Home » Homoseksualiteit
Categorie archieven: Homoseksualiteit
Een moedig en krachtig getuigenis tegen de genderideologie – Bespreking van ‘Five Lies of Our Anti-Christian Age’
Er wordt wel eens gevraagd naar de stem van vrouwen in het debat over de genderideologie en dan wel als het gaat om afwijzing daarvan. Een vrouw die al meer dan eens haar stem heeft laten horen is Rosoaria Butterfield, die jarenlang zelf een lesbische relatie had en overtuigd feminist was. In de jaren negentig van de vorige eeuw kwam zij tot inkeer, een inkeer waarvan zij verslag heeft gedaan in haar boek: Een onwaarschijnlijke bekering.
In haar jongste publicatie, het boek Five Lies of Our Anti-Christian Age, analyseert zij vijf leugens die breed ingang hebben gevonden in de westerse samenleving, leugens waarmee ook menig christen is besmet.
Bij de vijf leugens gaat het om de volgende zaken:
- Homoseksualiteit is normaal.
- Een persoon die vanuit de mens denkt, is vriendelijker dan een bijbels christen.
- Feminisme is goed voor de wereld en de kerk.
- Transgenderisme is normaal.
- Ingetogenheid/zedigheid is een achterhaalde last die de mannelijke dominantie dient en vrouwen tegenhoudt
Niet de mens maar Gods Woord moet ons uitgangspunt zijn
Vanuit haar eigen strijd met deze overtuigingen waarvan zij voor een deel aanvankelijk ook na haar bekering, zo getuigt de schrijfster, niet helemaal was verlost, ontvouwt zij de rijkdom van de bijbelse boodschap met betrekking tot huwelijk, seksualiteit en de positie van man en vrouw. Met kracht keert zij zich tegen de gedachte dat de scheppingsorde op zijn best tot de rand van de geloofsinhoud behoort. Ik moest zelf denken aan Tertullianus. In zijn Apologeticum stelt hij dat christenen niet alleen één zijn in geloof, maar ook in zedenleer. Wie niet leeft zoals God dat van ons vraagt vanuit Zijn Woord, is volgens Tertullianus in ieder geval op dat moment geen christen.
Butterfield ontmaskert de genderideologie. Zonder enige reserve is de waarheid van de Bijbel haar uitgangspunt. Dat uitgangspunt komt in het gedrang als empathie voor ons het belangrijkste is. Dat leidt onvermijdelijk tot een wereldse droefheid. De normen die God ons stelt maken ons bedroefd in plaats van onze ongelijkvormigheid eraan.
De auteur wijst erop dat in de Bijbel Christus Zelf ons wel als medelijdende (sympathy) maar niet als invoelende (emphathy) Hogepriester wordt getekend. Heel intimiderend kan aan christenouders die de wens van transitie van hun zoon afwijzen, worden gevraagd of zij dan liever een dode zoon hebben dan een levende dochter. Voor christenouders is het eeuwig behoud van hun kinderen het belangrijkste. De ingang in het koninkrijk der hemelen is onverenigbaar met een homoseksuele levensstijl of met een transitie. In beide gevallen is er sprake van opstand tegen God onze Schepper en wat Hij van ons vraagt. Butterfield ontkent niet dat de strijd om naar het bijbelse getuigenis te leven zwaar kan zijn, maar voor haar staat ook vast dat voor wie werkelijk in Christus gelooft alle dingen mogelijk zijn.
Zij verwijst trouwens ook nog naar de studie van Abigail Shier, Irreversible Damage. Schier is geen christen maar laat zien hoezeer bij een zeer groot deel van de meisjes die om transitie vraagt, die vraag door het eigentijdse culturele klimaat wordt bevorderd. Door de sociale media wordt de optie van de transitie onder de aandacht van vele gebracht. Shier kritiseert dat de wens naar transitie wel heel snel wordt gehonoreerd zonder naar onderliggende oorzaken te kijken en zonder dat zij die met deze wens mee gaan en helpen te realiseren lijken te beseffen wat voor een grote en onherstelbare schade er wordt aangericht.
Als gedrag zondig is, zijn ook de gevoelens eronder zondig
Als het gaat om homoseksualiteit, komen we in de kerk wel de gedachte tegen dat weliswaar homoseksueel gedrag in strijd is met Gods bedoelingen, maar dat homoseksuele gevoelens neutraal zijn. Ik val Butterfield helemaal bij dat de Schrift voor dat laatste geen grond biedt. Als de Schrift gedrag afwijst, worden ook de gevoelens die daaronder liggen afgewezen. Een christen breekt met zondig gedrag en strijd met zondige gevoelens. Verdwijnen bepaalde zondige gevoelens niet dan duurt die strijd tot de dood.
Butterfield houdt nadrukkelijk de optie open dat homoseksuele gevoelens kunnen verdwijnen. Zij heeft dat in haar eigen leven ervaren. Zij ontkent niet dat bij anderen de strijd ertegen intenser en langer van duur kan zijn. De auteur heeft haar bedenkingen tegen het uit de kast komen. Het grote gevaar is dat je je zelf met je zondige gevoelens identificeert en die tot een neutrale categorie maakt. Christenen die te maken hebben met andere zondige gevoelens dan homoseksuele gevoelens zullen dat veelal ook niet breed delen. Zelf denk ik wel dat het helpt als anderen met ons kunnen meeleven in onze strijd. Op zijn minst moet overwogen worden die strijd slechts met enkelen te delen.
De eerste taak van een getrouwde vrouw ligt in haar gezin
Heel nadrukkelijk houdt Butterfield vast aan het bijbelse getuigenis over man en vrouw. Man en vrouw zijn voor God gelijk maar hebben wel verschillende taken van Hem gekregen. Zij vertelt hoe zij in de tijd dat zij nog volop feministisch dacht en een lesbische relatie had een kerkdienst bijwoonde waarin Psalm 113 werd gezongen. Zij waande zich toen even terug bij het zingen over een blijde moeder van kinderen. Nu komt zij er vrijmoedig voor uit dat de eerste roeping van een vrouw in haar gezin ligt. Zij wijst dan onder andere op Titus 2:5. Daar wordt van getrouwde vrouwen gevraagd hun huishouden te verzorgen. Van de lof op de deugdelijke huisvrouw in Spreuken in 31 kunnen we leren dat een getrouwde vrouw als zij tot publieke werkzaamheden wordt geroepen, altijd weet van haar relatie tot haar man en haar kinderen. Ik merk op dat het heel verdrietig is dat onze overheid met haar belastingpolitiek ondergraaft dat het gezin een eenheid is en zo menige vrouw dwingt meer buitenshuis te werken dan zij zelf wil.
De neergang van de bijbelse moraal
Als het gaat om huwelijk en seksualiteit geeft Butterfield terecht aan dat een wissel omgaat als vooruitgrijpen op het huwelijk wordt geaccepteerd. De volgende stap is dat in samenwonen geen bezwaar wordt gezien en dan moet het ons niet bevreemden dat goedkeuring van homoseksuele relaties en vervolgens transitie tot een kwestie worden waarover christenen verschillend mogen denken. Nodig is bekering waarbij wij beseffen dat onreinheid voor God niet kan bestaan en dat die ons zonder verootmoediging en breken met zondige levenspatronen buiten Gods koninkrijk houdt.
De neergang van de bijbelse moraal ook onder christenen staat, zo ziet Butterfield terecht, niet los van het feit dat de gedachte dat de rampzaligheid meer en meer als een randmogelijkheid wordt gezien en zeker niet eeuwig is steeds meer ingang vindt in kerkelijke kring. Zij wijst op de theoloog Preston Sprinkle die op dit punt eerst een helder geluid gaf, maar inmiddels daarvan afwijkt. Groot is het gevaar dat wij door het eigentijdse levensklimaat worden beïnvloed en de eeuwige rampzaligheid voor ons niet meer een ernstige en vreeswekkende realiteit is.
Hoe moeten wij omgaan met hen die als het gaat om seksualiteit en de optie van transitie een onbijbelse visie hebben? Butterfield maakt dan een onderscheid tussen aanvaarden en goedkeuren. Met aanvaarden bedoelt zij niet dat je iemands opvattingen en levensgedrag aanvaard, maar wel dat je zijn of haar persoon aanvaardt en zoekt lief te hebben. Je kunt echter hun opvattingen en levensgedrag niet goedkeuren. Is er sprake van een homoseksuele relatie dan zul je bidden of die vanuit het geloof wordt verbroken. De gedachte dat een persoon die je liefheeft zonder bekering buiten Gods koninkrijk zal blijven dringt je op de knieën te gaan. Het bijwonen van een ceremonie waarin de homoseksuele relatie een officiële status krijgt, wijst zij af. Wel pleit zij ervoor contact open te houden en in gesprek te blijven. Zo kunnen we de ander al is het maar omdat hij aanwezig is bij gebed en Schriftlezing na de maaltijd met het bijbelse getuigenis confronteren.
We moeten daar naar de kerk gaan waar bijbels onderwijs wordt gegeven
Butterfield wijst erop hoe essentieel het voor onszelf en anderen is daar naar de kerk te gaan waar het gezag van de Bijbel zonder reserve wordt aanvaard en in de prediking bijbels onderwijs wordt gegeven. Ik merk op dat het eerste het geval kan zijn en toch als het gaat om concrete levenspraktijk het tweede veel te weinig gestalte krijgt. Ik vrees dat dit de laatste tientallen jaren in tal van gemeenten binnen de gereformeerde gezindte het geval is geweest. Nu krijgen we daarvoor de rekening gepresenteerd. Het is mede de schuld van de kerk dat menig kerkganger als zo geïnfecteerd is met een onbijbels gedachtengoed als het gaat over seksualiteit.
Het belang van zedigheid en matigheid/ingetogenheid
Butterfield voert een heel krachtig pleidooi voor zedigheid in kleding. Niet voor niets krijgt dan in de Schrift zelf de kleding van de vrouw meer aandacht dan die van de man. Vrouwen roepen door onzedige en uitdagende kleding bij mannen en jongens onreine lusten op. Binnen de christelijke gemeente moeten mannen en vrouwen elkaar juist bijstaan in de strijd tegen zondige begeerten. Dat hier de gereformeerde gezindte bekering nodig heeft, behoeft geen betoog. Ook mensen buiten deze kring valt op dat vooral jongere vrouwen en meisjes nogal sensueel gekleed zijn. En dan weet ik dat er gelukkig uitzonderingen zijn, maar die vormen wel de minderheid. Heel verdrietig is als een bruid al met haar trouwjurk laat zien dat zij Christus niet kent en liefheeft. Dan is overigens ook een kerkenraad tekort geschoten in het uitoefenen van tucht.
De auteur wijst erop dat tucht behoort bij de kenmerken van een gemeente die trouw is aan het Woord. En dan heeft tucht het positieve doel dat wij in leer en leven bij het Woord bewaard blijven en echt bereid zijn om de ontmoeting met God aan te gaan. Naast zedigheid in kleding pleit Butterfield ook voor een ascetische/ingetogen houding als het gaat om gebruik van sociale media. We moeten die niet gebruiken om onszelf te etaleren. Hier past juist matigheid en ingetogenheid. Hoe dan ook is het van belang meer tijd te steken in het bestuderen van de Bijbel dan in het surfen op internet, zo stelt zij. En dan kan ik alleen maar onderstrepen.
De Bijbel: Een lamp voor onze voet en een licht op ons pad
Butterfield besluit haar studie met een appendix waarin zij beginselen ontvouwd die wezenlijk zijn voor het onderzoeken van de Bijbel. We moeten van de eenheid en duidelijkheid van de Schrift uitgaan. Daarom kan de Schrift haar eigen uitlegster zijn. Deze studie is een getuigende en moedige studie. In de tweede helft van de zeventiende eeuw hebben in Frankijk de nonnen van Port Royal de genadeleer van Augustinus moediger verdedigd dan de bisschoppen. Die hielden zich op hun best op de vlakte en afzijdig. Helaas komt deze houding als het gaat om het bijbelse onderwijs over huwelijk en seksualiteit en dat in relatie tot de genderideologie ook voor onder predikanten. Laten predikanten en allen die leiding hebben te geven in de kerk een voorbeeld nemen aan het moedige getuigenis van Rosaria Butterfield. Ook daar zien we meer dan eens de houding zich weliswaar niet tegen het bijbelse getuigenis te keren maar zich wel zoveel mogelijk op de vlakte te houden. Hoe dan ook kan ik iedereen die weerbaar wil gemaakt wil worden tegen het onbijbelse denken over huwelijk, seksualiteit en reinheid het lezen van dit boek hartelijk aanbevelen.
