Home » Natuurkunde

Categorie archieven: Natuurkunde

‘What is the Heat Problem in Flood Geology?’ – Een samenvatting van het onderzoek van dr. Bill Worraker naar het hitteprobleem binnen de zondvloedgeologie

De afgelopen jaren heeft de Engelse dr. William Worraker onderzoek gedaan naar het hitteprobleem. Hij heeft het probleem gekwantificeerd en mogelijke oplossingsrichtingen onderzocht. Dr. Worraker heeft zijn onderzoek laten samenvatten in een 10 minuten durende YouTube-video. Matthew Pickhaver heeft deze video ingesproken.

Onder de video is een bibliografie van artikelen en abstracts te vinden, gepubliceerd in creationistische tijdschriften (deze wordt in de loop van de tijd verder compleet gemaakt). Met dank aan Biblical Creation Trust voor het vereenvoudigen en publiceren van dit onderzoek. Het bijschrift bij de video:
“BCT’s associate researcher Dr Bill Worraker has been looking into the heat problem associated with the Genesis Flood. This short video summarises Bill’s findings so far about the extent of the challenge it presents to our scientific Flood model.”

Bibliografie rond het onderzoek van dr. Worraker

(2026) Biblical Creation Trust, Heat problems associated with Genesis Flood models, Onderzoeksamenvatting in ‘Research Projects’ (samenvatting).
(2016) Worraker, W.J., Quantifying the Flood Heat Problem, Journal of Creation Theology and Science Series C: Earth Sciences 6: 4-5 (abstract).
(2018) Worraker, W.J., Heat Problems Associated with Genesis Flood Models—Part 1: Introduction and Thermal Boundary Conditions, Answers Research Journal 11: 171-191 (artikel).
(2018) Worraker, W.J., Ward, R., Modeling of Flood and Post-Flood Ocean Floor Cooling, in: J.H. Whitmore (ed.), Proceedings of the Eight International Conference on Creationism, blz. 673–682 (artikel).
(2019) Worraker, W.J., Heat Problems Associated With Genesis Flood Models—Part 2: Secondary Temperature Indicators, Answers Research Journal 12: 211-254 (artikel).
(2020) Worraker, W.J., Heat Problems Associated with Genesis Flood Models—Part 3: Vapour Canopy Models, Answers Research Journal 13: 69-94 (artikel).
(2023) Worraker, W.J., Heat Problems Associated with Genesis Flood Models—Part 4: Heat Deposited by Magmatic Activity, Answers Research Journal 16: 201-251 (artikel).

Voetnoten

‘Age of the Earth: Polonium Radiohalos Demolish Geologic Time’ – Dr. Andrew Snelling sprak voor de livestream van Logos Research Associates

Noot van de redactie: De redactie zou wat minder grote woorden (‘demolish’) gebruiken, maar ziet ‘Polonium Radiohalos’ als interessant (tegen)argument in de discussie over ‘Deep Time’.

Dr. Andrew Snelling heeft, in navolging van dr. Robert Gentry, een groot deel van zijn leven onderzoek gedaan naar Polonium Radiohalos. Dit heeft hij gepresenteerd op diverse creationistische conferenties en gepubliceerd in diverse creationistische In Depth tijdschriften (zoals Answers Research Journal).1 Afgelopen jaar was hij in de livestream van Logos Research Associates om zijn onderzoek te presenteren. Helaas is de livestream niet Nederlands ondertiteld.

Onder de video staat een uitgebreide beschrijving (in het Engels):

After defining what radiohalos are, this presentation will discuss the enigma of the polonium radiohalos, produced by the three very-short-lived polonium isotopes in the uranium-238 decay chain. They are most easily recognized in the black mica, biotite, alongside uranium-238 radiohalos. Biotite is a ubiquitous mineral in many granites and metamorphic schists and gneisses globally and at all levels in the geologic record. Yet the conventional millions-of-years timescale cannot explain the formation of the polonium radiohalos. Indeed, one conventional geochronologist described them as a tiny mystery because the polonium isotopes have such a fleeting existence, with half-lives of only 3.1 minutes, 164 μsecs and 138 days. In contrast, a hydrothermal fluid flow model coupled with accelerated nuclear decay has been proposed that has successfully explained the formation of polonium radiohalos within a young-earth timescale, primarily during the year-long global Flood cataclysm. This hydrothermal fluid flow model was used to make predictions, which have been successfully tested in several case studies involving granites, metamorphic rocks, and hydrothermal ore deposits. Hydrothermal fluids are produced as granites and metamorphic schists and gneisses crystallize and cool, but conventionally such processes require millions of years. Furthermore, it has been observationally determined that the radiohalos can only form and survive below 150°C , which is late in the cooling phase of these rocks. So, their survival argues against there being a heat problem with the accelerated nuclear decay required for their formation. Thus, the exceedingly rapid formation of the ubiquitous polonium radiohalos in these crystalline rocks puts severe time constraints on the crystallization and cooling of granites and metamorphic rocks, such that they may each have formed within only 7-10 days, which is compatible with the Flood year. Even the major occurrence of polonium radiohalos through the geologic record correspond with the Flood year. Thus, polonium radiohalos demolish the claimed long geologic ages.

Meer weten over de argumenten van Snelling? Onlangs plaatsten we een samenvatting van zijn zeven geologische argumenten om uit te gaan van een wereldwijde zondvloed.

