Home » Geologie (Pagina 2)

Categorie archieven: Geologie

Bacterieel leven in oude zoutlagen

Noot van de redactie: Dit artikel is al een wat ouder artikel (2002). De argumentatie in dit artikel is nog steeds bruikbaar en waardevol. Het zou goed zijn wanneer een sedimentoloog, een geochemicus en een bacterioloog samen zouden werken aan de verdere uitwerking en aanvulling van dit argument, daarbij gebruikmakend van nieuwe gegevens uit het veld.

Samenvatting

In veel sedimenten worden levende bacteriën gevonden, evenals bacteriën in slaaptoestand, bekend als sporen. De bacteriën kunnen afgezet zijn tijdens de sedimentatie (autochtone oorsprong), maar dit is vaak moeilijk te bewijzen, omdat de mogelijkheid van later binnendringen in het sediment (allochtone oorsprong) of besmetting van de monsters uitgesloten moet worden. De gepubliceerde ouderdom van de betreffende sedimenten lopen op tot honderden miljoenen jaren.

Levensvatbare sporen, met bewezen autochtone oorsprong, zijn recent verkregen uit waterdruppeltjes die ingesloten zijn in de Salado-zoutlaag (evaporiet) uit het late Perm, in New Mexico (USA). Dit evaporiet wordt gedateerd op 250 miljoen jaar (Ma). Deze ouderdom is echter niet in overeenstemming met bekende vervalsnelheden van bacterieel leven (dat wil zeggen: de snelheid waarmee het aantal levende of levensvatbare individuen afneemt gedurende de tijd). Integendeel, deze vervalsnelheden geven aan dat de ouderdom van het Salado-evaporiet uit het late Perm minder is dan 35.000 jaar.

Schattingen van ouderdom op basis van bacteriële vervalsnelheden zijn kwalitatief, of hooguit semi-kwantitatief. Toch zou de schatting van de ouderdom van het Salado-evaporiet verbeterd kunnen worden door een schatting te maken van de gemiddelde temperatuur van het Salado-evaporiet gedurende de tijd, in combinatie met het vaststellen van de vervalsnelheid van de bacterie Bacillus marismortui, onder condities die representatief zijn voor waterinsluitingen.

Polyhaliet uit de Salado Formation (Boven-Perm; Carlsbad Potash District; New Mexico; VS). Bron: Wikipedia.

Hedendaagse bacteriën

Bacteriën worden vrijwel overal op aarde gevonden en vele soorten overleven, of floreren zelfs, onder extreme condities, zoals in water bij verhoogde druk tot boven 110 ˚C, in ijs beneden -10 ˚C, in zuren bij pH waarden tot 2 en in basen bij pH waarden tot 13, en in milieus zonder zuurstof. Zij kunnen zich met eigenlijk alles voeden, inclusief anorganische voedingsstoffen die vrijkomen rond middenoceanische hete bronnen, maar ook in afwezigheid van voeding kunnen zij lange periodes overleven in de vorm van sporen.

De aanwezigheid van levende bacteriën in sedimenten wordt al bijna een eeuw onderzocht. Allochtone of autochtone oorsprong, de beschikbaarheid van voedingsstoffen gedurende lange tijdsperiodes, en de mogelijkheid van besmetting van monsters gedurende verzameling en behandeling zijn nog steeds onderwerp van discussie. Gedurende de jaren ’70 werden in de sedimenten van een meer levensvatbare sporen van een thermofiele (warmteminnende) bacterie ontdekt met radiokoolstofouderdom van 7.000 jaar en ouder. De mogelijkheid dat deze sedimenten op een later tijdstip besmet waren met deze bacterie kon uitgesloten worden, omdat de sedimenten nooit boven 35 ˚C zijn geweest, wat de minimale temperatuur is voor het doen ontwaken van de sporen van deze specifieke soort thermofiele bacterie. Een ander bekend voorbeeld zijn de bacteriën verkregen uit de ingewanden van een bevroren Siberische mastodont, gedateerd op 11.000 jaar. Deze en andere studies geven aan dat, in afwezigheid van metabolische activiteit, de leeftijd van autochtone bacteri?n aanwezig in recente sedimenten kan oplopen tot ongeveer 10.000 radiokoolstofjaren.

Oeroude bacteriën

Een punt van discussie is de leeftijd van bacteriën die zijn ingesloten in pre-Pleistocene Fanerozoïsche sedimenten. Meerdere malen is de aanwezigheid van bacteriën diep onder de oppervlakte van de aarde gerapporteerd, in verschillende typen sediment, inclusief koolsteen en oliehoudende lagen en in zoutlagen met gerapporteerde ouderdom tot 650 miljoen jaar. De bewijsvoering voor de autochtone oorsprong is niet algemeen geaccepteerd, omdat het moeilijk is om allochtone oorsprong of besmetting gedurende verzameling en behandeling uit te sluiten.123 De aanwezigheid van bacteriën in afgelegen oliebronnen is bijvoorbeeld vastgesteld, waarbij de oorsprong van deze bacteriën niet werd opgelost. Zij zouden ingesloten kunnen zijn tijdens de vorming van de olie, ze kunnen meegevoerd zijn met ondergrondse waterstromen of ze zouden zich zelfstandig verplaatst kunnen hebben gedurende tientallen tot honderden miljoenen jaren.4

Recent werden levensvatbare sporen van Bacillus sphaericus geïsoleerd uit een in amber ingesloten uitgestorven bijensoort met een gerapporteerde ouderdom van 25?30 miljoen jaar.5 De zorgvuldige selectie van het monster en de grondige voorzorgsmaatregelen die werden genomen tegen besmetting heeft deze vondst overtuigend gemaakt.

