Home » Kerkgeschiedenis (Pagina 3)

Categorie archieven: Kerkgeschiedenis

Genderverwarring al zo oud als Rome

Misschien bent u niet alleen verontrust, maar ook beangst door de seksuele ethiek die de overheid in onze tijd propageert. Die verontrusting is terecht, maar bang zijn hoeft niet. Ook vroeger was het voor christenen mogelijk om trouw te zijn aan de Heere in tijden van grote morele verschuivingen.

„Als je de eerste vierhonderd jaar kent, begrijp je alles”, zo werd ons theologiestudenten voorgehouden in wat toen nog de propedeuse heette, de voorbereidende studie in de Godgeleerdheid. Het bleek een waar woord. Of het nu gaat om Schriftkritiek, onbetrouwbare gebedsgenezers, een dwaalleer, vervolging of epidemie, het kwam alles in essentie al voor in de Vroege Kerk.

Dat geldt ook voor het probleem dat veel christenen nu bezighoudt: een overheid die verkeerde waarden hanteert op het gebied van huwelijk en seksualiteit. Cicero waarschuwde meer dan vijftig jaar voor Christus al tegen het materialisme en de daarmee samenhangende decadentie van de leidende Romeinse families, die een maatschappelijke voortrekkersrol vervullen.

De brieven van Paulus aan de Korinthiërs laten zien dat buitensporig seksueel gedrag ook voorkwam bij de gewone man. De gemeente in Korinthe bestond immers vooral uit arme mensen met een lage sociale status (1 Korinthe 1:26). Zijn brief aan de Romeinen bevat ernstige waarschuwingen tegen homoseksueel gedrag. De hoofdreden voor de christenvervolging in het Romeinse Rijk was dat christenen de goden van de samenleving en hun rituele praktijken niet wilden erkennen. Veel vervolgingen braken dan ook uit tijdens feesten voor de keizercultus.

Keizer Augustus deed zijn best om enigszins paal en perk te stellen aan deze decadentie door wetten te maken die het gezin beschermden, het krijgen van kinderen bevorderden en overspel strafbaar maakten. Die wetten golden niet alleen voor de rijken maar voor alle Romeinse burgers. Echter, tijdens de regering van Augustus kwam het door de grote tegenstand nooit tot volledige uitvoering. Onder daaropvolgende keizers als Tiberius (kruisiging van Christus) en Nero (marteldood van Paulus en Petrus) werd overspel weer ‘normaal’. Sommige gebeurtenissen uit die tijd komen bijna letterlijk overeen met verschijnselen in onze tijd. Keizer Tiberius had een eiland waarop hij op grote schaal de walgelijkste vormen van pedofilie bedreef, waarbij het eiland en de activiteiten van de miljardair Epstein in onze tijd verbleken.1

Nero’s mannelijke vrouw

Keizer Nero was drie keer getrouwd met een vrouw, maar minder bekend is dat hij daarbij ook twee homoseksuele relaties had. Bij zijn verhouding met ene Pythagoras nam Nero een vrouwelijke rol aan. Later werd dat een mannelijke, waarbij zijn partner als vrouw door het leven moest gaan.

Nero’s verhouding met Sporus laat zich, in termen van onze tijd, het best karakteriseren als een vorm van radicale genderverwarring. Sporus was waarschijnlijk de zoon van Poppaea Sabina, een eerdere vrouw van Nero. De keizer maakte zich in ieder geval schuldig aan homoseksueel kindermisbruik, maar vermoedelijk dus ook aan incest. Bovendien liet hij Sporus castreren, in een poging om hem zoveel mogelijk te laten lijken op een ‘echte’ vrouw. De geschiedschrijver Suetonius spreekt van een „natuurlijke” vrouw. Het uiterlijk van Sporus moest passen bij de genderidentiteit die hem door Nero was aangemeten. Daarop liet Nero de jongen kleden in een bruidsjurk en een sluier. Via een officiële familieceremonie nam de keizer hem daarna aan tot ‘echtgenote’.

Getuigen en bidden

Deze gang van zaken, die uiteindelijk niemand gelukkig maakte, staat angstvallig dicht bij onze tijd. Dat hoeft niet tot angst te leiden. Wel vraagt het moed om niet mee te doen met wat de maatschappij normaal is gaan vinden. Ook in Nero’s tijd was het mogelijk om een trouw getuige van Christus te zijn.

Daarvan mogen wij leren. Evenals Paulus mogen we onbevreesd getuigen van de waarheid en heilzaamheid van Gods regels en bedoelingen. Dat doet de apostel op vele plaatsen in zijn brieven. En uit het boek Handelingen blijkt dat hij ook voor heidense gouverneurs met een slecht zedelijk leven niet zweeg over Gods oordeel. Johannes de Doper werd niet onthoofd omdat hij in Jezus geloofde, maar omdat hij de zondige seksuele relatie van de koning veroordeelde.

Losse zeden zijn een slecht teken voor de toekomst van een samenleving. Dat heeft de Engelse sociaal antropoloog en volkenkundige Joseph Unwin een eeuw geleden reeds aangetoond in zijn boek ”Sex and Culture”, waarin hij het lot van tachtig primitieve culturen en zestien beschavingen op een rijtje zet. Hij laat zien dat een gebrek aan monogame heteroseksuele normen en seksuele vrijheid, met name van vrouwen, de grootste gemene deler zijn voor hun ondergang. Dit onderzoek kwam niet voort uit christelijke overtuigingen. Unwin was zelf een atheïst.

Het zou na Nero nog 250 jaar duren voordat Constantijn ten ­tonele verscheen en er een keerpunt kwam in de publieke moraliteit. Ondertussen baden christenen voor de overheid (1 Timotheüs 2:1-4). Juist voor een regering die hun de moed ontnam, zoals die van keizer Nero.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Zuiddam, B.A., 2023, Genderverwarring al zo oud als Rome, Reformatorisch Dagblad 52 (292): 32 (artikel).

Bouwen aan een creationistisch wereldbeeld – (Literatuur)onderzoek ter onderbouwing van een bijbelgetrouw standpunt

Creationistisch onderzoek is belangrijk voor de opbouw van een creationistisch wereldbeeld. Ik, Jan van Meerten, wil met deze website bouwen aan dit creationistische wereldbeeld. Daarvoor doe ik onder andere (literatuur)onderzoek. Hieronder de grote thema’s waarmee ik mij de afgelopen jaren heb bezig gehouden en waarvoor ik mij de komende jaren, als de Heere de gezondheid en het leven geeft, wil inzetten. Achter het dikgedrukte thema een korte omschrijving. Na de overkoepelende thema’s ook enkele thema’s die kleiner en meer doelgericht zijn opgezet. Als laatste enkele thema’s die ik al jaren als hobbythema heb en graag ook verder uitbouw.