Voetnoten

Paul Garner (MSc.) met ten minste twee papers aanwezig op de ICC – Definitieve programma laat nog op zich wachten

De International Conference on Creationism (ICC) is een van de betere conferenties georganiseerd door creationisten.1 Eind volgende week begint deze conferentie aan de Cedarville University. Helaas laat het definitieve programma nog op zich wachten. Daarom vandaag weer een tipje van de sluier opgelicht. We weten al dat dr. Todd C. Wood aanwezig is met vijf papers die vooral gaan over paleoantropologie.2 Paul Garner (MSc.)3 laat via Facebook weten dat hij ook aanwezig is met twee papers.4

Paul Garner

Paul Garner (MSc.) laat ons weten dat hij als co-auteur meegewerkt heeft aan de paper ‘Testing the order of the fossil record’. Deze wordt kort beschreven door dr. Todd C. Wood.5 Daarnaast heeft hij in de achterliggende periode met een aantal studenten onderzoek gedaan naar dateringen met isotopen. De titel van deze studie is: ‘How often do radioisotope ages agree? A preliminary study of 29.000 radioisotope ages in the USGS National Geochronological Database’. De studenten hebben, samen met Garner, deze database bestudeerd en ontwikkelden een concordantie/disconcordantie-metriek. De patronen die ontstonden werden geanalyseerd op overeenstemming en verschil. Er is nog veel te doen op dit gebied (vandaar ‘preliminary’), maar er zijn ook al interessante resultaten te presenteren. Garner geeft ook aan deel te zullen nemen aan de paneldiscussie over zondvloedgrenzen.

Creation Theology Society

Op de zaterdag voor de ICC (volgende week zaterdag dus) zal de CBS, CGS en CTS ook een conferentie organiseren op dezelfde locatie. Dit is een jaarlijks terugkerend evenement, waarbij korte abstracts worden gepresenteerd over onderzoeksresultaten behaald door verschillende creationistische wetenschappers. Ook deze groepen zijn beslist de moeite van het volgen waard, omdat zij gedegen onderzoek doen.6 Via hun website laat de Creation Theology Society weten dat mensen zich kunnen registreren voor deze conferentie. Naast de presentaties van de abstracts zal er ook een ‘Interdisciplinary Session’ zijn met presentaties over ‘Created Kinds’. De papers die uit deze presentaties voortvloeien zullen gebundeld worden in de derde issue van het Journal of the Creation Theology Society (2024/2025). Na deze presentaties wordt er door de genoemde organisaties ook nog een Annual Members Business Meeting gehouden.7

Voetnoten

Heat and the Genesis Flood – Bewerkte presentatie van ing. Maarten ‘t Hart

In 2016 hield ing. Maarten ‘t Hart drie presentaties in Zuid-Afrika. Een gaat over het zogenoemde hitteprobleem en de zondvloed. Deze video werd geplaatst op het YouTube-kanaal GeoDetective. Met dank aan dat kanaal kunnen we de video hier delen. Deze video is in het Engels, voor wie de Engelse taal niet machtig is zijn er Nederlandse ondertitels.

‘Makkelijke antwoorden op moeilijke vragen’? – Een reactie van prof. dr. Edgar Andrews op een recensie van dr. René Fransen

Een reactie van professor Edgar Andrews1 op de recensie2 van zijn boek Wie heeft God gemaakt? (2012)3 door René Fransen (bioloog en wetenschappelijk auteur bij Science Linx aan de RUG4).

Normaal gesproken reageer ik niet op ongemanierde en oppervlakkige recensies als deze, maar ik zie mij hier nu toch toe genoodzaakt vanwege de vele extravagante onjuistheden die deze ‘recensie’ bevat. Allereerst lijkt de recensent niet te begrijpen wat er bedoeld wordt met deze zin op de achterflap:

‘Het boek behandelt (en dus niet: beantwoordt) moeilijke vragen over wetenschap, filosofie en geloof met verbazingwekkende eenvoud. Edgar Andrews ontmaskert de pretenties van het ‘nieuwe atheïsme’ van Richard Dawkins en anderen, waarbij hij scherpe argumenten op een vriendelijke en humoristische wijze weet over te brengen.’

Het moet mij dunkt toch duidelijk zijn dat de ‘verbazingwekkende eenvoud’ waarmee het boek ‘moeilijke vragen over wetenschap, filosofie en geloof behandelt’, naar de schrijfstijl verwijst (die toegankelijk is voor leken), maar de recensent geeft er in zijn hoofd de betekenis aan van ‘makkelijke antwoorden op moeilijke vragen’, en daarom, zo geeft hij zelf toe, heeft hij de nodige scepsis voordat hij het boek ook nog maar opengeslagen heeft. Dat is geen veelbelovende start.

Aangemoedigd door deze fundamentele non sequitur (onlogische gevolgtrekking), voelt hij de behoefte om het boek te trivialiseren door te beweren dat ik de wetenschap verwerp en elke moeilijke vraag beantwoord met ‘God deed het’! Hij schrijft: ‘De auteur wil aantonen dat de wetenschappelijke verklaring voor de oorsprong van het universum en de ontwikkeling van leven op aarde niet klopt, zodat hij daarna triomfantelijk kan uitroepen: dus God deed het!’ Ik heb nieuws voor de recensent: er zijn helemaal geen wetenschappelijke verklaringen voor het ontstaan van het universum en de oorsprong van het leven – zoals ik uitvoerig in mijn boek betoog, wat eerlijke critici ook steeds weer beamen; er zijn slechts speculaties.

De recensent ontbreekt het helaas aan de hierboven genoemde eerlijkheid. Hij zegt: ‘De auteur probeert dan ook aan te tonen dat de Bijbel geen ‘platte aarde’ voorstaat, terwijl veel teksten toch echt uitgaan van een aarde met hemelkoepel.’ Nu vind ik het woord ‘koepel’ nergens terug in de Bijbel, en het enige woord dat er vrij dicht bij in de buurt komt, is het Hebreeuwse woord ‘chug’, dat slechts vier keer in het Oude Testament voorkomt, en betekenissen heeft als omtrek (twee keer), cirkel of gewelf (twee keer). Zeker, Jesaja 40:22 gebruikt het woord om de ‘hemelkoepel’ te beschrijven, maar dat is slechts poëtische taal van de soort die we vandaag de dag ook gebruiken. Misschien wil de recensent vertellen waar ik de ‘vele’ andere teksten kan vinden. [Met toestemming van de auteur wil de uitgever eraan toevoegen dat prof. Benno Zuiddam5 ook al eens uitlegde dat de gedachte dat de kerk in een platte aarde geloofde ‘een mythe is die in de 19e werd bedacht’ – voor meer over de koepel, zie raqiya6. Denk ook aan de bolvormige globus cruciger op de munten van Theodosius II.]

