Home » Recensie
Categorie archieven: Recensie
Een belangrijke studie over Deuteronomium 22:5 en genderdysforie – Bespreking van ‘Wissel van geslachtskleding en van geslacht’
Dr. Hendrik Koorevaar schreef over Deut. 22:5 een exegetische studie op niveau met als titel Wissel van geslachtskleding en van geslacht. Deuteronomium 22:5 en genderdysforie. Ook wie de brontalen van de Bijbel niet kent, kan er zijn voordeel mee doen, al behoren degenen die de brontalen wel kennen bij de eerste doelgroep.
De auteur laat zien dat Deut. 22:5 geen losse Bijbeltekst is. Deze tekst staat in een literaire en ook theologische context. Ze is niet los te maken van het zevende gebod. Deut. 22:5 is een zeer belangrijke tekst als het gaat om het antwoord op de vraag hoe het vanuit de schepping door God gegeven onderscheid tussen man en vrouw zichtbaar behoort te worden.
Koorevaar beargumenteert op overtuigende wijze dat in Deut. 22:5 God de mens verbiedt zich te presenteren als iemand van het andere geslacht. Hij laat zien dat de uitdrukking ‘een gruwel voor de HEERE’ de ernst van deze overtreding duidelijk maakt. Bij een gruwel voor de HEERE gaat het om zeer ingrijpende zonden.
Met het aanbreken van de nieuwe bedeling is de mozaïsche bedeling tot vervulling gekomen. Voor een groot deel van de mozaïsche wet geldt trouwens dat met het wegvallen van de tempel het onderhouden ervan hoe dan ook onmogelijk is geworden. Echter, heel terecht onderstreept Koorevaar dat de ethische geboden ook onder de nieuwe bedeling van kracht zijn gebleven. Het feit dat Deut. 22:5 spreekt over een ‘een gruwel voor de HEERE’ onderstreept het blijvende karakter van deze woorden.
Er wordt ook wel beweerd dat de Schrift niets zou zeggen over transseksualiteit en genderdysforie. Ze staat niet los van de gedachte dat het met de schepping gegeven onderscheid tussen man en vrouw na de zondeval niet meer onverminderd van kracht zou zijn. Bij deze zienswijze wordt een tekst als Deut. 22:5 bij voorbaat het zwijgen opgelegd. Koorevaar laat zien hoe verstrekkend de zienswijze is ruimte te bieden voor transseksuele praktijken en na te laten genderdysforie te relateren aan de zondeval en haar gevolgen. Geestelijke leiders die hier de gemeente niet duidelijk de wegwijzen, zijn medeplichtig aan wat de Bijbel een gruwelzonde noemt.
Koorevaar heeft een open oog voor de ontwrichtende gevolgen van de zondeval juist ook op het gebied van de seksualiteit. Gods geboden waaronder het gebod uit Deut. 22:5 zijn bedoeld als een dam ter bescherming van onszelf. Gods geboden laten de kaders zien waarbinnen wij ons behoren te bewegen. Deut. 22:5 is een appel op hen die transgendergevoelens bij zichzelf waarnemen. Zij worden ertoe opgeroepen zichzelf geen kwaad te doen. Het lichaam dat God ons gaf, is een aanwijzing voor het gedrag dat God van ons verwacht.
Gods geboden laten ons zien wat God van ons vraagt. Heel belangrijk is dat Koorevaar naar voren brengt dat het metterdaad luisteren naar Gods stem alleen kan ontstaan in geloofsgemeenschap met Christus en dat in samenhang daarmee de gemeenschap van de heiligen van groot belang is. We hebben de taak elkaar aan te sporen niet af te wijken van de levende God.
Deze studie is een appel om het meeleven met hen die worstelen met transgendergevoelens te plaatsen in bijbelse kaders. Dan gaat het zowel om de scheppingsorde als om wat de Bijbel zegt over het ingaan in Gods koninkrijk. Heel duidelijk is dan dat wie een gruwel in de ogen van de HEERE bedrijft het koninkrijk van God niet kan binnengaan zonder zich van deze zonde te bekeren.
Als geestelijke leiders daarin geen helder geluid geven zijn ze eerder misleiders dan leiders en hebben zij ook zelf bekering nodig. Dat geestelijke leiders zich dan bekeren is niet alleen voor henzelf van het hoogste belang maar ook voor degenen aan wie zij leiding geven. Immers als zij in prediking en onderwijs geen helder geluid geven, zijn zij medeverantwoordelijk voor het feit dat degenen die aan hun hoede zijn toevertrouwd een weg bewandelen of inslaan die niet leidt naar het nieuwe Jeruzalem.
Het feit dat Gods Woord mensen pijn kan doen of zich door het bijbelse getuigenis gekwetst voelen, kan, zo geeft Korevaar aan, geen reden zijn het bijbelse getuigenis niet eerlijk door te geven. Niet de menselijke gevoelens moeten ons uitganspunt zijn maar Gods eeuwig blijvend getuigenis over God Zelf en over de weg naar Zijn koninkrijk. Eerlijk doorgeven van het bijbelse getuigenis moet ook altijd een liefdevol doorgeven zijn. Dan moet het ons gaan om het eeuwig behoud van mensen.
Het optreden van de Heere Jezus op aarde laat ons zien dat men niet zover van God verwijderd kan zijn, of er is door Christus een weg terug naar Hem. Het feit dat wij spreken over een weg terug, laat zien dat het delen in Gods genade en vergeving niet buiten bekering omgaat. Het feit dat het voor iedereen nodig is om over gaan uit de duisternis tot Gods wonderbare licht en dat bij de navolging van Christus een strijd tegen ons eigen ik behoort, maakt dat kinderen van God met elkaar kunnen meeleven ook al voltrekt zich de strijd bij de een op een andere wijze dan bij de ander.
De strijd aangaan tegen onszelf en tegen eigen gevoelens en begeerten in te leven naar wat God van ons vraagt, kan niet in eigen kracht. Wie eigen wegen kiest, kan geen beroep doen op Gods hulp en bijstand en zal dat ook niet doen, eenvoudig omdat de noodzaak ervan niet wordt ingezien en de behoefte ertoe ontbreekt. Aks wij daarentegen uit liefde tot Christus Wiens bloed van alle zonden reinigt in Gods wegen willen wandelen, zal Gods ons telkens weer moed en kracht geven. Ook daar waar wij niet meer weten hoe het verder moet. Mijn wens is dat deze studie biddend wordt gelezen en dat het zo een middel in de hand van God mag zijn om bij het bijbelse getuigenis te blijven of ernaar terug te keren.
Bron: Dr. Hendrik J. Koorevaar, 2024, Wissel van geslachtskleding en van geslacht. Deuteronomium 22:5 en genderdysforie (Lunteren: AMV). Het boek is zowel voor boekhandels als particulieren uitsluitend te bestellen bij Boekhandel ‘De Schuilplaats’ (Alblasserdam).
Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.
‘We zijn de auteur zeer erkentelijk dat hij de tijd heeft genomen om dit boek te schrijven’ – Bespreking van ‘De werken van Zijn handen’
Iedere zondag wordt in onze gemeenten beleden: ‘Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper des hemels en der aarde‘. Het geloof in de schepping in zes dagen staat echter ondertussen behoorlijk onder druk, ook in de gereformeerde gezindte. Diverse organisaties en kerkverbanden die in het verleden nadrukkelijk de historische werkelijkheid van Genesis 1 tot en met 3 hebben uitgedragen, buigen inmiddels voor de gangbare opvattingen in de natuurwetenschappen. De aarde zou door middel van evolutie zijn ontstaan en dit proces van evolutie zou dan geleid worden door de Schepper. Deze gedachte wordt uitgedragen via publicaties als ‘En de aarde bracht voort‘ (dr. Gijsbert van den Brink) en zelfs via een kinderboek (‘Oer‘, van Corien Oranje1).