Overkoepelde thema’s

Geschiedenis van scheppingsleer en scheppingsmodel in de periode 1800-1925. Veel sceptici geven aan dat het door hen zo genoemde creationisme ontstaan is met de activiteiten van George McCready Price en de bekende Scopes Trial (1925). De literair-historische lezing van Genesis zou een moderne uitvinding zijn van de laatste honderd jaar. Als het gaat om de scheppingsleer dan lijkt het er echter op dat de eerste 1800 jaar het grootste gedeelte van de kerk de verhalen in Genesis (in ieder geval voor het grootste gedeelte) opvatte als historische gebeurtenissen. In de 18e eeuw waren er zondvloedgeologen en theologen die uitgingen van een historische zondvloed. Sommigen zien de rede van geoloog en natuurtheoloog Adam Sedgewick in 1831 als de grafrede van de zondvloed. Is het daarna stil geworden? Met dit onderzoek naar boeken en artikelen van Nederlandse predikanten, onderwijzers, theologen en natuurwetenschappers van 1800-1925 wil ik aantonen dat het tegendeel waar is. Ik begin daarbij bij de afgescheiden en dolerende kerken (1834-einde van het onderzoeksgebied) en de kring rond het zogenoemde Reveil (1817-ca 1865), maar hoop dat later breder te kunnen trekken.

Visie Gereformeerde Gezindte op schepping of evolutie vanaf 1925. Zelf aangesloten bij de Gereformeerde Gemeente doe ik graag onderzoek naar de visie van de Gereformeerde Gezindte in de breedste zin van het woord op schepping en evolutie. Deze periode start in 1925, omdat in het vorige onderzoek genoemde periode dan eindigt. Onder de Gereformeerde Gezindte versta ik de volgende kerken en groeperingen: Gereformeerde Bond binnen de Protestantse Kerk in Nederland, Hersteld Hervormde Kerk, Voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland, Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, Nederlands Gereformeerde Kerken, Gereformeerde Kerken Nederland, de Gereformeerde Kerken (hersteld), Christelijke Gereformeerde Kerken, Gereformeerde Gemeente, Gereformeerde Gemeente in Nederland, Gereformeerde Gemeente in Nederland buiten verband, Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland en diverse vrije gereformeerde kerken en evangelisaties.

Geologie van de Benelux. Creationisten uit Nederland, België en Luxemburg (Benelux) hebben de afgelopen jaren relatief weinig aandacht besteed aan de geologie van de Benelux. Rond de millenniumwisseling was er een expositie over ijstijden op Urk, drs. Tom Zoutewelle van Creaton organiseert jaarlijks excursies naar de Ardennen, drs. Hans Hoogerduijn heeft als het gaat om de Ardennen in privésfeer artikelen geschreven, ing. Stef Heerema schreef en sprak over de zoutlagen in Noord-Nederland en ijstijdverschijnselen en ing. Cok van der Louw schreef in het verleden een brochure over de zondvloed in Nederland en deed wat veldwerk. Het is hard nodig dat er meer veldwerk en literatuurstudie wordt gedaan door creationisten naar de ondergrond van de Benelux. Graag zou ik samen met een groep studenten en academici werken aan veldwerk, literatuurstudie en publicaties over de ondergrond van de Benelux in creationistisch perspectief.

Geologie van Hongarije. Creationisten hebben erbarmelijk weinig nagedacht over de geologie van Hongarije. Samen met Lorens Knap van Hongarije Holidays heb ik een vijfdaagse geologie-excursie naar Hongarije georganiseerd. We hebben daar vulkanische afzettingen, zand- en kalksteenformaties en grotten bekeken. Ik hoop de geologische locaties verder in kaart te brengen, (literatuur)onderzoek te doen en de geologische en paleontologische zaken te beschouwen binnen een creationistisch wereldbeeld.

Onderbouwing zondvloed/post-zondvloed-grens. De zondvloed/post-zondvloedgrens is een discussiepunt onder creationisten. Sommige creationisten beweren dat de geologische kolom van ná het Precambrium ná de zondvloed is afgezet. Andere creationisten denken dat de zondvloedgrens om en nabij het Perm ligt of iets lager, in het Devoon. Weer andere creationisten geven aan dat de grens om en nabij Krijt/Paleogeen ligt. Nog weer andere creationisten denken dat de grens in de buurt van de Mioceen/Plioceen-grens ligt. En als laatste zijn er creationisten die aangeven dat de zondvloedgrens boven de zogenoemde ‘ijstijdafzettingen’ ligt. Ik ben mijn hele creationistische leven hier al over na aan het denken en mijn voorkeur gaat momenteel uit naar de Krijt/Paleogeen-grens als interessante werkhypothese. Hiervoor wordt door verschillende academische creationisten onderbouwing gegeven. Maar zijn die argumenten overtuigend genoeg? De tijd zal het leren.

Scheppings-, paradijs- en zondvloedverhalen. Bij aloude volkeren zijn talloze schepping-, paradijs- en zondvloedverhalen te vinden. Het is goed om deze verhalen in kaart te brengen en te kijken hoe ze aan elkaar verwant zijn. Veel oudtestamentici kijken daarbij slechts naar het Midden-Oosten, maar mijn doel is om dit gegeven wereldwijd te bezien!

Menselijke evolutie. In de afgelopen honderdvijftig jaar zijn er verschillende mensachtigen gevonden. De vraag rijst op groot de menselijke variatie is onder de mensachtigen. Creationisten schrijven al net zo lang als de vondsten over deze vondsten. Sommige creationisten zijn zeer stellig, anderen meer voorzichtig. Hoeveel evolutie kan de menselijke ‘soort’ aan en hoe groot was de variatie in het verleden?

Versmalde thema’s

Mount St. Helens. In 1980 blies de vulkaan Mount St. Helens zijn top eraf. Dat leidde tot allerlei geologisch interessante verschijnselen. Creationisten hebben deze verschijnselen in kaart gebracht en daar over gepubliceerd. Ik ben deze publicaties aan het verzamelen en wil dat samenvatten in een groot verhaal zodat we in Nederland ook mee kunnen genieten van dit creationistische onderzoek. Replieken op dat onderzoek moeten worden weersproken en zo nodig weerlegd zodat dit een icoon kan blijven van het catastrofisme.

St. Joris en de draak. Dankzij een sponsor ben ik in 2018 op bezoek geweest bij het Creation Museum van Answers in Genesis. De video’s die in het Creation Museum getoond worden zijn in een collectie dvd’s uitgegeven: The Creation Museum Collection. Eén dvd in deze collectie gaat over draken en beeldt aan het begin de legende van St. Joris en de draak uit. Er is kritiek gekomen op het gebruik van deze legende door creationisten. De draak in het verhaal zou in de oorspronkelijke verhalen niet voorkomen. Joris zou in dat geval nooit met een draak gestreden hebben. De draak is later toegevoegd. Indien dat het geval is, kunnen wij het verhaal niet gebruiken ten gunste van de vanuit ons wereldbeeld opkomende gedachte dat mensen en dinosauriërs samen geleefd hebben. Daarom wil ik onderzoek doen naar de herkomst en de receptiegeschiedenis van deze legende door de eeuwen heen.

De planetologie van ons zonnestelsel. Ons zonnestelsel heeft mij al vanaf mijn vroegste jaren gefascineerd. Hoe kan het zo zijn dat slechts op aarde leven voorkomt? Is dit zonnestelsel werkelijk zo oud als naturalistische wetenschappers beweren? Hoe zijn de geologische verschijnselen op manen en planeten in ons zonnestelsel ontstaan? Met dit afgebakende, maar uitgebreide onderzoek, wil ik mij daarmee bezig houden.

RATE-project. Binnen dit versmalde thema wil ik op zoek naar materialen rondom het zogenoemde RATE-project. Er is door de jaren heen veel materiaal over geschreven, vervolgonderzoek gedaan etc. Ik zou dat vervolgonderzoek graag willen samenvatten in een artikel, een ander artikel wijden aan het (voor)traject en in een laatste artikel alle kritieken bundelen.