De recensie is ongemanierd omdat de recensent het nalaat de lezer te vertellen dat ik schrijf als een hooggekwalificeerd wetenschapper met een doctoraat en een hoger doctoraat in de natuurkunde, en met een internationale reputatie in de moleculaire fysica, en dat ik de academische posten bekleed heb van rector en later hoofd van de faculteit technische wetenschappen aan een toonaangevende Britse universiteit. Hij schrijft: ‘Andrews maakt gebruik van standaard creationistische kritiek op de wetenschap’ en ‘hij grijpt terug op de fictieve strijd tussen geloof en wetenschap.’ O ja, natuurlijk … niemand die dit leest zou beseffen dat mijn boek geschreven is door een wetenschapper met meer dan vijftig jaar onderzoekservaring en die meer dan honderd ‘peer reviewed’ (door vakgenoten besproken) wetenschappelijke artikelen geschreven heeft die in vooraanstaande internationale vakbladen gepubliceerd zijn! Zelfs mijn atheïstische critici hebben geen commentaar op de wetenschap in mijn boek; zij hebben alleen kritiek op mijn theïsme.

In de tweede plaats is de recensie oppervlakkig. De recensent zegt namelijk dat het onzin is ‘dat het oerknalmodel een idee was waar eigenlijk niemand iets van wilde weten’, maar dat ‘het model al snel werd aanvaard, ook door niet-gelovige wetenschappers’. Ik heb in mijn boek zeer uitvoerig uiteengezet hoe het wetenschappelijk concept ‘dat het universum een begin had’, heel geleidelijk aan vorm kreeg, en dat het nog redelijk lang heeft geduurd voordat het algemeen aanvaard was. Het begon met Einsteins algemene relativiteitstheorie, waarbij hij bewust nog een ‘fudge factor’ (zeg maar een veiligheidsmarge of correctie) aan zijn vergelijkingen toevoegde om ze te laten stroken met een ‘steady-state’ universum (zie pag. 114 van Wie heeft God gemaakt? – in de nieuwe editie met lettertype Calibri wordt dat pag. 106) en om onder de suggestie van ‘een begin’ uit te kunnen komen. Dat was in 1915, en het uiteindelijke wetenschappelijke bewijs voor de oerknal kwam pas in 1963, met de ontdekking van de uniforme elektromagnetische achtergrondstraling. Zelfs nog tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw verkondigden de toonaangevende Britse kosmoloog Fred Hoyle en zijn medewerkers het idee van een ‘steady-state’ universum, terwijl ook vandaag kosmologen als Stephen Hawking nog steeds werken aan theorieën die de voorwaarde van een ‘begin in de tijd’ voor het universum zouden moeten wegnemen.

Ten slotte beschuldigt hij mij ervan dat ik ‘aperte nonsens’ schrijf over evolutie. Dat is heel vreemd, vooral omdat ik in niet één van de meer dan honderd eerdere recensies van het boek ervan beschuldigd ben ‘nonsens’ te schrijven over evolutie. Vorig jaar (in 2012) heb ik een uur lang op de radio gedebatteerd over mijn boek met de toonaangevende atheïst en bekende emeritus hoogleraar biologie Lewis Wolpert. Het kan nog steeds beluisterd worden (hier7).

Niet eenmaal suggereerde hij dat mijn bespreking van de relevante wetenschap niet klopte. Integendeel. Hoewel hij uiteraard mijn theïstische conclusies verwierp, zei hij dat het ‘heel goed’, ja, zelfs ‘prachtig geschreven’ was. Dat zou hij natuurlijk niet gezegd hebben als het boek vol zou staan met ‘aperte nonsens’ over zijn eigen vakgebied.

De recensent zegt dat ‘de auteur ook geen ruimte laat voor de visie dat God via evolutie zou kunnen hebben gewerkt’. Dat is natuurlijk nauwelijks een eerlijke samenvatting van de vier hoofdstukken en zeventig pagina’s waarin ik juist dit onderwerp grondig analyseer. Hij zegt ook nergens dat ik geen probleem heb met micro-evolutie, maar om heel goede wetenschappelijke redenen macro-evolutie verwerp. Hij heeft natuurlijk het recht om het oneens te zijn met mijn conclusies, maar in plaats van mijn gedetailleerde wetenschappelijke argumenten te trivialiseren, had hij er beter gewoon op kunnen reageren. Helaas doet hij geen poging om mijn argumenten te weerleggen.

Ik neem afscheid van de lezer met een laatste voorbeeld van de verkeerde weergave van mijn gedachten door de recensent. Hij citeert mij als volgt: ‘Al het leven bestaat hoofdzakelijk uit taal.’ Hij laat echter het vervolg van de zin gewoon weg, die luidt: ‘(…) gecodeerde informatie die wordt samengesteld, opgeslagen, gecommuniceerd en geïnterpreteerd en waarop gereageerd wordt.’ Zelfs theïstisch evolutionist Francis Collins noemde zijn eigen boek over genetica De taal van God.

Red.: We zijn bezig met het opstellen van een bibliografie van prof. dr. Edgar Andrews. Zie daarvoor: https://oorsprong.info/bibliografie-van-natuur-en-materiaalkundige-prof-dr-edgar-h-andrews/.