Het is broodnodig dat er een Bijbels weerwoord klinkt tegen deze aantasting van het Bijbelse geloof in de Schepper, die door Zijn spreken hemel en aarde schiep. We mogen daarom blij zijn dat Bart van den Dikkenberg, wetenschapsjournalist bij het Reformatorisch Dagblad en ouderling in de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, een kritisch commentaar heeft geschreven op de theïstische evolutie, onder de passende titel ‘De werken van Zijn handen‘.
Het boek van een kleine 500 pagina’s valt in twee delen uiteen. In het eerste deel schrijft Van den Dikkenberg over allerlei natuurkundige, chemische en biologische aspecten rondom het thema ‘schepping en evolutie’. We komen hierin onder andere hoofdstukken tegen over de oerknal, het maken van leven en de geologie. Ik voel me als predikant niet capabel om dit gedeelte van het boek te beoordelen op betrouwbaarheid, maar in het ‘Voorwoord’ staat een overzicht van de wetenschappers die inhoudelijk hebben meegelezen.
Het tweede deel van het boek gaat over de theologische gevolgen van het accepteren van de evolutietheorie. De schepping is geen losse steen in het bouwwerk van de theologie waar ongestraft aan gemorreld kan worden. Heel duidelijk laat de auteur zien dat de theïstische evolutie onvermijdelijk leidt tot een ander Godsbeeld en mensbeeld. Ook verandert de visie op zonde en genade. Ik citeer van pagina 306: ‘Als we de uniciteit van het menselijke ras als nageslacht van Adam ontkennen, dan functioneert ook de parallel tussen Adam (als hoofd van het werkverbond) en Christus (als Hoofd van het genadeverbond) niet. Want gelijk zij allen in Adam sterven, alzo zullen zij ook in Christus allen levend gemaakt worden (1 Kor. 15:22). Kortom, de leer van de theïstische evolutie ondermijnt de Bijbelse leer van de verzoening en maakt deze krachteloos. Het evolutiedenken blijkt in de praktijk een verwerping van het christendom‘.
Het gaat dus niet om kleinigheden of randzaken die op het spel staan. Laten we ook wat betreft de scheppingsleer waakzaam zijn in onze gemeenten en op onze scholen. Biddend dat de Heere ons en onze jongeren bewaart bij de heldere Bijbelse boodschap van schepping en verlossing.
Dit is geen boek dat ieder gemeentelid zal aanspreken. Maar elk gemeentelid dat interesse heeft in de natuurwetenschappen móét dit boek gelezen hebben. Kerkenraden zouden kunnen overwegen om dit boek cadeau te doen aan studerende jongeren. Ook studentenverenigingen raden we aan om dit boek op de vereniging te bestuderen en te bespreken.
We zijn de auteur zeer erkentelijk dat hij de tijd heeft genomen om dit boek te schrijven. Er verschijnen in onze kring veel ‘stichtelijke’ boeken, maar de toerusting van gemeenteleden in de moderne tijd hebben we te lang en te veel laten liggen. Ook op dit gebied moeten we weer in de leer bij de Nadere Reformatoren, die nadrukkelijk de ontwikkelingen in de maatschappij volgden en van Bijbels commentaar voorzagen. Zou het niet waardevol en noodzakelijk zijn dat er ook boeken komen met een kritische beschouwing van andere vakgebieden, zoals bijvoorbeeld de menswetenschappen en de economische wetenschappen? Wie pakt deze handschoen op?
Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Raaf, P.J. de, Boekennieuws, De Saambinder 102 (46): 10.
Voetnoten
Dualiteit van lichaam en ziel verdedigd – Bespreking van ‘Mind, Brain & Free Will’
We zouden de vragen rondom de kwestie van de vrije wil momenteel ‘booming academic business’ kunnen noemen. Zowel vanuit de neurowetenschap, de filosofie en de theologie wordt er serieus studie gemaakt van de verschillende aspecten van deze problematiek. Aangezien het er nog niet naar uitziet dat er een consensus bereikt kan worden, zal het onderzoek naar de vragen nog wel een tijd doorgaan, vooral omdat het hier om fundamentele vragen naar de menselijke identiteit gaat met grote maatschappelijke consequenties voor verantwoordelijkheid en toerekeningsvatbaarheid.
Richard Swinburne schreef in 1986 reeds een boek onder de titel The Evolution of the Soul waarin hij tegen de toenmalige trend in een dualisme van lichaam en ziel verdedigde. Het huidige debat over de vrijheid van de wil maakt deze kwestie uiterst actueel. Het gaat om de vraag of de wil gedetermineerd wordt door neurale hersenprocessen, zoals Dick Swaab verdedigt, of dat het menselijk bewustzijn een vrijheid heeft ten opzichte van deze processen. Om de vrijheid van de wil ten opzichte van processen in het menselijk brein te verdedigen, is het onontkoombaar om te bepleiten dat het menselijk bewustzijn onafhankelijk is van de wetten van de fysica in ons brein.
Dit heeft tal van de denkers ertoe gebracht om op een bepaalde manier voor een dualiteit van lichaam en ziel te pleiten (o.a. Moreland, Zimmerman, Hasker, Collins, Plantinga). Swinburne heeft deze handschoen opnieuw opgenomen in de onderhavige studie. Nadat hij in de eerste twee hoofdstukken zijn filosofisch instrumentarium op tafel heeft gelegd, vervolgt hij het boek met de verdediging van het dualisme van ziel en lichaam. Een belangrijk argument in zijn betoog is het onderscheid tussen fysieke gebeurtenissen en mentale gebeurtenissen. Overtuigingen, verlangens, doelen en ervaringen zijn niet identiek. Hij maakt dit duidelijk met het verschijnsel pijn. De ervaring van pijn kan niet worden geïdentificeerd met een bepaalde fysieke stand van zaken in de hersencellen. Het is evenmin zeker of ieder de kleur ‘rood’ op dezelfde manier waarneemt, ook al kan er een definitie van de kleur rood worden gegeven. Het belangrijke van dit soort redeneringen is dat er duidelijk wordt gemaakt dat subjectieve ervaring veel complexer is dan een fysieke stand van zaken in hersencellen, dus dat er ‘meer’ moet zijn dan fysica.
Op een vergelijkbare manier beredeneert Swinburne ook dat de geest een continuïteit heeft als de fysieke hersencellen al lang door anderen zijn vervangen. Bepaalde ervaringen van licht, warmte en pijn kunnen elkaar overlappen, zodat de mentale substantie daarachter een continuïteit heeft die de fysieke omstandigheden van het moment overstijgt. Dit zijn opnieuw aanwijzingen dat we de menselijke identiteit niet kunnen reduceren tot fysica.
Swinburne heeft deze argumenten nodig om duidelijk te maken dat de menselijke geest niet afhankelijk is van de processen in ons brein en de processen in ons brein kan aansturen. Menselijke intenties oefenen invloed uit op het brein. Dit is het scharnierpunt om de vrijheid van de wil te verdedigen om verantwoordelijkheid en moraal te kunnen handhaven. Swinburne kiest hier voor de ‘agent-causal’ libertarische benadering, in onderscheid met de benadering waarin de oorzaken worden gezocht in gebeurtenissen of waarin elk spreken over een oorzaak wordt uitgesloten.
De insteek van Swinburne is niet het einde van alle tegenspraak. Er zou best doorgevraagd kunnen worden of het mentale en het fysieke zo onafhankelijk van elkaar zijn als de Brit voor waar wil hebben. Dat zal in ieder geval het geding zijn met een doorgewinterde fysicalist die zich afvraagt wat Swinburne nu werkelijk heeft bewezen met zijn argumentatie. Ook zijn er vragen te stellen bij het libertarisme, in welke vorm dan ook. Deze vragen zijn er niet alleen vanuit een filosofisch concept, maar ook vanuit de theologie liggen hier vragen ten aanzien van Gods albestuur en de relatie met de menselijke vrijheid. Al met al zal de discussie de komende jaren nog veel energie vragen om tot een fijnzinniger concept van de menselijke ziel en wil te komen.