Walvissen van de Pisco-formatie. Een van de paradepaardjes van creationistisch onderzoek vind ik de walvissen van de Pisco-formatie. Binnen dit versmalde thema wil ik het onderzoek samenvatten, werken aan een of meerdere artikelen over dit onderzoek en zo het in Nederland bekendmaken.

Hobbythema’s

Genealogie van het geslacht Van Meerten. Ik ben al jaren bezig met de genealogie van het geslacht Van Meerten. Veel materiaal heb ik in uitgeprinte of (digitaal) offline vorm. Ik zou deze genealogie graag voor een breed publiek bekendmaken zodat mijn familieleden of ‘geslachts’genoten mee kunnen denken en mee kunnen genieten.

Betuwse streekgeschiedenis. De eerste Van Meerten die in de bronnen voorkomt (zo rond 1100) is gevestigd in de Betuwe. Ik zou graag meewerken aan de Betuwse streekgeschiedenis tot aan 1900 om zo een beeld te krijgen van het leefgebied waarin mijn voorgeslacht woonde.

Dit artikel verscheen in 2019 op de oude website van ‘Oorsprong’ en is hier licht aangepast overgenomen. Omdat mijn gezondheid door hartfalen dagelijks broos is en ik veel bedlegerig ben lukt het niet om daadwerkelijk veldwerk te doen en zal het voorlopig bij literatuuronderzoek blijven. Gebed gevraagd of de Heere de middelen wil zegenen! Dit is een werkdocument en kan aangepast worden!

De kanttekeningen bij de eerste elf hoofdstukken van Genesis in de Statenvertaling en onze vroegste geschiedenis – Deel 1: Proloog

Tegenwoordig verschijnen er veel studiebijbels of bijbels met aantekeningen. Helaas zijn daar ook evolutionair getinte uitgaven bij. Deze dienen met argumenten te bestreden te worden, want de evolutionaire geschiedenis staat haaks op de Bijbelse geschiedenis. Bijbels met kanttekeningen zijn overigens geen moderne verschijnselen. Vroeger schreef en drukte men al dergelijke Bijbels. De ‘Kanttekeningen bij de Statenvertaling’ uit 1637 zijn één van de bekendste kanttekeningen bij de Bijbel. Deze kanttekeningen werden in 1657 óók in het Engels vertaald. Vervolgens in het Duits (1665) en in het Frans (1669). Ze werden daardoor een begrip in de Gereformeerde Theologie en zijn zeker in Nederland zeer bekend. Wat zeggen deze kanttekeningen over onze vroegste geschiedenis zoals deze verwoord is in de eerste elf hoofdstukken van Genesis? U zult zien dat hier uitgegaan wordt van het klassieke scheppingsgeloof van een zesdaagse schepping, een werkelijk plaatsgevonden zondeval en een wereldwijde zondvloed. Vandaag het eerste deel: de proloog.

Op de eerste genummerde bladzijde in mijn Statenbijbel met kanttekeningen staat als inleiding op Genesis een proloog (of voorrede/voorwoord/inleiding). De titel van dit bijbelboek luidt in de Statenvertaling voluit: ‘Het eerste boek van Mozes, genaamd Genesis’. De Statenvertalers gaan ervan uit dat, anders dan de huidige en moderne theologie, Mozes het boek Genesis op schrift gesteld heeft. Dat is wel helder op te maken uit de proloog.

Geboorte of oorsprong

Het woord ‘Genesis’ is volgens de kanttekeningen uit de Griekse taal genomen en heeft als betekenis: ‘geboorte, oorsprong of geslacht’. In dit bijbelboek vinden we het begin of de geboorte van alle ‘zienlijke en onzienlijke dingen’.1 Deze beginselen zijn door God ‘in het begin door Zijn woord uit niet geschapen’. Hieronder ook de mensen ‘begiftigd met Gods beeld’. Deze mens werd in het paradijs geplaatst om, als hij gehoorzaam bleef, ‘eeuwiglijk te leven’. Van dit eeuwige leven was de ‘boom des levens’ een zichtbaar teken. In de scheppingsgeschiedenis is ook de reden te lezen voor de onderhouding van de sabbat en de instelling van het huwelijk.

Zonde en belofte

In de eerste hoofdstukken van Genesis lezen we ook over ‘het beginsel der zonde, des doods en allerlei ellenden’. Dit is over de wereld gekomen door ‘de ongehoorzaamheid van Adam en Eva in het eten van de verboden vrucht’. We zien de zonde ook terugkomen bij de geschiedenis van ‘een geweldigen vloed’ die ‘over het gehele menselijke geslacht’ wordt ‘uitgestort’. We lezen hier echter ook van de eerste belofte van genade en verlossing ‘des mensen door het Zaad der vrouw, Dat God uit loutere barmhartigheid geven zou, om den kop der slang (dewelke den mens tot ongehoorzaamheid geraden had) te vermorzelen, de zonde en den dood weg te nemen, en de verloren gaven der gerechtigheid en des levens weder te brengen’.

Kaïnieten en de zondvloed

In de eerste hoofdstukken van Genesis lezen we ook over ‘het eerste begin der rechte leer, religie en godsdienst, die met die eerste belofte voortgekomen is, en vervolgens van de ware kerk, niet alleen door den dienst van Adam, van Abel (dien Kaïn vermoordde), van Seth, Henoch, Noach, en de anderen naarstiglijk vergaderd’. Deze ware kerk werd door God tot en met Noach ‘genadiglijk bewaard’. De nakomelingen van Kaïn, die deze proloog ‘afvallige Kaïnieten noemt’, verwierpen de waarheid, vervalsten de godsdienst en verachtten de ‘godvruchtigheid’. Deze Kaïnieten zonderden zich af van ‘dat heilig volk’. De straf van de zondvloed kwam ‘door hun grove zonden en schanden’. Noach werd echter behouden met de zijnen.

Volkerentafel

Na de zondvloed werd de aarde weer hersteld. De eerste hoofdstukken van Genesis maken ook melding van de afkomst van de volkeren, de eerste belofte van de roeping van de heidenen en het begin van de eerste monarchie. Daarnaast lezen we van de verdeling van de talen. In de proloog wordt aangegeven dat de eerste geslachtsregisters diende ‘tot berekening der tijden en onderscheiding der volken’.

Het voornaamste oogmerk van Mozes om dit te verhalen is ‘aan te wijzen de wederoprichting der kerk, die uit het kleine hoopje van Noachs huisgezin voortgekomen zijnde’. Deze kerk is ‘een tijdlang in het geslacht van Sem (…) bewaard geweest’, maar uiteindelijk ook tot afgeoderij vervallen. Melchizedek en de zijnen worden in de proloog gezien als ‘een overblijfsel van de kerk’. Het heeft ‘Gode’ echter ‘beliefd een zeker geslacht uit de nakomelingen van Sem te verkiezen, hetwelk Hij van alle natiën afgezonderd hebbende tot Zijn eigendom heiligen wilde’. Hij heeft ‘uit louter genade Abraham met zijn nakomelingen aangenomen, en hem uit Ur in Chaldea, alwaar hij een afgodendienaar was, geroepen in het land Kanaän’ en hem beloofd dat de Messias ‘uit zijn zaad geboren zou worden’.