Voetnoten

Warmtestraling als koelingsmechanisme voor de basaltische korst tijdens de vloed – Ing. Maarten ‘t Hart sprak op Nederlands congres d.d. 26 februari 2021

Op 26 februari 2021 organiseerde ik, Jan van Meerten, namens Logos Instituut, een congres over ‘Geloof en Wetenschap’. Ing. Maarten ‘t Hart sprak over warmtestraling als koelingsmechanisme voor de basaltische korst tijdens de vloed. Deze video is, met dank aan Geloofstoerusting, opgenomen en hieronder te bekijken.

Wiskunde helpt schepping begrijpen

Een prima beschrijving van geloof kunnen we vinden in de Bijbel: het geloof is een vaste grond der dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet (Hebreeën 11:1). Het bestaan van God kan niet met menselijke redeneringen bewezen worden, maar wordt als waarheid vanbinnen beleefd.

Wiskunde daarentegen wordt gebruikt om waarheden met behulp van stellingen te bewijzen. Hiervoor worden getallen, structuren en patronen bestudeerd. In het alledaagse leven wordt wiskunde vooral gebruikt voor berekeningen en meetkunde. Het Nederlandse woord „wiskunde” is afgeleid van het woord „wisconst”: de kunst van wat gewis en zeker is. Dit woord werd voor het eerst gebruikt door Simon Stevin in de 17e eeuw.

Er zijn (tenminste) drie verschillende filosofische opvattingen over wiskunde. Het intuïtionisme vindt dat wiskundige structuren door de menselijke geest ontwikkeld zijn en niet echt bestaan (denk aan oneindigheid). De platonische stroming vindt dat wiskundige structuren wel bestaan als een wereld op zich, en dat de mens dat alleen heeft ontdekt. Het formalisme tot slot geeft de wiskunde geen zelfstandig bestaan, maar herleidt het tot symbolen en formele systemen.

Welke vormen van wiskunde kunnen in relatie met Gods schepping gebracht worden? Laten we een aantal verschillende deelgebieden nader beschouwen.

Logica

Logica is een onderdeel van de wiskunde dat veel gebruikt wordt om stellingen op een formele manier te bewijzen. Deze heldere redeneertechniek kan helpen om begrippen als alomtegenwoordigheid, almacht, alwetendheid, zonde en verzoening beter te begrijpen. In de Heidelbergse Catechismus vinden we veel logische redeneringen terug, zoals in de redenen waarom de Middelaar een waarachtig en rechtvaardig mens en tegelijk waarachtig God moet zijn.

Logica is ook gebruikt in de onvolledigheidsstellingen van Gödel. Deze stellingen laten zien dat een wiskundig systeem altijd onvolledig of inconsistent zal zijn, en daarnaast nooit gebruikt kan worden om zijn eigen consistentie te bewijzen. Hiermee wordt aangetoond dat de wetenschap altijd te beperkt zal zijn om alles te kunnen begrijpen.

Analyse

Binnen de Analyse wordt het limietbegrip veel gebruikt. Daarbij wordt onderzocht hoe functies zich gedragen als het argument naar nul of oneindig gaat. Voor het menselijk verstand zijn de oneindigheid van God en de eeuwigheid moeilijk te bevatten. Het limietbegrip kan helpen om dit beter te begrijpen.

Statistiek

Met behulp van Kansrekening en Statistiek kan aangetoond worden dat de kans dat leven ontstaat via evolutionaire ontwikkelingen heel klein is. Er zijn ontzettend veel zeer zeldzame toevalligheden nodig voor het ontstaan van ons universum. Zonder een van die voorwaarden zou leven niet mogelijk zijn (fine-tuning argument).

Optimalisering

Met enige kennis over Optimalisering kunnen we verwonderd zijn over de efficiëntie op aarde, en zien hoe optimaal alles geschapen is. Denk bijvoorbeeld aan de gulden snede, een verhouding die niet alleen intrinsieke schoonheid bevat, maar die er ook voor zorgt dat een cirkelschijf op de meest efficiënte manier gevuld wordt (bloemblaadjes, zaden, kelkbladeren).

Modellering

De kennis van wiskundige Modellering kan gebruikt worden om zaken als bloedstolling en wondgenezing beter te begrijpen. Bloedstolling wordt beschreven met maar liefst veertig vergelijkingen voor veertig verschillende stoffen. Een van die stoffen is pas na een maand nodig voor genezing van de wond! Mijn collega merkte eens op: „Je moet een groot geloof (in de evolutietheorie) hebben om te denken dat dit door toeval ontstaan is.”

Ook het begrip chaos kan met modellering bestudeerd worden. Als voorbeeld van een chaotisch systeem wordt vaak de vlinder van Lorenz gebruikt. Lorenz beweerde dat een vleugelslag van een vlinder in Brazilië een paar maanden later een tornado in Texas zou kunnen veroorzaken. Dit voorbeeld geeft de grenzen van de voorspelbaarheid aan. De toekomst ligt niet vast door alleen de beginvoorwaarden: sturing van God is onvermijdelijk om tot een bepaalde uitkomst te komen. Daarnaast blijkt hieruit dat het heel onwaarschijnlijk is dat planetenbewegingen en het klimaat miljoenen jaren constant zijn, hetgeen nodig is volgens de evolutietheorie.

Meetkunde

Meetkunde kan gebruikt worden om de verschillende dimensies te begrijpen. De moderne natuurkunde en wiskunde maken gebruik van hoge dimensies om de bouwstenen van materie te beschrijven. Wat de effecten zijn van meer dan vier dimensies (drie plaatsdimensies en een tijdsdimensie) is heel moeilijk te begrijpen. Iets van deze worsteling is te zien in het boekje Flatland (platland) waar tweedimensionale wezens proberen te begrijpen dat de ‘echte’ wereld uit drie dimensies bestaat.