Dit soort ‘hersengymnastiek’ is niet alleen nuttig voor specialistische fijnproevers, maar het is goed dat we er in de breedte van de theologie van op de hoogte zijn dat het fysicalisme niet zo vanzelfsprekend is als het wordt gepresenteerd. Nadat het benoemen van de menselijke ziel enkele decennia theologisch en wetenschappelijk eigenlijk niet correct was, biedt deze studie van Swinburne ook in de praktijk van prediking, pastoraat, psychologie en psychiatrie weer vrijmoedigheid en perspectief om over het geheim van de ziel te spreken. Daarnaast heeft een dergelijk boek apologetische waarde omdat het argumenten aanreikt om theïsme boven fysicalisme te prefereren.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Theologia Reformata. De volledige bronvermelding luidt: Vlastuin, W. van, 2014, Mind, Brain & Free Will, Theologia Reformata 57 (1): 105-106.
Hofpredikant schuift Bijbel opzij – Bestaat God niet!?
Bestaat er een God als Hoger Wezen, die alles bestuurt en tot een goed einde brengt? Of is God geen persoonlijk Wezen, dat buiten deze wereld en buiten de mens om sturend, handelend optreedt en het leven van de mens op een verborgen manier leidt? Is Hij slechts vergelijkbaar met liefde, rechtvaardigheid, vrede en levenswijsheid (gevoelens die bij het mens-zijn horen)? Is er zonder mensen dan ook geen God? ‘Hofpredikant’ Carel ter Linden schreef dit in een boekje met de schokkende titel ‘Wat doe ik hier in Godsnaam?’
Dominee Carel ter Linden kan er weinig mee beginnen. Waarmee? ‘Met de gedachte dat deze wereld het werk moet zijn van een Schepper, van een scheppende Kracht buiten de wereld’ en buiten deze kosmos. Want, zo stelt hij de bekende atheïstische vraag: ‘Waar komt die Schepper dan vandaan?’ Toch kan Ter Linden ‘god’ niet helemaal loslaten. Want binnen de huidige werkelijkheid is volgens hem kennelijk een verborgen kracht werkzaam, waaruit de hele kosmos is voortgekomen.
Een van de factoren die op de predikant invloed uitoefende is, zo schrijft hij, het neutrale en niet-religieuze karakter van de evolutietheorie: ‘Van een architect die dit alles met een bepaalde bedoeling heeft bedacht en tot stand gebracht, is hier niets te merken. Een diepere zin van dit bestaan licht uit het bestaan zelf niet op.’
Geloof opzij gezet
Hofpredikant Ter Linden merkt op dat wij de ‘Bijbelse verhalen over de schepping van de aarde en het leven met andere ogen zullen moeten lezen. Nieuwe wetenschappelijke inzichten hebben een geestelijk klimaat geschapen waarbinnen het geloof minder gemakkelijk kan gedijen dan vroeger het geval was.’ Geloof dient zich zodanig aan te passen dat het niet strijdig is met de geldende wetenschappelijke inzichten, meent hij. Hierbij wordt in een keer het aloude geloof in een schepping door God opzij gezet voor de methodologisch atheïstische wetenschap en de evolutietheorie.
Hier kun je een les uit trekken. Het laat namelijk goed zien waar de acceptatie van de gemeenschappelijke afstamming van mensen, dieren en planten toe kan leiden (namelijk: een steeds meer buitenspel zetten van God als Wezen, Die in deze wereld handelt). Dat is het gevolg van het evolutionistische denken ten voeten uit.
Voetnoten
Ook de menselijke moraal zou een evolutionair verschijnsel zijn. Volgens Ter Linden heeft die zich ontwikkeld uit wat bij het dier ‘instinct’ heet. Creationisten, wetenschappers die in een schepping van de wereld geloven, hebben dit argument al vaak krachtig weerlegd. Onderaan dit artikel, onder het kopje ‘Verder lezen’, vind je twee voorbeelden daarvan. De voorbeelden die Ter Linden noemt ten gunste van een gemeenschappelijke afstamming passen trouwens ook heel goed in een scheppingsmodel. Hij noemt: de evolutie van het paard, de aanpassingen van de berkenspanner uit Liverpool (Biston betularia, een vlindersoort) aan zijn omgeving en de aanpassing van kokmeeuweieren ten gevolge van roofgedrag.
Bijbel niet letterlijk
De Bijbel kun je volgens dominee Ter Linden niet meer ‘letterlijk’ (waar hij ‘historisch’ mee bedoelt) nemen, omdat de inhoud ervan in een andere tijd is geschreven. Volgens Ter Linden deden de Israëlieten dat wel: zij zagen deze verhalen als ‘historisch waar’. Maar als modern mens kun je ze, volgens Ter Linden, niet serieus meer nemen. Hij vindt de Bijbelverhalen mooi, interessant en ze geven je diepere inzichten in het leven. Maar wat is de waarde van deze verhalen boven de sprookjes van de gebroeders Grimm? Die sprookjes zijn ook mooi, interessant en geven je ook diepere inzichten in het leven. Waarom zou je dan nog naar de kerk gaan? Alleen maar om naar de verhalen van predikanten en voorgangers te luisteren? Dan kun je net zo goed naar een theatervoorstelling gaan, om daar wat levenswijsheid op te doen. Wat moet je met een god die niet als Wezen bestaat? Je bent erg van het pad af als je het bestaan van God als Wezen loslaat! Door de eeuwen heen hebben kerkvaders het bestaan van God als Wezen krachtig verdedigd, en ook de Schrift zelf bevestigt dat.
Verder lezen:
- Brink, Gert van den, 2010, ‘Er is geen God en Philipse is zijn profeet. De onredelijkheid van een atheïst’, uitgeverij Kok.
- Junker, Reinhard, Scherer, Siegfried, 2010, ‘Evolutie Het nieuwe studieboek’, De Oude Wereld.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website van Weet Magazine: https://weet-magazine.nl/artikelen/bijbel/hofpredikant-schuift-bijbel-opzij/.
Wat betekent het volgens het Oude Testament om mens te zijn in deze door God geschapen wereld? – Bespreking ‘Being Human in God’s World’
Al acht jaar geleden verscheen een studie van J. Gordon McConville, emeritus hoogleraar Oude Testament aan de Universiteit van Gloucestershire, over de boodschap van het Oude Testament over de mens zowel in zijn relatie tot God als tot de medemens en zijn omgeving. McConville opent zijn studie door na te gaan wat de eerste hoofdstukken van Genesis hierover zeggen. Dat deze hoofdstukken fundamenteel zijn behoeft geen betoog.
In Genesis 1 vinden we zowel de werkwoorden ‘scheppen’ als ‘maken’. Het eerste woord wordt in het Oude Testament uitsluitend voor Gods handelen gebruikt. Het tweede woord laat ons zien dat er een analogie is tussen het scheppend handelen van God en de menselijke activiteit. In Genesis 1:26 lezen we dat God de mens schiep naar Zijn beeld en gelijkenis en hem daarbij mannelijk en vrouwelijk schiep. Zowel in Egypte als Mesopotamië is uitsluitend de farao/koning beeld van de godheid, terwijl Genesis ons leert dat dit de gehele mensheid geldt. Over de exacte betekenis van de uitdrukking ‘beeld en gelijkenis’ lopen de meningen uiteen, maar terecht stelt McConville dat ‘beeld van God’ hoe dan ook een relationeel aspect heeft.
McConville stelt dat Genesis 2 een nadere ontvouwing is van Genesis 1:26. Man en vrouw worden geschapen in gemeenschap met God. Genesis vertelt ons over het verbreken van die gemeenschap. Desondanks wordt in het Oude Testament ook na de zondeval van de mens gezegd dat hij naar Gods beeld is geschapen. Gods bedoeling met de mens is door de zondeval niet veranderd. De openingshoofdstukken van het Oude Testament scheppen verwachtingen over het daadwerkelijke optreden van de mens. Dat kenmerkt zich zowel door gehoorzaamheid als verzet, door grootheid en verval.