Nog recenter werden bacteriën verkregen uit autochtone waterinsluitingen in zoutmonsters van de Permische Salado-evaporiet (New Mexico, USA) met een gerapporteerde ouderdom van 250 miljoen jaar.6 Deze oude bacteri?n hebben een opmerkelijke overeenkomst met Bacillus marismortui (vernoemd naar de Dode Zee) en Virgobacillus pantothenticus, gebaseerd op de vergelijking van 16S-ribosomaal RNA. Het verschil met V. pantothenticus is klein, met een overeenkomst van 97.1% (alhoewel Vreeland 97.5% overeenkomst vermeldt). 45 van de 1650 basenparen zijn verschillend, wat overeenkomt met jaarlijks 1×10^-10 substituties per basenparen. Deze vervangingssnelheid is laag, maar mogelijk aanvaardbaar.7 De 99% overeenkomst met B. marismortui is echter nog opmerkelijker.

Als deze oude bacteriën inderdaad familie zijn van B. marismortui, wat nog vastgesteld moet worden, hoe kan dit verschil dan zo klein zijn? De vrij in de natuur levende B. marismortui zou al gedurende 250 miljoen jaar mutaties moeten ondergaan en we mogen een veel groter verschil met de geïsoleerde soortgenoten verwachten89, alhoewel een efficiënt DNA reparatiemechanisme, actief gedurende het ontwaken, de overeenkomst misschien gedeeltelijk zou kunnen verklaren.10

De maximale leeftijd van bacteriën is in dit verband bepalend en zal nu in meer detail uitgewerkt worden.11

Het overleven van bacteriën

Als er voldoende voeding beschikbaar is kunnen bacteriën in principe oneindig lang blijven leven. Zij vermenigvuldigen zich aseksueel door deling (een cel verdeelt zich in twee cellen) en zowel de moeder- als de dochtercellen (alhoewel die niet van elkaar te onderscheiden zijn) hebben zich vernieuwd, waardoor de populatie haar levenskracht behoud, mits er optimale voeding aanwezig blijft en het niveau van uitgescheiden toxische verbindingen laag is. In afwezigheid van voeding is de levensduur van bacteri?n beperkt, maar er kan geen bepaalde maximale levensverwachting vastgesteld worden. Als de hoeveelheid voeding afneemt of als het niveau van de uitgescheiden toxische verbindingen toeneemt in de loop van de tijd, neemt het aantal levende individuen geleidelijk af. De snelheid waarmee het bacteriële leven vervalt wordt gewoonlijk uitgedrukt als de decimale reductietijd, D(10), de tijdsduur bij een bepaalde temperatuur waarin het aantal levende bacteriën in een populatie tot 10% is teruggelopen. Deze snelheid is vergelijkbaar met andere exponentieel afnemende processen, zoals eerste-orde chemische reacties of radioactief verval.

Bacteriën kunnen gedroogd en onder vacuüm ongeveer een jaar bewaard worden, of gedurende enkele jaren in vloeibare stikstof (-196 ˚C).12 Zij kunnen gedurende veel langere tijden overleven als ze enige metabolische activiteit kunnen onderhouden. Bacteriële culturen zijn aangetroffen in Siberische permafrost bij een gemiddelde temperatuur rond -10 ˚C. De duur van de permafrost wordt geschat tussen duizend en een miljoen jaar. Er werd verondersteld dat de bacteriën actief gebleven moeten zijn ondanks de lage temperatuur, omdat zij anders niet zo lang konden overleven.13 De recente ontdekking van bacteriën in ijs en sneeuw op Antarctica biedt ondersteuning voor lage-temperatuuractiviteit van bacteriën. Deze gevonden bacteri?n hebben inderdaad metabolische activiteit bij -12 ˚C tot -17 ˚C.14

Het is interessant om op te merken dat de Antarctische onderzoekers leden van Deinococcus ontdekten, een geslacht van bacteriën dat bekend is in de voedingsmiddelenindustrie vanwege haar extreme vermogen om ioniserende straling te weerstaan, inclusief röntgenstraling en radioactiviteit.15 Dit is opmerkelijk, omdat zulke hoge stralingsniveaus in een natuurlijke omgeving niet voorkomen en het onduidelijk was welk voordeel dit vermogen zou kunnen bieden. Het antwoord zou kunnen zijn dat Deinococcus-soorten blootgesteld kunnen staan aan intense UV-straling, waardoor eveneens ionisatie optreedt, bijvoorbeeld in de sneeuwvelden van Antarctica.16 Dit voorbeeld laat opnieuw zien dat sommige bacteriën de opmerkelijke eigenschap hebben om onder extreme condities te overleven.

Tabel 1. Vervalconstanten van leven voor verschillende bacteriële sporen uitgedrukt als tijd van decimering, D(10), in seconden. 1,6E+09 seconden komt overeen met 50 jaar.

De meeste bacteriën hebben moeite om te overleven als zij worden onderworpen aan een hoge temperatuur, straling (inclusief UV straling), oxidatoren (inclusief zuurstof), een aantal anorganische componenten, mechanische krachten en natte omstandigheden.17 Echter in een waterinsluiting in een evaporiet kunnen veel van deze condities voor bacteriën gunstig zijn, zelfs als er water aanwezig is. Hoewel zout desastreus is voor de meeste bacteriën, bestaan er uitzonderingen zoals B. marismortui, die kan overleven als sporen of zelfs floreren onder zoute condities bij concentraties beneden 25% w/v.

Samenvattend: sommige bacteriën kunnen extreme condities weerstaan mits enige metabolische activiteit kan plaatsvinden. In afwezigheid van voedingsstoffen kan de levensduur van bacteriën jaren of tientallen jaren bedragen, maar het overleven gedurende duizenden jaren in afwezigheid van metabolische activiteit is iets te veel gevraagd. Kunnen bacteriën 250 Ma overleven als zij opgesloten zijn in een waterinsluiting in zout?

De ‘bacteriële ouderdom’ van de Salado-evaporiet.