Numerieke Wiskunde

Tenslotte kan Numerieke Wiskunde gebruikt worden om zaken als afrondfouten, stabiliteit en extrapolatie te begrijpen. De meeste metingen en modellen dateren van de afgelopen honderd jaar. Wetenschappers gebruiken extrapolatietechnieken om uitspraken te doen over de oorsprong van de wereld, die miljoenen jaren geleden ontstaan zou zijn. Vanuit de wiskunde is bekend dat dit absoluut niet mogelijk is, en geen reële voorstelling van de werkelijkheid geeft.

Wiskunde kan op allerlei manieren gebruikt worden om de schepping beter te begrijpen en te bewonderen. De complexiteit en structuur van de schepping maken het ongeloofwaardig om te stellen dat er geen Schepper is.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website van het Reformatorisch Dagblad. Het artikel is hier te vinden.

Chemicus dr. ir. Johannis Heijboer (1920-1995) daagde de koolstofdatering uit in stelling bij proefschrift

Het is bemoedigend als studenten en promovendi willen denken vanuit het klassieke scheppingsgeloof. Dat geldt zowel in het heden als in het verleden. Soms zou je wensen dan bepaalde mensen nog leefden óf dat je eerder van hun bestaan had geweten. Dat geldt in dit geval voor de chemicus dr. ir. Johannis Heijboer (1920-1995). Hij promoveerde in 1972 en in één van zijn stellingen daagde hij de koolstofdatering (C14-dateringsmethode) uit. Na zijn promoveren werd hij uitgenodigd door de GOLV om daar te spreken over deze stelling. Laten we de spaarzame informatie1 die we hierover hebben op een rij zetten.

Dr. ir. Johannis Heijboer

Johannis Heijboer werd op 17 september 1920 geboren te Oud-Vossemeer. Hij was een zoon van Adriaan Cornelis Heijboer (1872-1955) en Elizabeth Johanna de Viet (1878-1963). Johannis overleed op 23 april 1995 te Veenendaal. Op 9 februari 1972 promoveerde hij cum laude aan de Rijksuniversiteit te Leiden op een proefschrift met als titel ‘Mechanical Properties of Glassy Polymers Containing Saturated Rings’. Van de zestien stellingen die het proefschrift bevat zijn twee stellingen mij bekend. De twaalfde stelling gaat over koolstofdatering en de zestiende stelling gaat over de staat Israël. Over de twaalfde stelling later meer. Johannis bezocht in zijn jeugdjaren de Rijks-HBS te Bergen op Zoom. Van 1932 tot 1937 studeerde hij Scheikundige Technologie aan de Technische Hogeschool te Delft. Uiteindelijk werd hij scheikundig ingenieur (ir.). Van 1945 tot 1947 was hij als docent verbonden aan het Chemisch Instituut en vanaf 1947 werkte hij voor TNO te Delft.2 Vanaf 1960 was hij onderdirecteur van het Centraal Laboratorium TNO te Delft. Heijboer was vanaf 1971 voorzitter van de Nederlandse Reologische Vereniging. Tot hoe lang hij deze functies heeft uitgevoerd en of hij na zijn promotie nog andere functies heeft gehad, kon ik helaas niet vinden. Heijboer heeft veel publicaties over chemische onderwerpen, in internationale peer-reviewed wetenschappelijke tijdschriften, op zijn naam staan.3

Stelling 12

Predikant en theoloog drs. Arie Vergunst (1926-1981) feliciteert in een De Saambinder uit 1972 de kersverse doctor met zijn promotie. Hij schrijft dat het bespreken van de dissertatie te ingewikkeld zou worden voor het landelijke kerkblad. Maar dat zijn aandacht in het bijzonder uitgaat naar stelling 12 van het proefschrift. Dankzij deze vermelding van drs. Vergunst weten we hoe deze stelling luidt. Bijzonder omdat het laat zien dat dr. ir. Heijboer op de hoogte was van de Amerikaanse creationistische literatuur.4

De stelling:

”XII. De ouderdomsbepaling aan de hand van radioactieve koolstof is gebaseerd op veronderstellingen, die de betrouwbaarheid, in absolute zin, van gemeten tijden, langer dan ca. 5000 jaar, onzeker maken.” – W.F. Libby, Radiocarbon Dating, Univ. Of Chicago Press, 1952. – J.C. Whitcomb and H.M. Morris, The Genesis Flood, The Presbyterian and Reformed Publ. Co, Philadelphia 1966, bid. 374”

De stelling verwijst dus naar ‘The Genesis Flood’, het, voor creationisten, baanbrekende werk van dr. John C. Whitcomb en dr. Henry M. Morris. Maar ook naar ‘Radiocarbon Dating’ van de chemicus en Nobelprijswinnaar dr. Willard F. Libby. Voor zijn werk aan de C14-dateringsmethode ontving hij in 1960 de Nobelprijs voor Scheikunde. Drs. A. Vergunst is blij met de prestatie van dr. ir. J. Heijboer. Hij schrijft:5

Het is verheugend, dat een man van wetenschappelijk formaat als nu dr. ir. Heijboer een dergelijke stelling op universitair niveau voordraagt en deze ook wil en kan verdedigen. Juist met een beroep op de bedoelde metingen wordt zo dikwijls de juistheid van allerlei theorieën over de ouderdom van de aarde gestaafd. Daarom is het goed, dat de onbetrouwbaarheid van deze metingen wordt aangewezen. Voor ons, die bij het Woord des Heeren zoeken te leven, is de bevestiging van ons geloof door de resultaten van wetenschapsmensen niet nodig; ons geloof immers rust in het Woord Gods zelf. Tegenover allerlei “wetenschappelijke”, schijnbaar onaantastbare beweringen, is het echter uitermate nuttig ook op deze stelling te kunnen wijzen. Daarom verdient deze onze opmerking en zijn wij dr. ir. Heijboer er dankbaar voor, dat hij bij de gelegenheid van zijn promotie ook deze stelling heeft willen en mogen verdedigen. Met een, op eenvoudige wijze gegeven nadere uiteenzetting van de bedoelde uitspraak, zou hij velen van onze studerende jonge mensen, die zoveel onschriftuurlijks of liever gezegd tegen-schriftuurlijks te verwerken krijgen, zeer aan zich verplichten. Misschien mogen we dat in de toekomst tegemoet zien.”

