Home » Zondvloed

Categoriearchief: Zondvloed

Mesodma, een biostratigrafische uitdaging voor een K/Pg-zondvloedgrens

Mesodma. Een boombewonend zoogdiertje zo groot al een muis. Als omnivoor een overlevende van de grootste ramp aller tijden (de zondvloed). Mesodma zorgt bij sommige creationisten voor hoofdbrekens. Het is namelijk een zoogdier dat, volgens sommige creationisten, aan boord van de ark zat en precies naar dezelfde plaats terugkeerde waar het voor de zondvloed leefde. Dat is wel heel toevallig!

Figuur 1: Locaties waar fossielen van Mesodma worden gevonden. Het betreft alleen fossielen uit het Mesozoïcum. Voor fossielen uit het Kenozoïcum (Paleogeen) zie figuur 2. Bron: Screenshot The Paleobiology Database met als zoekterm ‘Mesodma’ en filter ‘Cretaceous’. 

Mesodma

Onlangs ontving ik het in het Nederlands vertaalde boek ‘Fossils and the Flood’ van de paleobioloog Paul Garner (MSc.).1 Wat ik waardeer aan dit boek is dat Garner ook onbekendere soorten weergeeft, zoals Mesodma en Alphadon. Dit waren kleine zoogdieren die volgens Garner leefden in het leefgebied (bioom) van de dinosauriërs. Paul Garner verdedigt de K/Pg-grens als de grens tussen de zondvloed en de tijd ná de zondvloed (in het vervolg zondvloedgrens genoemd). Iets wat ik beschouw als een interessante werkhypothese. Alphadon (behorend tot de familie Alphadontidae) lijkt goed te passen binnen deze werkhypothese. We vinden volgens PaleoBiology Database (PBDB) dit soort in het Mesozoïcum van Noord-Amerika (en mogelijk in Portugal).2 In het Paleogeen (Eoceen) vinden we dit soort alleen in Algerije. Alphadon leefde voor de zondvloed dus in een andere streek dan ná de zondvloed. Fossielen van Mesodma zijn echter een flinke uitdaging voor creationisten die de K/Pg-zondvloedgrens als werkhypothese hanteren.

Figuur 2: Locaties waar fossielen van Mesodma worden gevonden. Het betreft alleen fossielen uit het Paleogeen. Voor fossielen uit het Mesozoïcum (Krijt) zie figuur 1. Bron: Screenshot The Paleobiology Database met als zoekterm ‘Mesodma’ en filter ‘Paleogene’. 

Biostratigrafie

We zouden niet verwachten dat soorten precies naar de plaats migreerden waar ze voor de zondvloed geleefd hebben. We zouden een biostratigrafisch gat verwachten tussen de Noord- Amerikaanse soorten in het Krijt en de Noord-Amerikaanse soorten in het Paleoceen.3 Zeker als we rekening houden met de theorie van Catastrophic Plate Tectonics waarbij hele continenten verschoven zijn naar andere breedtegraden en dat ecosystemen op die continenten (daardoor) drastisch veranderd zijn.4 Door verdedigers van de K/Pg-zondvloedgrens wordt dit overigens erkend. Dr. Marcus Ross deed onderzoek naar de biostratigrafische verspreiding van diersoorten in relatie tot de gepostuleerde zondvloedgrenzen.5 Hij gaf in 2019 een lezing hierover voor The Creation Summit van The Master’s University.6 Hierin verklaarde hij dat zijn voorkeur voor de K/Pg-zondvloedgrens niet perfect is, maar wel een betere kandidaat dan de, door sommige creationisten, gepostuleerde Plioceen/Pleistoceen-zondvloedgrens. Voor Noord-Amerika zag hij, in de biostratigrafische verspreiding van de placentale zoogdieren en de multituberculate zoogdieren (Mesodma), ook uitdagingen voor de K/Pg-zondvloedgrens. Deze eerlijkheid verhelpt het probleem helaas niet.

De uitdaging

Wat is de uitdaging voor creationisten inzake het zoogdiertje Mesodma? Mesodma behoort tot de familie Neoplagiaulacidae. Het betreft een familie uitgestorven multituberculate zoogdieren. Deze familie is vooral te vinden in aardlagen van het Boven-Krijt tot en met het Paleogeen (Oligoceen). Creationisten hebben nog geen baraminologisch onderzoek gedaan of deze door naturalisten geclassificeerde familie ook daadwerkelijk één holobaramin is. Dat zou nodig zijn om de uitdaging van Mesodma op te lossen. De familie Neoplagiaulacidae is namelijk breder verspreid over de wereld. Fossielen van Mesodma worden slechts gevonden in Noord-Amerika (zowel in het Krijt als in het Paleogeen). We zien in de afbeeldingen hierboven dat de fossielen van Mesodma veelal op dezelfde plaats worden gevonden. Dat geldt zowel voor het Krijt als het Paleogeen. Is dit soort na de zondvloed naar precies dezelfde plaats teruggekeerd? Dat lijkt onwaarschijnlijk. Moet de zondvloedgrens dan niet wat hoger of lager liggen? Dan zal dit biostratigrafische probleem zich hoogstwaarschijnlijk voordoen bij andere soorten. Hoe dit op te lossen?

Figuur 3: De biostratigrafische verspreiding van de familie Neoplagiaulacidae. Blauw-groen zijn vondsten uit het Mesozoïcum. Oranje zijn vondsten uit het Kenozoïcum. Bron: Screenshot van The Paleobiology Database met als zoekterm ‘Neoplagiaulacidae’

Oplossing?

We hebben gezien dat de biostratigrafische verspreiding van Mesodma een natuurwetenschappelijke uitdaging vormt voor de K/Pg-zondvloedgrens. Hoe kunnen creationisten dit oplossen?