Als het gaat om de afwisseling van meervoud en enkelvoud in het boek Deuteronomium stelt McConville naar mijn overtuiging terecht dat dit niet op verschillende bronnen wijst, maar op het feit dat Israël als geheel kan worden aangesproken en ook als afzonderlijke individuen die samen een geheel vormen.
Als het gaat om de zogenaamde geestelijke betekenis van een tekst, brengt de auteur naar voren dat wij het juiste gebruik van dit concept niet als vergeestelijken van de hand kunnen doen. Er wil mee gezegd zijn dat de boodschap van een tekst verder reikt dan de oorspronkelijke context. McConville verwoordt het grote belang van gemeenschappelijke herinneringen en wel met name van de uittocht. Die gemeenschappelijke herinnering bepaalt de identiteit van Israël. McConville wijst erop hoe de tweeslag van oordeel en herstel het gehele Oude Testament doortrekt. De bedoeling van het Oude Testament is dat de mens zich toewijdt aan de HEERE en er zo van zowel persoonlijke als gemeenschappelijke transformatie sprake is. In het perspectief van de hele Bijbel is dat gelijkvormigheid aan Christus.
Als de auteur stelt dat het Oude Testament geen uitspraken doet over een verbintenis tussen mensen van hetzelfde geslacht, omdat dit zaken zijn die niet speelden in de cultuur waarin de Bijbel ontstond, is dat een volstrekt onjuiste zienswijze. Zowel het Nieuwe als het Oude Testament wijzen homoseksueel gedrag in welke vorm dan ook af. Dat heeft alles te maken met Gods bedoeling met man en vrouw vanuit de schepping. Eerlijker was geweest als de auteur had gesteld dat hij hierin het getuigenis van het Oude Testament niet bijvalt. Merkwaardig is dat hij in dit verband helemaal niet aangeeft hoe de Heiligheidswet en dan uiteraard de teksten uit Leviticus 18 en 20, moet worden geduid.
McConville schreef een boek waaruit het een en ander valt te leren, maar duidelijk is dat hij het Oude Testament leest als getuigenissen van mensen over God. Dat is het grote manco. De Bijbel, zowel het Oude als het Nieuwe Testament, is fundamenteel het getuigenis van God tot de mens waarbij God van meerdere mensen gebruikt heeft gemaakt om dat getuigenis te verwoorden.
N.a.v.:J. Gordon McConville, 2016, Being Human in God’s World: An Old Testament Theology of Humanity (Grand Rapids: Baker Academic).
‘De theïstische evolutie roept veel vragen op’ – Bespreking van ‘De werken van Zijn handen’
Moeten we onverkort vasthouden aan de Bijbelse schepping of is het mogelijk de theïstische evolutieleer te aanvaarden en tegelijk te blijven vasthouden aan het geloof in God als Schepper? De auteur toont in dit lijvige boekwerk duidelijk aan dat dit niet mogelijk is.
De theïstische evolutie roept veel vragen op. Velen willen schepping en evolutie combineren. Zij stellen dat God geschapen heeft via evolutionistische processen. Het boek geeft veel informatie en er is veel stof te vinden voor hen die onverkort willen vasthouden aan de Bijbelse scheppingsleer. Vooral voor wetenschappers en studenten wordt veel stof tot overdenking en verweer tegen moderne opvattingen geboden. Aan de orde komen onder meer: wetenschapsonderzoek, oorsprongsvraag, deep time, oerknal, leven maken, finetuning, cel als fabriek, micro- en macro-evolutie, bewijzen voor en tegen de evolutietheorie.
Ook de gevolgen van het theïstisch evolutionisme worden beschreven. Het heeft grote gevolgen voor de onfeilbaarheid van Gods Woord en voor de historiciteit van Gods Woord. Het heeft ook ingrijpende gevolgen voor de geloofsleer: de goede schepping, de mens geschapen naar Gods beeld, de staat der rechtheid, de zondeval en de dood als de bezoldiging der zonde. Een van de conclusies in dit boek luidt als volgt: “Met het aanvaarden van het theïstisch evolutionisme nemen de aanhangers afstand van de historiciteit van de eerste elf hoofdstukken van de Bijbel. De schepping in zes dagen, de volmaakte staat der rechtheid, Adam en Eva, de zondeval, de zondvloed en de spraakverwarring. Een volgende stap is het ter discussie stellen van de autoriteit, de inspiratie, de onfeilbaarheid en de betrouwbaarheid van de Bijbel; alle wonderen in de Bijbel kunnen immers volgens de naturalistische wetenschap niet zijn gebeurd? Wat moeten we met Christus’ opstanding en hemelvaart? En ten slotte zegt ook de heilsgeschiedenis niets meer: een historische Adam heeft nooit bestaan; waarom zou je dan nog in de tweede Adam Christus geloven?” Deze conclusie haalt ds. D.E. v.d. Kieft aan in zijn voorwoord op het boek.
Tenslotte citeren we wat we lezen op blz. 303. “Het ontkennen of afzwakken van de staat der rechtheid heeft ernstige gevolgen voor de heilsgeschiedenis: 1. Adam en zijn vrouw zijn nooit zondeloos geweest. 2. De hof van Eden is geen werkelijke plaats meer op aarde; het is de vraag of het paradijs Gods in de hemel dan wel werkelijkheid zal zijn. 3. De beide bomen in de hof worden eveneens figuratief of mythisch in plaats van twee werkelijke bomen. 4. De universele zondigheid van de mensheid door Adams zondeval is onbegrijpelijk geworden. 5. Het verband tussen het verlies van Gods beeld en de oorspronkelijke gerechtigheid en het dragen van kleding gaat teloor. 6. Het is onduidelijk waaruit en waartoe mensen moeten worden hersteld. 7. Christus’ verzoenend lijden en sterven krijgt een meer horizontale invulling, omdat Gods geschonden gerechtigheid uit het blikveld verdwijnt.”
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Bewaar het Pand. De volledige bronvermelding luidt: Heteren, A. van, 2024, Boekbesprekingen, Bewaar het Pand 59 (17): 10.
Een moedig en krachtig getuigenis tegen de genderideologie – Bespreking van ‘Five Lies of Our Anti-Christian Age’
Er wordt wel eens gevraagd naar de stem van vrouwen in het debat over de genderideologie en dan wel als het gaat om afwijzing daarvan. Een vrouw die al meer dan eens haar stem heeft laten horen is Rosoaria Butterfield, die jarenlang zelf een lesbische relatie had en overtuigd feminist was. In de jaren negentig van de vorige eeuw kwam zij tot inkeer, een inkeer waarvan zij verslag heeft gedaan in haar boek: Een onwaarschijnlijke bekering.
In haar jongste publicatie, het boek Five Lies of Our Anti-Christian Age, analyseert zij vijf leugens die breed ingang hebben gevonden in de westerse samenleving, leugens waarmee ook menig christen is besmet.
Bij de vijf leugens gaat het om de volgende zaken:
- Homoseksualiteit is normaal.
- Een persoon die vanuit de mens denkt, is vriendelijker dan een bijbels christen.
- Feminisme is goed voor de wereld en de kerk.
- Transgenderisme is normaal.
- Ingetogenheid/zedigheid is een achterhaalde last die de mannelijke dominantie dient en vrouwen tegenhoudt
Niet de mens maar Gods Woord moet ons uitgangspunt zijn
Vanuit haar eigen strijd met deze overtuigingen waarvan zij voor een deel aanvankelijk ook na haar bekering, zo getuigt de schrijfster, niet helemaal was verlost, ontvouwt zij de rijkdom van de bijbelse boodschap met betrekking tot huwelijk, seksualiteit en de positie van man en vrouw. Met kracht keert zij zich tegen de gedachte dat de scheppingsorde op zijn best tot de rand van de geloofsinhoud behoort. Ik moest zelf denken aan Tertullianus. In zijn Apologeticum stelt hij dat christenen niet alleen één zijn in geloof, maar ook in zedenleer. Wie niet leeft zoals God dat van ons vraagt vanuit Zijn Woord, is volgens Tertullianus in ieder geval op dat moment geen christen.