Bacillus marismortui vormt sporen als de zoutconcentratie hoger wordt dan 25% w/v. De verwachting is dat de sporen niet ontwaken in een verzadigde zoutoplossing, ook niet in aanwezigheid van voeding. Het aantal levensvatbare sporen in de Salado-afzetting is in de loop van de tijd gestaag afgenomen, van mogelijk oorspronkelijk 100 miljoen bacteri?n per ml (ref. 2) tot slechts enkele sporen in 3 van de 66 onderzochte insluitingen, met een tot op heden totaal volume (van de 66 insluitingen) van 0,365 ml.18 Als een minimum van drie levensvatbare sporen in 0,365 ml wordt verondersteld betekent dit dat er zeven periodes van decimering zijn gepasseerd. Met een D(10) van 50 jaar betekent dit een ‘bacteri?le ouderdom’ van 350 jaar voor de Salado-evaporiet. Aanvullend ondersteunend bewijs voor de jonge leeftijd van deze evaporiet is de hierboven genoemde overeenkomst tussen 16S ribosomaal RNA van de gevonden oerbacterie en B. marismortui of V. pantothenticus.

Figuur 1. Arrhenius plot van het verval van bacterieel leven. Vervalconstanten (Tabel 1) logaritmisch uitgezet tegen de reciproke temperatuur (Kelvin). In vergelijking: 250 miljoen jaar komt overeen met een D(10) waarde van 35 miljoen jaar, gelijk aan 1,1E+15 seconden.

Het verschil met de gepubliceerde ouderdom van 250 Ma voor de Salado-evaporiet is bijna zes ordegroottes! Een ongeloofwaardige D(10) van 35 Ma in plaats van 50 jaar is nodig om het totaal van 250 Ma te bereiken. Omgekeerd, uitgaande van een ouderdom van de evaporiet van 250 Ma en een decimeringstijd van 50 jaar betekent dat de oorspronkelijk bacteriën vijf miljoen decimeringsperiodes hebben doorgemaakt. Het is onmogelijk om ook maar een enkel individu terug te vinden na vijf miljoen decimeringen.

Het verschil met de gepubliceerde ouderdom van 250 Ma voor de Salado-evaporiet is bijna zes ordegroottes! Een ongeloofwaardige D(10) van 35 Ma in plaats van 50 jaar is nodig om het totaal van 250 Ma te bereiken. Omgekeerd, uitgaande van een ouderdom van de evaporiet van 250 Ma en een decimeringstijd van 50 jaar betekent dat de oorspronkelijk bacteriën vijf miljoen decimeringsperiodes hebben doorgemaakt. Het is onmogelijk om ook maar een enkel individu terug te vinden na vijf miljoen decimeringen.

Een ouderdom van 350 jaar voor de Salado-evaporiet valt binnen de historische tijd en is natuurlijk niet realistisch. Dit komt omdat er rekening gehouden moet worden met een groot aantal onzekerheden.

Het kleine aantal levensvatbare sporen (minimaal drie) heeft statistisch gezien nauwelijks enige waarde, en het resultaat is een brede reeks van mogelijke ouderdommen, waarbij hogere ouderdom meer waarschijnlijk is dan lagere ouderdom.

De D(10)-waarde van B. marismortui onder condities die representatief zijn voor waterinsluitingen is onbekend en moet apart vastgesteld worden. De decimeringstijden variëren met ongeveer een orde van grootte voor verschillende soorten (Tabel 1). Een verandering van temperatuur met 25 ˚C heeft een effect van twee ordegroottes op de decimeringstijd (Figuur 1).

Een gemiddelde temperatuur rond of beneden 0 ˚C gedurende de levensduur van de evaporiet is buitengewoon onwaarschijnlijk. Een gemiddelde temperatuur rond of boven 20 ˚C kan mogelijk zijn, met mogelijk kortere D(10) tijden en dus een lagere ouderdom voor de evaporiet.

De berekende ‘bacteriële ouderdom’ van 350 jaar is daarom erg onzeker en zou makkelijk met twee of misschien drie ordes van grootte kunnen variëren, met een hogere waarschijnlijkheid voor hogere dan voor lagere ouderdom. Dit resulteert in een geschatte bandbreedte van 200 tot 35.000 jaar, corresponderend met 4 log cycli van 50 jaar bij 20 ˚C of 7 log cycli en een D(10) van 5.000 jaar bij 0 ˚C, respectievelijk. Het kost moeite om zich condities voor te stellen die tot een ouderdom van 350.000 jaar zouden leiden, maar zelfs deze schatting verschilt meer dan twee ordegroottes met de 250 Ma die gepubliceerd is voor de Salado-evaporiet. Dit verschil zou nog groter kunnen worden als beweringen voor 650 Ma oude bacteriën in evaporieten bevestigd zouden worden.

Het is verrassend dat de aanwezigheid van levensvatbare autochtone bacteriële sporen in de Salado-evaporiet niet heeft geleid tot het ter discussie stellen van haar geologische leeftijd. Parkes geeft de voorkeur aan de veronderstelling dat bacteriën vrijwel onsterfelijk zijn, boven het in twijfel trekken van de geologische tijdschaal. Zelfs het overleven van bacteriën in meteorieten en de oorsprong van leven op aarde via interplanetair transport van bacteriële sporen (‘pansperma’) worden overwogen. Meer recent ontkende Lindahl de hoge ouderdom van de verkregen bacteriën op basis van de onmogelijkheid dat DNA langer dan 100.000 jaar zou kunnen overleven, met als conclusie dat deze bacteri?n de hedendaagse algemeen voorkomende bacteriën zijn, dus van allochtone oorsprong.19

Conclusies

De aanwezigheid van levensvatbare sporen in water insluitingen in de Permische Salado-evaporiet is niet in overeenstemming met de gepubliceerde ouderdom van 250 Ma.

De ‘bacteriële ouderdom’ van de Permische Salado-evaporiet is semi-kwantitatief geschat en ligt waarschijnlijk tussen 350 en 35.000 jaar, onder de aanname dat gepubliceerde bacteriële vervalsnelheden representatief zijn voor de omstandigheden in waterinsluitingen in een evaporiet.

De schatting op basis van de ‘bacteriële ouderdom’-methode kan verder worden verbeterd als de gemiddelde temperatuur van de evaporiet geschat zou kunnen worden en als de decimeringstijden van B. marismortui over een brede temperatuurrange gemeten zou worden.