We zien dat dominee Vergunst blij is met de gewaagde stelling en de hoop uitspreekt dat dr. Heijboer de stelling nog nader zal toelichten voor onze studerende jongeren. Die toelichting heeft dr. Heijboer kennelijk gegeven in een lezing voor de Gereformeerde Onderwijzers- en Lerarenvereniging (GOLV)6, waarover hieronder meer. Zowel in Eilanden-Nieuws7 als in het Reformatorisch Dagblad8 wordt verwezen naar het bovengenoemde stukje van drs. Vergunst. In het Reformatorisch Dagblad wordt in een voorstukje nog het belang van deze stelling aangegeven. Er zijn ‘al dan niet vermeende aanvallen door de natuurwetenschappen op de betrouwbaarheid van de Heilige Schrift’. Geleerden die ‘bepaalde theorieën, zoals die over de onvoorstelbare hoge ouderdom van de aarde’, aanvechten worden volgens de krant ‘niet geheel voor vol aangezien’ en daarmee door hun bestrijders ook ‘nauwelijks serieus genomen worden’.

Ouderdomsbepaling met behulp van radioactieve koolstof

Op maandag 21 oktober 1974 vergaderde de Gereformeerde Onderwijzers- en Lerarenvereniging (GOLV). Dr. ir. J. Heijboer hield een referaat met als titel ‘Ouderdomsbepaling met behulp van radioactieve koolstof’.9 De Reformatorische School, het blad van de GOLV, geeft helaas geen verslag of samenvatting van het referaat. 10 Gelukkig was er een verslaggever van het Reformatorisch Dagblad aanwezig. Jammer genoeg lijkt het erop dat Heijboer dit onderwerp niet verder uitgebouwd heeft.11 Hieronder een samenvatting van het referaat op basis van het verslag van de RD-journalist.

Aan het begin van zijn lezing gaat Heijboer in op de werking van de C14-methode.12 De verhouding tussen C12 en C14 is een belangrijke voorwaarde voor de toepasbaarheid van de C14-methode. Heijboer in de woorden van de verslaggever: “Dit werd door Libby gecontroleerd en juist bevonden.” Een andere voorwaarde is dat de verhouding in het verleden hetzelfde moet zijn geweest. Heijboer: “Dit kon door Libby tot ca. 5000 jaar terug op fraaie manier vastgesteld worden, door de ouderdom te bepalen van voorwerpen, waarvan deze op onafhankelijke wijze historisch vaststond (Dode Zee rollen, houten voorwerpen uit graven van Farao’s en boomringen).” Voor christenen komen de problemen wanneer men de oudere resultaten serieus neemt (zoals die van mastodonten, mammoeten, etc.). Heijboer: “Deze tijden overschrijden dus aanmerkelijk de ca. 6000 jaar, die men op grond van een eenvoudig, letterlijke aanvaarding van de Heilige Schrift zou mogen verwachten.” Hij wijst hierbij op het werk van theïstisch evolutionist prof. dr. Van de Fliert, van de Vrije Univeriteit, die zich tegen het werk van ‘een gepretendeerde Bijbelse geologie’ keert.13 Ook wijst hij op oudeaardecreationisten die een grote periode tussen Genesis 1:1 en Genesis 1:2 veronderstellen (de zogenoemde gaptheorie). De verslaggever: “Spreker kan dit echter niet aanvaarden; het is zijns inziens in strijd met het eenvoudige Woord van God.

Als de C14-methode volgens Heijboer niet betrouwbaar is bij oude vondsten hoe moeten we dit dan wel interpreteren? “Door Libby is aangetoond, dat deze verhouding de laatste 5000 jaar vrijwel onveranderd is. Echter moet aangenomen worden dat ze ten gevolge van de zondvloed grondig gewijzigd is. Daarom levert de methode geen betrouwbare resultaten voor dateringen van vóór de zondvloed.14Helaas geeft het verslag niet meer informatie over de wijze waarop het verval beïnvloed is, al is daar wel over gesproken tijdens de lezing. Heijboer sluit zijn referaat af door te stellen dat we ons niet uit het lood moeten laten brengen door de resultaten van bepaalde wetenschappelijke disciplines. “Indien men de veronderstellingen nagaat, op basis waarvan de resultaten verkregen zijn, is het dikwijls in te zien, dat de resultaten geen overtuigende bewijskracht bezitten, voor iemand die in de Schrift gelooft.

Heijboer heeft, volgens de verslaggever, ‘dankbaar gebruik gemaakt van artikelen’ uit het tijdschrift Creation Research Society Quarterly (CRSQ) van het Amerikaanse Creation Research Society (CRS). Hij verwees met name naar het artikel van technisch natuurkundige Robert L. Whitelaw (MSc.)15 met als titel ‘Time, Life, and History in the Light of 15.000 Radiocarbon Dates’.16 Ook aan het slot heeft Heijboer nogmaals verwezen naar het werk van CRS. Volgens de verslaggever: “Het werk van de Amerikaanse Creation Research Society werd zeer in de aandacht bevolen, hoewel ook hierbij een kritische benadering [nodig] blijkt te zijn.17

Ten Slotte

Nederlandse creationisten hebben een geleerd iemand in de gelederen gehad die zich verder verdiept heeft in de C14-dateringsmethode. Helaas lijkt het erop dat Nederlandse creationisten zich slapende hebben gehouden ten opzichte van Heijboer en omgekeerd. In het blad ‘Bijbel en Wetenschap’, in die tijd één van de kernbladen voor creationisten, zijn geen artikelen of verwijzingen opgenomen naar het werk van Heijboer. Navraag bij toen actief en nu nog in leven zijnde creationisten leverde geen informatie op. Er is in ieder geval geen vruchtbare samenwerking ontstaan met Heijboer. We vragen ons af hoe dat komt. Het zorgt er helaas voor dat creationisten in Nederland iedere generatie opnieuw het wiel moeten uitvinden.18 Dit kan én moet anders!