Butterfield ontmaskert de genderideologie. Zonder enige reserve is de waarheid van de Bijbel haar uitgangspunt. Dat uitgangspunt komt in het gedrang als empathie voor ons het belangrijkste is. Dat leidt onvermijdelijk tot een wereldse droefheid. De normen die God ons stelt maken ons bedroefd in plaats van onze ongelijkvormigheid eraan.
De auteur wijst erop dat in de Bijbel Christus Zelf ons wel als medelijdende (sympathy) maar niet als invoelende (emphathy) Hogepriester wordt getekend. Heel intimiderend kan aan christenouders die de wens van transitie van hun zoon afwijzen, worden gevraagd of zij dan liever een dode zoon hebben dan een levende dochter. Voor christenouders is het eeuwig behoud van hun kinderen het belangrijkste. De ingang in het koninkrijk der hemelen is onverenigbaar met een homoseksuele levensstijl of met een transitie. In beide gevallen is er sprake van opstand tegen God onze Schepper en wat Hij van ons vraagt. Butterfield ontkent niet dat de strijd om naar het bijbelse getuigenis te leven zwaar kan zijn, maar voor haar staat ook vast dat voor wie werkelijk in Christus gelooft alle dingen mogelijk zijn.
Zij verwijst trouwens ook nog naar de studie van Abigail Shier, Irreversible Damage. Schier is geen christen maar laat zien hoezeer bij een zeer groot deel van de meisjes die om transitie vraagt, die vraag door het eigentijdse culturele klimaat wordt bevorderd. Door de sociale media wordt de optie van de transitie onder de aandacht van vele gebracht. Shier kritiseert dat de wens naar transitie wel heel snel wordt gehonoreerd zonder naar onderliggende oorzaken te kijken en zonder dat zij die met deze wens mee gaan en helpen te realiseren lijken te beseffen wat voor een grote en onherstelbare schade er wordt aangericht.
Als gedrag zondig is, zijn ook de gevoelens eronder zondig
Als het gaat om homoseksualiteit, komen we in de kerk wel de gedachte tegen dat weliswaar homoseksueel gedrag in strijd is met Gods bedoelingen, maar dat homoseksuele gevoelens neutraal zijn. Ik val Butterfield helemaal bij dat de Schrift voor dat laatste geen grond biedt. Als de Schrift gedrag afwijst, worden ook de gevoelens die daaronder liggen afgewezen. Een christen breekt met zondig gedrag en strijd met zondige gevoelens. Verdwijnen bepaalde zondige gevoelens niet dan duurt die strijd tot de dood.
Butterfield houdt nadrukkelijk de optie open dat homoseksuele gevoelens kunnen verdwijnen. Zij heeft dat in haar eigen leven ervaren. Zij ontkent niet dat bij anderen de strijd ertegen intenser en langer van duur kan zijn. De auteur heeft haar bedenkingen tegen het uit de kast komen. Het grote gevaar is dat je je zelf met je zondige gevoelens identificeert en die tot een neutrale categorie maakt. Christenen die te maken hebben met andere zondige gevoelens dan homoseksuele gevoelens zullen dat veelal ook niet breed delen. Zelf denk ik wel dat het helpt als anderen met ons kunnen meeleven in onze strijd. Op zijn minst moet overwogen worden die strijd slechts met enkelen te delen.
De eerste taak van een getrouwde vrouw ligt in haar gezin
Heel nadrukkelijk houdt Butterfield vast aan het bijbelse getuigenis over man en vrouw. Man en vrouw zijn voor God gelijk maar hebben wel verschillende taken van Hem gekregen. Zij vertelt hoe zij in de tijd dat zij nog volop feministisch dacht en een lesbische relatie had een kerkdienst bijwoonde waarin Psalm 113 werd gezongen. Zij waande zich toen even terug bij het zingen over een blijde moeder van kinderen. Nu komt zij er vrijmoedig voor uit dat de eerste roeping van een vrouw in haar gezin ligt. Zij wijst dan onder andere op Titus 2:5. Daar wordt van getrouwde vrouwen gevraagd hun huishouden te verzorgen. Van de lof op de deugdelijke huisvrouw in Spreuken in 31 kunnen we leren dat een getrouwde vrouw als zij tot publieke werkzaamheden wordt geroepen, altijd weet van haar relatie tot haar man en haar kinderen. Ik merk op dat het heel verdrietig is dat onze overheid met haar belastingpolitiek ondergraaft dat het gezin een eenheid is en zo menige vrouw dwingt meer buitenshuis te werken dan zij zelf wil.
De neergang van de bijbelse moraal
Als het gaat om huwelijk en seksualiteit geeft Butterfield terecht aan dat een wissel omgaat als vooruitgrijpen op het huwelijk wordt geaccepteerd. De volgende stap is dat in samenwonen geen bezwaar wordt gezien en dan moet het ons niet bevreemden dat goedkeuring van homoseksuele relaties en vervolgens transitie tot een kwestie worden waarover christenen verschillend mogen denken. Nodig is bekering waarbij wij beseffen dat onreinheid voor God niet kan bestaan en dat die ons zonder verootmoediging en breken met zondige levenspatronen buiten Gods koninkrijk houdt.
De neergang van de bijbelse moraal ook onder christenen staat, zo ziet Butterfield terecht, niet los van het feit dat de gedachte dat de rampzaligheid meer en meer als een randmogelijkheid wordt gezien en zeker niet eeuwig is steeds meer ingang vindt in kerkelijke kring. Zij wijst op de theoloog Preston Sprinkle die op dit punt eerst een helder geluid gaf, maar inmiddels daarvan afwijkt. Groot is het gevaar dat wij door het eigentijdse levensklimaat worden beïnvloed en de eeuwige rampzaligheid voor ons niet meer een ernstige en vreeswekkende realiteit is.
Hoe moeten wij omgaan met hen die als het gaat om seksualiteit en de optie van transitie een onbijbelse visie hebben? Butterfield maakt dan een onderscheid tussen aanvaarden en goedkeuren. Met aanvaarden bedoelt zij niet dat je iemands opvattingen en levensgedrag aanvaard, maar wel dat je zijn of haar persoon aanvaardt en zoekt lief te hebben. Je kunt echter hun opvattingen en levensgedrag niet goedkeuren. Is er sprake van een homoseksuele relatie dan zul je bidden of die vanuit het geloof wordt verbroken. De gedachte dat een persoon die je liefheeft zonder bekering buiten Gods koninkrijk zal blijven dringt je op de knieën te gaan. Het bijwonen van een ceremonie waarin de homoseksuele relatie een officiële status krijgt, wijst zij af. Wel pleit zij ervoor contact open te houden en in gesprek te blijven. Zo kunnen we de ander al is het maar omdat hij aanwezig is bij gebed en Schriftlezing na de maaltijd met het bijbelse getuigenis confronteren.
We moeten daar naar de kerk gaan waar bijbels onderwijs wordt gegeven
Butterfield wijst erop hoe essentieel het voor onszelf en anderen is daar naar de kerk te gaan waar het gezag van de Bijbel zonder reserve wordt aanvaard en in de prediking bijbels onderwijs wordt gegeven. Ik merk op dat het eerste het geval kan zijn en toch als het gaat om concrete levenspraktijk het tweede veel te weinig gestalte krijgt. Ik vrees dat dit de laatste tientallen jaren in tal van gemeenten binnen de gereformeerde gezindte het geval is geweest. Nu krijgen we daarvoor de rekening gepresenteerd. Het is mede de schuld van de kerk dat menig kerkganger als zo geïnfecteerd is met een onbijbels gedachtengoed als het gaat over seksualiteit.