N.a.v. Rosaria Butterfield, 2023, Five Lies of Our Anti-Christian Age, woord vooraf door Kevin DeYoung (Wheaton: Crossway).
Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.
‘Bijbel en homoseksualiteit’ – Dr. Maarten Klaassen hield op 25 mei 2024 referaat voor ‘Kerngroep Bezinning GKV’
Noot van de redactie: Op 25 mei 2024 hield dr. Maarten Klaassen een referaat voor de ‘Kerngroep Bezinning GKV’. Deze groep was bijeengekomen op een studie- en ontmoetingsdag op Urk. Hieronder wordt het referaat met dank aan de spreker en ‘Een-in-waarheid’ gedeeld. Over de ‘Kerngroep Bezinning GKV’ hebben we hier al eerder geschreven.
Hartelijk dank voor de uitnodiging om vanmorgen met u te spreken over het rapport ‘Ruimte en richting’, het rapport dat als ik me niet vergis eind volgende maand op de synode van de NGK besproken zal worden en waarop dan besluitvorming zal volgen.
Ik sta hier vanmorgen als relatieve buitenstaander. Ik ben zelf predikant in de Hersteld Hervormde Kerk. Wat ons verbindt is het thema en de zorg. Ik ben zelf werkzaam voor de stichting Bijbels Beraad m/v en in die hoedanigheid houd ik me regelmatig bezig met het thema homoseksualiteit, zowel in een stuk bijbelse bezinning alsook pastorale begeleiding van mensen die worstelen met homoseksualiteit.
Zelf ben ik jarenlang predikant geweest in de PKN, de kerk die ik twee jaar geleden verlaten heb vanwege mijn toegenomen zorg over de omgang met de seksuele ethiek. Liet de PKN al sinds 2004 ruimte voor het inzegenen van andere relaties dan het huwelijk tussen man en vrouw, in 2019 kwam daar ook een liturgie bij voor mensen die een transitie hebben ondergaan en daar een zegen over willen vragen… Ik heb toen bij de classis waar ik destijds bij behoorde een bezwaarschrift, een gravamen ingediend dat door de classis echter niet ontvankelijk verklaard werd, ook niet toen 75 andere predikanten hun adhesie betuigden. In een gesprek met het moderamen van de landelijke kerk bleek dat er geen mogelijkheid was het gravamen ter tafel te krijgen, waarop ik mijn conclusies heb getrokken en mijn lidmaatschap heb opgezegd.
Een gesprek over seksuele ethiek blijkt in de PKN feitelijk niet meer mogelijk. De kerk voelt zich verlegen het onderwerp ter sprake te brengen, daarin geestelijk leiding te geven en het gevolg is dat ieder mag doen wat goed is in eigen ogen. U zult zeggen: wat kun je anders verwachten van een plurale kerk?
Dat is waar – maar dan is het des te meer bevreemdend andere kerken van wie je dat niet verwacht had, langszij te zien komen. Kerken die naar hun aard niet pluraal zijn, die zich baseren op Schrift en belijdenis en die nu dezelfde routes volgen die ons – hervormd-gereformeerden – heel bekend voorkomen… Het was voor hervormden een bevreemdende ervaring om in de jaren ’80 links ingehaald te worden door de synodaal-gereformeerden die al in 1987 de ambten openstelden voor de praktiserende homoseksuelen.
En nu gebeurt het weer… en dat in kerken waar wij altijd met enige jaloezie tegenaan keken omdat daar tenminste nog een bijbelse koers gevaren werd… Het kan verkeren en we hoeven er niet met zelfverheffing over te spreken… Het is blijkbaar een virus dat overal in de lucht zit, er is een geest uit de fles die niet meer tegen te houden lijkt te zijn.
Homoseksualiteit is één van de grote issues van onze tijd. De bekende nieuwtestamenticus N.T. Wright noemde het onlangs misschien wel het meest omstreden morele, sociale en culturele issue van onze tijd. En daarbij is er geen grijs gebied: iedereen zal uiteindelijk positie moeten kiezen, hetzij aan de ene of de andere kant. Dat is ook zichtbaar in dat rapport dat -zoals de opstellers zo mooi zeggen – weliswaar eensgezind, maar niet eenstemmig is opgesteld. Deputaat Wolter Rose geeft in een afzonderlijk hoofdstuk aan dat hij zich niet kan verenigen met de conclusies van het rapport – en waarom niet. De scheidslijnen lopen dus ook dwars door het rapport heen…
Het rapport
Aan mij is gevraagd of ik vanmorgen een analyse wil geven van het nieuwe rapport homoseksualiteit ‘Ruimte en richting’. Ik hoop daarbij vooral te kijken naar hoe het rapport omgaat met de Bijbel en de bijbelse gegevens analyseert en interpreteert. Ik doe dat in het licht van de studie die ik onlangs zelf uitvoerde over het thema homoseksualiteit en waarvan u de uitkomsten kunt vinden in dit boek dat afgelopen week verscheen. Dan nu naar het rapport.
Kernvraag en uitgangspunt van het rapport is de vraag ‘Wat heeft de gemeente van Christus te bieden aan lesbische zusters en homofiele broeders in haar midden?’ Dat was de vraag die de Generale Synode van Meppel (2017) meegaf aan het deputaatschap ‘Homoseksualiteit in de kerk’. In het verlengde hiervan gaf de Synode van Goes (2020) enkele nadere deelvragen mee waar het rapport een antwoord op moest verschaffen, zoals een bijbelse visie op seksuele diversiteit en relaties, maar ook hoe een kerkenraad moet handelen als gemeenteleden een seksuele relatie aangaat die niet overeenkomt met de Schrift en de vraag hoe een veiligheid kan bieden aan mannen en vrouwen die niet in staat zijn te trouwen met iemand van het andere geslacht, lees: een relatie aangaan met iemand van hetzelfde geslacht.
Het is interessant dat het rapport niet gelijk begint met een analyse, maar met een zestal brieven. Die brieven zijn des te relevanter omdat ze een weerslag geven van de verschillende visies die er in uw kerk leven aangaande het thema homoseksualiteit. Het gaat over twee lesbische vrouwen die een relatie hebben en een plek zoeken in een nieuwe gemeente vanuit de gedachte of, en zo ja, hoe er plaats voor hen is om volwaardig lid te zijn van deze gemeente. Ik bespreek een paar reactie en vis er wat kenmerkende gedachtenpatronen uit, die, naar mijn mening, inzicht geven in de denklijnen binnen uw kerk. Ik hoop er straks nog nader op in te gaan om de gevolgde denklijnen te wegen.
Ad de Bruijne stelt dat hun relatie niet de kern van geloven en christelijk leven raakt – waarom hij geen belemmering ziet voor het doen van openbare geloofsbelijdenis. Homoseksualiteit is vanuit de schepping bezien een stuk gebrokenheid, maar in het licht van het komende Koninkrijk wordt het volgens hem een mogelijkheid om Christus te volgen. In dat komende Koninkrijk maakt het niet meer uit of je man of vrouw bent, dat relativeert dus ook de betekenis van het huwelijk als een verbond tussen man en vrouw. Het kan ook een verbond zijn met iemand van hetzelfde geslacht. Hij is geen voorstander van een huwelijk, maar ziet ruimte voor een partnerschapsverbond, een verbond dat een teken (signaal) kan zijn van de verbondenheid met Christus.
Jan Mudde schrijft in zijn brief dat homoseksualiteit zoals we dat vandaag kennen in de tijd van het NT eigenlijk niet bekend is. Als Paulus homoseksualiteit ter sprake brengt, dan gaat het vooral mannen die seks voor de seks hebben. Dat homoseksualiteit onderdeel van je diepste identiteit kan zijn, was hem niet bekend. Hij kan zelfs schrijven: Sommigen van u zijn dat ooit geweest’, vanuit het idee dus dat het – nu ze tot geloof gekomen zijn – voorgoed voorbij is. Vandaag de dag zien we dat anders. Ook een christenhomo die geen relatie of seks heeft, zal zichzelf toch als homo zien: ik ben homo. De redenering is: homoseksualiteit in liefde en trouw is niet iets wat de bijbel kent, dus we moeten daar eigen afwegingen in maken. Voor Mudde is vooral het beroep op Gods barmhartigheid doorslaggevend: ‘we [leren] de HERE kennen als een barmhartig en zelfs tegemoetkomend God die rekening houdt met kwetsbare mensen en hen die lijden onder de gebrokenheid van het bestaan. Dat loopt als een rode draad door de Bijbel (20).’
Almatine Leene gooit het over een anders boeg. Zij stelt: Homoseksualiteit maakt onderdeel uit van de diversiteit van de schepping. Als het ingekaderd is in een relatie van liefde en trouw, is het geoorloofd. Losbandige seks mag niet, want dan gaat het slechts om seksuele bevrediging, maar binnen een relatie van liefde en trouw ligt het anders. Zij noemt daarvoor twee argumenten:
- De kaders waarin de Bijbel seksuele handelingen tussen mannen veroordeelt, kunnen we niet zomaar toepassen op homoseksuele relaties vandaag de dag. Als Paulus in Rom. 1 homoseks tegennatuurlijk noemt, kun je dat niet zomaar toepassen op mensen die ‘van nature’ homoseksueel zijn. Voor hen is er immers niet tegennatuurlijks aan, maar voelt het juist heel natuurlijk. Het tegennatuurlijke bij Paulus zit volgens haar vooral erin dat homoseks een aantasting is van de natuurlijke rol van man en vrouw. In de oudheid werd volgens haar de man als actieve partner gezien en de vrouw als passieve partner. Wanneer nu twee mannen seks hebben en een van de passieve rol aanneemt, dan is dat een omkering van de natuurlijke orde. Mannen horen niet passief te zijn. Dát is volgens haar vooral de reden dat Paulus het tegennatuurlijk vindt. Het is dus niet zozeer afwijzing van homoseks als zodanig, maar vooral van het omverwerpen van de genderhierarchie – met mannen die zich feitelijk als vrouw gedragen.
- Verder meent Leene dat we ervoor op moeten passen sommige wetten uit het OT nog wel als geldig te beschouwen – zoals het verbod op seksueel verkeer tussen mensen van hetzelfde geslacht, terwijl we andere wetten – zoals het verbod op het dragen van twee soorten stof of het zaaien met soorten zaad – niet meer van toepassing achten. Op grond van deze afwegingen meent Leene dat er geen bezwaar hoeft te zijn als het stel dat naar haar gemeente overkomt, bij hen in het huwelijk treedt.
Een heel andere benadering vinden we bij Wolter Rose. Op de vraag of het lesbische stel naar zijn oordeel welkom is in de gemeente, stelt hij dat we van Christus leren dat geslachtsverschil essentieel is als het gaat om seksueel gedraag. Man en vrouw schiep God hen – en dat is de basis voor seksueel handelen. Dat betekent dat homoseksuele relaties een onmogelijke mogelijkheid zijn. De gemeente van Christus heeft geen bevoegdheid dergelijke relaties in te zegenen. Seksualiteit buiten het huwelijk van man en vrouw is te allen tijde zonde. Wie in zonde leeft, dient afgehouden te worden van de tafel van de Heere, althans zolang hij/zij zich niet bekeert. Je zult maar homoseksueel zijn, voegt hij eraan toe. ‘Dat zijn harde woorden, wie kan daarnaar luisteren?’.
Maar volgens Rose is die pijn juist essentieel bij de navolging van Christus. Jezus volgen gaat niet zonder lijden. Het lijden van het alleen door het leven gaan is daar een aspect van. Tegelijk: niemand minder dan Jezus zet juist het alleen door het leven gaan op ongekende hoogte. Van achtergestelde positie is in het nieuwe verbond geen sprake meer. Het alleen-gaan wordt op een gedeelde eerste plek gezet met het huwelijk, een volwaardige wijze om Christus te volgen.