De proloog gaat daarna verder met de geschiedenissen van Abraham, Izak en Jakob en sluit af met Jozef. Met het levenseinde van Jozef eindigt het boek Genesis ‘begrijpende de historie van meer dan 2300 jaar’.

Ten slotte

We zien in beschrijving van deze proloog dat de kanttekenaren aangeven dat het om geschiedenis gaat. De letterlijke zes dagen behoren kennelijk niet tot de hoofdelementen van de proloog, maar de ouderdom van de aarde wordt wel benoemd. Van de schepping tot Jozef beslaan 2300 jaar. Overigens wordt wel benadrukt dat de zienlijke en onzienlijke dingen door Zijn Woord uit niet zijn geschapen. De zondeval en de beloofde Messias staan centraal in de proloog. De mensheid wordt getekend in zijn verdorvenheid, maar God is barmhartig (‘loutere barmhartigheid’) en genadig (‘louter genade’). Er wordt redelijk uitgebreid verwezen naar de zondvloed en de geslachtsregisters hebben als doel om de tijden te berekenen en een onderscheid te maken tussen de volkeren. Er wordt geen ‘gat’ gesignaleerd tussen Genesis 11 en Genesis 12, het gaat in Genesis om doorlopende geschiedenis.

Voetnoten

Predikanten uit de Vrije Oud Gereformeerde Gemeente en onze vroegste geschiedenis (1) – Ds. J. Goudriaan (1946-2023), Dragen of gedragen worden

Dragen of gedragen worden’.1 Deze titel heeft het achtendertigste nummer in de Eskol Reeks meegekregen. Het is een preek van wijlen ds. J. Goudriaan (1945-2016). De preek heeft als kernteksten Jesaja 46:1-42. Hieronder kijken we vooral naar wat de predikant te zeggen heeft over onze vroegste geschiedenis van schepping, zondeval, zondvloed en spraakverwarring.

Het wonder van de schepping

Ds. J. Goudriaan spreekt in deze preek over het wonder van de schepping. Het gaat om God ‘Die wonderen doet en werkt’. Jesaja roept op om naar die God, dat is Israëls God, te horen. “’Hoort naar mij’, Ik, de God, Die hemel en aarde heeft voortgebracht uit niets. Ik, de God, Die de Schepper van dezelve ben.” Hij is niet alleen de Schepper maar ook de Herschepper van Zijn uitverkorenen.3

Mesech

De predikant verwijst naar dit leven als ‘Mesech der ellenden’.4 Een kind van God zal, ‘op grond van hetgeen dat Hij [dat is Christus, JvM] gedragen en doordragen heeft’ mogen weten dat Hij hem of haar ‘zal dragen door dit Mesech’.5 Mesech komt ook voor in de volkerentafel van Genesis 10 als een van de zonen van Jafeth (Genesis 10:2). Waarom dit aardse leven het ‘Mesech der ellenden’ wordt genoemd legt de predikant in deze preek helaas niet uit.

Babylonische verwarring

Ds. Goudriaan geeft ook nog aan dat deze tijd ‘een tijd’ is ‘van de Babylonische verwarring’? Hij lijkt echter meer te verwijzen naar het Babel ten tijde van Jesaja, dan het Babel ten tijde van de torenbouw.6

Voetnoten

Tweede vooraankondiging van ‘Inzicht: Wetenschap voor Gods aangezicht’ – Bundel over geloof en wetenschap verschijnt eind maart 2023 D.V.

Vorig jaar schreven we al over de bundel over geloof en wetenschap met als titel ’Inzicht: Wetenschap voor Gods aangezicht’.1 Door omstandigheden liet de verschijning een jaar op zich wachten. Onder de bezielende leiding van en het vele werk door dr. Mart-Jan Paul is het toch mogelijk geworden de bundel te laten verschijnen. De verschijningsdatum staat nu gepland op eind maart 2023 D.V. De bundel is geredigeerd en ligt nu bij de drukker. De uitgever werkt momenteel ook aan de invulling van een presentatieavond. Wanneer daar meer informatie over beschikbaar is, zal dit worden gedeeld via deze website. Mocht u het boek alvast willen reserveren, dan kan dat hieronder via het reserveringsformulier.

Informatie op de achterkant

“Is het mogelijk geloof en wetenschap te combineren, of zijn het twee gescheiden werelden? In deze bundel komen achttien Nederlandstalige wetenschappers aan het woord die van harte een verbinding voorstaan. Op hun eigen wetenschapsgebied laten zij zien dat vooronderstellingen een grote rol spelen. Deze deskundigen wensen wetenschap te bedrijven ‘voor Gods aangezicht’. Naar hun overtuiging is het belangrijk rekening te houden met de Schepper van deze wereld en Zijn openbaring. Die houding geeft meer inzicht in onze werkelijkheid dan wetenschappelijke methodes op zichzelf kunnen bieden. De gangbare wetenschap houdt immers geen rekening met Gods handelen. In deze bundel staan artikelen over theologie, kerkgeschiedenis, wetenschapsvisie, natuurwetenschappen en biologie. Het doel van deze bijdragen is inzicht in Gods schepping, zodat we ons over Hem verwonderen.”

Catalogus De Banier

De onderstaande pagina is opgenomen in de voorjaarscatalogus van uitgeverij De Banier. Op deze pagina staan nog meer boekgegevens.

Mocht u voor uzelf, of voor anderen, alvast een boek reserveren dan kunt u hieronder uw gegevens achterlaten. Wanneer het dan zover is ontvangt u een factuur én de vraag hoe u het boek in bezit zou willen krijgen (via de post of tijdens de presentatieavond).

Boekexemplaar reserveren

Voetnoten

VU verloochent christelijke achtergrond door aanpassing votum

De wijziging van votum en lofprijzing binnen de VU in een meer ”inclusieve” tekst kwam voor veel medewerkers toch nog als een verrassing. Juist in de huidige tijd, vol zorgen rond psychische belasting van wetenschappers en studenten, is een onveranderlijk kernwaardenstelsel zeer belangrijk. Het Woord verder afstoten is daarmee niet verenigbaar.

In 1980 verscheen ter ere van het honderdjarig bestaan van de VU het prachtige boek ”Wetenschap en Rekenschap”. Er was destijds acht jaar aan gewerkt. Het staat vol bespiegelingen over studeren en onderzoeken aan een christelijke universiteit. De kerngedachte van dit boek sluit aan bij het hoofdredactioneel commentaar waarin wordt gewezen op de eeuwenlange geschiedenis waarop de VU voortbouwt (RD 3-12). Een geschiedenis die zelfs verder teruggaat dan het moment waarop Calvijn in zijn ”Institutie” neerschreef dat wetenschap als een gave van God moet worden beschouwd.

Het mag een student nog vergeven worden als deze vanuit een bijna puberale opstandigheid meent te moeten zeggen dat wetenschap en religie slecht verenigbaar zijn. Daarentegen ligt dit voor de wetenschappelijk onderzoekers in dienst van de VU volkomen anders. Van hen mag wel degelijk worden verwacht dat zij zich rekenschap geven van een lange geschiedenis van christelijke wetenschapsbeoefening. De wijze waarop aan de VU de promotieceremonie is ingericht, reflecteert dit heel erg goed. Het publieke karakter van de verdediging van het wetenschappelijke werk wordt daarbij in een kort gebed gerelateerd aan een verantwoording tegenover God.