Het belang van zedigheid en matigheid/ingetogenheid
Butterfield voert een heel krachtig pleidooi voor zedigheid in kleding. Niet voor niets krijgt dan in de Schrift zelf de kleding van de vrouw meer aandacht dan die van de man. Vrouwen roepen door onzedige en uitdagende kleding bij mannen en jongens onreine lusten op. Binnen de christelijke gemeente moeten mannen en vrouwen elkaar juist bijstaan in de strijd tegen zondige begeerten. Dat hier de gereformeerde gezindte bekering nodig heeft, behoeft geen betoog. Ook mensen buiten deze kring valt op dat vooral jongere vrouwen en meisjes nogal sensueel gekleed zijn. En dan weet ik dat er gelukkig uitzonderingen zijn, maar die vormen wel de minderheid. Heel verdrietig is als een bruid al met haar trouwjurk laat zien dat zij Christus niet kent en liefheeft. Dan is overigens ook een kerkenraad tekort geschoten in het uitoefenen van tucht.
De auteur wijst erop dat tucht behoort bij de kenmerken van een gemeente die trouw is aan het Woord. En dan heeft tucht het positieve doel dat wij in leer en leven bij het Woord bewaard blijven en echt bereid zijn om de ontmoeting met God aan te gaan. Naast zedigheid in kleding pleit Butterfield ook voor een ascetische/ingetogen houding als het gaat om gebruik van sociale media. We moeten die niet gebruiken om onszelf te etaleren. Hier past juist matigheid en ingetogenheid. Hoe dan ook is het van belang meer tijd te steken in het bestuderen van de Bijbel dan in het surfen op internet, zo stelt zij. En dan kan ik alleen maar onderstrepen.
De Bijbel: Een lamp voor onze voet en een licht op ons pad
Butterfield besluit haar studie met een appendix waarin zij beginselen ontvouwd die wezenlijk zijn voor het onderzoeken van de Bijbel. We moeten van de eenheid en duidelijkheid van de Schrift uitgaan. Daarom kan de Schrift haar eigen uitlegster zijn. Deze studie is een getuigende en moedige studie. In de tweede helft van de zeventiende eeuw hebben in Frankijk de nonnen van Port Royal de genadeleer van Augustinus moediger verdedigd dan de bisschoppen. Die hielden zich op hun best op de vlakte en afzijdig. Helaas komt deze houding als het gaat om het bijbelse onderwijs over huwelijk en seksualiteit en dat in relatie tot de genderideologie ook voor onder predikanten. Laten predikanten en allen die leiding hebben te geven in de kerk een voorbeeld nemen aan het moedige getuigenis van Rosaria Butterfield. Ook daar zien we meer dan eens de houding zich weliswaar niet tegen het bijbelse getuigenis te keren maar zich wel zoveel mogelijk op de vlakte te houden. Hoe dan ook kan ik iedereen die weerbaar wil gemaakt wil worden tegen het onbijbelse denken over huwelijk, seksualiteit en reinheid het lezen van dit boek hartelijk aanbevelen.
N.a.v. Rosaria Butterfield, 2023, Five Lies of Our Anti-Christian Age, woord vooraf door Kevin DeYoung (Wheaton: Crossway).
Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.
‘Het boek van James is een krachtige aansporing om onbeschaamd voor de Bijbelse boodschap uit te komen’ – Bespreking van ‘Leugens en waarheid’
Het is een goede zaak dat het boek Leugens en Waarheid van Sharon James in een Nederlandse vertaling verscheen. De auteur studeerde geschiedenis aan de Universiteit van Cambridge, theologie aan het Toronto Baptist Seminary en is gepromoveerd aan de Universiteit van Wales. Leugens en waarheid bestaat uit twee delen. Het eerste deel gaat over de leugens waarmee we in onze samenleving worden geconfronteerd. In het tweede deel wordt daar de Bijbelse visie op de wereld en de mens tegenover gesteld.
Leugens ontmaskeren
James noemt verschillende leugens waarmee we worden geconfronteerd: dat er geen God is, geen absolute moraal, geen universele waarheid en geen gemeenschappelijke humaniteit. In het eerste deel passeren een aantal personen uit de negentiende en twintigste eeuw de revue. Elk van hen heeft zijn deel gehad aan het verspreiden van de leugens die nu de samenleving hebben doortrokken. Feuerbach voor wie God een wensdroom was; Darwin, de vader van de evolutieleer; Marx die alle privébezit afwees; Nietzsche die niet van een objectieve moraal wil weten en Freud, Reich en Sanger die allen de mens allereerst als een seksueel wezen zien wiens seksualiteit niet belemmerd mag worden. De meeste mensen in de westerse samenleving leven zonder rekening te houden met de levende God die boven onze werkelijkheid staat. Men meent dat er geen werkelijkheid is buiten de werkelijkheid die wij kunnen zien. Zo vindt men zijn uitgangspunt in zichzelf of in de omgeving waarin men zich beweegt. Men bepaalt zelf wat goed en kwaad, leugen en waarheid is of laat mensen om zich heen dat bepalen, maar in ieder geval niet God die door Zijn Woord tot ons spreekt.
Dit eerste deel biedt een eerste en globale oriëntatie op de leugens in de samenleving. Het kan daarom erg geschikt zijn voor bijvoorbeeld middelbare scholieren in de laatste jaren van hun schoolopleiding. Wie een brede en diepe analyse wil krijgen van de besproken denkers zal naar andere studies moeten grijpen. Echter, met deze eerste oriëntatie kan ieder zijn of haar winst zeker doen.
De waarheid van de groep
Het gebrek aan gemeenschappelijke humaniteit is het verschijnsel dat mensen niet als mens beoordeeld worden, maar naar de groep waartoe zij behoren. Mensen presenteren zichzelf ook als ‘behorend tot een groep’. Bijvoorbeeld als blank, man en heteroseksueel of als zwart, gay, queer, enzovoorts. De gedachte erachter is, dat datgene wat je voorstaat altijd bepaald wordt door de groep waartoe je behoort, en dat er geen objectieve waarheid is. Waarheid is verbonden met een groep. Het betekent ook dat je aan de verwachtingen die men van die groep heeft moet beantwoorden. Is dat niet het geval, dan wordt je als schuldige gezien die zijn of haar schuld niet onder ogen ziet. Bevoorrechte groepen staan tegenover benadeelde groepen. Individuele rechten worden uitgehold en onderworpen aan groepsidentiteit. Behoor je bij de ene groep, dan wordt je per definitie als dader van onrecht gezien; behoor je bij de andere groep, dan ben je slachtoffer. James wijst erop dat goede rechtspraak niet de groep maar het individu als uitgangspunt heeft.
Vasthouden aan de Waarheid
In het tweede deel zet James de centrale noties van een Bijbelse visie op de wereld en de mens uiteen. God is ons aller Schepper. De mens is naar Zijn beeld geschapen. Hij is een beelddrager van God, maar is ook sinds de zondeval een zondaar die vergeving van zonden en wedergeboorte nodig heeft. De boodschap van vergeving op grond van het werk van Christus is universeel geldig. Niemand mag dan op grond van de groep waartoe hij behoort of op grond van levensgeschiedenis worden uitgesloten.
Levenswandel en ethiek
Als het gaat om levenswandel en ethiek komt James op voor het recht en de betekenis van volkeren. Zij vormen een bescherming tegen globale tirannie. Als het gaat om het belang van gemeenschappen, denkt James ook aan zorg die wij behoren te hebben voor mensen om ons heen. Christenen zijn geroepen daarin zelf verantwoordelijkheid te nemen. Zij wijst dan op het belang van liefdadigheid. We moeten vrezen voor te grote overheidsbemoeienis. De overheid moet haar grenzen kennen.