Voetnoten

Eigenaar website ‘Aantekeningen bij de Bijbel’ reageert instemmend op Weet Magazine en onderstreept dat gouden kandelaar in Tabernakel niet groot is geweest

Mooi dat het persbericht van Weet Magazine, die gisteren ook op deze website verscheen1, al door diverse media wordt overgenomen. Vandaag verschijnt hierover ook een artikel in het Reformatorisch Dagblad.2 De eigenaar van de veelvuldige geraadpleegde website ‘Aantekeningen bij de Bijbel’, Jan Pieter van de Giessen (BSc.) reageerde via Facebook instemmend op het persbericht. Hij verwees daarbij naar een kanttekening bij Exodus 25:39 op zijn eigen website.

Kleine Menorah in de Tabernakel

Allereerst zien we op deze website de tekst in de Statenvertaling, het Hebreeuws en de transliteratie. Exodus 25:39 luidt in de Statenvertaling: ‘Uit een talent louter goud zal men dat maken, met al dit gereedschap’. Van de Giessen schrijft als aantekening bij ‘een talent louter goud’ dat deze gewichtseenheid varieert van 17 kg tot 34 kg. Hij onderstreept de conclusie van het persbericht dat de Menorah klein is. Van de Giessen: “Afhankelijk van de zuiverheid van het goud, het gewicht en of het hol is of niet, blijkt dat deze menorah vrij klein is en minder dan een halve meter hoog. Temeer daar we in deze tekst lezen dat ook het bijbehorende gereedschap van deze hoeveelheid goud is gemaakt.” Het stuk bevat ook nog vertaalnotities in het algemeen en over de vertaling ‘talent’ in het bijzonder.3

Tiomfboog van Titus

Voor wat betreft de gouden kandelaar op de Triomfboog van Titus merkt Van de Giessen via Facebook op dat dit niet de originele kandelaar uit de Tabernakel kan zijn. Hij schrijft:

“Wat betreft de Menorah op de Triomfboog van Titus: op de sokkel staan astrologische afbeeldingen, die eerder hellenistisch dan Joods aandoet en derhalve zeker niet de oorspronkelijke kan zijn geweest.”

Weet Magazine

Het artikel waar het persbericht op gebaseerd is, is verschenen in het nieuwste nummer van het populair-wetenschappelijk tijdschrift Weet Magazine. Als het goed is valt het tijdschrift vandaag of morgen op de mat bij de abonnees.4 Het artikel is geschreven door de werktuigbouwkundige ir. Andries Kaptijn en redactielid, chemicus en theoloog drs. ing. Kees Visser (MA). De titel en ondertitel van het artikel zijn: ‘De Gouden Kandelaar – Klopt het nagemaakte model in Jeruzalem wel?5 Het tijdschrift is ook verkrijgbaar via de christelijke boekhandel of online te bestellen via de webshop van Weet Magazine.6

Voetnoten

Wetenschappelijk model nuttig maar niet alwetend

In politieke discussies en beleidsvorming spelen modellen een belangrijke rol. Ze zijn ook betrouwbaar, mits ze passen bij de vraagstelling en niet worden overvraagd.

Ons land wordt geplaagd door meerdere crises, waaronder de corona-, klimaat- en stikstofcrisis. Die laatste hebben zelfs geleid tot een nieuwe minister voor Natuur en Stikstof en voor Klimaat en Energie. En de nieuwe minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is verantwoordelijk voor het coronabeleid. Bij al deze ministeries is er sprake van beleidsontwikkeling en evaluatie van bestaand beleid.

Het is belangrijk dat dit gebeurt op basis van de juiste informatie. Daarin speelt de wetenschap een rol, want zij heeft het imago van objectieve waarheidsvinding die los staat van iemands politieke overtuiging. En bij die beleidsvorming spelen ook modellen een rol. De vraag is: waartoe die modellen?

Functie

Bij het beleid rond de bestrijding van corona, de opwarming van de aarde en de stikstofproblematiek wordt gebruikt gemaakt van (reken)modellen. Modellen waarmee zowel de gevolgen van bepaalde ontwikkelingen als ook de resultaten van eventuele beleidsmaatregelen worden ‘geprojecteerd’. Want de gevolgen van beleid kun je niet vooraf meten en ze berusten dus altijd op inschattingen.

Daarnaast worden modellen gebruikt om de relatieve bijdrage van sectoren aan een probleem vast te stellen. Zo wordt het stikstofmodel van het RIVM gebruikt voor het vaststellen van de bijdrage aan de stikstofbelasting in Nederland van onder andere landbouw, verkeer, industrie en buitenland. Want je kunt die concentraties wel meten, maar deze metingen vertellen je niet welke sector er verantwoordelijk voor is. ”Meten is weten” gaat hierbij niet op. En op dezelfde wijze zijn er modellen die de bijdrage van sectoren aan de stijging van broeikasgasconcentraties berekenen. Ten slotte worden modellen gebruikt om schattingen te maken op landelijk, Europees of zelfs globaal niveau. Want al meet je op 10.000 plekken, dan nog moeten die worden opgeschaald om tot landelijke uitspraken te kunnen komen.