Een laatste reactie komt van Dick Westerkamp. Net als Rose ziet hij geen ruimte voor een homoseksuele relatie. ‘Het huwelijk in ere bij allen, dat is het uitgangspunt’ – en onder huwelijk verstaat hij dan een huwelijk tussen man en vrouw. Helaas signaleert hij in uw kerken een tendens om niet wat God zegt, maar wat het gevoel ingeeft, leidend te laten zijn. Maar we kunnen niet zegenen wat God niet zegent. Wel meent hij dat stellen welkom moeten zijn in de gemeente, ook aan de avondmaalstafel. Immers, we komen daar niet als rechtvaardigen, maar als zondaars die soms nog een hele weg te gaan hebben. In de hoop dat ze zullen inzien dat hun relatie niet houdbaar is en vrijwillig er mee breken zullen.
Een paar observaties: in de brieven komt een scala aan visies voorbij met heel verschillende uitgangspunten die op een of andere manier toch allemaal aan de Bijbel gerelateerd worden. Ik pik de belangrijkste er uit:
- Homoseksualiteit raakt niet de kern van geloof en christelijk leven.
- Homoseksualiteit wordt in het licht van Gods Koninkrijk een mogelijkheid tot navolging van Christus.
- Homoseksualiteit is een variatie in Gods schepping (Leene/De Bruijne).
- Homoseksualiteit vandaag is iets heel anders dan homoseksualiteit vandaag. Daar worden drie kernargumenten bij genoemd:
- Vandaag is homoseksualiteit iets van de diepste identiteit, iets wat in de Bijbel onbekend is.
- De Bijbel noemt homoseksualiteit tegennatuurlijk, maar dat komt vooral omdat men het niet gepast vond dat een man de rol van een vrouw aannam.
- Het is willekeurig het OT-ische verbod op homoseksualiteit zomaar door te trekken naar vandaag, dat doen we met andere voorschriften ook niet.
- Tenslotte hoorde we nog het argument van Gods barmhartigheid: God is barmhartig en dat geeft de doorslag om homoseksuele relaties toe te laten. ‘Hij is een barmhartig God en volgt de mens in de gebrokenheid van het bestaan’ (113).
Ik zal proberen aan te tonen dat al deze genoemde argumenten bij nader inzien niet deugdelijk en niet houdbaar zijn en getuigen van een verkeerde omgang met Gods Woord en het gezag van Gods Woord. Maar eerst wil ik meer in het algemeen iets zeggen over de visie op de bijbel die ik in het rapport tegenkom.
Allereerst valt op dat er veel aandacht is voor de relatie Bijbel en cultuur. We lezen de Bijbel nooit in een vacuüm, maar altijd in een bepaalde tijd en context. Dat is een andere dan die van de tijd van de bijbelschrijvers. De visie op slavernij en de positie van de vrouw zouden wij vandaag zo niet meer overnemen. In de geschiedenis zijn allerlei emancipatieprocessen gaande die we positief kunnen waarderen, zoals de afschaffing van de slavernij, de emancipatie van vrouwen en ook een andere omgang met homoseksualiteit. De vraag die centraal staat in het rapport: wat kunnen we als christelijke gemeente betekenen voor onze homoseksuele broeders of zusters zouden we honderd jaar geleden nooit gesteld hebben.
Zelf ben ik dan geneigd te denken dat hier sprake is van die typisch gereformeerde optimistische cultuurvisie die hervormd-gereformeerden altijd een beetje gewantrouwd hebben. Zelf maak ik de positieve waardering van het emancipatiedenken, de anticonceptiecultuur, de acceptatie van de evolutietheorie -om maar een paar voorbeelden uit het rapport te noemen – niet zo mee en sta daar eerlijk gezegd een stuk kritischer tegenover, mede misschien ook wel door een wat meer sombere cultuurvisie dan de neo-gereformeerden doorgaans hadden.
Het tweede aspect dat me opviel was de aandacht voor de heilshistorie. Het rapport stelt: we leven heilshistorisch in een andere tijd. Dat maakt dat de voorschriften uit het OT niet zondermeer van toepassing zijn op ons vandaag. We leven immers in een nieuwe fase in de heilsgeschiedenis waarbij we geroepen zijn de dingen in het licht van Christus te beschouwen. Op zich is dat een juiste analyse die ik deel, tegelijk schuilt hierbij het gevaar dat dit kan leiden tot een zekere relativering van bijvoorbeeld de schepping of OT-ische voorschriften. De komst van Christus betekent echter niet dat de schepping of het OT nu overbodig is geworden. Christus heft de schepping niet op en het OT ook niet. Hij zegt zelfs daar geen tittel of jota van af te willen doen, de Schrift kan immers niet gebroken worden. Hoe belangrijk de schepping voor Hem is blijkt wel in het debat over de echtscheiding waarin Hij teruggrijpt op de schepping: zo is het van den beginne niet geweest…
Inhoudelijk
Dan naar de inhoud. Hoe komt de schrift aan het Woord in het rapport? Eerlijk gezegd was ik daar positief verrast over. Het hoofdstuk over homoseksualiteit bevat een bespreking van verschillende bijbelgedeelten die betrekking hebben op homoseksualiteit en over het algemeen vind je daar een betrouwbare exegese van de betreffende passages.
Dat is anders dan bijvoorbeeld het boek van Almatine Leene en Rene Erwich. Daar wordt je geconfronteerd met gekunstelde exegeses waarbij teksten anders worden gelezen dan vanouds gedaan wordt vanuit – naar ik vermoed – het verlangen de tekst iets anders te laten zeggen dan men voorheen dacht. Zo stellen Erwich en Leene dat Paulus’ moeite met homoseksueel gedrag in Romeinen 1 niet zozeer ingegeven wordt door moeite met homoseksualiteit in het algemeen, maar meer door zijn verzet tegen situaties van misbruik, zoals een oudere man die seks heeft met een jongere jongen. Maar niets wijst erop dat Paulus doelt op situaties van ongelijkheid, integendeel, hij heeft het over mannen die in lust ontbranden tot elkaar, dus wel degelijk seksueel gedrag dat door beide partijen toegestemd wordt binnen een gelijkwaardige verhouding. Zulke exegese treffen we echter in dit rapport niet aan; de bevindingen verschillen weinig van die van mezelf in het boek dat ik zelf schreef. De conclusie luidt dan ook luid en duidelijk dat de Bijbel geen ruimte laat voor gelijkgeslachtelijke seksualiteit. Daar was ik blij mee. Wel ben ik, anders dan de auteurs van het rapport, van mening dat de geschiedenis van Sodom en Gomorra wel degelijk te maken heeft met seksuele misstanden en niet alleen met een gebrek aan gastvrijheid of een schending van het gastrecht. Natuurlijk was er ook sprake van gebrek aan gastvrijheid, een grove schending van het recht op onderdak en herbergzaamheid, maar daarmee is niet alles gezegd. Ezechiël maakt duidelijk dat de inwoners van Sodom gruwel bedreven – en laat dat nu precies het woord zijn dat Leviticus gebruikt voor homoseksuele misstanden, een relatie waar Ezechiël als priester natuurlijk mee op de hoogte was.
Het rapport gaat niet mee in deze denkwijze. Ondubbelzinnig wordt gezegd dat de Bijbel niet slechts de verkeerde, uitbuitende vormen van homoseks verbiedt, maar alle vormen van homoseksueel gedrag beschouwt als tegen de natuur.
Kortom, het frappante van dit rapport is dat men het over de Schriftgegevens op zich wel eens is. Dat wordt ook letterlijk gezegd op blz. 101: ‘over de exegese van de relevante Schriftgegevens zijn we het grotendeels eens’. Op grond van exegese ruimte creëren voor een homoseksuele verbintenis zit er eenvoudigweg niet in. En als dat wel gebeurt, moet dat dus op grond van andere overwegingen. Dat hoeft op zich geen bezwaar te wezen, we doen dat bij andere thema’s immers ook. Denk aan de kinderdoop: er is geen expliciet voorschrift om kinderen te dopen; toch doen gereformeerde christenen dat wel – en met name vanwege andere argumenten die daar ruimte voor bieden, zoals de plaats van kinderen in de Bijbel, de betekenis van Gods verbond etc. Het is echter de vraag of dit bij een thema als homoseksualiteit ook het geval is. Biedt de bijbel ruimte om bij dit thema tot verschillende overwegingen te komen – zoals dat bij thema’s als de doop, je visie op de eindtijd etc. ook het geval is – of is het thema homoseksualiteit echt van een andere orde en moet je zeggen dat de bijbel op dit punt een ondubbelzinnige boodschap voor alle tijden en culturen uitdraagt?
Ik meen het laatste – en ook deputaat Wolter Rose meent dat. Volgens hem kan er in de gemeente van Christus geen ruimte zijn voor gelijkgeslachtelijke verbintenissen met een seksuele dimensie. Volgens hem wordt – wanneer dit wel gebeurt – het onderwijs van Christus en de Apostelen, geworteld in de Tora voor het volk Israël op een essentieel punt op een zijspoor gezet (156). Ook andere, aan de NGK verwante kerken, zijn die mening toegedaan – hij wijst in dit verband op het rapport van de CGK, en – in Amerika – de CRC en de PCA die allemaal ook deze lijn volgen. Het rapport van uw kerken meent echter dat er vandaag wel ruimte moet zijn voor gelijkgeslachtelijke verbintenissen, inclusief wat men dan noemt de seksuele dimensie. Volgens Rose is dit een conclusie die niet stoelt op rechtdoen aan de Schrift, maar ingegeven is – ik citeer hem letterlijk – door ‘ervaring, intuïtie en emotie’.
Het belangrijkste punt om wél ruimte te zien voor homoseksuele verbintenissen – en dat komt keer op keer terug in het rapport – is dat de Bijbel niet kent wat wij vandaag kennen: dat mensen een homoseksuele identiteit hebben die een onvervreemdbaar onderdeel van hun diepste zijn uitmaakt. Alle deputaten zijn het op zich er over eens dat de bijbel geen ruimte laat voor homoseks. Waarom dan toch vandaag daar wel ruimte voor zien? Omdat de Bijbel niet wist wat wij vandaag weten: dat mensen hun homoseksualiteit zo diep ervaren dat het een onmiskenbaar onderdeel van hun identiteit is en dat het daarom beschadigend en onpastoraal is hen een dergelijke relatie, inclusief de seksuele dimensie, te ontzeggen. Maar zo -aldus Rose – is het uiteindelijk ervaring, intuïtie en emotie dat de doorslag geeft, en niet de Schrift. Zo verliest de Schrift volgens hem zijn corrigerende functie.
Dat is inderdaad de crux: we zien dat, ondanks de ondubbelzinnige erkenning dat homoseksualiteit niet is toegestaan, er toch ruimte voor gezien wordt, niet op grond van de Schrift, maar op grond van andere overwegingen, overwegingen waarvoor weliswaar teruggegrepen wordt op de Bijbel, maar die in de praktijk er toe leiden dat er conclusies bereikt worden die haaks staan op de ondubbelzinnige boodschap van de Bijbel zelf.
In het rapport wordt de weg aanbevolen die Paulus in Rom. 14-15 wijst, namelijk de weg van verdraagzaamheid in het hebben van verschillende opvattingen. Maar – aldus Rose – wat er nu feitelijk gebeurt is dat je de scherpe afwijzing van homoseksualiteit in Rom. 1 wegmasseert met een beroep op wat diezelfde apostel een aantal hoofdstukken later zegt. Is dat niet heel vreemd? En bovendien is het pleidooi om mild te zijn in hoe je omgaat met feestdagen en eten en drinken – want daar gaat het over in Rom. 14-15 – wel zomaar over te zetten naar de discussie over hoe je omgaat met homoseksualiteit in de gemeente? Alsof het gelijksoortige onderwerpen zijn – wat het duidelijk níet zijn, volgens Rose. Seksuele onreinheid staat in de top-3 van onderwerpen waar christenen duidelijk afstand van dienen te nemen, aldus Rose.
Hij ontwaart in het rapport een alarmerend patroon wat hij herkent uit andere discussies over homoseksualiteit. In de eerste fase word gezegd: de Bijbel wijst alleen verkeerde vormen van homoseksualiteit af, zoals prostitutie of misbruik van jongeren door oudere mannen. Fase 2 is: de Bijbel wijst inderdaad alle vormen van homoseksueel gedrag af, maar – en dat is dan fase 3 – de Bijbel weet niet wat wij vandaag weten, nl. dat homoseksualiteit zozeer bij je identiteit hoort dat je niet zonder kunt, dat het een verloochening van jezelf, je diepste zijn, zou betekenen als je opgeeft – en daarom moeten homoseksuele relaties in liefde en trouw vandaag wel mogelijk zijn. Die analyse lijkt me heel terecht. Alle deputaten erkennen ronduit dat de Bijbel homoseksualiteit afwijst, maar de meerderheid komt toch tot de afweging dat het vandaag wel moet kunnen – wat dus betekent dat gevoel, ervaring, cultuur uiteindelijk een groter gewicht in de schaal ligt dan het onderwijs van de Bijbel zelf.