Matigheid
Bij het bespreken van de plaats van de overheid met betrekking tot de economie had naar mijn overtuiging James er goed aan gedaan, al was het maar kort, in te gaan op het verschil tussen het zogenaamde Rijnlandse model van kapitalisme en het Angelsaksische model waar de markt hoe dan ook het laatste woord heeft. Dat laatste model kent weinig tot geen barrières tegen het aanjagen van het verlangen naar steeds meer materiële welvaart. Dat gaat altijd ten koste van andere zaken. En bij een christelijke levensstijl hoort ook matigheid.
Klassiek gezin
Niet in de laatste plaats onderstreept James de grote betekenis van het gezin bestaande uit een vader en een moeder die elkaar trouw zijn. De ideologie van seksuele vrijheid ondermijnt het klassieke gezin. Altijd zijn kinderen van deze ontwikkeling de dupe. Hier blijkt de maatschappelijke relevantie van de Bijbelse visie op de wereld en de mens en hoe ontwrichtend het is als die wordt losgelaten. Veelzeggend is dat het overgrote deel van de jongeren die ontsporen, uit gebroken gezinnen afkomstig zijn.
Slot
Het boek van James is een krachtige aansporing om onbeschaamd voor de Bijbelse boodschap uit te komen. Dit betreft alle thema’s: van schepping, zondeval, verzoening, verlossing, en de betekenis daarvan zowel persoonlijk als voor alle levensverbanden. De ideologie waartegen zij zich keert, beïnvloedt ook het denken van christenen en dringt kerken binnen. Een ideologie gebaseerd op leugen kan alleen door waarheid worden overwonnen. Als christenen weten wij waar wij die waarheid kunnen vinden. Laat die waarheid ons leven stempelen en laten we die waarheid ook onbeschroomd belijden. Zonder anderen uit te sluiten zou ik vooral middelbare scholieren willen zeggen: laat dit boek niet ongelezen.
Van de auteur van dit boek verscheen eerder op deze website een opiniestuk.
N.a.v.: S. James, 2023, Leugens en Waarheid. De consequenties van wereldvisies (Apeldoorn: De Banier). Het boek is verkrijgbaar via de webshop van De Banier.
Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.
‘Gelet op de actualiteit wensen we dit boek in veler handen’ – Bespreking van ‘Gods goede orde’
Het zijn ingrijpende en tere onderwerpen die dr. M. Klaassen aan de orde stelt in dit boek. Vanuit het klassieke perspectief van de scheppingsorde wil hij licht op deze thematiek werpen. In dat kader trekt de auteur de lijnen op grond van de Schrift, ondanks de verwarring en de verlegenheid die zowel in de kerk als in de maatschappij bestaat rondom de thema’s lichaam, gender, seksualiteit en gezin.
Hij gaat in deze studie tegen de mainstream van de westerse wereld in. In hoofdstuk 1, ‘In goede orde. De betekenis van de scheppingsorde vandaag’, tekent hij hoe de westerse wereld afscheid nam van het ‘statische’ denken vanuit de schepping en de bedoelingen van de Schepper, met alle onzekerheid die dat met zich meebrengt. De scheppingsordeningen daarentegen bieden vastheid en structuur, omdat ze teruggaan op God Zelf. Het denken vanuit deze visie heeft betrekking op het gehele leven in huis, kerk en samenleving. In ‘Een kleine theologie van het lichaam’ (hoofdstuk 2), gaat hij in op de schepping van de mens als bezield lichaam. Het lichaam heeft blijvende waarde. De ziel is incompleet zonder lichaam. Naast de schepping van het lichaam is de opstanding fundamenteel voor de blijvende positieve bejegening van het lichaam.
In hoofdstuk 3 komt de gendercrisis aan de orde. De vanzelfsprekendheid waarmee eeuwenlang het geslachtelijke onderscheid tussen man en vrouw werd erkend, is in de westerse cultuur losgelaten. Klaassen duidt de Bijbelse visie aan als complementair. Dat houdt in dat man en vrouw gelijkwaardig zijn, maar niet hetzelfde. Waardoor die Bijbelse visie is losgelaten, heeft te maken met de opkomst van het feminisme dat zich in vier fasen ontwikkelde. Vooral in fase 4 zien we de invloed van internet en sociale media. De auteur beschrijft hoe op meerdere fronten het feminisme schadelijk en gevaarlijk is.
In de excurs over de transgenderrevolutie (3.6) wordt een aantal betrippen omschreven. Als wegbereiders voor de genderrevolutie noemt Klaassen het feminisme, de seksuele revolutie en de anticonceptiecultuur, de voortgaande secularisatie, het individualisme en de ontkenning in het postmodernisme, dat er geen absolute waarheid is.
Het huwelijk, als een groot goed en machtig geschenk van God, is voor velen tegenwoordig slechts één van de vele mogelijkheden voor het samenleven van man en vrouw. Er zijn diverse redenen voor deze ontwikkeling. Deze ontwikkeling laat ook de kerk niet onberoerd. Ook kerkmensen worden beïnvloed door de veranderde visie op seksualiteit en op het huwelijk. Dat wordt versterkt als een andere visie en omgang met de Schrift wordt gepropageerd.
Het thema seksualiteit krijgt in hoofdstuk 5 ruime aandacht. Samen met de excurs over onvruchtbaarheid en de behandeling daarvan en die over homoseksualiteit maakt dit hoofdstuk bijna een derde van het hele boek uit. Terecht krijgt dit thema veel aandacht. Het denken over seksualiteit en de beleving daarvan heeft immers direct te maken met de andere thema’s. Ik vraag me daarbij wel af of een uitvoerige beschouwing over onvruchtbaarheid en de behandeling daarvan helemaal past binnen het hoofdstuk seksualiteit, al heeft het er uiteraard wel meet e maken.
Het gezin als hoeksteen van de samenleving staat onder druk, met alle gevolgen van dien. Klaassen haalt een uitspraak aan van Christoffer West: ‘Het gezin – en de vormende kracht die daarvan uitgaat – bepaalt het wel en wee van de samenleving’. Het is de bakermat van nieuw leven en socialisatie en navigerende steun in de uitdagende terreinen van het leven. Het gezin staat niet alleen onder druk, maar wordt in de westerse wereld zelfs verdacht gemaakt. Daarom is het van groot belang dat de ouders de primaire opvoeders van de kinderen zijn.
Dr. Klaassen biedt ons veel om over na te denken. Hoewel ds. C. Sonnevelt in het Voorwoord schrijft dat het boek op academisch niveau is geschreven en toch toegankelijk is voor een breed publiek, schrijft de auteur zelf in de introductie dat het niet op academisch niveau is geschreven. Laten we het er maar op houden dat het er dichtbij komt, gelet op de uitgebreide onderbouwing en verwijzing naar tal van relevante bronnen.
Gelet op de actualiteit wensen we dit boek in veler handen. Als het tot een tweede druk komt, kan een aantal onvolkomenheden, vooral in de eerste honderd pagina’s, hersteld worden.
Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Silfhout, W., 2024, Boekennieuws, De Saambinder 102 (29): 11.
Afstand tussen tekst en lezer – Dr. Ad Prosman komt met haarscherpe analyse van hermeneutische keuzes
In zijn boek Theologie en hermeneutiek wil dr. Ad Prosman een discussie losmaken over de vraag of de seculiere, filosofische hermeneutiek niet te veel de agenda heeft bepaald en nog steeds bepaalt van de theologische hermeneutiek. Dat is zijn agenda.
Over hermeneutiek is veel te doen. Bijna tegelijkertijd verscheen Geestspraak van dr. Henk van den Belt en het boek van dr. Ad Prosman. De auteurs zijn eensgeestes, toch laten deze publicaties zich moeilijk vergelijken.