Deze gastbijdrage is vertaald door leden van <em)Mediagroep in Genesis en met toestemming overgenomen van de website Schepping-of-Evolutie. Het originele artikel is hier te vinden. Het artikel is eerder verschenen in Technical Journal (tegenwoordig Journal of Creation) van Creation Ministries International (CMI). De bronvermelding luidt: Heide, E.A. van der, 2002, Bacterial Life in Ancient Salt, Technical Journal 16 (2): 110-113 (artikel).

Referenties en aantekeningen

Is er in Nederland en Vlaanderen nog behoefte aan een besloten geologiebijeenkomst? – Verzoek tot het komen van een intern-geologische ontmoeting

Beste uitdragers van het klassieke scheppingsgeloof,

In 1985 (toen ik nog in de boerenkool zat) werd er een congres gehouden onder de titel ‘Creationisme en Geologie’.1  Naast drie ingevlogen sprekers (dr. Wiklander, dr. Brand en dr. Roth) waren er vier geleerden met enige academisch-geologische kennis aanwezig als spreker of panellid (drs. Zoutewelle, drs. Van den Wolf, ing. Van der Louw en ing. Wiegers). Na het bestuderen van kranten- en andere artikelen over dit congres, dacht ik aan het heden. Tegenwoordig worden, enige uitzonderingen daargelaten, alle geologische sprekers ingevlogen en dan vooral uit Angelsaksische landen 2 Er zijn natuurlijk uitzonderingen3, maar creationaire geologie lijkt in Nederland een wat ondergeschoven kindje te zijn. Daar waar het nog wel openbaar komt, is dit veelal het werk van solisten. Het is nu echter niet de tijd om te jeremiëren, maar om indachtig te zijn aan het Ora et Labora, bid en werk.

Iemand liet mij via de e-mail het volgende weten:

“Er is flink wat verdeeldheid, we zijn allemaal wat egotripperig (…) en we ontberen een organisatorisch kader. We kunnen (…) zelfs geen interne bijeenkomsten meer beleggen waarin we onderling over creationistische [geologische] thema’s informatie uitwisselen en daarover discussiëren.”

Daar ben ik het eigenlijk wel mee eens. Mijn persoonlijke energie is beperkt door ernstig hartfalen en het wachten is op een harttransplantatie. In gebed of de Heere de middelen nog zou willen zegenen, geeft Hij het nog dat ik op het ziekbed nog wat kan doen (zoals lezen, artikelen schrijven en zaken overdenken). Het idee vatte post om opnieuw een besloten (dus interne) CreaGeo-bijeenkomst te organiseren om met elkaar van gedachten te wisselen over geologische en paleontologische thema’s. In de hoop dat het een vruchtbare bijeenkomst wordt en dat deze vruchtbaarheid ook naar buiten toe zal stralen. Daarom wil ik vandaag polsen of er animo bestaat om te komen tot een dergelijke meeting. Anders is het jammer om de beperkte energie die er is bij voorbaat nutteloos in te steken. Mocht er animo zijn voor een besloten geologiemeeting voor creationisten die het klassieke scheppingsgeloof en warm hart toedragen, dan wil ik de beperkte energie daar graag voor inzetten. De datum die ik voor een besloten bijeenkomst in gedachten had is D.V. zaterdag 20 april 2024.4 Ben voornemens deze bijeenkomst te beleggen in de omgeving van Opheusden (Gemeente Neder-Betuwe). Opgeven kan door te reageren op deze e-mail of via ons contactformulier. Mogelijk zijn er mensen die over een geologisch thema, waar ze de afgelopen tijd mee bezig zijn geweest, willen presenteren. Reageer dan op deze mail of laat uw verzoek weten via ons contactformulier.
In navolging van de naturalist prof. dr. Johan Braeckman zou ik graag zien dat we interdisciplinair werken.5 Daarom wordt deze uitnodiging ook verzonden naar natuurkundigen, chemici, biologen, maar ook naar filosofen en theologen die geïnteresseerd zijn in natuurwetenschappelijke thema’s. Om zo te komen tot een vakoverstijgende uitwisseling van ideeën. Mocht u op de genoemde datum niet kunnen komen, maar wel graag willen meedenken over deze vraagstukken, geef dit dan ook door dan wordt u meegenomen in de correspondentie. Soli Deo Gloria, tot eer van onze Schepper en tot heil en nut van onze naaste.

Hartelijke groet,

Jan van Meerten
Fundamentum
www.oorsprong.info

Voetnoten

Zomercursus ‘De geheimen van de aardkorst’: een goed creationistisch initiatief uit het verleden (1993)

Creationistisch-geologische vakkennis wordt de laatste jaren spaarzamelijk gevonden in Nederland en Vlaanderen. Er zijn wel geologen die achter het klassieke scheppingsgeloof staan, maar veelal zijn deze geleerden druk met hun dagelijkse werkzaamheden of kiezen zij er voor om niet in de openbaarheid te treden. Er zijn er ook die vol goede moed zijn begonnen aan creationaire geologie vanuit het catastrofenmodel, maar later zijn afgehaakt.1 Vandaag zag ik in een oude krant van het Nederlands Dagblad een advertentie staan. Het zou mooi zijn als dit initiatief uit het verleden in het heden opnieuw opgezet zou kunnen worden. Hieronder een korte beschrijving van de advertentie, in de hoop dat het herinneringen oproept bij oudgedienden en met het verzoek tot meer informatie. Tot eer van onze Schepper en tot heil van de naaste.2

Praktische informatie

Ruim dertig jaar geleden, in 1993, werd er in het gebouw van de Evangelische Hogeschool (Drentsestraat 1) te Amersfoort een zomercursus georganiseerd. De cursus was onderdeel van de zogenoemde EH-Zaterdag Academie en had als titel ‘De geheimen van de aardkorst’. De cursus vond plaats van donderdag 19 augustus 1993 tot en met zaterdag 21 augustus 1993. De cursusdagen vonden plaats vanaf tien uur in de ochtend tot en met drie uur in de middag. De kosten voor de cursus bedroegen 165 gulden, en dit was exclusief een bijdrage voor het lesmateriaal.