  • Het probleem laten staan (in de ijskast). We zouden kunnen zeggen dat alle zondvloedgrenzen problemen hebben en dat er veel aanwijzingen zijn voor deze specifieke zondvloedgrens. We parkeren Mesodma in de ijskast en laten het zo lang liggen totdat er een gelegenheid voordoet dat de biostratigrafische verspreiding van Mesodma wél verklaard kan worden. We hebben immers nog niet alle puzzelstukjes.
  • Fossielen van Mesodma op andere plaatsen ter wereld vinden. We gaan bijvoorbeeld in Paleogene aardlagen van Europa, Afrika en Azië op zoek naar fossielen van Mesodma. We laten het probleem niet passief in de ijskast staan, maar gaan actief op zoek. Immers, als Mesodma op veel meer plaatsen gevonden wordt dan in Noord-Amerika alleen is dat een aanwijzing dat Mesodma na de zondvloed niet slechts naar Noord-Amerika migreerde maar zich over de hele wereld verspreidde.
  • Baraminologisch onderzoek. Volgens naturalisten behoort Mesodma tot de familie Neoplagiaulacidae. Zoals gezegd hebben creationisten nog nauwelijks baraminologisch onderzoek gedaan naar Neoplagiaulacidae. De meeste baramins (‘naar hun aard’) liggen op het niveau van familie, dus het ligt voor de hand dat dit hier ook geldt. We zien via PaleoBiology DataBase (PBDB) dat soorten uit de familie Neoplagiaulacidae over de wereld verspreid voorkomen tot en met het Oligoceen (Noord-Amerika, Europa en Azië). Waarbij deze familie in het Krijt slechts uit Noord-Amerika bekend is. De familie heeft zich dan na de zondvloed beter over de wereld kunnen verspreiden dan vóór de zondvloed. We moeten dan alleen nog verklaren dat de typespecifieke kenmerken van Mesodma uit het Krijt ook terugkomen in Mesodma uit het Paleogeen.
  • Reworking. Mesodma wordt in Noord-Amerika vooral gevonden in de eerste laag ná de K/Pg-zondvloedgrens (het Paleoceen). Omdat het om een betrekkelijk klein fossiel gaat, waarbij vaak ook nog eens slechts de tanden worden gevonden, zou hier sprake kunnen zijn van reworking. Mesodma heeft dan zelf de zondvloed niet overleefd. De fossielen zijn losgeraakt uit de Krijtafzettingen en opnieuw afgezet in het Paleoceen. Omdat naturalisten ook geïnteresseerd zijn in het vraagstuk welke soorten de meteorietinslag aan het einde van het Krijt hebben overleefd kunnen zij creationisten hierbij helpen en omgekeerd. Als het om reworking gaat dan zijn het fossielen uit het Krijt en was Mesodma in het Paleoceen uitgestorven. Probleem is dat het dan wel om héél veel fossielen gaat waarvoor reworking geldt. Intensief onderzoek is nodig!
  • Verhogen of verlagen van de zondvloedgrens. Er zijn creationisten die het probleem inzake Mesodma zullen aandragen als één van de redenen voor het verlagen of verhogen van de zondvloedgrens. Ze zullen zeggen: ‘Zie je wel, naast een waslijst aan problemen voor deze zondvloedgrens is Mesodma er opnieuw één. Verlagen of verhogen die zondvloedgrens!’ De uitdaging is echter dat wáár je de zondvloedgrens ook plaatst, je tegen geologische of paleontologische problemen aan zult lopen. Biostratigrafie geeft problemen zowel voor de Plioceen/Pleistoceen-zondvloedgrens als voor de Perm/Trias-zondvloedgrens. Verhogen of verlagen heeft dus voor wat betreft biostratigrafie weinig zin.
  • God-of-the-gaps. Er zijn creationisten die deze biostratigrafische uitdagingen wegverklaren met een beroep op het directe handelen van God. De Heere heeft de soorten dan direct geleid naar de plaats waar ze voor de zondvloed leefden. Het probleem valt dán voor alle zondvloedgrenzen weg en dr. Ross heeft nutteloos werk verricht om voor twee voorgestelde zondvloedgrenzen dit in kaart te brengen. Tegenwerping is echter dat voor een direct handelen van God bij de biogeografische verspreiding van soorten, in Genesis geen aanwijzingen zijn. De soorten kwamen volgens de openbaring in Genesis wel op Goddelijke aanwijzing naar de ark. De biogeografische verspreiding van de soorten ná de ark volgt echter Gods gewone weg (namelijk via de door Hem gestelde ‘natuurwetten’). Soorten krijgen de opdracht zich te verspreiden over de aarde, uiteraard in Zijn voorzienigheid. Niets wijst er echter op dat de Heere ook directe gebieden aanwees voor de soorten. Het zou kunnen, maar het is niet geopenbaard of aangetoond en daarmee ad hoc.
  • Toeval. Het geldt alleen voor Mesodma dat deze precies terugkeerden naar het leefgebied waar ze voor de zondvloed leefden. We hebben gezien dat dit voor bijvoorbeeld voor Alphadon niet geldt. Het is onder samenloop van omstandigheden dat dit zo gebeurde, iets wat wij vanuit menselijk perspectief toeval zouden noemen. Helaas geldt dit probleem niet slechts voor Mesodma, maar volgens dr. Marcus Ross voor 15% van de genera (in Noord-Amerika). Dat is wel heel toevallig!
Figuur 4: De biostratigrafische verspreiding van de familie Alphadontidae. Blauw-groen zijn vondsten uit het Mesozoïcum. Oranje zijn vondsten uit het Kenozoïcum. Bron: Screenshot van The Paleobiology Database met als zoekterm ‘Alphadontidae’.

Ten slotte

We hebben gezien dat Mesodma een uitdaging vormt voor hen die een K/Pg-zondvloedgrens verdedigen. Mesodma is een wat creationisten classificeren als grensoverschrijdend soort. Sommige creationisten zullen deze uitdaging bagatelliseren. Anderen zullen actief op zoek gaan naar een verklaring of passief het probleem laten staan. Zelf ben ik er voorstander van om allereerst de uitdaging in kaart te brengen. Hoe groot is de uitdaging en wat zijn de mogelijke oplossingsrichtingen? Daarna zouden die oplossingsrichtingen stuk voor stuk en in-depth verder uitgewerkt moeten worden.7 Creationistische experts zouden hierbij niet over één nacht ijs moeten gaan. Waarom? Tot eer van de Schepper en tot heil van de naaste! Soli Deo Gloria!

