woord voor ons?

Ik ben benieuwd naar jouw reactie!

Gode bevolen,

Bart van den Dikkenberg

Noot van de redactie: De eerste brief van dr. René Fransen is op de website van CVandaag (hier) te vinden. Het overzicht van deze briefwisseling is hier te vinden.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.