Inhoudelijke informatie

Het betreft dus een driedaagse geologische cursus met excursie. Het doel is het bestuderen van het ontstaan van het Nederlandse landschap. “Daarbij wordt ook aandacht gegeven aan de herinterpretatie van catalogi van musea, de werking van de Rijksgeologische Dienst, het lezen van geologische kaarten, etc.” Op de eerste cursusdag werd een algemene inleiding in het vakgebied geologie gegeven, met aandacht voor de historische en praktische kant van dit vakgebied. Op de tweede cursusdag werd er gekeken naar het werken met geologische kaarten en de werkwijze van de Rijksgeologische Dienst. Tegenwoordig valt dit onder de Geologische Dienst Nederland als onderdeel van TNO.3 Op de derde cursusdag was er een excursie waarbij het geleerde in de praktijk kon worden gebracht en er werd er gekeken naar de relatie tussen de verschillende landschapsvormen. De doelgroep is allen die geïnteresseerd zijn in het Nederlandse Landschap, maar in het bijzonder werd gefocust op onderwijskundigen zoals aardrijkskundedocenten.

Docenten

Van de vier docenten is er nog één in leven: drs. A. (Tom) Zoutewelle. Zoutewelle is nog steeds actief, hij organiseerde onlangs nog een congres, in samenwerking met Wort und Wissen, rond de grote oorsprongsvragen4 en leidde bovendien in 2018 ook een aantal geologische excursies voor Weet Magazine in de Belgische Ardennen.5 De andere docenten waren drs. J.A. (Koos) van Delden (1943-2019), ing. H. (Henk) Wiegers (1927-2012) en ing. C. (Cok) van der Louw (1940-2003). Van Delden studeerde wiskunde aan de Universiteit Leiden, was een van de oprichters van de Evangelische Hogeschool, bekend van de EO-serie ‘Adam of Aap6 en auteur van onder andere het boek ‘Schepping en wetenschap’.7 Wiegers studeerde weg- en waterbouwkunde aan de HTS te Groningen, schreef diverse creationistische artikelen voor het Nederlands Dagblad en publiceerde verschillende brochures zoals ‘De geologische kolom’.8 Van der Louw studeerde bodemkunde, werkte als adviseur Bodem en Water bij een ingenieursbureau en schreef samen met de hiervoor genoemde Henk Wiegers het boekje ‘De zondvloed in Nederland’.9 Van der Louw en Wiegers zijn beiden begraven op begraafplaats ‘De Boskamp’ te Assen.

Verzoek

In de advertentie wordt gesproken over cursusmateriaal en mogelijk is er door dezen of genen verslag gemaakt van deze zomercursus. Graag zou ik dit materiaal willen inzien. Wie kan mij helpen aan dit materiaal, dat mogen ook scans of foto’s zijn van het cursusmateriaal of bijbehorende aantekeningen. Correspondentie kan via het contactformulier van deze website of via info@oorsprong.info. Het is aan te bevelen om een dergelijke cursus anno 202x opnieuw te geven, uiteraard aangevuld met de meest recente creationistische inzichten.10 Als de Heere het leven en de gezondheid geeft, wil ik daar graag in meedenken, en als de energie terug komt ook weer aan meewerken.

Voetnoten

‘Creationisme houdbaar mits huiswerk goed wordt gedaan’ – Drs. Tom Zoutewelle pleit in ID-interview voor meer academische kennis binnen het klassieke scheppingsgeloof

Onder Nederlandstalige christenen kan 2005 gezien worden als ‘Intelligent Design‘-jaar. Deze wetenschappelijke gedachte veroorzaakte een politieke rel doordat toenmalig Nederlands minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Intelligent Design zag als mogelijke brug om wetenschappers en onderwijskundigen van verschillende geloofsrichtingen met elkaar te verbinden. In het Nederlands Dagblad verscheen er in dat jaar een serie interviews met mensen die hun mening gaven over Intelligent Design. Twee interviews wil ik via deze website eruit lichten: die met drs. Tom Zoutewelle en met de nu wijlen prof. dr. Johan Bruinsma.1

Het interview met wijlen prof. dr. Johan Bruinsma (1927-2017) heb ik al besproken op deze website.2 Drs. Tom Zoutewelle studeerde biologie en geologie en is de kartrekker van Stichting Creaton. Zoutewelle is nog steeds actief op dit gebied en organiseerde vorig jaar, in samenwerking met Studiengemeinschaft Wort und Wissen, een congres over ‘De Grote Vragen’.3 In 2005 was hij ook actief binnen de Nederlandse ID-beweging. Veel deelnemers uit die tijd zijn tegenwoordig helaas opgeschoven. Tegenwoordig wordt Intelligent Design vooral nog verdedigd door Nederlandse creationisten.4 Hierbij geldt wel de regel dat alle jongeaardecreationisten menen dat er Intelligent Ontwerp in de schepping zichtbaar is, maar niet alle geleerden die Intelligent Ontwerp in de schepping detecteren jongeaardecreationisten zijn. Overigens zie je tegenwoordig ook sommige theïstische evolutionisten, zoals de Oxfordse hoogleraar theoretische natuurkunde dr. Ard Louis, weer flirten met Intelligent Design.5

Variatie binnen het basistype

Drs. Tom Zoutewelle kwam voor het eerst met ‘Intelligent Design’ in aanraking door de boeken van de bekende biochemicus dr. Michael Denton. In 1996 las de bioloog en geoloog het boek van dr. Michael Behe over niet-reduceerbare complexiteit, een concept binnen de ID-beweging. Omdat Zoutewelle al jaren een bekend gezicht is binnen het Nederlandse schepping-evolutie-debat wordt hij geïnterviewd door dr. Tjirk van der Ziel. Zoutewelle geeft aan sympathie te hebben ‘voor de gedachte dat achter de natuur een ontwerp zit’, maar geeft ook aan ‘geen behoefte aan een evolutiemodel’ te hebben. Wel ziet de geleerde een grote mate van variatie onder levende wezens. Dat kunnen we waarnemen in de natuur, maar zeker ook bij gedomesticeerde dieren.6We weten ook dat eenden, ganzen en zwanen een gemeenschappelijke voorouder hebben gehad. Creationisten noemen dat een basistype, een geschapen oervorm van waaruit soorten zijn ontstaan. Maar ik ben ervan overtuigd dat basistypen begrensd zijn in hun variatie.” Zoutewelle is het oneens met prof. dr. Cees Dekker c.s. die wél uitgaan van een evolutionaire ontwikkeling.