Naast een moment van bezinning is dit tevens een uiting van dankbaarheid. Die dankzegging strekt zich uit naar de oprichters van de VU en het christelijk fundament waarop dit instituut steunt.

Arbeidsomstandigheden

Psychische arbeidsbelasting is al jaren een duidelijk probleem binnen het Nederlandse universitaire bestel. De VU vormt daarop helaas geen uitzondering. Voor veel onderzoekers is het moeilijk hun levensopdracht vorm te geven onder enorme werkdruk, met korte contracten en in een zeer competitieve werksfeer.

Een paar maanden geleden had ik samen met acht andere VU-medewerkers een gesprek met de rector, prof. dr. J. Geurts, over arbeidsomstandigheden en het nationale programma ”Erkennen en Waarderen”. In dit gesprek toonde Geurts zich opvallend openhartig en bezorgd over het probleem van psychische arbeidsbelasting en de gevolgen daarvan voor individuele wetenschappers. Ook over zeer schrijnende situaties was met hem het gesprek te voeren. Daarmee toonde Geurts zich een rentmeester van een van de belangrijkste waarden binnen de VU: als gemeenschap van onderzoekers hebben wij ook een opdracht om naar elkaar om te zien. Juist in het verlengde van deze waarde is de voorgestelde wijziging van het votum voor veel kerkgaande VU-medewerkers erg moeilijk te begrijpen.

Een standvastig kernwaardenstelsel kan alleen gestalte krijgen als het in hoofdzaak onveranderlijk is. Het moet niet buigen voor de laatste modegrillen en zich al helemaal niet schikken naar veranderlijke onderwerpen als ”inclusiviteit”, waarvan de interpretatie bijna maandelijks lijkt te wijzigen. De opdracht om zich rekenschap te geven van het verleden omvat ook het vasthouden en eerbiedigen van oorspronkelijke waarden. Professor Geurts zou er daarom goed aan doen het Woord niet af te stoten, maar juist af te stoffen.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Hulst, A.C. van, 2022, VU verloochent christelijke achtergrond door aanpassing votum, Reformatorisch Dagblad 52 (215): 32-33 (artikel).

Augustinus wijst de mens zijn plaats als schepsel

„God wil dat aan zijn gerechtigheid wordt voldaan.” Is zo’n zin niet typisch voor de traditie van Anselmus en Calvijn, waarin sterk in juridische termen gedacht wordt over de relatie God-mens. Zou dat nu niet anders moeten?

Het denken over de relatie tussen God en mens in rechtstermen is stevig verankerd in de theologie van de Vroege kerk. Hiermee richtte de kerk zich tegen de gnostiek. Dit kan inzichtelijk worden gemaakt aan de hand van Augustinus’ discussie met de manicheeërs, een gnostische sekte waar hij zelf een lange tijd bij hoorde.

Volgens de manicheeërs zijn goed en kwaad twee substanties die eeuwig tegenover elkaar staan. Onze wereld is ontstaan doordat de kwade natuur tegen de goede god in opstand kwam. De stoffelijke wereld zoals wij die kennen, is kwaad, maar in alles zitten stukjes van god opgesloten. Dat geldt ook van de mens. Zijn ziel is een deel van god dat gevangen zit in een lichaam dat zelf hoort bij de kwade natuur. En in hem strijden die twee naturen steeds om de voorrang. De mens is ten diepste goddelijk, maar lijdt voortdurend onder de slechte invloed van externe krachten.

Augustinus ziet, op grond van de Bijbel, God als de almachtige Schepper en de wereld en de mens als zijn schepselen. De wereld is niet het product van een kosmische strijd tussen twee machten, maar het maaksel van de goede Schepper. Deze Schepper regeert zijn schepselen volgens zijn wet. Zijn schepselen zijn geroepen Gods wet te gehoorzamen. De zon, de maan, de planten en de dieren doen dat vanzelf; zij functioneren volgens hun aard. Maar mensen en engelen schiep God met een vrije wil. Zij moesten er bewust voor kiezen om God te gehoorzamen. God zou gehoorzaamheid belonen en ongehoorzaamheid straffen. Augustinus ziet de schepping als een rechtsstaat, die onderhouden en geregeerd wordt door een rechtvaardige én genadige koning.

Tegenover de manicheeërs benadrukt Augustinus dat het kwaad geen substantie is, evenmin iets buiten de mens dat hem overkomt. Het is allereerst de keuze van de mens zelf om zijn Schepper ongehoorzaam te zijn.

Het kwaad is allereerst zonde. Omdat God rechtvaardig is en rechtvaardig handelt, reageert hij op de zonde door die te straffen. Die straf bestaat in de ”corruptie” van de menselijke natuur naar ziel en lichaam. Door de zonde van Adam is geen mens meer in staat om het goede te willen en te doen, en bovendien krijgt hij een sterfelijk lichaam. Zijn lichaam gehoorzaamt niet meer aan zijn ziel. Omdat zijn ziel zijn meester (God) ongehoorzaam was, wordt nu de knecht van de ziel (het lichaam) diens meester ongehoorzaam.

Verlossing

Wat leren we voor vandaag van het verschil tussen Augustinus’ visie op het kwaad en die van de manicheeërs? Het manichese mensbeeld is vooral tragisch. De mens is zelf ten diepste goddelijk, maar zijn goddelijke kern wordt onderdrukt door machten van buiten. Die onderdrukking is het kwaad in zijn leven. Verlossing is dat de mens bevrijd wordt van die macht. Zolang die macht zijn innerlijke kern in de weg staat, kan hij zich niet ontplooien.

Bij Augustinus is het kwade allereerst zonde. Een daad van de mens tegenover God, waardoor hij Gods straf over zijn leven afgeroepen heeft. Verlossing betekent vooral dat de mens weer in de rechte verhouding tot God komt te staan, en daardoor van Gods straf wordt bevrijd.

Mijn indruk is dat christenen vandaag veel kunnen hebben aan Augustinus’ anti-manichese theologie. Onze cultuur wordt ook gekenmerkt door een grote verering van de subjectiviteit van de mens. Het innerlijk krijgt haast een goddelijke status, net zoals de ziel in de gnostiek. Je bent pas echt vrij als je uiting kunt geven aan je eigen ”ik”. Externe krachten die dat in de weg staan, zijn daarmee automatisch kwaad.

Christenen krijgen van deze kijk op de mens gemakkelijk een tik mee, juist omdat zowel het manicheïsme als het moderne liberalisme aansluiten bij de oerzonde van de mens: zich gelijk stellen met God. God wordt de grote bevestiger van ons eigen ”ik”. Of God ligt in elk geval in het verlengde van onze goede bedoelingen. Het onderscheid tussen God en ons verdwijnt in feite. Woorden als wet en gehoorzaamheid worden irritant, omdat ze eraan herinneren dat je als mens onder God staat en Hij geen verlengstuk van ons is (of wij van Hem).