Evaluatie
We zijn nu op een punt gekomen dat het goed genoemde overwegingen nog eens even een voor een voor het voetlicht te halen en ze te toetsen op hun houdbaarheid en deugdelijkheid in het licht van de Schrift. We hadden ze al gezien, laten we ze nu nog even de revue laten passeren…
Homoseksualiteit raakt niet de kern van geloof en christelijk leven.
Deze bewering is van Ad de Bruijne en ik acht haar pertinent onjuist. Zoals Tim Keller enige jaren geleden zei: de seksuele ethiek is wel degelijk onderdeel van wat orthodoxie inhoudt. Niet voor niets dat Paulus er zoveel aandacht voor vraagt in zijn brieven. Hoe kan de Bruijne een dergelijke opmerking maken als Paulus in 1 Kor. 6 de homoseksuele praxis schaart onder de praktijken die mensen buiten Gods Koninkrijk houden? Dick Westerkamp zei het onlangs in een interview in het ND: ‘Wat als je mensen naar de ondergang leidt’? Welke pastor kan met dat in het achterhoofd deze praktijk goedkeuren of zeggen dat dit niet de kern van geloof en christelijk leven raakt?
Homoseksualiteit wordt in het licht van Gods Koninkrijk een mogelijkheid tot navolging van Christus.
Ja, dat is maar net hoe je het bekijkt. Als je daarmee bedoelt -zoals De Bruijne – dat een homoseksuele levensstijl een nieuwe manier is om Christus te volgen zeg je iets wat niemand van de bijbelschrijvers, kerkvaders of reformatoren begrijpen zou, laat staan dat ze het er mee eens zouden zijn. In hun denken was geen plaats voor ‘goede’ vormen van homoseksueel gedrag.
Het is natuurlijk wat anders als je bedoelt dat de worsteling met homoseksuele gevoelens, je uit kan drijven tot Christus om genade, vergeving en kracht. Het kan een doorn in je vlees zijn die je misschien nooit kwijtraakt, maar die je afhankelijk maakt van de Heere, een weg waarin je ervaren mag: Mijn genade is u genoeg. Maar dat betekent geen toegeven aan homoseksuele gevoelens, maar deze juist bestrijden. Zoals een man met homoseksuele gevoelens mij onlangs mailde: Vluchten naar Jezus en door Zijn kracht de begeerten kruisigen.
Homoseksualiteit is een variatie in Gods schepping (Leene/De Bruijne).
Dat is een uitspraak die je in het licht van de schepping niet vol kunt houden. God schept de mens man en vrouw, met de bedoeling dat die twee een zullen zijn. De Bijbel is een heel heteroseksueel boek, want heteroseksualiteit is uitgangspunt bij de schepping. Dat er toch mensen zijn met verlangens voor personen van hetzelfde geslacht moet je zien als een verstoring van de goede schepping – zoals er natuurlijk heel veel verstoringen ontstaan zijn. Nergens noemt de Bijbel een positief voorbeeld van homoseksualiteit of een homoseksuele relatie, ook Jezus doet dat niet. Hij neemt zijn insteek bij ‘den beginne’ waar God man en vrouw geschapen en voor elkaar bedoeld heeft.
Homoseksualiteit vandaag is iets heel anders dan homoseksualiteit voorheen. Daar worden drie kernargumenten bij genoemd:
Seksualiteit/homoseksualiteit staat vandaag in een ander kader dan vroeger.
Als gevolg van het individualisme is in onze westerse samenleving de menselijke persoon steeds meer centraal komen te staan, inclusief diens seksuele gevoelens en verlangens. De Bruijne schrijft daarover: ‘seksualiteit is een individualiteitskenmerk van individuen geworden, wij moeten dat positief aanvaarden (96). Homoseksualiteit is vandaag iets van je diepste identiteit; dat kent de Bijbel zo niet en dat vraagt een andere beoordeling’.
Het probleem met De Bruijne – en dat geldt ook voor dit rapport in het algemeen – is dat er veel te veel meegegaan wordt in dat moderne identiteitsdenken, waarbij gezegd wordt dat je homoseksualiteit een stuk van je identiteit is. Dat is het volgens mij niet, het zijn gevoelens en verlangens die een gevolg zijn van de zondeval; geen variatie in Gods goede schepping. Zodra je dit gaat beschouwen als je diepste zijn, je identiteit maak je het veel te groot.
De tweede reden dat we vandaag anders tegen homoseksualiteit aankijken, komt bij Leene vandaan. Zij stelt:
De Bijbel noemt homoseksualiteit tegennatuurlijk, maar dat komt vooral omdat men het niet gepast vond dat een man de rol van een vrouw aannam.
Het tegennatuurlijke zit dus niet zozeer in de seks tussen twee mannen, maar in het feit dat een van hen een verkeerde rol op zich neemt, namelijk de vrouwelijke rol. Dát is tegennatuurlijk. Dit argument is niet sterk; vrijwel alle gezaghebbende schriftuitleggers zijn het er over eens dat Paulus met tegennatuurlijk niet doelt op het aannemen van een verkeerde rol, maar dat homoseksualiteit an sich tegennatuurlijk is, d.w.z. tegen Gods natuurlijke bedoeling met seksualiteit omgaat. Natuurlijke seksualiteit is die tussen man en vrouw; dat gaat terug op de schepping (‘mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen’ (…) en die twee zullen tot één vlees zijn’) – een punt dat Walter Rose overigens terecht naar voren brengt.
Het is willekeurig het OT-ische verbod op homoseksualiteit zomaar door te trekken naar vandaag, dat doen we met andere voorschriften ook niet.
Voorstanders van homoseksuele relaties wijzen er vaak op dat er in Leviticus 18 – dat homoseksuele relaties verbiedt – ook andere voorschriften staan die christenen vandaag niet meer opvolgen, zoals het laten staan van een deel van je oogst met het oog op de armen (Lev. 19: 9) of het verbod om je land met twee soorten zaad te bezaaien.
Dat is op zich juist, maar dan zie je toch over het hoofd dat deze verboden van een andere orde zijn dan het verbod op homoseks. Vanouds kennen we in de gereformeerde traditie het onderscheid tussen ceremoniële, burgerlijke en morele wetten. De ceremoniële en burgerlijke wetten hebben betrekking op één specifiek volk in een bepaalde periode van de heilsgeschiedenis. Weliswaar valt er veel van te leren, maar het zijn bepalingen die grotendeels niet meer geldig zijn omdat het Nieuwe Testament ze zelf al als opgeheven verklaart (denk aan de voedselwetten uit Israël).
Dat ligt bij homoseksualiteit echt anders. Dat gaat in de tegen de scheppingsorde en dat is dus ook een blijvend principe, ook onder het nieuwe verbond (zie Rom. 1 en 1 Kor. 6).
Kortom: alle drie de beweringen – dat homoseksualiteit vandaag anders beoordeeld moet worden dan vroeger omdat het nu een kwestie van identiteit is en nu niet, dat het niet per se tegennatuurlijk hoeft te zijn en dat we de bijbelse voorschriften hieromtrent niet zomaar kunnen doortrekken – kunnen alle drie ontkracht worden.
Gods barmhartigheid
Tenslotte hoorde we nog het argument van Gods barmhartigheid: God is barmhartig en dat geeft de doorslag om homoseksuele relaties toe te laten. ‘Hij is een barmhartig God en volgt de mens in de gebrokenheid van het bestaan’ (113). Dat kan ertoe leiden – aldus Jan Mudde – dat God de bakens van Zijn scheppingsorde kan verzetten, om zodoende mensen tegemoet gekomen in hun gebrokenheid. Uiteraard is God barmhartig, maar dat betekent nog niet dat Hij ons ruimte geeft Zijn wetten en voorschriften te breken. Mudde verwijst naar het voorbeeld dat God vanwege de hardheid van ons hart, echtscheiding toe heeft gelaten – maar dan moet je toch in elk geval zeggen dat dit een bepaling is die God Zelf gegeven heeft, dat lees je nergens over het toestaan van homoseksuele relaties. Natuurlijk zien we in de heilsgeschiedenis dat veranderingen optreden, dat God bepaalde zaken toestaat die voorheen niet toegestaan waren (denk aan de voedselwetten waar ik het net over had), maar dan wordt dat altijd expliciet aangegeven – en dat is bij homoseksualiteit niet het geval. Dat is echt een improvisatie waarvan je moet zeggen dat er weinig bijbelse grond voor is.
Afrondend
Ik ga afronden. Wat staat er op het spel bij aanvaarding van dit rapport? Het gezag van de Schrift en de genoegzaamheid van de Schrift. Die twee hangen natuurlijk samen: de Schrift heeft gezag omdat we geloven dat we aan de Schrift genoeg hebben, dat de Schrift ons betrouwbaar de weg wijst door de tijd. Dat is de kern van het hele verhaal: hebben we aan de Schrift genoeg? Is de Schrift, zoals vanouds in de gereformeerde traditie gezegd is, genoegzaam? Dit rapport zegt feitelijk van niet. Wat er hier gebeurt is dat andere noties dan de Bijbel zodanig gewicht krijgen dat ze de heldere stem van de Schrift overstemmen. Psychologische informatie, moderne visies op identiteit krijgen zodanig gewicht dat het tools worden om de eenduidige boodschap van de Schrift om te buigen. Wij weten vandaag meer dan Paulus, zei de Bruijne. En dan mag wat wij meer en beter weten een legitieme stem zijn in je afweging, dan is niet meer de Schrift rechter en arbiter over alle dingen. Of geloven we dat het Woord van God genoeg is voor alle tijden, plaatsen en mensen, ook vandaag? Dan hebben we genoeg aan de Schrift en willen we gehoorzaam volgen wat zij zegt… Geloof in de toereikendheid/genoegzaamheid van de Bijbel betekent – zoals Rose terecht zegt – dat de Bijbel iets zeggen kan ‘zonder dat er andere krachten nodig zijn om dat te reguleren’. De Schrift staat op zichzelf, torent huizenhoog uit boven alle menselijke meningen, visies, wetenschappelijke inzichten en spreekt voor zichzelf. Als we dat niet meer toestaan, houden we op kerk te zijn naar Gods Woord. Dan moet je óf accepteren dat er hier nu eenmaal meerdere visies op bestaan (dan kies je dus feitelijk voor een plurale kerk) of je moet je consequenties trekken en je kerk verlaten.
Dat was precies wat Jochem Douma tien jaar geleden deed. En dat was heel consequent. Want òf je accepteert – zij het met tegenzin – de pluraliteit als een gegeven en je blijft als een soort Gereformeerde Bond binnen de kerk òf je accepteert die niet. Dan blijft er maar één optie over: vertrekken. Douma deed dat heel principieel, want als je de pluraliteit – weliswaar node – accepteert, kun je beter net zo goed naar de PKN gaan, want dan is het recht van afscheiding vervallen. Dan hoef je geen afgescheiden kerk meer te zijn, maar kun je beter teruggaan naar de PKN – en ik voorspel dat dat tussen nu en twintig jaar ook zal gebeuren met de NGK. Want als de pluraliteit in beginsel aanvaard wordt, vervalt natuurlijk het recht om een afgescheiden kerk te zijn. Dat recht heeft de NGK m.i. nu al verspeeld, dus ik denk dat ze zich beter aan kunnen sluiten bij de PKN en ik denk ook dat dat gaat gebeuren. Het enige andere alternatief is – net als Douma deed – je aansluiten bij een kerk die het principe van de pluraliteit niet omhelst. En dat lijkt me een heel legitieme optie.
Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website Een in Waarheid. Het originele artikel is hier te vinden.
Nieuwe uitleg inzake homoseksualiteit gaat met bijbeltekst op de loop
‘Homoseksualiteit is vertaalfout’ (ND 16 april). Het artikel biedt een paar goede inzichten, zegt bijbelwetenschapper Pieter Lalleman, maar ook een aantal zaken waarover het laatste woord nog niet is gezegd.