Te snelle draai richting theïstische evolutie

Zoutewelle vindt het bijzonder dat er (in 2005) zoveel Nederlandse academici achter het idee van ‘Intelligent Design’ staan. De geleerde ziet de manier waarop deze academici zich verdedigen als juist. “Ze praten bij voorkeur over een ontwerp, niet over een Ontwerper. De hypothese van een ontwerp kun je proberen wetenschappelijk te testen, en ik moet zeggen dat ik er veel in zie.” Zoutwelle vindt een God, die een evolutionaire ontwikkeling van het leven zou sturen, ‘wetenschappelijk gezien geen aanvaardbare optie’.7 Daarom houdt hij moeite met opinieleiders die afstand genomen hebben van het zogenoemde creationisme. ID is daarom ook geen alternatief voor het creationisme, Hij ziet het eerder als aanvullend en ziet (in de Verenigde Staten) overlap tussen ID en creationisme. “Creationisme is daar [over het ontstaan van leven] altijd veel duidelijker over geweest, bijvoorbeeld over de afzetting van aardlagen en het catastrofisme. Creationisten menen dat de zondvloed de verschillende aardlagen heeft gevormd.” In Nederland is die overlap ver te zoeken.8Aanhangers van ID maken naar mijn mening te snel een draai naar theïstische evolutie, omdat in hun ogen het creationisme heeft afgedaan. En dat is volgens mij niet waar.

Huiswerk goed doen

Volgens Zoutewelle is het zogenoemde creationisme houdbaar, als christenen tenminste ‘de moeite nemen hun huiswerk goed te doen’. Wat is dat volgens drs. Zoutewelle? “Daarmee bedoel ik: laat christenen een opleiding volgen in vakgebieden die in deze discussie relevant zijn, zoals de geologie of de paleontologie. Dan kunnen ze ook met autoriteit spreken; ze weten waar ze het over hebben.” Als studenten dan afgestudeerd zijn, dan ontdekken ze dat er allerlei gegevens zijn ‘die pleiten voor een catastrofale interpretatie van de aardlagen en haar fossielinhoud’.9 Zoutewelle heeft zelf dit fascinerende ook ervaren, maar het vergt volgens de bioloog en geoloog wel moed en doorzettingsvermogen. “Het is namelijk veel makkelijker om mee te lopen met de stroom.” Zoutewelle vindt dat je niet te snel moet rommelen aan de duidelijke lijn van schepping, zonde en verlossing. Dat levert problemen op en het ‘is geen vrijblijvende zaak’. Daarom zou hij graag zien ‘dat aanhangers van ID vasthouden aan een schepping en aan een zondvloed. Dat moeten we niet weggeven’.10 In het slot voert drs. Tom Zoutewelle nog een pleidooi voor zijn ‘oude aarde jonge schepping’-visie.11 De schepping heeft in ieder geval niet langer dan tienduizend jaar geleden plaatsgevonden, maar het heelal is volgens Zoutewelle ouder. “Ik geloof dat de zondvloed de mogelijkheid biedt om aardlagen en haar fossielen in korte tijd af te zetten.12

Voetnoten

‘Age of the Earth: Polonium Radiohalos Demolish Geologic Time’ – Dr. Andrew Snelling sprak voor de livestream van Logos Research Associates

Noot van de redactie: De redactie zou wat minder grote woorden (‘demolish’) gebruiken, maar ziet ‘Polonium Radiohalos’ als interessant (tegen)argument in de discussie over ‘Deep Time’.

Dr. Andrew Snelling heeft, in navolging van dr. Robert Gentry, een groot deel van zijn leven onderzoek gedaan naar Polonium Radiohalos. Dit heeft hij gepresenteerd op diverse creationistische conferenties en gepubliceerd in diverse creationistische In Depth tijdschriften (zoals Answers Research Journal).1 Afgelopen jaar was hij in de livestream van Logos Research Associates om zijn onderzoek te presenteren. Helaas is de livestream niet Nederlands ondertiteld.

Onder de video staat een uitgebreide beschrijving (in het Engels):

After defining what radiohalos are, this presentation will discuss the enigma of the polonium radiohalos, produced by the three very-short-lived polonium isotopes in the uranium-238 decay chain. They are most easily recognized in the black mica, biotite, alongside uranium-238 radiohalos. Biotite is a ubiquitous mineral in many granites and metamorphic schists and gneisses globally and at all levels in the geologic record. Yet the conventional millions-of-years timescale cannot explain the formation of the polonium radiohalos. Indeed, one conventional geochronologist described them as a tiny mystery because the polonium isotopes have such a fleeting existence, with half-lives of only 3.1 minutes, 164 μsecs and 138 days. In contrast, a hydrothermal fluid flow model coupled with accelerated nuclear decay has been proposed that has successfully explained the formation of polonium radiohalos within a young-earth timescale, primarily during the year-long global Flood cataclysm. This hydrothermal fluid flow model was used to make predictions, which have been successfully tested in several case studies involving granites, metamorphic rocks, and hydrothermal ore deposits. Hydrothermal fluids are produced as granites and metamorphic schists and gneisses crystallize and cool, but conventionally such processes require millions of years. Furthermore, it has been observationally determined that the radiohalos can only form and survive below 150°C , which is late in the cooling phase of these rocks. So, their survival argues against there being a heat problem with the accelerated nuclear decay required for their formation. Thus, the exceedingly rapid formation of the ubiquitous polonium radiohalos in these crystalline rocks puts severe time constraints on the crystallization and cooling of granites and metamorphic rocks, such that they may each have formed within only 7-10 days, which is compatible with the Flood year. Even the major occurrence of polonium radiohalos through the geologic record correspond with the Flood year. Thus, polonium radiohalos demolish the claimed long geologic ages.