Evangelie

De polemiek van Augustinus tegen de manicheeërs herinnert ons eraan dat de mens onder God staat en geschapen is in een rechtsrelatie tot Hem. Ook de leer van de verlossing staat in dat kader. Dat is geen uitvinding van Anselmus of Calvijn, maar behoort tot de antignostische erfenis van de kerkvaders. God de Schepper heeft recht op onze liefde en gehoorzaamheid, en wij zijn verplicht Hem die te geven, om te kunnen leven. En het Evangelie is nu dat Hij zelf de gerechtigheid aan ons geeft die Hij van ons eist.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Egmond, B. van, 2019, Augustinus wijst de mens zijn plaats als schepsel, Reformatorisch Dagblad 49 (196): 26-27 (artikel).

Heel de Bijbel had voor Luther onfeilbaar gezag

Wie zich op Luther wil beroepen om de moderne Schriftkritiek te legitimeren, behandelt de reformator niet fair. Voor de Bijbel dient men te buigen en alle bezwaren van het verstand te laten varen, luidde zijn visie.

Het artikel met als kop ”Het gevaar van Luthers stoerheid” van dr. C. P. de Boer (RD 29-10) riep bij mij vragen op. Allereerst de vraag of Luther met zijn ”was Christum treibt” een heldenstatus wilde creëren? De kop lijkt op het eerste gezicht die indruk te willen wekken. Luthers uitspraak „Wij voeren Christus aan tegen de Schrift” komt flink, sterk en onverschrokken over. Zo suggereren sommigen ook dat Luther op de Rijksdag van Worms bewust een publieke stunt wilde uithalen met zijn „Hier sta ik, ik kan niet anders”, enzovoorts.

Wilde Luther stoer doen, shockeren, met zijn bewering dat elke Bijbeltekst waarin hij Christus niet vond voor hem van minder waarde was dan de woorden waarin Hij helder straalt? Dr. De Boer zelf zegt dat niet met zoveel woorden. Hij schrijft alleen dat het „vandaag stoer klinkt”! Ja, maar voor wie? Bedoelt hij de theologen van gereformeerde origine die op de hermeneutiek van de confessie zijn uitgekeken? Wordt Luther nu de vaandeldrager van nieuwe hermeneutische inzichten? Ja, dat is inderdaad riskant. Voor henzelf en voor de gemeenten die zij dienen. Het slot van het artikel lijkt die kant op te gaan.

Ik veronderstel dat dr. De Boer wil zeggen dat hedendaagse exegeten en hermeneuten van reformatorische origine Luther goed denken te kunnen gebruiken als baanbreker om ruimte te maken voor vernieuwende inzichten, in de trant van: ”Kijk maar, Luther slikte ook niet alles wat hem in de Bijbel voorgeschoteld werd. Hij had de moed om Christus zo nodig tegen de Schrift uit te spelen.”

Vrolijke ruil

Zij die Luthers werk als vrijbrief voor moderne Bijbeluitleg denken te kunnen gebruiken, moeten wel eerst bedenken wat de reformator bewoog om uitspraken te doen als: „Wij voeren Christus aan tegen de Schrift.” Het ging Luther om het Evangelie van de vergeving van de zonden. De rechtvaardiging van de zondaar. Dat was voor hem de kern van heel de Bijbel. Hét Woord van God is de belofte van onvoorwaardelijke vrijspraak van de zondaar die door de genade van het geloof Christus aangrijpt en zodoende bevrijd wordt van schuld en eeuwige straffen. De zondaar geeft zijn zonden aan Christus en krijgt Zijn gerechtigheid ervoor terug. Ja, de ”vrolijke ruil” noemde Luther dat.

Door die persoonlijke ontdekking was Luther inderdaad zo vrolijk, dat hij in heel de Bijbel die ruil terug wilde vinden. Dit Evangelie was voor hem hét Woord van zijn God. En zij die dat hebben ervaren, weten wat hij bedoelt.

Geen heilige

Dat Luther soms onbehoorlijk kon doorslaan, is alom bekend. Zijn onstuimige boekje ”Von den Juden und ihren Lügen” zou niet voor de Nobelprijs voor de vrede in aanmerking komen. Luther zelf zou overigens geen moete hebben gehad met mensen die hem niet als een heilige en perfecte gelovige en exegeet vereren. Van Lutherverering was hij niet gediend: „Christus is heilig, ik niet.” En wij vergeven hem zijn tirade tegen Jakobus, die ons volgens Luther in zijn brief te veel werk en te weinig genade en geloof laat lezen. In zijn latere werk matigde hij trouwens zijn kritiek op Jakobus.

Voorkeuren

Eén ding is zeker: Luthers moeite met bepaalde passages in de Bijbel betreft niet de geloofwaardigheid van de Bijbel zelf. De Duitse theoloog Paul Althaus, die persoonlijk de historische kritiek op de Bijbel accepteert, heeft dat in zijn belangrijke boek ”Die Theologie Martin Luthers” duidelijk gemaakt. Luther speurde in de Schrift naar zijn lieve Jezus Christus, maar vond Hem niet altijd zo gauw als hij verlangde. „Nur da, wo Luther Verdunkelung des Evangeliums in der Schrift findet, bestreitet er den Charakter als Wort Gottes”, aldus Althaus. Maar dat de Bijbel als geheel het betrouwbare Woord van God is, daar twijfelde hij niet aan: „Das Wort sollen Sie stehen lassen!

Luther doolde als een speurhond over Gods wegen in de Bijbel om de reuk van Christus en Zijn genade te ervaren. Hij had voorkeuren, jazeker. De Bijbel bevatte voor zíjn beleving niet op elke plaats even veel karaat goud. Maar ondanks zijn voorkeur voor het Evangelie van Johannes en vooral voor de brief van Paulus aan de Romeinen bestreed hij niet het gezag van de Bijbel als geheel.

Althaus onderstreept dat in zijn boek over Luthers visie op de Schrift. De Schrift is voor hem boven alles het door de Heilige Geest opgestelde Boek en als zodanig van onfeilbaar gezag. Voor dat Boek dient men te buigen en alle protesten en bezwaren van het verstand te laten varen.

Tijdgeest

Luther is geen baanbreker voor de 18e-eeuwse Verlichting, die de Bijbel, met zijn ”onbegrijpelijke” teksten over wonderen, verzoening, opstanding, verkiezing en voleinding, de oorlog verklaarde. En wat er verder volgde. Nee, Luther is zeker geen vader van de historisch-kritische hermeneutiek. Zijn heel persoonlijke christocentrische benadering van Bijbelteksten is van een radicaal ander gehalte dan het loslaten van de onstabiele tijdgeest op Gods openbaring in de Bijbel.

Bij Luther vindt het omgekeerde plaats. Hij gaat juist heel flink en onverschrokken met de Bijbel op de tijdgeest af en laat er niets van heel. Want het is een geest die de eigen vroomheid boven Christus verkiest. De tijdgeest heeft geen verstand van de ”vrolijke ruil”. Toen niet en nu ook niet.

Moderne exegeten en hermeneuten willen Luther voor hun karretje spannen, maar Luther leent zich daar niet voor. Hij trekt dat niet, om zo te zeggen. Moderne exegeten zijn Luthers vrienden juist niet, omdat zij, anders dan de reformator uit Wittenberg, de confrontatie ontlopen. Zij trekken Christus steeds weer de modieuze kleren van hun eigen tijd aan en maken van Hem een herkenbare en acceptabele moraalridder. De eindeloze aanpassingen aan de smaak van het publiek getuigen niet van moed. Ze bieden ook geen uitkomst. Het gevolg is de ontkerstening van Christus en daar moet je bij Luther niet mee aankomen.