Voetnoten

Global Flood and Flood Geology – Dr. Leonard Brand sprak op het congres ‘Geloof jij het?’ (2013)

Op 5 september 2013 sprak dr. Leonard Brand in Assen voor de congressenserie ‘Geloof jij het?‘ (2013). De titel van zijn eerste lezing was ‘Global Flood and Flood Geology‘. De eerste lezing van dr. Leonard Brand is hier te bekijken. Met dank aan Geloofstoerusting is deze video opgenomen en kunnen wij die hieronder delen.

Een uitbarsting op Lanzarote – Bespreking ‘Uitbarsting op Lanzarote’

“Algauw slingert de weg zich bij een vulkaanwand op. Even later rijden ze midden in een enorme krater. De weg maakt een lus over de bodem, zodat ze de hoog oprijzende wanden van alle kanten kunnen bekijken. En dan begint de tocht naar boven. Pas hier ziet Steven hoe hoog de bergen zijn. Na iedere bocht worden ze getrakteerd op adembenemende vergezichten. En dan ineens geeft ma een gilletje van schrik. De bus maakt een draai waarbij de voorkant van de bus over een ravijn zwaait. Door de vooruit en het raam in de deur kijkt ze in een enorme diepte. Vader knijpt haar even in haar knie…”

Bij uitgeverij Columbus (onderdeel van Royal Jongbloed) verscheen in 2017 een boek van de kinderboekenschrijver Bert Wiersema. Het is zijn zestigste boek. Wiersema is een uitstekende kinderboekenschrijver die je al snel meeneemt in het verhaal. Zelfs als volwassene was het boek de moeite waard om te lezen. Ik kon de verleiding niet weerstaan om het boek in een keer uit te lezen. Met ontsnapte gevangenen, snelle sportauto’s en achtervolgende motorbendes weet Wiersema de spanning er goed in te bouwen.

Geografie en geologie

Wiersema geeft naast spanning de jongeren ook veel mee over de geografie van Lanzarote (zie kader hieronder voor uitleg over Lanzarote). Het hoofdverhaal in het boek kan aangeduid worden met ‘op zoek naar olie’. De ontsnapte gevangenen en de motorbende zijn namelijk niet voor niets op het eiland, maar om er rijker van te worden. Er wordt gesproken over een olieveld bij Lanzarote waar niet geboord mag worden van milieuorganisaties. De jongere weet na het lezen van het boek dat de samenstelling van olie niet overal hetzelfde is: “Als ik een druppel olie analyseer, kan ik met enige moeite wel nagaan waar die olie gevonden werd. Toen ik de olie in Marokko analyseerde, bleek die precies dezelfde samenstelling te hebben als de Libische olie.” Vulkanen zijn volgens het boek het kenmerk van Lanzarote: “Minder dan twee eeuwen geleden barstte er een vulkaan uit op Lanzarote, las hij. In de vuurbergen, Timanfaya, is de grond nog steeds zo heet dat een pak hooi er vanzelf in de brand vliegt.” Je kunt deze vulkanen vanuit de lucht herkennen. De hoofdpersonen van het verhaal lopen, rennen en kruipen door dit vulkaanlandschap. Doordat het zo beschrijvend wordt opgeschreven lijkt het er net op alsof je er naast loopt. De auteur wijst ook op Jameos del Agua, een door vulkaanstromen ontstaan grottenstelsel met een groot ondergronds meer. Op Lanzarote wordt ook zout gewonnen uit zeewater. Dat gebeurt bij Salinas de Janubio (de zoutpannen van Lanzarote). Volgens de schrijver staan deze zoutbaden droog en de fabriek wordt niet meer gebruikt omdat het niet meer rendabel zou zijn. Er wordt echter nog een vijfde van het oorspronkelijke gebied actief gebruikt. Het zout wordt bijvoorbeeld gebruikt voor het conserveren van vis en als chloorvervanging in zwembaden. Een klein deel wordt als tafelzout verkocht.1 Naast de geografie krijgen de jongeren ook nog een beetje biologie. Als de hoofdpersonen in de cactussentuin lopen krijgen ze daar cactusles. Er valt nog veel meer te vertellen over de geografie, maar lees daarvoor het boek zelf. Zo krijg je een beeld van het vulkanische eiland en is de verleiding groot om daar eens zelf een kijkje te gaan nemen.

NA DE ZONDVLOED

Lanzarote is een van de eilanden van de Canarische Eilanden. Hoewel het op dezelfde geografische hoogte als Afrika ligt behoort het bij Spanje. Het eiland is 62 kilometer lang en 21 kilometer breed. De hoofdstad is Arrecife. Op het eiland wonen rond de 145.000 inwoners. Lanzarote is een populaire vakantiebestemming. Volgens de naturalistische geologie is het eiland meer dan 15 miljoen jaar geleden ontstaan. Creationisten laten deze naturalistische tijdschaal los. Ze hebben nauwelijks tot geen onderzoek gedaan naar het ontstaan van de Canarische Eilanden in het algemeen of Lanzarote in het bijzonder. Vermoedelijk zullen de meesten van hen het ontstaan van Lanzarote na de zondvloed plaatsen. Zij zullen voor wat betreft het snel ontstaan van vulkanische eilanden hierbij denken aan de snelle vorming van het eiland Surtsey bij IJsland.2 Op de foto hierboven is de krater van El Golfo te zien. Dit is overigens een deel van de krater omdat een ander deel door de zee verzwolgen is.