Meer weten over de argumenten van Snelling? Onlangs plaatsten we een samenvatting van zijn zeven geologische argumenten om uit te gaan van een wereldwijde zondvloed.

Voetnoten

Congres over ‘Bijbel & Wetenschap’ 2023 – 11. Dr. Kenneth P. Coulson – Cambrian Stromatolites and their implications for Creation Geology

Op 21 oktober 2023 organiseerden Fundamentum en Geloofstoerusting een congres over ‘Bijbel & Wetenschap’ met als subthema ‘Verwondering’.1 In het avondprogramma was er een lezing van aardwetenschapper dr. Kenneth P. Coulson. Zijn lezing droeg de titel ‘Cambrian Stromatolites and their implications for Creation Geology‘. Veel zegen bij het kijken en luisteren! Vragen kunnen gesteld worden via het contactformulier: https://oorsprong.info/contact/.

Voetnoten

Khone Phapheng Falls in Laos – De breedste watervallen ter wereld

Watervallen zijn indrukwekkende natuurverschijnselen. We hebben er op deze website al verschillende belicht. Vandaag de ‘Khone Phapheng Falls’ in het Zuid-Aziatische Laos. Deze watervallen staan bekend als de breedste watervallen ter wereld. De watervallen zijn totaal meer dan 10 kilometer breed (10.783 meter). De watervallen zijn te vinden in de provincie Champasak en maken onderdeel uit van de rivier Mekong. Ze bevinden zich in de buurt van de grens met Cambodja. Geniet van de onderstaande (korte) video.

Onverantwoorde overgang van natuurwetenschappelijke grenzen – Interview met drs. Tom Zoutewelle in het Reformatorisch Dagblad

Afgelopen zaterdag (25 november 2023) organiseerden Stichting Creaton en Studiengemeinschaft Wort und Wissen in Nederland een congres over de grote vragen in het oorsprongsdebat.1 Het Reformatorisch Dagblad kon helaas niet op de dag zelf aanwezig zijn, maar plaatste gelukkig wel de dag voor het congres een interview met organisator, bioloog en geoloog drs. Tom Zoutewelle. Dit interview past goed in de serie beschrijvingen van (interviews met) identificatiefiguren op deze website2.3

In het interview, afgenomen door wetenschapsjournalist Bart van den Dikkenberg (MSc.), geeft Zoutewelle aan teleurgesteld te zijn geraakt in het Darwinjaar. Van de 80 wetenschappers die Zoutewelle met zijn Stichting Creaton probeerde te verenigen ‘draaiden velen weg (…) naar het theïstisch evolutionisme’. De bioloog en geoloog wilde nu rond het congres ‘De Grote Vragen’ opnieuw het ‘Intelligent Design’-geluid laten horen.4

Antwoorden

Zoutewelle wil de bezoekers van het congres verschillende antwoorden en denkrichtingen meegeven. De eerste is dat de multiversum-hypothese, die wil concurreren met de ID-gedachte, wetenschappelijk niet te toetsen valt. Zoutewelle ziet het als seculier geloof. Het tweede is dat, in navolging van dr. Eugene Koonin, de kans op het spontaan ontstaan van leven onwaarschijnlijk klein is. Het derde dat de biologische variatie begrenzingen kent. Zoutewelle: “Creationisten hebben hybridisatieproeven uitgevoerd met katachtigen. Daaruit bleek op wetenschappelijk verantwoorde wijze dat alle katachtigen op één na met elkaar kunnen kruisen. Ze zijn dus ontstaan uit één oersoort.

Onverantwoord

Volgens Zoutewelle gaan naturalistische wetenschappers soms onverantwoord over de grenzen van het wetenschappelijke heen. Wanneer soorten aan elkaar verwant zijn, moet dat ook duidelijk aanwijsbaar zijn. Inderdaad worden er overeenkomsten gevonden. Maar er bestaan ook overeenkomsten zonder dat er evolutionaire verwantschap vermoed wordt. “Dan noemen ze het een analogie, convergentie evolutie of homoplasie.” Zoutewelle ziet echter geen duidelijk criterium van ‘wanneer er wel of geen sprake is van verwantschap in de biologie’. Het wordt dus in zijn ogen een ad hoc-hypothese. Dat geldt ook voor de geologie.

Vooronderstellingen

Naturalistische wetenschappers dienen dus ook op hun vooronderstellingen of seculier geloof gewezen te worden. “Ik vind dat wetenschappers zich rekenschap moeten geven van hun aannames.” Deze wetenschappers hebben de neiging grote vragen ‘vanuit de filosofie van het naturalisme te beantwoorden: alles is ontstaan en bestaat door natuurwetten en natuurlijke processen’. Zoutewelle noemt dat een geloof. Daartegenover staat een ander geloof: “De enige zekerheid ligt in het bestaan van God en in Zijn Woord”.

Zondvloed

Hoe zit dat met zondvloedgeologie? Zoutwelle geeft aan niet van ‘luchtfietserij’ te houden. “Ik zal dus niet zomaar zeggen: dat of dat komt door de zondvloed. Mensen die geen waarde hechten aan de Bijbel hebben daar geen boodschap aan” Hij wil deze mensen wel wijzen op een alternatieve denkrichting dan de standaard geologie hen wil bieden. Bijvoorbeeld dat in het verleden de zeespiegel vele malen hoger heeft gestaan dan dat nu het geval is. “Sterker, er hebben hele continenten onder water gestaan. Hoe je dat interpreteert, is aan jou. Maar dit is wel een feit.” De bioloog en geoloog wil dit soort vragen niet vanuit één dominante visie benaderen.