Ingewikkelde dans
Prosman beweegt zich nadrukkelijk op het grensvlak van theologie en filosofie, met als kernvraag of de invloed van de seculiere, filosofische hermeneutiek op de theologische hermeneutiek niet te groot is. In zijn inleiding stelt hij dat vanaf de jaren tachtig gereformeerde theologen zich te argeloos hebben opgesteld tegenover het historisch-kritisch bijbelonderzoek. Hij refereert aan het befaamde eerste nummer van Kontekstueel. Er moet meer duidelijkheid komen. In de Bijbel spreekt God tot ons. Maar precies dat kan niet worden gehonoreerd door de filosofische hermeneutische methode. Zonder dat zouden we terechtkomen in willekeur, mogelijk zelfs met een beroep op de Heilige Geest. Dat brengt ons dus tot een ingewikkelde dans. Niemand ontkomt aan hermeneutische beslissingen.
Geen openbaring
Hermeneutiek is communicatie. In alle eeuwen is daarover nagedacht. (Daarom is de term ‘nieuwe hermeneutiek’ verwarrend, beter is het te spreken over ‘postmoderne hermeneutiek’.) De delen krijgen hun betekenis in een geheel, en een geheel bestaat uit onderdelen. (Bijbel)wooorden krijgen betekenis in het geheel van de canon.
Wetenschap erkent echter geen canon. Gebeurtenissen krijgen hun betekenis in de geschiedenis. Alleen: wie zegt dat de geschiedenis een doel heeft? Giambatista Vico kon daarvoor Gods voorzienigheid inroepen. Maar zijn tijdgenoot René Descartes won uiteindelijk aan invloed. De Verlichting zette een wissel om. Filosofen moesten nu op zoek naar een ankerpunt van de geschiedenis dat opkomt uit de geschiedenis zelf (immanent).
Prosman geeft een uiteenzetting van de filosofie van de geschiedschrijving, die bijzonder interessant is, ook voor historici. Hegel zocht de zin van de geschiedenis in de voorstuwing van een evolutionistische geest. Gadamer dacht aan patronen van overlevering, traditie. In de geschiedenis lichten patronen op, waarin wij zin kunnen ontdekken. Tegenwoordig zoeken filosofen het oriëntatiepunt in de taal, maar in alle gevallen wordt uitgesloten dat er openbaring is. Het vooropgezette idee is dat immanentie (binnenwereldlijkheid) de norm is. In die zin is het postmodernisme even dogmatisch als het modernisme.
Ik
Prosman geeft een gedegen en kundig overzicht van de geschiedenis van de filosofie, steeds toegespitst op de vraag van de hermeneutiek. Ik kan in deze bespreking geen recht doen aan de rijke en rijpe inhoud van zijn studie. Prosman voert ons door de geschiedenis heen, vanaf de Vroege Kerk, via de Reformatie en de Verlichting naar de huidige tijd. Hij schetst helder en beknopt welke worstelingen de filosofen zich hebben getroost rondom de vragen van zingeving en hermeneutiek. Hij bespreekt onder andere Illyricus, Schleiermacher, Dilthey, Gadamer, Heidegger, Ricoeur, Pannenberg en Witzier.
Prosman ziet in de filosoof Günter Figal (onlangs overleden) een belangrijke gesprekspartner. Figal bestrijdt dat tekst en lezer in het verstaansproces zouden moeten versmelten (tegen Gadamer). Er is juist afstand nodig tussen tekst en lezer. Alleen zo kan een tekst voor zichzelf blijven spreken. Ook orthodoxe theologen moeten gevoelig blijven voor de vreemdheid van de tekst. In het postmoderne klimaat lopen we het risico dat de interpreet zijn autonome ik inbrengt in de tekst.
Nieuw is beter
Het modernisme gaat uit van wat concreet zichtbaar en meetbaar is. Alles wordt tot object gemaakt, ook het ik. Voor de exacte wetenschappen heeft dat grootse resultaten opgeleverd. In de geesteswetenschappen wordt alles juist tot subject gemaakt. Dat geeft een andere dynamiek. In de theologie is lang gezocht naar de ‘historische Jezus’ en naar het ontstaan van de bijbeltekst. Maar wat is ‘historisch’? Het lijkt alsof de historische wetenschap feiten vaststelt, maar in feite bepaalt de gekozen methode wat wel of niet voor historisch door mag gaan. Er vindt een filtering plaats.
Bovendien wordt het heden allesbeheersend, omdat de Verlichting ervan uitgaat dat het verloop van de geschiedenis een opgaande lijn laat zien. Het oude is oud, het nieuwe is beter. Met het absurde, het kwaad, de chaos weet de Verlichting geen raad. In het modernisme krijgt het geheel een zó grote ideologische lading dat de concrete gebeurtenissen verdwijnen.
Bevrijding
De opkomst van de postmoderniteit is in zekere zin een bevrijding uit de knellende banden van de ‘grote verhalen’. Het historisch-kritisch onderzoek heeft z’n tijd gehad. Het gaat voortaan niet meer om het ontstaan van de tekst, maar om het verstaan, niet om wat áchter de tekst ligt, maar om wat ervóór ligt: de lezer.
Dat is enigszins voorbereid door het existentialisme (Bultmann). Toch gaat postmoderniteit een stap verder: er is niets buiten of boven deze wereld wat zin geeft aan de geschiedenis, ook ons eigen ik niet. In feite bestaat er geen geheel meer, er zijn alleen nog versnipperde delen. De hermeneutische cirkel is failliet. Het subject blijft over. Ten slotte blijft alleen de tijd over, dat wil zeggen: de dood (Heidegger).
Derde weg
Prosman betoogt dat zowel de moderne als de postmoderne filosofische hermeneutiek ons allerlei inzichten geeft. Ze maken ons gevoelig voor tendensen. Tegelijk kunnen ze beide ons niet verder helpen. Er is een derde weg nodig: de erkenning dat God de Schepper is. Hij leidt de geschiedenis. Christus is het centrum van de geschiedenis.
Er is een zekere fundering nodig, een zingevend raamwerk. De geschiedenis zelf brengt die niet voort. In het postmoderne klimaat blijven bijbelteksten losse, dwarrelende verhalen. Dat kun je terughoren in preken. Er worden wel mooie dingen gezegd over de gekozen bijbelpassage, maar er is geen verband, geen vaststaande boodschap, geen verkondiging van de daden van God. Wat nodig is: beklemtonen dat de Bijbel een geheel is. Wij begrijpen een deel alleen wanneer er een geheel is. Bij de prediking over een bijbeltekst is een stemvork nodig, de ‘regel van het geloof’.
De moderniteit lijkt houvast te geven, veel orthodoxen zoeken er veiligheid. Het postmodernisme maakt alles relatief en daardoor zinloos. ‘Het evangelie van kruis en opstanding staat zowel tegenover moderniteit als tegenover postmoderniteit. Kruis en opstanding vertellen hu eigen verhaal. Het zijn gebeurtenissen in onze wereld en tegelijk zijn ze niet te herleiden tot deze wereld. De heilsfeiten doorbreken de mogelijkheid van deze wereld en scheppen een nieuwe realiteit’ (p. 257). Wie dat buiten beschouwing laat, verstaat de Bijbel niet.
Ontmaskerend
Prosman schonk ons een diepgravende en bevlogen studie, die van groot belang is na en naast de stemmen van H.W. de Knijff en A.W. Zwiep. Prosman schrijft gedrongen, elke zin doet ertoe en vraagt om overweging. Hij geeft een haarscherpe en ontmaskerende analyse van de onderliggende vragen in onze cultuur, onze kijk op de geschiedenis, ons zelfverstaan – en hoe al deze dingen (vaak onbewust) zich vermengen met onze hermeneutische keuzes. Dit boek mag in geen enkele pastorie ongelezen blijven.
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Verhoeven, J.A.W., 2024, Afstand tussen tekst en lezer. Dr. Ad Prosman komt met haarscherpe analyse van hermeneutische keuzes, De Waarheidsvriend 112 (35): 14-15.