Wanneer een christelijke kinderboekenschrijver over vulkanen schrijft kan het haast niet zo zijn dat hij de zondvloed overslaat.3 Zo ook Wiersema: “Zijn aardrijkskundeleraar heeft weleens verteld dat vulkanen een belangrijke rol gespeeld kunnen hebben bij het ontstaan van de zondvloed.” En verderop op blz. 130: “Dan duikt de bus als het ware de rond in. De lagen zijn nu van opzij te zien. Soms zijn de gele fosfor en zwavel te zien in de lagen en aan de oppervlakte. Steven kijkt uit over het veld. Het maakt een diepe indruk op hem. Wat heeft de God de wereld toch bijzonder gemaakt. In de Bijbel staat dat God de aarde goed vond, toen Hij die had geschapen. Hij heeft ook wel eens gelezen dat in de tijd van Noach de overstroming van de wereld is veroorzaakt door vulkanen. Wat een kracht moet zo’n uitbarsting hebben. En wat zullen de mensen bang geweest zijn, die hier in de zeventiende eeuw in dorpen woonden.4 Allemaal in korte tijd gestorven. Hij vindt het wel moeilijk te begrijpen al dat natuurgeweld op aarde. Hij voelt zich ineens klein, en hoe verder hij de vuurbergen in komt, hoe sterker dat gevoel wordt.” Vulkanen krijgen van de auteur een belangrijke rol in de zondvloed toebedeeld. Dat is ook niet verwonderlijk. De Bijbel spreekt namelijk over de fonteinen van de grote diepte die openbraken. Dit openbreken zal onvermijdelijk samengegaan zijn met vulkanische activiteit. De rol van vulkanen, aardbevingen en plaattektoniek tijdens de zondvloed wordt door sommige creationisten beschreven in de theorie van Catastrophic Plate Tectonics.5 Wat een krachten hebben er een rol gespeeld bij de zondvloed (al is Lanzarote waarschijnlijk ná de zondvloed ontstaan, zie kader)! Fijn dat Wiersema in zijn boek aandacht heeft voor de zondvloed.

Duurzaamheid

Wiersema heeft ook oog voor duurzaamheid in zijn boek. Een van de hoofdpersonen, Jefta, is betrokken bij een duurzaamheidsproject. De auteur bespreekt technieken van molens die ’s nachts water uit de lucht halen (wel 25 liter per nacht) en andere duurzame projecten. Maar ook hoe energie opgeslagen kan worden, zonder dat er veel verloren gaat. Goed dat Wiersema jongeren hierin wat meegeeft als het gaat om rentmeesterschap.

Uiteraard gaat het in dit boek niet alleen over geografie of duurzaamheid. Bert Wiersema heeft een mooi en spannend boek geschreven met een verhaal over een bende die het anders zo rustige Lanzarote teisteren. Als kind was ik ‘verslaafd’ aan de boeken van Wiersema. Ook dit boek neemt je al snel mee in het verhaal. Ik wil de auteur van harte feliciteren met zijn zestigste boek. In tegenstelling tot veel seculiere leesboeken ontbreken in dit zestigste boek de noties van zorg voor de schepping, verwondering over de Schepper en de effecten van de zondvloed op het landschap niet. Het is daarmee een verantwoord boek voor onze jongeren. Een aanrader!

Deze bespreking is in 2017 geschreven en daarna licht gewijzigd.

Deze bespreking is onderdeel van het project ‘Onderwijzen en opvoeden voor de toekomst – Leren over onze vroegste geschiedenis in 2022’. Dit opvoedings- en onderwijsproject is onderdeel van het jaarplan ‘Fundamentum 2022’. Het boek is hier opgenomen in de lijst van gelezen kinder- en jeugdboeken.

Voetnoten

Was de zondvloed een wereldwijde catastrofe? – Samenvatting van de lezing van dr. Stefan Drüeke op Kreatikon 2021

Was de zondvloed een wereldwijde catastrofe of ‘slechts’ een lokale overstroming? Dat is al zeker sinds de opkomst van de moderne geologie een vraag voor christenen. Op deze vraag worden door christenen diverse antwoorden gegeven. Van mythe, via literaire overdrijving (hyperbool) tot een literair-historisch ‘verslag’ van een werkelijke gebeurtenis. Hoe moeten wij hierover denken?

Kunnen we anno 2022, door de slagkracht van de moderne geologie, nog geloof hechten aan een wereldwijde zondvloed? In lezingen over dit onderwerp benadruk ik vaak dat het overtuigd zijn van het bestaan van een wereldwijde zondvloed allereerst een geloofszaak is. ‘Door het geloof verstaan wij…’. Een wereldwijde zondvloed is niet zozeer een naturalistisch-natuurwetenschappelijk feit, maar allereerst en allermeest een geloofszaak. Vorig jaar hield de chemicus dr. Stefan Drüeke1 op het congres Kreatikon 2021 een lezing over deze aloude vraag. Was de zondvloed een wereldwijde catastrofe? In het onderstaande artikel willen we de lezing samenvatten. Voor wie het Duits machtig is heb ik onderaan deze pagina de opname van de lezing weergegeven.

Inleiding

Dr. Stefan Drüeke is, als directeur van het Bibelmuseum in Wuppertal, een bekende creationist in Duitsland.2 Drüeke start de lezing met het lezen van een tekst uit 1 Petrus 3:20. Het gaat over de dag dat Noach in de ark gaat en de toenmalige (eerste) wereld vergaat door het water van de zondvloed. In de inleiding geeft de geleerde een overzicht wat ons te wachten staat in zijn voordracht. Allereerst wil hij stilstaan bij een enquête van Answers in Genesis onder jongvolwassene christenen van 20 tot 29 jaar. Ten tweede wil Drüeke uitgebreid stilstaan bij wat de Bijbel zegt over de zondvloed. Ten derde waarom er tegenwoordig van deze Bijbelse zondvloedgeschiedenis wordt afgeweken en als laatste of er ook geologische ‘bewijzen’ zijn voor een wereldwijde zondvloed. Ieder aandachtspunt wordt hieronder in een tussenkopje samengevat. In de lezing wil de chemicus vooral stilstaan bij de vraag of de zondvloed een wereldwijde of een lokale overstroming was.