Het is waar dat het woord homoseksualiteit niet in de Bijbel voorkomt en dus ook niet in vertalingen thuishoort. Het zou echter goed zijn daarbij ook te vermelden dat het woord in geen enkele ‘oude’ tekst voorkomt, simpelweg omdat het een modern woord is. Toch kwam homoseksuele praxis in de oudheid wel voor en wordt zij ook in de Bijbel genoemd. Alleen moeten we de woorden die ervoor worden gebruikt dus niet vertalen met ‘homoseksualiteit’ en verwante woorden.
Verbond
Een voorbeeld van een situatie waarin een woord niet voorkomt, maar de zaak wel, is 2 Samuel 7. Algemeen wordt gezegd dat God hier een verbond sluit met David, ook al komt dit woord ‘verbond’ niet in de tekst voor. En Psalm 105 gaat over God trouw in de geschiedenis, ook al staat het woord trouw niet in de tekst.
In het artikel wordt gesteld dat we eerst moeten uitleggen wat de Bijbel over het onderwerp zegt voordat we de woorden kunnen vertalen. Maar de betekenis van de woorden moet volgens mij primair blijken uit hun context en het woordenboek, niet uit de ideeën van de uitlegger. En dat probleem wordt groter als die ‘uitleg’ geen recht doet aan wat de tekst zegt. Hier dreigt de hedendaagse uitleg met de tekst op de loop te gaan.
Geen onderscheid
En deze hedendaagse uitleg is betwistbaar, want ik vermoed dat het niet correct is om de achtergrond van Paulus’ woorden primair te zoeken in de oudheid.
Uiteraard kende Paulus zijn tijd, maar hij zal als vrome Jood bij zijn schrijven over homoseksuele praxis in de eerste plaats de verboden uit de Thora in gedachten hebben gehad. Daarin wordt geen onderscheid gemaakt tussen ‘goede’ (‘gelijkwaardige’) en ‘slechte’ (vernederende) homoseksuele praxis, zoals de Grieken deden. Leviticus staat geen enkele homoseksuele praxis toe.
Juist daarom, denk ik, smeedt Paulus het woord arsenokoites voor datgene wat hij afkeurt. (‘Verzinnen’ is in dit verband niet de goede term.) En dus heeft ook Paulus het in 1 Korintiërs 6 en Romeinen 1 hoogstwaarschijnlijk wel over alle homoseksuele praxis. Een ander argument daarvoor is dat hij ook homoseksuele praxis tussen vrouwen afkeurt, ook al werd die door de mensen in de oudheid niet als vernederend gezien.
‘De Griekse woorden uit 1 Korintiërs 6, malakos en arsenokoites, gaan in directe zin niet over het moderne begrip homoseksualiteit’, staat in het artikel. Het bovenstaande maakt hopelijk duidelijk dat zeker arsenokoites daar dus wel over gaat, gezien de oudtestamentische achtergrond van dit woord.
Letterlijk
We mogen het daarom niet met ‘homoseksualiteit’ vertalen, maar ook niet met ‘mannen … die andere mannen misbruiken’ (NBV21). Waarom kiezen we niet de tamelijk letterlijke vertaling ‘mannen die met mannen het bed delen’? Paulus benoemt in malakos en arsenokoites respectievelijk waarschijnlijk zowel de homoseksuele praxis waarop men in de oudheid neerkeek (de vernederende) als de gelijkwaardige.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Nederlands Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Lalleman, P.J., 2024, Nieuwe uitleg gaat met bijbeltekst op de loop, Nederlands Dagblad 80 (21.652): 15 (artikel).
Bijbels Beraad M/V haalt theoloog dr. Carl Trueman en politica Päivi Räsänen naar Nederland om te spreken op de conferentie van 26 juni 2024 D.V.
Op 26 juni 2024 D.V. organiseert Bijbels Beraad M/V een conferentie in Lunteren met Amerikaans theoloog dr. Carl Trueman en Fins politica Päivi Räsänen als belangrijkste sprekers. Voor degenen die geen Engels kunnen spreken is er bij beide sprekers vertaling beschikbaar. De verdere voorbereidingen voor deze conferentiedag zijn in volle gang. De organisatie meldt dat nadere informatie en de mogelijkheid tot aanmelden nog volgt.1
Dr. Carl Trueman
Dr. Carl Trueman is professor aan Grove City College. Hij schreef het boek ’The Rise and Triumph of the Modern Self’.2 Later verscheen een eenvoudigere versie van dit boek onder de titel ‘Strange New World’. Dit laatstgenoemde lezenswaardige boek werd ook in de Nederlandse taal vertaald en uitgegeven door Uitgeverij Royal Jongbloed onder de titel ‘Een vreemde nieuwe wereld’.3 Bijbels Beraad M/V beschrijft zijn werk als volgt: “ Zijn onderzoek betreft onder andere de opkomst en impact van moderne noties van ‘het zelf’ op de hedendaagse (kerk)cultuur.” Trueman is oorspronkelijk afkomstig uit Verenigd Koninkrijk en is naast professor ook predikant in de Orthodox Presbyterian Church. Vorig jaar werd deze geleerde door dr. Maarten Klaassen en dr. Benno Zuiddam geïnterviewd.4
Päivi Räsänen
Päivi Räsänen is geen onbekende in Nederland. Zij is een christelijke politica en lid van de Finse democratische partij Kristillisdemokraatit. Van 2011 tot en met 2015 was zijn de Finse minister van Binnenlandse Zaken. Samen met de Lutherse bisschop dr. Juhana Pohjola is ze voor het gerecht gedaagd vanwege uitspraken en teksten over homoseksualiteit. Zowel in het eerste als in het tweede proces is zij vrijgesproken.5 Overigens dit niet de eerste keer dit jaar dat Päivi Räsänen in Nederland is. In de agenda ‘Europese verkiezingen 2024’ (in De Banier zien we dat ze op vrijdag 3 mei 2024 D.V. ook in Gouda is. Daar is ze vanaf 20.00 uur samen met de SGP’ers Bert-Jan Ruissen en ir. Chris Stoffer op een publieke bijeenkomst van Christian Council International. Het thema van deze avond is ‘Vrij, Onverveerd – Bijbel in de beklaagdenbank?!’. Naast deze drie sprekers zijn ook Henk Jan van Schothorst en Riekelt Pasterkamp aanwezig.6
Afsluitend
Het is mooi dat Bijbels Beraad M/V deze ervaringsdeskundigen naar Nederland heeft gehaald. Waarschijnlijk zullen we van de zomer meer van deze conferentie horen. We hopen en bidden dat deze dag tot Gods eer mag zijn en tot heil en nut van de naasten.
Voetnoten
Meerderheid studiedeputaatschap NGK zet wissel om met pleidooi voor acceptatie gelijkgeslachtelijke seksualiteit – Rapport geeft dr. Wolter Rose ruimte voor een tegenstem
Het lag in de lijn der verwachting dat er in de nieuw gevormde Nederlandse Gereformeerde Kerken (NGK) gekomen zou worden tot een acceptatie van gelijkgeslachtelijke seksualiteit en deelname aan het ambt en het Heilig Avondmaal. Er ligt, na een flinke vertraging, nu een studie van het deputaatschap over deze heikele kwestie. Het advies van de commissie komt D.V. in maart 2024 op de synodetafel. De synodevoorzitter, dr. Peter Sinia7, hoopt dat er nog vóór de zomer, in een speciaal hiervoor ingelaste zitting, een besluit valt. Overigens wordt een snelle uitvoering van dit besluit niet dwingend opgelegd. “Kerkenraden kunnen het tempo kiezen dat bij hun gemeente past.”
Het is niet de eerste keer dat er in deze kerken gesproken wordt over het toelaten van mensen met een homoseksuele relatie tot het ambt en het Heilig Avondmaal. Al eerder schreef prof. dr. Ad de Bruijne een lijvig boek over (onder andere) deze kwestie, onder de titel ‘Verbonden voor het Leven’.8 Het was een kwestie van tijd dat de wissel ook kerkelijk omgezet zou worden en het is daarom niet verbazend dat de meerderheid van de commissie komt tot een acceptatie van gelijkgeslachtelijke seksualiteit in relatie tot de ambten en het Heilig Avondmaal. Verbazend niet, verdrietig wel! Vermeldenswaard is overigens nog dat de studiecommissie het onderling niet eens was, en dat er dus een verdeeld rapport ligt. Al is het kerkelijk donker geworden zijn er vanuit orthodox-ethisch perspectief nog wel enige lichtpuntjes. In de praktijk is de Nederlandse Gereformeerde Kerken echter een pluriforme kerk geworden (met compromisdocumenten), waarbij ruimte is gekomen voor tegengestelde opvattingen en het Schriftgezag met de voeten getreden kán worden zonder daarvan de consequenties te hoeven ondervinden. De synodevoorzitter ziet dat al aankomen, dr. Peter Sinia: “Tegelijkertijd kan ik niet beloven dat we tot een uitkomst komen, die hen of mij tevreden zal stellen.”9 Uiteraard moeten we uit pastorale bewogenheid handelen, maar dat wil niet zeggen dat hierbij bepaalde vaste (dat is op de Bijbel gebaseerde) uitgangspunten gehanteerd kunnen worden.10 Verdrietig is dat door sommigen in het rapport over de (gevolgen van de) zondeval heenstappen en de huidige orde één op één gelijkstellen met de scheppingsorde. We leven echter in een gebroken wereld (Rom. 8:20-22). In dit artikel wil ik graag geluid geven aan een tegenstem: dr. Wolter H. Rose.11 Rose is gepromoveerd theoloog en heeft zelf ook homofiele gevoelens. Hij heeft op grond van de Schrift besloten celibatair te leven. Rose was ook lid van het studiedeputaatschap en heeft een (deels tegengestelde) bijdrage geleverd aan het rapport.12
Inleiding
Het rapport draagt de titel ‘Ruimte en richting’ en is te downloaden via de website van de Nederlandse Gereformeerde Kerken (zie voetnoot).13 De ondertitel luidt: ‘Rapport van het Studiedeputaatschap ‘Homoseksualiteit in de kerk’. Voor de synode van Deventer 2023’. Het rapport bevat na de inleiding ‘Zes brieven aan Filemon’. Hierbij is een casus, door middel van een brief, voorgelegd aan de commissieleden en zij beantwoorden deze brief ieder afzonderlijk. Daarna wordt het rapport verdeeld in drie delen: (1) Hoofdlijnen, (2) Verdieping, en (3) De praktijk. De verdieping is vooral een uitgebreide schets van de geschiedenis van homoseksualiteit, de biologische aspecten, identiteitsontwikkeling en trends. Dit deel sluit af met persoonlijke reflecties en is geheel verzorgd door dr. Wolter Rose. Deze ruim veertig pagina’s tekst is beslist de moeite van het lezen waard en kent een uitgebreid notenapparaat zodat vervolgstudies en diepteboringen gedaan kunnen worden. In deze bijdrage wil ik echter stilstaan bij hoofdstuk 7 van het eerste deel. Deze bijdrage is ook geschreven door dr. Wolter Rose en daarin geeft hij verantwoording van zijn afwijzing van de opinie van de meerderheid van de commissie.
Zijspoor, dwaalspoor
”Een meerderheid binnen ons deputaatschap is van mening dat homo’s ruimte behoren te krijgen, zoveel ruimte als zij nodig hebben om open te bloeien voor Gods heilig en genadig aangezicht. Wil iemand met een homoseksuele gerichtheid verkennen of het mogelijk is om die om te buigen naar een heteroseksuele gerichtheid? Laat hij of zij dat doen – al hebben wij sterke twijfels of homo’s met een diep verwortelde geaardheid van oriëntatie kunnen veranderen. Is iemand er in zijn of haar geweten van overtuigd dat een homoseksuele relatie onverenigbaar is met de Bijbel? Laat hij of zij dan kiezen voor een leven in seksuele onthouding en op zoek gaan naar zinvolle en zegenrijke alternatieven voor het huwelijk. Is iemand vrij in zijn of haar geweten en vindt hij of zij een partner voor het leven? Laat er ook voor deze broers en zussen een plek zijn in de gemeente van Christus en aan de tafel van de Heer. Wij menen dus dat er binnen de gemeente van Christus ook ruimte mag zijn en heeft te zijn voor homoseksuele broers en zussen die in een relatie van liefde en trouw samenleven. De argumenten hiervoor willen we hier niet herhalen. Niet ieder neemt de daar genoemde argumenten op gelijke wijze en in gelijke mate voor zijn of haar rekening, maar dat wijzigt het totaalbeeld niet: binnen de gemeente van Christus mag er, heeft er ruimte (te) zijn voor homo’s, ook als zij in liefde en trouw samenleven.”