Wie met een beroep op Luthers vermeende stoerheid uitdraagt dat actuele filosofische en psychologische inzichten in de hermeneutiek de dienst moeten gaan uitmaken, moet Luther met rust laten. Die tapte echt uit een ander vaatje.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Meij, L.W. van der, 2022, Heel de Bijbel had voor Luther onfeilbaar gezag, Reformatorisch Dagblad 52 (189): 38-39 (artikel).

Augustinus’ waarschuwing

Augustinus blijft populair onder christenen die geloven dat God de wereld door middel van evolutie en ”survival of the fittest” geschapen heeft. Met name een passage van de kerkvader over „christenen die wetenschappelijke onzin verkondigen” scoort hoog.

De bedoelde aanhaling van Augustinus wordt met groot gemak toegepast op mensen die nog durven uit te gaan van de historische betrouwbaarheid van de Schrift (zie ”Roekeloos wetenschappelijke onzin roepen citaat”). Concreet, wanneer het om de bestrijding van creationisme gaat, verdwijnen soms de basale fatsoensregels uit de discussie. In verschillende publicaties sturen theïstisch evolutionisten een medechristen weg met een citaat uit Augustinus’ verklaring van Genesis dat impliceert dat de creationist wetenschappelijk volslagen onkundig zou zijn. Hij zou bovendien anderen van het geloof afhouden door zijn mond open te doen. Zo’n benadering getuigt van diepe minachting voor het creationistische standpunt. De bewuste aanhaling van Augustinus staat ook op pro-evolutiewebsites en in academische publicaties zoals het ”Counter-creationism Handbook” (2007) van Mark Isaak.

Geloofsboek

In de strijd tegen het creationisme wordt Augustinus gewoonlijk in het Engels aangehaald, niet in het Latijn of het Nederlands. Dat geeft reeds aan dat de bron zelf niet is ingezien. Het Engelse citaat komt overigens uit een boek uit 1982 dat bijna niemand bezit, laat staan gelezen heeft. Het typisch evolutionistische gebruik van deze passage is dan: „Blijkbaar had Augustinus in zijn tijd moeite met mensen die wetenschappelijke conclusies trokken over de wereld op grond van de overtuiging dat Genesis natuurwetenschappelijke informatie verschaft.” De Bijbel is volgens die evolutionistische opvatting niet meer dan een geloofsboek en mag niet anders worden gebruikt.

De kerk heeft daar lange tijd anders over gedacht. Augustinus ook. De boodschap van hoop en genade rustte volgens de kerkvader op de historische realiteit van zonde, dood en oordeel. Dood, ziekte, verderf kwamen in de wereld als gevolg van de zondeval. De hoop en genade in de Schrift hebben een historisch-feitelijke context.

Die notie ontbreekt bij het theïstisch evolutionisme in zijn huidige gedaante; dat mist een Bijbels Godsbeeld. Het maakt van Christus een Scheppingswoord (Logos) dat schiep door middel van een bittere overlevingsstrijd van miljoenen jaren van dood en verderf. De dood is binnen deze leer niet de laatste vijand, maar Christus’ trouwe bondgenoot die hem al bijna 5 miljard jaar dient als scheppingsmechanisme. God mocht het resultaat uiteindelijk dan ”zeer goed” vinden, maar alle creaturen die verdrukt, verdrongen en afgeslacht werden voordat het ‘scheppingsproces’ dit punt bereikt had, zullen daar beslist anders over ‘gedacht’ hebben.

Bij dit soort theïstische evolutie-opvattingen gaat de traditionele leer over God, de mens en de zonde op de schop. De genadeleer verliest zijn historische basis en de Christus van de evangeliën Zijn oprechtheid. De eschatologie raakt op de achtergrond.

Letterlijk

Augustinus’ boek ”Genesis letterlijk beschouwd” (De Genesi ad litteram) kwam tot stand in een periode van veertien jaar. De kerkvader had er dus goed over nagedacht. Het boek is een voorbeeld van hoe Augustinus met het voortschrijden van de tijd om principiële redenen letterlijke Bijbeluitleg ging verkiezen boven allegorische. Symbolische exegese bleef een legitieme plaats houden, maar dan als illustratie voor geestelijke waarheden die elders in de Schrift gevonden werden. Letterlijke exegese is eerst nodig om Gods bedoeling met de tekst zelf na te speuren. Augustinus vond dat aanvankelijk erg moeilijk. Vandaar dat hij het een aantal keren probeerde, opgaf en weer opnieuw begon.

Het wekt bevreemding dat wetenschappers die Augustinus zo vol vertrouwen aanhalen ter ondersteuning van hun evolutionistische standpunt, zich klaarblijkelijk niet realiseren met wie ze te maken hebben. Alleen al uit seculier-wetenschappelijk oogpunt zou het duidelijk moeten zijn dat Augustinus en neodarwinisme niet samen gaan. In 1946 heeft prof. Guinagh, die zeer sympathiek stond ten opzichte van theïstische evolutie, al aangetoond dat Augustinus geen ”transformist” was: de kerkvader geloofde niet in biologische evolutie.

Maar afgezien daarvan: beseffen aanhangers van de evolutieleer dat Augustinus in termen van vandaag een ”fundamentalist” en ”creationist” was? Augustinus nam de Bijbel historisch en letterlijk. Hij was er daarom van overtuigd dat de mensheid nog maar een paar duizend jaar bestond (”De Civitate Dei”, liber 12, c. 11). Overal waar de Schrift duidelijk sprak, moest ze geloofd worden. Augustinus geloofde daarom dat beide scheppingsverhalen in Genesis feitelijk klopten. Hij geloofde in een wereldwijde zondvloed en was er stellig van overtuigd dat Mozes de enige menselijke auteur van de Pentateuch was. De revisies van zijn uitleg van Genesis tegen het einde van zijn leven (”Retractiones” 24.1-2) betreffen geen historische of natuurkundige zaken, maar slechts theologische.

Context

Wie het citaat in context bekijkt, ziet meteen dat Augustinus daar geen algemene uitspraak doet over de relevantie van Genesis voor de natuurwetenschappen. Hij leert zijn lezers omgaan met vreemde en schijnbaar obscure teksten in de Schrift. Daarbij moet het verstand niet uitgeschakeld worden.

De duistere tekst waarop Augustinus zijn raad concreet toepast, is Genesis 1:3, over de schepping van het licht als verschijnsel voor dat van de concrete lichtdragers als zon, maan en sterren. Dan moeten christenen geen surrogaatuitleg voorstellen die tegen de feiten van wetenschappelijke waarneming ingaat. Wie dat toch doet, maakt zichzelf belachelijk. Wat erger is: doordat hij voorgeeft aan Bijbeluitleg te doen, veroorzaakt hij dat mensen met kennis de betrouwbaarheid van de Schrift niet serieus nemen.

Het is eveneens van belang om te benadrukken dat Augustinus’ waarschuwing gaat over feitelijk waarneembare zaken. De kerkvader heeft het in deze passage niet over heersende wetenschapstheorieën of metafysica. Vertaald naar onze tijd: voor zover evolutionaire processen in de natuur feitelijk, waarneembaar en toetsbaar zijn, moeten ze inderdaad serieus worden genomen.