Enquête

Als inleiding op zijn lezing over het wereldwijde of lokale karakter van de zondvloed bespreekt dr. Stefan Drüeke de resultaten van een enquête, gehouden door Answers in Genesis, over de Bijbel en het zondvloedbericht.3 De eerste vraag is of de Bijbel fouten bevat. Van de jongvolwassene christenen tussen de 20 en 29 jaar beantwoordt 61% deze vraag met ‘Nee’, 27% met ‘Ja’ en 12% weet het niet of is er niet zeker van of de Bijbel fouten bevat. Wanneer die 27% wordt bevraagd wat die fouten dan zijn. 36% geeft aan dat het gaat om overschrijffouten die erin zijn geslopen gedurende de geschiedenis van het kopiëren van de Bijbelse overlevering. 34% geeft aan dat de Bijbel fout is als het gaat om de leeftijd van de aarde. 11% geeft aan moeite te hebben met onze vroegste geschiedenis zoals verwoord in Genesis 1-11. 8% denkt dat de Bijbel zichzelf op veel punten tegenspreekt. Drüeke geeft in een intermezzo aan dat het hier niet gaat om tegenstrijdigheden, maar om moeilijke zaken die na intensieve Bijbelstudie opgelost kunnen worden.4 7% twijfelt aan het zondvloedverhaal en denkt dat het niet gaat om een wereldwijde overstroming. 3% trekt het bestaan van de hel in twijfel. De enquete wordt nog verder gespecificeerd als het gaat om de zondvloed. De vraag of de geschiedenis van de ark van Noach en de zondvloed een mythe wordt door 51% van de bevraagden met ‘Ja’ beantwoord en 49% met ‘Nee’. We moeten ons bezinnen op de vraag hoe het komt dat zoveel christenen twijfelen aan de historiciteit van het zondvloedverhaal. Het ligt volgens Drüeke aan de ouders van de kinderen en wat de kinderen van deze ouders over de zondvloed aangeleerd krijgen. Zo krijgen kinderen bijvoorbeeld een badkuipmodel van de ark van Noach voorgesteld, met bovendeks staande blij kijkende dieren, in kinderbijbels en andere vertelboeken van de Bijbelse geschiedenis. Het is niet vreemd dat kinderen met die beelden in hun achterhoofd denken dat de geschiedenis van de zondvloed vergelijkbaar is met een leuk sprookje. We kunnen volgens Drüeke beter aansluiten bij de realiteit, de ark weergeven zoals deze in de Bijbel staat en de ernst van de zondvloed onder ogen komen. Dan zullen (later) ook verschillende vragen verdwijnen.

Wat zegt de Bijbel?

Ongeveer 250 jaar geleden waren en vrijwel geen theologen die het wereldwijde karakter van de zondvloed in twijfel trokken. Drüeke staat ten tweede stil bij wat de Bijbel zegt over een wereldwijde zondvloed. Volgens de chemicus is het in Genesis 7 vers 19-23 duidelijk dat het gaat om een wereldwijde zondvloed. Alle hoge bergen onder de ‘ganse hemel’ werden bedekt met het zondvloedwater. In de Bijbel betekent ‘alle’ niet altijd de volledige wereld. Maar in dit geval wordt het uit de context duidelijk dat het de auteur van Genesis gaat om het benadrukken van het wereldwijde karakter van de zondvloed. Bijvoorbeeld door het wereldwijde karakter nog eens extra te benadrukken. De mensheid was waarschijnlijk ook over de hele wereld uitgestrekt zodat de zondvloed als oordeel alleen zin had als deze wereldwijd was.

Als het om een lokale overstroming zou gaan dan zouden de dieren wegvluchten. Drüeke verwijst naar de tsunami die Azië trof in 2004. Het viel natuurvorsers toen op dat de regio vol lag met lijken van mensen die omgekomen waren, maar nauwelijks tot geen kadavers gevonden werden van hazen, konijnen, olifanten, luipaarden en andere wilde dieren. Het lijkt erop dat dieren een zesde zintuig hebben en deze ramp van te voren hebben aangevoeld. Als het om een lokale overstroming ging dan zouden dieren weggevlucht zijn naar een veiliger oord.5

Noach moest ook de vogels meenemen, zo lezen we in Genesis 6 vers 19-20 en Genesis 7 vers 21. Dit heeft geen nut als de zondvloed een lokale zondvloed zou zijn geweest. In de tekst wordt benadrukt dat de vogels door in de ark te zijn in leven konden blijven. De vogels zouden de eerste beesten geweest zijn die het zondvloedwater ontvlucht hadden als het een lokale overstroming betrof. Wegvliegen naar een veiliger oord zou dan voldoende zijn geweest. Een ander argument voor een wereldwijde zondvloed is de grootte van de ark van Noach. Als het een lokale overstroming zou betreffen, dan zou een veel kleinere boot volstaan.

Volgens het zondvloedverhaal werd zelfs de hoogste berg met het zondvloedwater bedekt (Genesis 7 vers 19-20). Drüeke: ‘Als je na het lezen van deze tekst(en) nog steeds in een lokale overstroming gelooft dan moet je een geweldig groot geloof hebben’. Hij laat een plaatje van de zondvloed zien, met een ark drijvend op het zondvloedwater (zie de screenshot hierboven). Uiteraard zou zo’n plaatje voor God mogelijk zijn (denk maar aan de Exodus én de doortocht door de Jordaan), maar de tekst zegt daar niets over. Dat is echter wel het gevolg van het betwijfelen van deze tekst(en).

Ook de tijdsduur van de zondvloed is een aanwijzing voor Drüeke om uit te gaan van een wereldwijde zondvloed. Het plaatje hieronder dat de chemicus in zijn lezing laat zien is een geïdealiseerd plaatje. We weten natuurlijk niet of het water van dag 40 tot 150 op hetzelfde niveau gebleven is of dat er sprake was van een schommeling van de ‘zondvloedspiegel’. De hele wereld was daarmee minstens 110 dagen volledig onder water en het had ten minste 40 dagen geduurd voordat er genoeg water op de aarde was om alles te overstromen. Daarna heeft het nog van de 150e tot de 371e dag geduurd voordat het water van de aarde was verdwenen. Bij een lokale overstroming zou het water veel sneller verdwenen zijn. Drüeke laat als voetnoot bij deze geschiedenis weten dat hij niet geloofd dat we de ark ooit terug zullen vinden. De Heere zou niet willen dat deze boot verafgodiseerd zou worden, zoals ook met de koperen slang gebeurd is. De ark zou daardoor meer aandacht en aanbidding krijgen dan God zelf. We weten overigens ook niet precies waar de ark geland is. Wanneer het een lokale overstroming betrof zou de ark niet geland zijn op een hoge berg in het gebergte van Ararat.