Na al het wikken en wegen is dit (Paragraaf 6.1.4) de uiteindelijke conclusie van het studiedeputaatschap. Dr. Wolter Rose is het met deze conclusie oneens. Het siert het deputaatschap dat deze geleerde ook ruimte heeft gekregen om zijn bezwaren aangaande hoofdstuk 6 in het rapport te kunnen verwoorden. Het hoofdstuk draagt de niet mis te verstane titel ‘Een zijspoor, een dwaalspoor’. Het betreft ‘een (te) korte toelichting waarom ik geen verantwoordelijkheid wil dragen voor hoofdstuk 6 ‘Richting en ruimte’’. Op bladzijde 144 en 145 volgt eerst het bezwaar in vogelvlucht om dan, in de volgende bladzijdes, hier wat nader op in te gaan. Dr. Rose geeft aan dat het geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is, dé gevaarlijkste gedachte in de geschiedenis van de mensheid en filosofie genoemd wordt. “Wat als de gevaarlijkste gedachte ook de gelukkigste is?”, zo vraagt de geleerde zich af. Bij het tweede punt geeft Rose aan dat het meerderheidsadvies, namelijk ‘voer het gesprek bij een open Bijbel’, ongeloofwaardig is. ”De geloofwaardigheid (…) wordt ondermijnd wanneer het hoofdstuk zelf een aantal bladzijden eerder dingen als ervaring, intuïtie en emotie de doorslag laat geven.” Hierdoor wordt ‘het onderwijs van Christus en de Apostelen over huwelijk en seksualiteit (…) op een essentieel punt op een zijspoor gezet’. In dit geval wordt het primaire leerdoel niet gerealiseerd: ‘correctie’. “Wijsheid en correctie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wie niet open staat voor correctie leidt op een dwaalspoor. De vrucht van correctie is een leven in vrede en gerechtigheid.” In de intentieverklaring wordt aangegeven dat Romeinen 14 en 15 richtinggevend zijn. Dr. Rose ziet ook hier een ondermijning van de eigen geloofwaardigheid ‘wanneer (…) in de volgende alinea aan de kerken de suggestie’ wordt gedaan dat ‘gelijkgeslachtelijke verbindenissen met een seksuele dimensie (..)’ er mogen zijn. Om de schijn van willekeur of vooringenomenheid te voorkomen, zou de meerderheid ‘er beter aan doen het complete oeuvre van Paulus richtinggevend te verklaren – in plaats van twee minder relevante hoofdstukken’. Anders valt het beroep op de Bijbel weg ‘onder de oproep (…) tot acceptatie van het bestaan van verscheidenheid op het punt van gelijkgeslachtelijke verbintenissen met een seksuele dimensie’. Daarom moet de Bijbel ook iets te zeggen kunnen hebben ‘zonder dat er andere krachten nodig zijn om dat te reguleren, of zonder een speciale hermeneutiek van buiten de tekst in te voeren zodat we kunnen weten wanneer en waar hij kan spreken’ (dit in navolging van oudtestamenticus dr. Christopher Seitz).
Toelichting
In het vervolg van het hoofdstuk geeft dr. Wolter Rose een toelichting op de hierboven staande stellingen. Hij verwijst daarbij naar zijn eerdere publicaties op dit punt, die in de literatuurlijst te vinden zijn. Dr. Rose geeft aan dat zijn pijlen niet gericht zijn op LHB-christenen in het algemeen, maar tegen een pleidooi dat ruimte biedt in de kerk voor gelijkgeslachtelijke verbintenissen met een seksuele dimensie. Het rapport geeft helder aan (hoofdstuk 3) dat we in de Bijbel alleen teksten aantreffen die gelijkgeslachtelijke seks afkeuren. Als deze conclusie juist is, relativeert dat de verwarring rond de uitleg van passages als Romeinen 1 en 1 Korinthe 6. Het rapport plaatst bij die verwarrende uitleg zelfs de nodige kritische kanttekeningen. Rose geeft aan dat deze conclusie inderdaad juist is en dat deze conclusie ook gedeeld wordt ‘door een keur van ter zake kundige bijbelwetenschappers en theologen uit andere vakgroepen’. Hij verwijst daarbij naar Brooten, Johnson, Sanders, Loaderen MacCulloch.14 Dit sluit ook aan bij andere kerkgenootschappen met een confessionele overtuiging dicht bij de NGK. Die kerkgenootschappen hebben óók ‘uit deze exegetische conclusie afgeleid dat er in de gemeente van Christus geen ruimte kan zijn voor gelijkgeslachtelijke verbintenissen met een seksuele dimensie’. De meerderheid van de commissie pleit echter wél voor die verbintenissen en heeft daarmee ‘het onderwijs van Christus en de Apostelen, geworteld in de Tora voor het volk Israël, op een essentieel punt (…) op een zijspoor gezet’ In deze keuze wordt daarmee ervaring, intuïtie en emotie boven het Schriftwoord gesteld. “Voor mij is dat onaanvaardbaar, omdat correctie in de wijsheids- en kennisoverdracht in Oude en Nieuwe testament een primair leerdoel is.” Na een korte bespreking van het bijbelboek Spreuken stelt Rose: “Wijsheid en correctie verachten is typerend voor een dwaas, stelt het laatste vers van deze korte inleiding.” Ook in het onderwijs van Christus is ‘correctie’ een terugkerend leerdoel. Dat geldt evenzeer voor de schrijver van de Hebreeënbrief, bijvoorbeeld in Hebr. 12:4-11.
Geen recht aan de woorden van Paulus
Romeinen 14 en 15 wordt door de meerderheid gezien als richtinggevend. Dr. Rose geeft aan dat deze suggestie ‘geen recht’ doet ‘aan de specifieke context van de woorden van Paulus’. Bij deze zaken moet onderscheid worden gemaakt tussen onderwerpen met een relatief laag gewicht en onderwerpen met een relatief hoog gewicht. “’Porneia’ (‘verboden seks’), inclusief de gelijkgeslachtelijke variant, is zo’n onderwerp. In zulke gevallen spreekt de Apostel in de gebiedende wijs: ‘Vlucht weg van ‘porneia’’, of ‘vlucht weg van de afgodendienst’. De twee thema’s ‘porneia’ en afgodenverering – vaak in deze volgorde – staan in de Top Drie bovenaan in lijsten van zondig gedrag dat een bedreiging vormt voor iemands deelhebben aan het Koninkrijk van God.” Het betreft dus een onderwerp van hoog gewicht en geen middelmatige zaak. De voorkeur voor Romeinen 14 en 15 houdt ook enige willekeur in. “De Paulus van Romeinen 1 kan niet worden uitgespeeld tegen de Paulus van Romeinen 14.” De hele oeuvre van Paulus recht doen is beslist geen gemakkelijke zaak. “Het is wel een moedige stap. Het zal eraan bijdragen dat er vrijmoedigheid groeit voor het afwijzen van de bestaande verscheidenheid rond gelijkgeslachtelijke verbintenissen met een seksuele dimensie.” De, door de meerderheid gegeven, oproep tot acceptatie van de genoemde verscheidenheid ‘zal niet langer met een beroep op de Bijbel te verdedigen zijn’.
Drie fasen
Op grond van zijn ervaring met deze gesprekken over de Bijbel en homoseksualiteit, onderkent oudtestamenticus dr. Christopher Seitz drie fasen in de uitleg van de Bijbel. In de eerste fase wordt geprobeerd de relevante passages anders uit te leggen (of: te betogen dat dit anders uitgelegd moeten worden). In de tweede fase wordt toegegeven dat de teksten wel zeggen wat ze vroeger geacht werden te zeggen, maar dat dit als globale leidraad genomen moet worden. In de derde fase wordt gesteld dat de Bijbel ons niet verder kan helpen hierin, omdat de huidige vorm van gelijkgeslachtelijk seksueel verkeer onbekend was in de tijd van de Bijbel. Volgens nieuwtestamenticus dr. Luke Johnson zou het in de derde fase daarom beter zijn om te zeggen dat we ons, wat dit aangaat, op ander gezag beroepen dan op de Bijbel. Er ontstaat kortsluiting als enerzijds wordt betoogd het gesprek te willen voeren bij een open Bijbel en anderzijds een intentieverklaring richtinggevend te laten zijn. Rose: “Er ontstaat kortsluiting in mijn hoofd. Mijn lichaam protesteert: ik krijg er – letterlijk – buikpijn van.”
Rose verwijst ook naar een rapport uit 2013 over Hermeneutiek (van voormalige Gereformeerde Kerken vrijgemaakt) waarin onder andere staat: “Hermeneutiek mag geen middel zijn om met mooie woorden ten diepste Gods Woord naast ons neer te leggen.” De geleerde ziet dat de meerderheid van het studiedeputaatschap hieraan voorbijgaat en zelfs uitvoert wat hier staat door ‘met mooie woorden ten diepste Gods Woord naast ons [neerleggen]’. Rose ervaart een impasse in het gesprek over gelijkgeslachtelijke seksualiteit. In navolging van Seitz: “Een crisis die te maken heeft met het feit dat de Bijbel een soort ‘wassen neus’ wordt, vatbaar voor elke interpretatie.” Gelijkgeslachtelijke verkeer is moeten we niet zien als een bijzonder afschuwelijke zonde, alsof LHB-ers onder een speciale categorie zondaren vallen. Echter wordt ‘in de Bijbel’ wel ‘een consequent negatief oordeel’ uitgesproken ‘over gelijkgeslachtelijk seksueel verkeer’. “Seitz stelt dat ‘een beroep op de duidelijke betekenis van de Schrift’ is geboren uit een specifieke overtuiging die ook mijn overtuiging is. Het is de overtuiging dat de Bijbel iets te zeggen kan hebben zonder dat er andere krachten nodig zijn om dat te reguleren, of zonder een speciale hermeneutiek van buiten de tekst in te voeren, zodat we kunnen weten wanneer en waar hij kan spreken.” Anders verliest de Bijbel ‘zijn reputatie op het specifieke gebied van toereikendheid en betrouwbaarheid, en geen enkele zaak, hoe goed bedoeld ook, kan dat als een aanvaardbare bijwerking hebben’ Met dit slotwoord ben ik het van harte eens. Wanneer in de Bijbel gelijkgeslachtelijke seksualiteit verboden wordt, moeten wij niet wijzer zijn dan God Zelf, maar Hem daarin volgen ‘door bezaaide en onbezaaide wegen’15, ongeacht wat de consequenties daarvan ook moge wezen. “Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt. In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen.” (Johannes 16:33, SV).
Voetnoten
Citeren van Bijbelteksten is géén homohaat – Finse politica Päivi Räsänen en Lutherse bisschop dr. Juhana Pohjola vrijgesproken
Dit artikel ondergaat in de loop van de dag nog een fijnafstemming.