Sturen

Kan de politiek vertrouwen op resultaten die voortkomen uit wetenschappelijke modellen? En moeten die dan het beleid bepalen? In het algemeen is het mijns inziens verstandig om tussen twee klippen door te zeilen. Enerzijds is er de klip dat de wetenschap, en daarmee ook wetenschappelijke modellen, een status van openbaring wordt toegekend („de wetenschap spreekt”), waarbij alle nuances en onzekerheden zijn weggevallen.

Aan de andere zijde is er de klip dat het gezag van de wetenschap, en dus ook de waarde van wetenschappelijke modellen, wordt aangevallen als de uitkomst je niet aanstaat en op basis van het idee dat wetenschap „ook maar een mening is”. Momenteel zie je die tendens sterker worden, mede onder invloed van het populisme.

Een voorbeeld van een uitermate onkritische houding is de wijze waarop soms wordt omgegaan met de resultaten van economische modelberekeningen van het Centraal Planbureau bij de evaluatie van partijprogramma’s. Relatief kleine verschillen worden dan benadrukt als waren de modelresultaten de hoogste waarheid. Zo zijn er onzekerheden die te maken hebben met het feit dat macro-economisch gedrag niet alleen wordt bepaald door financiële overwegingen, maar ook door menselijke impulsen en emoties. Dit wordt niet of nauwelijks in die modellen verdisconteerd. Omgekeerd is er soms sprake van een uiterst kritische houding bij de resultaten van stikstof- en klimaatmodellen, met name als er belangen in het spel zijn en de resultaten sommige mensen niet aanstaan.

Vraagstelling

De betrouwbaarheid van een modeluitspraak hangt samen met de vraag die gesteld wordt. Als voorbeeld kun je denken aan een zoon die aan zijn vader vraagt of ze een reis van 1200 km naar een vakantiebestemming op dezelfde dag halen als ze ’s morgens om zes uur vertrekken. Het antwoord van die vader is gebaseerd op een model, namelijk de afstand gedeeld door de verwachte gemiddelde snelheid.

Die snelheid hangt samen met de auto, de rijstijl, het aantal en de lengte van de pauzes onderweg en de inschatting van files. Het antwoord „we halen het deze dag” is waarschijnlijk vrij betrouwbaar; 1200 km in 18 uur lukt veelal wel. De betrouwbaarheid wordt al veel minder als de vraag is of ze ’s avonds tussen tien en elf uur aankomen, en nog minder als de vraag is of dit tussen half elf en vijf over half elf is.

Hetzelfde principe geldt voor de reactie van een burger op de weersverwachting. Die verwachting is gebaseerd op modelberekeningen. De berekeningen van de gemiddelde regenval over Nederland op de volgende dag zijn veelal zeer betrouwbaar. Maar naarmate je meer detail wilt hebben in ruimte en tijd, wordt het onbetrouwbaarder.

Dit kan ook worden geïllustreerd met de betrouwbaarheid van stikstofemissie- en depositiemodellen. De commissie-Hordijk, die dit moest onderzoeken, concludeerde dat de modelkwaliteit voldoende tot goed is om landelijk gemiddeld de stikstofdepositie op natuurterreinen te bepalen en de bijdragen van sectoren aan die depositie te berekenen. Hoewel er lokaal wel relatief grote afwijkingen voorkomen, is er gemiddeld goede overeenstemming tussen modelberekeningen en daadwerkelijke metingen op honderden plekken. Tegelijk werd geconcludeerd dat die modellen niet geschikt zijn voor vergunningverlening. Want het criterium daarvoor is dat je onder een extreem kleine toename in de stikstofdepositie per hectare van een nabijgelegen natuurterrein blijft. En zo betrouwbaar is het model niet.

Evaluatie

Zijn politieke keuzes te baseren op modellen? Ja, mits je geen vragen aan het model stelt waarvoor het feitelijk niet is ontworpen. Dan krijg je berekeningen met een (veel te) grote onzekerheid. Een voorbeeld is de vergunningverlening op basis van stikstofmodellen.

In de politiek zijn er ook andere overwegingen die geen onderdeel zijn van een model, maar die wel meegewogen moeten worden. Die kunnen zelfs heel wezenlijk zijn. Als vragen en gevoelens die niet wetenschappelijk zijn te beantwoorden buiten de orde worden verklaard, kan dat burgers het gevoel geven dat hun problemen in het publieke debat geen aandacht krijgen.

Modelresultaten kennen altijd een bepaalde onzekerheid die twee kanten uitgaat: de werkelijkheid kan gunstiger maar ook ongunstiger uitpakken. Zo worden er circa tien modellen gebruikt om de bandbreedte in de verwachte temperatuurstijging aan te geven bij klimaatvoorspellingen. Uit reconstructie van het verleden blijkt dat de werkelijkheid net iets ongunstiger is dan de meest pessimistische voorspelling.

Kortom: gebruik modellen in het beleid niet kritiekloos. Ga na of het model wel betrouwbaar genoeg is om de vraag te beantwoorden. Is het doelgeschikt? En laat de wetenschap dan de onzekerheden aangeven om onjuiste beleidstoepassingen te voorkomen.

Deze onzekerheid moet de wetenschap ook communiceren. Door te grote beleidsdruk kan men in een positie worden gemanoeuvreerd dat het model overvraagd wordt. Daar valt nog wel iets te verbeteren. Maar laat de beoordeling van modelresultaten niet over aan organisaties die wel een belang maar geen deskundigheid hebben. Die beoordelingen zijn per definitie niet betrouwbaar!

Al eerder schreef de hoogleraar drie op deze website geplaatste artikelen over het stikstofprobleem. Zie resp. hier, hier en hier.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. Bronvermelding: Vries, W. de, 2022, Wetenschappelijk model nuttig maar niet alwetend, Reformatorisch Dagblad 52 (30): 26-27 (artikel).