Het Noachitische verbond is voor de geleerde ook een aanwijzing dat het om een wereldwijde zondvloed gaat. Hij citeert daarvoor Genesis 9 vers 11-16. De Heere maakt hier met Noach de afspraak dat er nooit meer zo’n vloed zal plaatsvinden op de aarde. Er zijn echter ontelbaar veel lokale overstromingen. Drüeke geeft een lijstje met allerlei overstromingen in het laatste decennium. Als het bij de zondvloed gaat om een lokale overstroming dan maakt men van God een leugenaar. Maar als het om een wereldwijde zondvloed gaat dan heeft de Heere Zich volkomen aan Zijn Woord gehouden. Het is daarmee, volgens Drüeke, ook gevaarlijk als we niet accepteren wat de Bijbel ook op deze punten zegt. We krijgen dan ook moeite met veel andere zaken die in de Bijbel voorkomen. Het Oude Testament laat duidelijk zien dat het wel moet gaan om een wereldomvattende zondvloed. Het is daarom meer dan logisch dat bijna alle theologen tot 250 jaar geleden uitgingen van een wereldwijde overstroming, ze hebben namelijk de teksten uit Genesis ook historisch gelezen. Wat is ons eerste richtsnoer: de Bijbel of de natuurwetenschap?6 Als laatste punt kijkt Drüeke naar wat het Nieuwe Testament zegt over de zondvloed. Hij verwijst als eerste naar de woorden van de Heere Jezus (Mattheüs 24 en Lukas 17). Jezus vergelijkt hier de dagen voor de zondvloed met de dagen voor Zijn wederkomst. Zoals de wederkomst van de Heere Jezus een wereldomspannend oordeel inhoudt, zo was dat ook bij het oordeel van de zondvloed. Drüeke citeert ook uit Hebreeën 11 vers 7 en 2 Petrus 3 vers 3-7. Hieruit blijkt ook duidelijk dat het gaat om een wereldwijde overstroming. Daarmee verwijzen zowel het Oude Testament en het Nieuwe Testament naar een wereldwijde overstroming. Dit Woord van God moeten we als eerste bron nemen en uiterst serieus behandelen.

Waarom er wordt afgeweken van de zondvloedgeschiedenis

De spotters uit de hierboven genoemde Petrusbrief zijn geen domoren. Het gaat volgens Drüeke om sommige wetenschappers die door de ‘onveranderlijkheid’ van de natuur de wederkomst ontkennen. Alles kan natuurwetenschappelijk uitgelegd worden en dat gaat millennia door. Het gaat hier niet om domme mensen en we moeten met hun argumenten niet lacherig omgaan. Veel van hun argumenten zijn goed. We moeten ook niet menen dat wij, als het om de schepping en onze vroegste geschiedenis gaat, alles kunnen bewijzen en verklaren. De geleerde geeft aan dat er wel veel meer aanwijzingen zijn voor de schepping dan voor evolutie (in de zin van Universele Gemeenschappelijke Afstamming). Maar een sluitend bewijs voor dit alles kan Drüeke niet geven. Vertrouwen we op God en Zijn Woord, dan moet er een schepping zijn geweest en een Schepper die alles gemaakt heeft. Hebreeën 11 zegt niet dat we door natuurwetenschap of bewijzen verstaan dan de wereld gemaakt is, maar door het geloof. We kunnen niet alle vragen die over de oergeschiedenis gaan beantwoorden. Er zijn namelijk ook veel moeilijkheden die tot ons komen vanuit de natuur, waarin geen duidelijke aanwijzing voor de schepping te zien zijn. Drüeke is er volledig van overtuigd dat er een Schepper is die de wereld geschapen heeft, maar het gaat hier om een scheppingsgeloof en niet om sluitende bewijsvoering. Waarom geloven er vandaag zoveel mensen in evolutie over miljarden jaren (geen verandering in mechanisme)? Petrus gaat niet met zulke mensen in discussie maar geeft aan dat deze mensen het ten diepste (wezenlijk) niet begrepen hebben en het ook niet willen zien. Wat hebben ze niet begrepen? Dat de wereld uit het water ontstaan is en dat de eerste wereld ook door het water vergaan is.

Tegenwoordig wordt door veel theologen het wereldwijde karakter van de zondvloed in twijfel getrokken. Drüeke verwijst met een citaat naar Franz Delitzsch. In dit citaat geeft Delitzsch aan dat een wereldwijde zondvloed die alle hoge bergen bedekt heeft fysisch, geologisch en atmosferisch ondenkbaar is. Dus niet ondenkbaar omdat de tekst dat zo voorstelt, maar omdat het natuurwetenschappelijke problemen met zich meebrengt. Men stelt de wetenschap boven de Bijbel, maar dan kunnen we ook aan andere dingen twijfelen zoals de maagdelijke geboorte. Het is dan dom om christen te zijn en christenen zijn dan, met de woorden van Paulus, de ellendigste van alle mensen. Als we de Bijbel schikken naar natuurwetenschappelijke inzichten dan houden we nog weinig zekerheid over.

Wordt vervolgd (gebleven bij 39:34).