Op donderdagochtend 31 augustus 2023 ging de Finse aanklager in hoger beroep in de zaak Räsänen. Aanleiding was een strafklacht tegen Finse politica Päivi Räsänen omdat zij een Bijbeltekst had gedeeld via social media en in 2004 (!) een brochure had geschreven over huwelijk en seksualiteit in Bijbels perspectief.16 Vanwege het laatste werd ook de uitgever, Luthers bisschop dr. Juhana Pohjola, aangeklaagd.17 In maart 2022 werden de politica en de bisschop vrijgesproken, maar de aanklager liet het daarbij niet zitten en ging in hoger beroep.18 Vandaag, dinsdagochtend 14 november 2023, zijn zowel de Finse politica als de Lutherse bisschop opnieuw vrijgesproken van smaad tegen homoseksuelen.19
Finse aanklager
In het Reformatorisch Dagblad verschenen ten tijde van de rechtszaak uitgebreide reportages. Deze wil ik hieronder wat volgen en samenvatten. Om ten slotte op de vrijspraak terug te komen. Overigens overweeg de aanklager opnieuw in hoger beroep te gaan. In 2022 leidde deze zaak al tot een vrijspraak De Finse aanklager, Anu Mantilla, liet het er echter niet bij zitten. Mantilla zette ‘scherper dan eerder de aanval in’. Volgens Mantilla zijn de uitspraken van Räsänen duidelijk ‘denigrerend (…) tegenover homoseksuelen. Het veroordelen van homoseksuele handelingen veroordeelt homoseksuelen als mens’. De aanklager gaf ook aan dat Räsänen de Bijbel boven de Finse wet plaatst, dit zou niet geldig zijn omdat alleen de nationale wetgeving van toepassing is en geen religieus boek. Gelovigen mogen daarom op grond van de Bijbel niet alles zegen. “Het citeren van de Bijbel is niet verboden. Maar het beledigen van kwetsbare groepen wel.” De advocaat van Räsänen, Matti Sankamo, gaf aan dat de aanklager de uitspraken verkeerd weergeeft. Ook gaf Sankamo aan dat de gewraakte brochure geschreven is in 2004 en daarom zowel inhoudelijk als wetenschappelijk verouderd is.20
Eerste zittingsdag
Er waren twee zittingen in deze zaak van hoger beroep, donderdag en vrijdag. De eerste dag leverde ‘geen juridische verrassingen op’. Wat journaliste Danielle Miettinen, die een boek schreef over deze kwestie, opvalt, is dat de partijen wel scherper waren. De sfeer is echter niet agressief, maar ‘beleefd en bedaard’. Ook de advocaat, Sankamo, gaf aan geen nieuwe inzichten te hebben gehoord te opzichte van de rechtszaak in 2022. Wat opvalt is dat deze rechtszaak een enorme publiciteitstrekker is. Miettinen: “Grote media zijn aanwezig, maar er zijn ook veel andere zaken in Finland die momenteel belangstelling trekken.” De auteur denkt dat veel Finnen de uitspraken van Räsänen zullen afkeuren, maar dat zij een rechtszaak een stap te ver vinden. Ook Miettinen vindt het een absurde zaak tussen vooral ideologisch gekleurde standpunten. Bisschop Pohjola is ook droevig gestemd over deze rechtszaak en de aanklager: “Ze hecht geen waarde aan de Bijbelse openbaring dat alle mensen een intrinsieke waarde hebben als Gods schepping.”21
Verlies is schade voor de Finse kerk
Bisschop dr. Juhana Pohjola gaf vrijdagavond 1 september 2023 op een persconferentie aan dat een veroordeling van Räsänen tot ondenkbare schade zou leiden voor de Finse kerk. “Onze kerk zou dan als misdadig worden gezien. Ons onderwijs zou onder verdenking komen. Om niet besmet te worden, zouden veel mensen zich van de kerk afkeren.” Daarom is het gebed van Räsänen of het hof van beroep ‘tot dezelfde conclusie komt als het hof van Helsinki’. Paul Coleman, jurist van de betrokken organisatie ADF, ziet dat de aanklacht verder gaat dan alleen het citeren van Bijbelteksten. Het volledige mensbeeld is in het geding. “Doorlopend gingen de aanklagers de discussie aan over God, de Bijbel en zonde. Stelselmatig wezen ze af dat iemands identiteit kan verschillen van zijn daden. Het is duidelijk dat daar heel veel theologie en antropologie achter zit.” Coleman geeft aan dat een eventuele uitspraak geen invloed heeft op andere landen in Europa, maar dat deze wel een ‘barometer van het juridische klimaat’. Daarom is vrijspraak ook in het belang van andere christenen in Europa.22
Dr. Juhana Pohjola
De dag voor deze gerichtsdagen stond er in het Reformatorisch Dagblad een lezenswaardig interview met de Lutherse bisschop dr. Juhana Pohjola. Bovendien een uitleg van de rechtszaak door journalist Evert van Vlastuin. Pohjola is net als Räsänen voor de rechtbank gedaagd door de aanklager. De bisschop verdedigt zowel zichzelf als zijn tegenstanders in deze zaak die hij ziet als een geestelijke strijd. “Uiteindelijk gaat het in deze zaak om wie God is.” Pohjola staat terecht om het uitgeven van de Finse brochure ‘Man en vrouw schiep Hij hen’ in 2004. Deze was geschreven door Päivi Räsänen, destijds christelijk arts en sinds 1995 parlementslid voor de christelijke partij Kristillisdemokraati (KD). De brochure is geschreven naar de inzichten van die tijd en gebruikmakend van de inzichten over homoseksualiteit in psychologische handboeken uit haar studietijd, de jaren ’80. De brochure raakte echter in de vergetelheid tot de zomer van 2019. Omdat Pohjola hoofdredacteur was van de serie brochures wordt ook hij vervolgd. Ook nu geeft Pohjola aan in de Schrift geen ruimte te zien voor praktiserende homoseksualiteit. “Gods is niet achterhaald en de scheppingsorde ook niet. Het huwelijk blijft een instelling van één man en één vrouw.” De rechtszaak gaat over man, vrouw, geschapen orde en God Zelf. “Daarom is dit een aanval op de basisovertuiging van ons christelijk geloof. Dit is een geestelijke strijd.” Pohjola geeft aan dat het klassieke christelijke begrip van seksualiteit er één is die zich ‘afspeelt binnen het huwelijk van één man en één vrouw’.23 Volgens de Bisschop is dat altijd zó geweest en zal dat ook altijd zó blijven. “Tegelijkertijd respecteren we natuurlijk ieder mens, hoe zijn geaardheid of seksuele leven er ook uitziet. Maar een christen volgt de natuurlijke orde, ook in de leer op het huwelijk. Er is geen andere optie.” Het gebed van de bisschop is dat hij een goede getuigenis zal geven en standvastig mag zijn en blijven in het geloof.24
Vrijgesproken
Vanmorgen, dinsdag 14 november 2023, liet het gerechtshof weten dat Räsänen en Pohjola vrijgesproken zijn van smaad tegen homoseksuelen. Afgelopen zaterdag berichtte het Reformatorisch Dagblad al dat vandaag de uitspraak zou worden gedaan. De krant geeft aan dat deze zaak wereldwijd als belangrijk wordt gezien voor ‘de uitingsvrijheid van christenen’.25 Nu dan dus de vrijspraak door het Hof van Beroep in de Finse hoofdstad Helsinki. De politica gaf aan dat zij erg opgelucht en God dankbaar is voor deze uitspraak. Het hof van beroep gaat mee met de gedachte dat Bijbelse termen van ‘schaamte’ en ‘zonde’ in hun religieuze context moeten worden geïnterpreteerd. De uitspraken zijn niet tegen de wet. Wel moet de Finse staat een vergoeding betalen om de onkosten van het tweetal te compenseren. De aanklager is niet tevreden en overweegt serieus om in hoger beroep te gaan bij de Hoge Raad van Finland. 26 Ook bisschop Juhana Pohjola verwacht niet dat de aanklager zich bij deze uitspraak zal neerleggen en dat het zelfs mogelijk is dat deze naar Europees niveau wordt getild. “Ook als we verder moeten naar het hooggerechtshof of naar Straatsburg, zijn we in Gods goede hand en bid ik dat dit Zijn goede bedoelingen in Finland zal dienen. We zijn bereid er helemaal voor te gaan, omdat het voor ons niet uitmaakt of we boetes moeten betalen of schuldig worden bevonden. Het gaat hier om fundamentele vrijheden van christenen en zelfs van onze tegenstanders. Vrijheid van meningsuiting is een basisrecht voor elke burger in een beschaafd democratisch land.”27 Het kan dus opnieuw een zaak worden van lange adem.
Tenslotte
Het Reformatorisch Dagblad wordt bedankt voor de uitgebreide verslaglegging die de krant gedaan heeft van deze afgelopen zaak. Het is goed dat christenen in Nederland deze zaak op de voet volgen. In de rechtszaak tegen ds. A. Kort van de Oud Gereformeerde Gemeente in Nederland te Krimpen aan den IJssel hebben we gezien dat dergelijke rechtszaken ook in Nederland kunnen plaatsvinden.28 Het is verstandig om daarop voorbereid te zijn. Bij het bespreekbaar maken van zondige uitwassen van de Westerse samenleving is het goed om altijd de geschiedenis van Johannes 8 in het oog te houden. Dat stelt iedereen schuldig, maar biedt ook perspectief om te waarschuwen tegen zondige praktijken.
Voetnoten
Appelavond ‘Vreemde Nieuwe Wereld’ te Katwijk aan Zee – Opname 25 januari 2023
Op 25 januari 2023 werd er door Bijbels Beraad M/V een appelavond georganiseerd onder de titel ‘Vreemde Nieuwe Wereld‘. Deze avond is opgenomen en met dank aan Bijbels Beraad M/V hieronder terug te kijken.
Interview met dr. Carl Trueman door dr. Maarten Klaassen van Bijbels Beraad M/V
Ook dr. Benno Zuiddam nam deel aan dit interview.
Theoloog dr. Maarten Klaassen interviewde dr. Carl Trueman over zijn nieuwe, onlangs verschenen, boek ‘Een vreemde nieuwe wereld‘. Het boek is verschenen bij ‘Uitgeverij Jongbloed‘.26 Onder de video staat de volgende uitleg: “Het klassieke gezin wordt tegenwoordig vaak als verstikkend gezien. De huidige cultuur promoot de vrijheid om relaties naar je eigen ideeën vorm te geven. Deze gedachten brengen ons in een vreemde, nieuwe wereld. Carl Trueman schreef het boek Strange New World, in het Nederlands vertaald als Vreemde Nieuwe Wereld. Hierin onderzoekt hij de oorzaak van deze cultuurverandering. Bijbels Beraad MV ging hierover met hem in gesprek.”
Voetnoten
Geen aparte status – Gemeente moet leren de ander niet allereerst als homo te zien
De gemeente zou moeten leren om de ander niet allereerst als homo te zien, maar zoals we elke andere broeder zien: een in Christus vrijgesproken zondaar. Die aparte status van homo’s werpt onnodig hoge drempels op. Een mens is veel meer dan alleen zijn seksuele gerichtheid.
Een gemeente ziet op grond van de Bijbel geen ruimte om de zegen van God mee te geven aan twee mensen van gelijk geslacht die een levensverbintenis aangaan. Tegelijk zijn er in elke gemeente homo’s (lees telkens: homo’s én lesbinnes). Hoe dient de gemeente met hen om te gaan? Waartoe is de gemeente geroepen?
Punt of komma
Soms heeft een kerkenraad als onderdeel van pastorale zorg beleid opgeschreven. Dat schept duidelijkheid. Ieder weet waar hij aan toe is. Soms staat het niet op papier. In alle gevallen zit het wel tussen de oren: wij zien bijbels geen ruimte voor het samenleven van homo’s. Ik signaleer de neiging om daar een punt te zetten. Punt uit. Ook de jongere die ‘uit de kast komt’- zoals dat heet -, weet van die duidelijkheid, bewust of onbewust. Het zal hem niet helpen om zich veilig te voelen in zijn eigen gemeente. Kunnen we ook een komma zetten? Kunnen we leren om de ander niet allereerst als homo te zien, maar als broeder in Christus? Dat vraagt om een houding van solidariteit.
Ongelukkige samenloop
Het beleid van de hierboven genoemde kerkenraad respecteer én onderschrijf ik. Op de achtergrond gaat het over het gezag van de Schrift. De Bijbel is in het geding. Maar ik acht het een ongelukkige samenloop van omstandigheden dat we die discussie veelal uitsluitend toespitsen op seksualiteit, intimiteit en relatievormen. Hoewel ik begrijp dat ons dat vanuit de wereld wordt opgedrongen. Ik zou liever het gesprek over de zeggingskracht van de Bijbel langs andere lijnen voeren. Laten we het bijvoorbeeld hebben over besteding van ons geld of over gerechtigheid. Daarover zegt de Bijbel veel méér dan over seksualiteit. Nog eenzijdiger wordt het beeld wanneer we binnen het veld van seksualiteit uitsluitend over homo’s spreken. De vraag van veel homo’s is waarom zij voortdurend in de spotlights komen, terwijl er in de christelijke gemeente zo veel misgaat onder heteroseksuele gemeenteleden. Meet de gemeente met twee maten? Christus roept de gemeente op heilig en kuis te leven. Dat geldt toch álle gemeenteleden?