Wetenschappers die uitgaan van de historische betrouwbaarheid van de Bijbel hebben over het algemeen oog voor de feiten die de natuurwetenschappen onderzoeken. Echter, op basis van Gods openbaring geloven zij in een andere verklaring voor het ontstaan van hemel en aarde.

Ook de aard van de evolutionaire processen wordt anders geduid. Omdat dood, ziekte en overlevingsstrijd pas in de wereld kwamen na een historische zondeval, kunnen processen die daarvan het gevolg zijn niet gebruikt worden om terug te extrapoleren naar de schepping zelf. De zondeval en het daaropvolgende oordeel van God over de schepping veroorzaakten een historische „kosmische omwenteling” (C. S. Lewis). Volgens de Schrift moet deze historische gebeurtenis verantwoordelijk gehouden worden voor de ”chamas”, voor datgene wat Gods goede schepping geweld aandoet – maar tegenwoordig onderdeel is van de natuurwetenschappelijke werkelijkheid.

Augustinus waarschuwt niet voor het letterlijk historisch opvatten van Genesis; hij moedigt zijn lezers juist aan om dit te doen. Ze moeten alleen hun gebrek aan exegetisch inzicht bij moeilijke verzen niet proberen te verbloemen door feitelijk verkeerde dingen te gaan zeggen over natuurverschijnselen.

Inlegkunde

Het citaat van Augustinus wordt dus verkeerd gebruikt. De kerkvader bestrijdt geen creationisme, maar beveelt juist een letterlijk lezen van Genesis aan. Toch is het belangrijk dat christenen die Gods Woord in Genesis willen geloven, vervolgens niet overgaan tot de orde van de dag. Er zijn aspecten van deze passage in Augustinus waarvan iedere christen kan leren.

In de eerste plaats is voor Augustinus het Woord van God heilig. Dit vraagt om integriteit, vroomheid en diepgaande kennis van de Schriften. De Bijbel is te heilig voor inlegkunde en onze speculaties.

In de tweede plaats: een klein beetje kennis is niet alleen gevaarlijk, maar kan ook bijzonder irritant zijn voor anderen die zo veel meer weten. Voor een theïstisch evolutionist met een wetenschappelijke achtergrond kan het nogal een beproeving zijn om „alweer een creationist” tegen te komen die een paar artikelen gelezen heeft en zich als een expert gedraagt.

Natuurlijk heeft dit een bepaalde achtergrond. Het onderwijs aan universiteiten en hogescholen is bijna geheel geseculariseerd; de afgelopen twintig jaar in versneld tempo. Wie in het openbaar vraagtekens durfde te plaatsen bij de leer van Darwin of bij Schriftkritiek moest dat vaak bekopen met het uitblijven van carrièreperspectieven.

In de derde plaats: geleerdheid op een bepaald gebied betekent niet meer dan dat. Het oude ”schoenmaker, blijf bij je leest” is juist in dit verband een goed spreekwoord. Wees bescheiden. Lever alleen passende bijdragen en laat discussies waar nodig over aan de experts in eigen kring. Geef toe wanneer je niet toegerust bent om een adequaat antwoord te geven. Laat de vakmensen hun werk doen en ondersteun hun zaak. Zelfs al ben je gepromoveerd in het ene vakgebied, dat maakt je nog geen specialist in het andere.

Keizer

Ten slotte, het voortdurend gebruik van Augustinus ter morele ondersteuning van evolutie in neodarwinistische zin doet denken aan het sprookje van Hans Christiaan Andersen over ”de nieuwe kleren van de keizer” (1837).

In dit sprookje had de keizer –volgens de nieuwste mode– kleren aan die niemand kon zien. Niemand durfde toe te geven dat de keizer in zijn blootje liep, want dat zou aantonen dat hij onbevoegd was voor zijn positie, of een dwaas. Geen kostuum dat Keizer Evolutie ooit had gedragen, was zo’n volslagen succes als zijn Augustinusmantel. „Maar hij heeft helemaal niets aan”, zei een klein kind. Men hoeft geen vakbekwaam kleermaker te zijn om te benoemen wat zichtbaar voor iedereen is.

Wie een enkele blik werpt op secundaire bronnen over Augustinus’ visie op Genesis zal de kerkvader niet gauw aanhalen om ‘fundamentalisme’ te bestrijden. Ook wie geen Latijn kent maar wel goede wetenschappelijke publicaties over het boek ”Genesis letterlijk beschouwd” van Augustinus leest, beseft dat een boek dat zijn best doet om Genesis overal letterlijk op te vatten, waarschijnlijk niet het juiste materiaal is om de historische betrouwbaarheid van de Bijbel mee te ondermijnen. Als een citaat dat toch lijkt te doen, is het verstandig om eerst eens te kijken naar wat de auteur precies bedoelt.

ROEKELOOS WETENSCHAPPELIJKE ONZIN ROEPEN
Natuurlijk weet een niet-christen gewoonlijk ook het een en ander over de aarde, de hemelen, en de andere elementaire dingen van deze wereld, over de beweging en baan van de sterren en de onderlinge afstand van de sterrenbeelden, over de voorspelbare verduisteringen van de zon en de maan, over de jaargetijden en seizoenen, over soorten dieren, gewassen, stenen en soortgelijke dingen meer; en van deze kennis is hij zeker op grond van zijn verstand en ervaring. Het is echter uitermate schandelijk en verwoestend –iets wat dan ook ten zeerste vermeden moet worden– dat men een christen grote onzin hoort spreken over deze zaken als hij zogenaamd bezig is om te preken uit de christelijke Schriften; dat men nauwelijks zijn lachen kan inhouden, aangezien hij het duidelijk verkeerd heeft over de hele hemel. Dat een dwalend mens uitgelachen wordt, is niet zo’n probleem, maar wel wanneer mensen van buiten de kerk denken dat onze schrijvers er dat soort gedachten op nahouden; dat deze voor dom uitgemaakt en verworpen worden, tot groot verderf van hen voor wier zaligheid we arbeiden. Want als iemand een aantal christenen betrapt op fouten in een zaak die men zelf goed kent, en tot het oordeel komt dat onze Schriften waardeloos zijn, hoe moeten ze dan die Boeken geloven over de opstanding van de doden, en over de hoop van het eeuwig leven en het koninkrijk der hemelen, wanneer het zonder twijfel vast is komen te staan dat die op allerlei plaatsen fouten bevatten over toetsbare zaken? Want welk een moeite en verdriet leggen ze op wijzere broeders, roekeloos en onbevoegd als ze zijn, wanneer ze betrapt worden op een van hun kromme en onware aanspraken” (vertaald uit: ”De Genesi ad litteram” 1.19).

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Zuiddam, B.A., 2016, Augustinus’ waarschuwing, Reformatorisch Dagblad Puntkomma 46 (151): 2-3 (artikel).

Congres over ‘Bijbel & Wetenschap’ 2022 – 2. dr. Benno Zuiddam – De rol van Schriftgezag in de Vroege Kerk

Op 22 oktober 2022 organiseerden Fundamentum, Geloofstoerusting en Logos Instituut een congres over ‘Bijbel & Wetenschap’.1 Theoloog en classicus dr. Benno Zuiddam gaf een lezing met als titel ‘De rol van Schriftgezag in de Vroege Kerk’. Veel zegen bij het kijken en luisteren! Vragen kunnen gesteld worden via het contactformulier: https://oorsprong.info/contact/.

Voetnoten