De Duitstalige lezing van dr. Drüeke

Het lukt vanwege de instellingen van de het kanaal niet om deze video in te sluiten. Daarom hieronder de link naar de lezing van dr. Stefan Drüeke.

https://www.youtube.com/watch?v=dftStYSIYOU

Voetnoten

Creationisme of catastrofisme? – Een stelling bij het proefschrift van dr. Evert van der Heide

In 1990 promoveerde chemicus dr. Evert van der Heide aan de Technische Universiteit Delft op een proefschrift met als titel ‘Heterogeneous Wacker Oxidation’. Hij bestudeerde de heterogene Wacker oxidatie. Een ingewikkeld onderwerp dat alleen chemici in detail kunnen volgen. Het proefschrift werd verdedigd op 13 september 1990 en bevat een interessante stelling over het zogenoemde creationisme.1

Rolmodel

Dr. Evert van der Heide is wat mij betreft een rolmodel voor studenten die uitgaan van het klassieke scheppingsgeloof. Helaas is hij het laatste decennium niet meer actief in het bestuderen van de aardgeschiedenis vanuit het perspectief van dit klassieke scheppingsmodel. Tot 2009 was hij echter actief in het schrijven van artikelen en het geven van lezingen. De laatste keer dat Van der Heide een openbare lezing gaf over het zogenoemde creationisme is, voor zover ik weet, op 6 juni 2009 geweest op een congres onder de titel ‘Darwin in de tuin van Eden’.2 Op het congres, dat door diverse organisaties werd georganiseerd, werd door zowel jongeaardecreationisten als theïstisch evolutionisten gediscussieerd over Gods schepping. Daarvoor hoorde ik dr. Van der Heide in het openbaar spreken op 5 februari 2009 tijdens een lezingenserie voor het Historisch Documentatiecentrum en het Nederlands Dagblad.3 Wat mij van beide lezingen bijgebleven is dat Van der Heide wél overtuigd is van het klassieke scheppingsgeloof, maar dat hij (weliswaar positief-)kritisch was ten opzichte van een scheppingsparadigma. Hij zag nogal wat onopgeloste vraagstukken voor de, op het klassieke scheppingsgeloof gestoelde, wetenschapsbeoefening. Niet alle medecreationisten waardeerden deze kritische benadering. Echter, juist deze kritische zelfreflectie is broodnodig en wordt wel eens gemist bij sommige creationisten. Dit terwijl het voor de opbouw van een robuust scheppingsparadigma onmisbaar is. Daarom zie ik dr. Evert van der Heide als een rolmodel voor studenten die overtuigd zijn van het klassieke scheppingsgeloof. Slik niet alle theorievorming voor zoete koek, zelfs of juist creationistische theorievorming niet, maar onderwerp dit aan een kritische reflectie.4

Stelling

In de inleiding werd het proefschrift van dr. Evert van der Heide genoemd. Tijdens de verdediging van dit proefschrift werden ook wat stellingen opgevoerd. Veruit de meeste stellingen hebben uiteraard te maken met het onderwerp waarop gepromoveerd werd. De laatste vier stellingen gaan over andere zaken. In een van deze stellingen wordt het zogenoemde creationisme genoemd. De stelling luidt:

In het creationisme speelt het verklaren van geologische verschijnselen uit de gevolgen van katastrofes in het verleden een centrale rol. Het verdient daarom aanbeveling om de term creationisme te vermijden en te veranderen in katastrofisme.

Het proefschrift stamt nog uit de tijd dat catastrofisme en catastrofes met een ‘k’ geschreven werd. Voor creationisten is zowel de schepping als de catastrofes die in later tijd plaatsvonden belangrijk. Hoewel ikzelf ook worstel met de term ‘creationisme’ dekt het ‘catastrofisme’ de lading óók niet helemaal. Van der Heide heeft wel een punt dat creationisten niet alleen met de schepping bezig zijn5, maar mogelijk zelfs vaker met de zondvloed en catastrofes die daarvoor en/of daarna plaatsvonden. Toch heeft ook de scheppingsleer een centrale rol binnen het zogenoemde creationisme, zoals ook de zondeval dat heeft. Het is in ieder geval mooi dat dr. Van der Heide in zijn stellingen behorend bij zijn proefschrift positieve aandacht heeft gegeven aan het creationisme.

Voetnoten

Zondvloedmodellen & zondvloedmechanismen: Zondvloed, modellen, mechanismen en consequenties – Jan Rein de Wit spreekt op scheppingscongres van 9 juni 2018

Op 9 juni 2018 werd er door een groep christenen een congres in Zwolle georganiseerd over schepping en evolutie. De vijfde en laatste lezing werd verzorgd door Jan Rein de Wit. Hij sprak over zondvloedmodellen en zondvloedmechanismen. De lezing werd opgenomen door de organisatie en kunnen wij daarom hieronder met u delen. Veel zegen bij het kijken!

Genesis deel 11: Meer over de Vloed – Bioloog Kees Fieggen houdt een bijbelstudie over het eerste Bijbelboek

Genesis, hoe alles begon. Bioloog ir. Kees Fieggen houdt een bijbelstudie over Genesis. Vandaag het elfde deel: De grote vloed. De video duurt ruim 22 minuten. Over twee weken vrijdag het twaalfde deel. Veel zegen bij het kijken!

Waarom de zondvloed geen lokale overstroming was

Heeft het bekende verhaal van de zondvloed echt plaatsgevonden? En was deze zondvloed wereldwijd? Op 22 september 2017 werd er een congres georganiseerd. Wanneer je daar op zoek was naar antwoorden over een wereldwijde zondvloed kwam je bedrogen uit. Alleen prof. dr. Jochemsen noemde de zondvloed kort toen hij sprak dat voor het verstaan van de schepping de sluier van de zondvloed hangt. Aan het einde stelde iemand uit het publiek een vraag: ‘Hoe zit het met de zondvloed?’

Het antwoord van prof. dr. Van den Brink is in conflict met de klassieke opvatting van het Bijbelse zondvloedverhaal. Volgens Van den Brink was de zondvloed een lokale gebeurtenis in Mesopotamië waarbij alleen de lokale bewoners om het leven kwamen en Noach werd gered.