Scheldwoord
In de Bijbel heeft het woord ‘wereld’ diverse betekenissen. Eén daarvan is: de vijandige wereld. Werelds denken staat haaks op God. Wie de wereld liefheeft, kan God niet liefhebben. Zou het kunnen zijn dat we onbewust homoseksualiteit te snel verbinden met perversiteit, verderf of gay-scene? In diezelfde wereld is homohaat overigens gebruikelijk. Het woord ‘homo’ is een scheldwoord. Ook in niet-christelijke kring is het niet zo eenvoudig om ervoor uit te komen dat je homo bent. Laten we als christelijke gemeente verre blijven van homohaat! Niet de natuur is onze gids, maar de Bijbel.
In de Bijbel kan ‘wereld’ ook ‘schepping’ betekenen. God schiep hemel en aarde. Vaak betekent het ook: de door zonde aangetaste schepping. Zo lief had God de wereld dat Hij Zijn eniggeboren Zoon zond. De christelijke gemeente neemt afstand van wereldgelijkvormig denken, maar is tegelijk solidair met de wereld zoals die door God geliefd is, de mensheid in haar grandeur en misère. Dáár ligt onze roeping. Onthechting van de wereld is voorwaarde, juist voor toewijding aan die wereld. Als je dicht bij de Heere leeft, kom je ook dicht bij mensen. Daarom bidt de gemeente voor de wereld, de politieke leiders, de wetenschappers. Wij mogen niet vervallen in vijanddenken, want dan sluipt hoogmoed binnen. Je kunt van de wereld ook iets leren. Openheid over homoseksualiteit zou bijvoorbeeld niet op de agenda van de gemeente zijn gekomen, als de wereld ons dat niet had aangereikt.
Onopgeloste kwesties
Wellicht onbewust associëren we homoseksualiteit en zonde. Laten we ze niet identificeren. Een homo is niet zondig alleen om het loutere feit dat hij homo is. Dan zou een homo méér zondig zijn dan een ander. Dan wordt hij de zondebok, de verstotene, de paria, iemand die beter niet had kunnen bestaan. Het is precies dat gevoel waardoor homo’s zich onveilig voelen.
Het moeilijke is intussen dat homoseksualiteit ergens te maken heeft met de zondeval en de gevolgen daarvan, net als ziekte en handicap. Maar hoe precies? De vergelijking met een ziekte suggereert dat homoseksualiteit te genezen is. Dat maakt de homo tot patiënt. De vergelijking met een handicap gaat evenmin op. Een homo is immers niet hulpbehoevend. In de voorbede voor homo’s is het pijnlijk hen in te delen bij ziekten of gehandicapten. Toch ‘is’ er wel iets. Misschien is daar geen woord voor. Herman van Wijngaarden, zelf homo, zegt dat het wel ‘een kwestie’ is. Voor de christelijke gemeente klemt de vraag: kunnen we het uithouden met onopgeloste kwesties, totdat Christus komt?
Aparte status
De kernbelijdenis van de Reformatie is de rechtvaardiging van de goddeloze. Dat betekent dat voor God ieder mens doemwaardig is. Uit louter genade worden zondaren verlost. Door het geloof in Christus wordt een mens in Hem ingeplant, met Hem verenigd. Vanuit deze invalshoek is de kerk inclusief: er is bij voorbaat niemand uitgesloten om met berouw en geloof bij Christus zijn eeuwig heil te zoeken. De gedachte dat iemand anders een grotere zondaar is dan ik, leidt tot farizeïsme.
In het pastorale contact met homo’s werkt het verwarrend wanneer homoseksualiteit alle aandacht krijgt. Een mens is veel meer dan alleen zijn seksuele gerichtheid. Elke christen heeft genade van Christus nodig. Dat zet ons allen op één lijn. De homo houdt de gemeente een spiegel voor: leeft u als gemeente echt van genade? Is die oerbelijdenis van de rechtvaardiging van de goddeloze doorleefd? Als het lukt op dat niveau met elkaar te spreken, van hart tot hart, is er al veel gewonnen.
Taai proces
Rechtvaardiging gaat altijd hand in hand met heiliging. In Christus ontvangen wij gerechtigheid én heiligheid (1 Kor. 1:30), Mét Hem gestorven staan we op tot een nieuw leven (Rom. 6). De Heilige Geest vernieuwt Gods kinderen naar het beeld van Christus. Dat is een levenslang en taai proces. Het levert een felle strijd op tussen vlees en Geest. Voordat de gemeente de homo in het hokje van ‘de zondaar’ plaatst, zou het goed zijn ook hierover te spreken met elkaar. De strijd tussen de oude en de nieuwe mens is iets wat ieder christen herkent. Leeft de homo in heiligheid? De gemeente zal met die vraag in de spiegel moeten kijken. Dat komt dan wel als een boemerang terug: leeft de hetero in heiligheid? Is het niet voor ieder christen een vallen en opstaan? Elke christen is aangewezen op het geduld van God, Zijn goedertierenheid. Dat betekent niet dat we zonde goedpraten. Het betekent wel dat we in nederigheid, bewogenheid en solidariteit zoeken naar een manier om elkaar vast te houden, elkaar te dienen, elkaar wederkerig op te scherpen.
Geestelijke spankracht
Wij hebben in de gemeente te maken met gemeenteleden die worstelen met hun identiteit. Zeker jonge mensen zijn nog volop in ontwikkeling. Zij vragen niet naar ons oordeel. Dat voelen zij vaak al, nog voordat er één wordt gesproken is. Onder hen bestaan veel psychische moeilijkheden, met uitlopers naar pogingen om zichzelf het leven te ontnemen. Laat de gemeenten eerlijk bekennen dat ze vaak niet goed een houding weten. Laten we verborgen hoogmoed belijden. Laten we naar elkaar toe eerlijk onze onbeholpenheid uitspreken: hoe spreken we mét elkaar (niet: óver elkaar!) over deze tere dingen? Het is een leerproces: fijngevoeligheid ontvangen en ontwikkelen om elkaar te verstaan. De voorwaarde voor een ontmoeting van hart tot hart tussen gemeente en homo’s is de bereidheid om elkaars uitgangspositie te aanvaarden. Voor een jongere die ontdekt homo te zijn, is allereerst nodig dat er gelovigen zijn die zonder vooroordelen naar hem luisteren, hem ernstig nemen in zijn verwarring en vragen, en met met hem zoeken naar Gods weg: biddend, bewogen, barmhartig en bemoedigend.
Homo’s geven de gemeente de gelegenheid om te groeien in geduld en gehoorzaamheid. Heeft de gemeente voldoende geestelijke spankracht om alle schijnvroomheid af te leggen en het uit te houden in en met gebrokenheid? Dat kan alleen wanneer we samen dicht bij de Heere leven.
- Wat is het beleid van uw gemeente ten aanzien van homoseksualiteit? Kunt u aangeven wat u daar lastig en wat u daar goed aan vindt?
- Stel dat er iemand in uw gemeente in een persoonlijk gesprek vertelt dat hij homo is. Hoe zou u dan reageren?
- Voordat er één woord gesproken is, voelen homo’s ons oordeel vaak al. Kunt u uitleggen waardoor dat zou kunnen komen? Is deze oorzaak weg te nemen?
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Verhoeven, J.A.W., 2023, Geen aparte status. Gemeente moet leren de ander niet allereerst als homo te zien, De Waarheidsvriend 111 (26): 4-6 (artikel).
SGP Ede schrijft een bezwaarde brief naar de gemeenteraad en het college – Partij blijft moeite houden met Ede Pride
In de protestants-christelijke Gemeente Ede wordt dit jaar opnieuw Ede Pride georganiseerd. Dit jaar maar liefst drie dagen (30 juni 2023-2 juli 2023). De website van de organisatie geeft aan dat het om een infomarkt voor LHBTIQ+-belangenorganisaties gaat en ‘boeiende thema’s’ in de seminartent, zoals een podium met spetterende optredens. De dag wordt afgesloten met een ‘bruisende afterparty’ bij Astrant aan het Kuiperplein.29 SGP Ede schrijft, terecht, een bezwaarde brief naar de gemeenteraad en het college van B&W. Gods geboden zijn goed voor alle mensen. Op de Ede Pride zullen die geboden naar aller verwachting met de voeten getreden worden. Het is dan ook niet vreemd dat de SGP tegen is!30
Als je geen vreemdeling bent van Gods geschonken genade dan word je ook gunnend naar andere mensen. Tegen Godonterende en zielsverwoestende evenementen wil je dan liefdevol, maar toch ook ernstig waarschuwen. Natuurlijk zal dit je niet in dank afgenomen worden, de voorbeelden daarvan staan ook in de Schrift. Profeten in Gods Woord werden gedrongen om te waarschuwen (ook al kostte dat sommigen het leven). De intentie van het waarschuwen is niet om je te bemoeien met het leven van medemensen, maar een spiegel voor te houden en ook om hen liefdevol de andere kant te laten zien. Een gewaarschuwd mens telt immers voor twee. Ede Pride is voor de SGP Ede reden om een brief met bezwaren te schrijven naar de Gemeenteraad Ede en het College van B&W Ede. Deze daad leverde in ieder geval op social media grote frustratie en onbegrip op.
Inhoud van de brief
In de brief laat de SGP Ede weten dat de belangrijkste reden om de brief te schrijven is dat ‘dit evenement ver afwijkt van het Woord van God, de Bijbel’. Ze verwijzen daarbij naar de scheppingsorde. “Onze Schepper heeft in Zijn wijsheid twee geslachtsvormen geschapen en geeft ook aan hoe man en vrouw met elkaar mogen leven, maar ook hoe dit niet moet.” Daarom mogen we niet allerlei andere vormen en leefwijzen promoten. De opstellers noemen ook Psalm 19:12, namelijk dat we in Gods Wet duidelijk vermaand worden en ‘in het houden van die is grote loon’. Een samenleving die dát loslaat krijgt met allerlei problemen en nieuwe vraagstukken te maken.
De brief wordt pastoraal ingestoken. “Er moet aandacht zijn voor hen die worstelen met hun identiteit en belangrijk is om met hen hierover respectvol het gesprek te voren.” De vormen waar Ede Pride voor kiest staan, volgens de opstellers, vér van een groot deel van de religieuze (en conservatieve) achtergrond van de inwoners van de Gemeente Ede. “Het doet ons ook verdriet dat dit aan de voet van de Oude Kerk wordt gehouden.” Vraag van de opstellers aan de gemeenteraad en het college is daarom ook of zij dit in het gesprek met Ede Pride mee willen nemen. Waarom? “Zodat hun activiteiten niet nog meer verwijdering tot gevolg hebben en daarbij ook rekening houden met de achtergrond van een groot deel van onze gemeente.” De brief heeft ook een pastoraal slotwoord. Ze verwijzen naar de omgang van de Heere Jezus Christus met andere samenlevingsvormen in Johannes 4.31 “De Heere Jezus begint een gesprek met een vrouw, die leeft met een man, die haar man niet is. Dit zegt Hij eerlijk tegen haar. Toch geeft dit geen verwijdering, maar ze erkent dat ze verkeerd doet en krijgt de Heere Jezus als enige Zaligmaker nodig. Wat was deze vrouw daar goed mee en dat wensen we iedereen toe.”32
Ondertekening
De SGP Ede wenst ten slotte de gemeenteraad en het college wijsheid en Gods zegen toe in het besturen van de gemeente. De brief wordt ondertekend door de SGP-afdelingen en/of – kiesverenigingen Bennekom, Ede, Ederveen, Lunteren en Harskamp-Wekerom en daarnaast de SGP-Jongeren Ede. De brief werd verzonden op 12 juni 2023.33
Ten slotte
De SGP Ede wordt bedankt dat ze de medemens pastoraal en liefdevol benaderen. Echte liefde voor de medemens is immers hen met bewogenheid te waarschuwen én ze ook te wijzen op het Ene Nodige, verzoening door het Borgwerk van de Heere Jezus Christus. De verwachting is dat er flink wat ophef zal komen. De SGP Ede moet dan maar denken aan de prediking van Jesaja en Jeremia. Hoewel dat door veel mensen niet gewaardeerd werd, geloof ik toch dat het voor anderen tot zegen is geweest (tot op deze dag). Een brief schrijven: niet om te provoceren, maar in bewogenheid met de medemens!