Bijbelse argumenten voor een wereldwijde zondvloed

Het is Bijbels zeer onwaarschijnlijk dat het hier om een lokale overstroming gaat. Zeven argumenten:

1. De Heere Jezus en de apostel Petrus spreken over een wereldwijde overstroming, door de mensen te vertellen over dat ‘de wereld die toen was’ vergaan is door het water.
2. God belooft aan Noach dat er nooit meer een dergelijke watervloed over de aarde zou komen. Hij gaf een regenboog als teken. Als dat een lokale vloed betrof dan heeft God vele malen Zijn belofte gebroken bij talloze lokale overstromingen sindsdien (denk aan de tsunami van 2004 in Azië). Een lokale-vloed-hypothese maakt zo van God een onbetrouwbare God. De zondvloed duurde daarnaast meer dan een jaar dit past niet bij lokale overstromingen.
3. Volgens Genesis stonden alle hoge bergen onder water. De hoogste piek van het Zagrosgebergte, een gebergte dat grenst aan Mesopotamië, is de Zard Kuh (4548 m). In Van den Brinks scenario bestond dit gebergte al. Als deze bergen onder water zouden staan dan hebben we te maken met een wereldwijde vloed. Landen op de bergen van Ararat maakt het lokale-vloed-verhaal nog onwaarschijnlijker.
4. De ark was niet zomaar een boot, maar een groot houten vaartuig van op zijn minst 150 meter lang. Uit experimenten met de verhoudingen van dergelijke constructies blijkt dat de ark een zeewaardig object was. De duur van de bouw wordt volgens sommige exegeten geschat op 120 jaar. Binnen vijf jaar zou Noach, lopend, met een snelheid van drie kilometer per uur en acht uur per dag reizen, de hele aarde rond zijn. Waarom zo’n arbeidsintensieve opdracht als emigratie minder tijd en moeite kost?
5. Vogels gingen mee. Voor een vogel is het echter vrij eenvoudig om ver weg te vliegen.
6. De hele aarde was vervuld met geweld lezen we in Genesis. Volgens Van den Brink had het kwaad van Adam zich als een olievlek verspreid over de hele wereld. Het is inconsistent dat Van den Brink dit Adam-olie-vlek-principe wel hanteert bij Adam, maar niet in de tijd Noach. Terwijl andersom juist beter bij de klassieke opvatting past.
7. Met Noach, vaak de tweede Adam genoemd, wordt een verbond gesloten. Het Noachitische verbond is, net als dat van Adam, universeel van aard.

Geologische argumenten voor een roerig verleden

Een wereldwijde zondvloed zou volgens Van den Brink geologisch hebben afgedaan. Maar vanuit het perspectief van een jonge aarde, zijn er veel argumenten aan te dragen dat de aarde een roerig geologisch verleden heeft gehad, waarvan de zondvloed het ‘sleutelevent’ is geweest:

1. Wereldwijd zijn er veel zondvloedverhalen overgeleverd. Deze komen soms tot in detail overeen met het Bijbelse zondvloedverhaal, zoals die van de Aboriginals.
2. In de geologische kolom worden grote massakerkhoven van dieren gevonden, waarvan het grootste deel van mariene oorsprong is.
3. We zien zowel in het Paleozoïcum als in het Mesozoïcum min-of-meer uniformiteit in stroomrichting (paleocurrents). Dat sedimenten door water of wind miljoenen jaren dezelfde kant op worden afgezet lijkt onwaarschijnlijk.
4. Grote dalen en valleien (canyons) kunnen onder bepaalde omstandigheden snel ontstaan.
5. Grote en relatief koude stukken aardkorst zijn rond de aardkern gevonden. Als we zouden spreken over miljoenen jaren, dan zouden deze koude stukken allang dezelfde temperatuur moeten hebben.
6. In allerlei fossielen wordt zacht weefsel gevonden en eiwitten zoals hemoglobine. Dergelijke fossielen kunnen niet miljoenen jaren oud zijn, omdat het niet mogelijk om dergelijke eiwitten miljoenen jaren in stand houden.
7. Hoewel we nu in een rustige geologische periode leven kunnen we nog steeds zien waartoe de natuur in staat is. We kunnen dan denken aan vulkaanuitbarstingen zoals Mount St. Helens, Tambora, Krakatau en Novarupta, aan tsunami’s, zoals die van Japan die grote zandbanken verplaatsen, en aan krachtige aardbevingen die scheuren veroorzaken in de aardkorst. Het is niet onredelijk te veronderstellen dat de aarde een ander en veel roeriger verleden heeft gekend dan ons vanuit het naturalistische perspectief wordt voorgehouden.

Zowel theologisch als geologisch doen we deze discussie ernstig te kort door de wereldwijde zondvloed te negeren.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website Christelijk Informatieplatform (CIP). Het originele artikel is hier te vinden.

IKEA wijst met de regenboogtas op de zondvloed – Een boodschap van zonde en genade

De regenboog, het teken van Gods belofte dat de hele wereld nooit meer door water zal vergaan. De regenboog, die met haar prachtige kleuren getuigt van de schoonheid van Gods schepping. Was deze boog eeuwenlang dé boodschap van hoop, zonde en genade, is dit teken nu gekaapt door de LHBTIQ+-gemeenschap. Voor mij blijft de regenboog, ondanks deze verstoring, nog steeds het teken van Gods belofte: een boodschap van zonde en genade. Al die regenboogvlaggen die gehesen worden en tassen die uitgebracht worden in regenboogkleuren zijn een herinnering aan de grootste ramp die de wereld ooit trof. Sinds kort draagt de IKEA ook haar steentje bij in deze herinnering.

In juni wordt jaarlijks de zogenoemde ‘Pride Month’ gevierd. De gedachte om een ‘Pride Month’ te houden ontstond in de Verenigde Staten van Amerika en is sindsdien overgewaaid naar diverse andere landen van de wereld. De Belgische vestigingen van IKEA doen ook mee door de iconische tas, de ‘Frakta’, niet meer blauw te laten maar te versieren in regenboogkleuren. De ‘Frakta’ is al sinds 1996 een begrip in Nederland en daarbuiten. De tas heeft de naam ‘Kvanting’ (2019) en ‘Storstomma’ (2020) gekregen. In Zwitserland werd de tas in 2019 verkocht op de Internationale Dag Tegen Holebifobie1 en Transfobie (IDAHOT).

Een mooie en handige tas met prachtige kleuren. Een tas die doet denken aan de (wereld ná de) zondvloed en Gods belofte in Genesis 9.2 Hoewel het goed is om een stem te laten horen tegen haat en geweld tegen mensen met een LHBTIQ+-gerichtheid, moeten we het teken van de regenboog invullen zoals God deze bedoeld heeft: als boodschap van zonde en genade.3

Voetnoten