Tenslotte

Goed dat drs. Tom Zoutewelle na het Darwinjaar niet bij de pakken neer is gaan zitten en dit congres heeft willen organiseren. Op het congres spraken nog drie andere academici, dr. Peter Korevaar, dr. Peter van der Veen en dr. Peter Borger.5 Al deze drie zijn zij actief bij Studiengemeinschaft Wort und Wissen. Het congres werd bezocht door een tachtigtal mensen. Het debat hierover lijkt in Nederland nog niet afgelopen.6 Op X (het voormalige Twitter) gaat de discussie over het congres door.7

Voetnoten

Urker vissers – waar komen ze vandaan?

“Wie het leven van deze menschen van nabij heeft beschouwd, weet tot welk een puriteins ras zij behoren, hoe hun huid en hun levensbeschouwing gelooid zijn tot harde, dogmatische koppen, gekerfd en verweerd als vermolmde, primitieve heiligenbeelden. Dit volk is een arm volk. Maar het is een volk van vorsten.”

Deze lovende kritiek kreeg het schilderwerk van Ernst Leyden dat als titel Biddende Vissers heeft. Het schilderij hangt in het Urker museum ‘Het Oude Raadhuis’. Eind maart 2017 bezocht ik dit museum. Het museum is gevestigd in het voormalige raadhuis dat van 1905-1988 dienst heeft gedaan als bestuurscentrum van de gemeente Urk. Omdat de gemeente een nieuw gemeentehuis in gebruik nam, werd het gebouw (na een grondige verbouwing) in gebruik genomen als museum.

Wil je de Urker cultuur snuiven, dan moet je zeker het museum bezoeken. We zien bijvoorbeeld de klederdracht, het huisraad, de huisinrichting, een echte visserswoning en een ingerichte scheerwinkel (de ontmoetingsplaats van het dorp). In de bovenzaal krijg je meer informatie te zien en te lezen over het dagelijks leven op Urk en de verschillende ambachten die er werden beoefend. De hele tentoonstelling speelt zich af rond eind 19e tot begin 20e eeuw, toen Urk nog een eiland was. Je hoeft jezelf overigens niet af te vragen hoe Urk er rond 1920 uitzag. Een gedetailleerde en indrukwekkende maquette geeft een beeld van het eiland in de oude glorie. Naast dit alles is er een tentoonstelling van Urk ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Diverse Urkse vissersschepen kunnen in een dergelijk museum ook niet ontbreken en daarom is er een zaal vol met boten. In dezelfde zaal ontvang je ook uitleg over de vismethoden zoals spanvisserij en over allerlei modellen van visnetten. Ter afsluiting kun je, als er geen trouwerij is, een film bekijken over het dagelijks leven op Urk in de begin 20e eeuw, over hoe Urk ‘eiland af’ werd en hoe de visserij vandaag de dag functioneert.

Het museum is vooral cultuurhistorisch interessant. Vergeet bij een dagje Urk daarom het museum niet. Wie wil weten hoe het Urker eiland de afgelopen eeuwen aan geografische en geologische veranderingen onderhevig is geweest, en wat de natuurlijke oorzaken van die veranderingen zijn, krijgt helaas weinig tot geen informatie. We zien enkele kaarten aan de muur hangen waarop Nederland te zien is vóór en ten tijde van de Romeinen1, in de 13e-14e eeuw, tijdens de tachtigjarige oorlog en in de 20e eeuw. Daarbij is goed te zien hoe Urk van een schiereiland veranderde in een eiland omgeven door water. Dit betreft uiteraard het eiland vóór de drooglegging van de Noordoostpolder. Maar hoe is het Urker eiland ontstaan? Is het echt een product van meerdere ijstijden? Of worden meerdere ijstijden door het museumbestuur bij voorbaat al afgeserveerd omdat er volgens de naturalist duizenden jaren mee gemoeid zijn en het bestuur deze jaartallen terecht als onjuist ziet? Laten we echter niet het kind met het badwater weggooien. Het kan namelijk ook anders: veel creationisten duiden de verschijnselen die te zien zijn in de Urker bodem wel als ijstijdverschijnselen, maar ze denken anders over de tijdschaal. Ze plaatsen deze ijstijdverschijnselen in een korte chronologie van duizenden jaren.2 In een museum op Urk zou deze visie zeer goed passen. Is een van de doelen van een museum niet de volwassenen en de kinderen uit de directe omgeving iets te leren over het leven op en het ontstaan van Urk? Is er niet een dringende behoefde onder de bevolking om de dingen die in het veld gevonden worden – de Urker vissersschepen vissen jaarlijks veel botten van de Noordzeebodem – te duiden in een christelijk kader?3 Een museum is dan bij uitstek de plaats om kinderen hierover te onderwijzen. We vinden in de vitrines wel mammoetkiezen en -slagtanden en andere paleontologische en archeologische vondsten die door de vissers naar boven zijn gehaald. Helaas staat er geen omschrijving bij zodat de leek in het duister tast over wat het allemaal is of waar het voor dient. In een museum over een christelijk dorp als Urk zou het verschil gemaakt kunnen worden op het gebied van het ontstaan en de ontwikkeling van het eiland en haar bevolking.4

Dit artikel werd in 2017 geschreven.

Voetnoten

Geoloog mag (toch wel) onderzoek doen in Grand Canyon

Stel je voor, je bent geoloog. Je wilt onderzoek doen naar hoe een bepaalde aardlaag gevormd is. Je wilt monsters nemen om die in het laboratorium te onderzoeken. Maar op grond van je levensbeschouwing wordt je geweerd van het onderzoeksterrein. Dat zou toch discriminerend zijn? Het overkwam geoloog dr. Andrew Snelling. Hij liet er geen gras over groeien en stapte met behulp van Alliance Defending Freedom (ADF) naar de rechter. Gelukkig heeft de zaak een wending genomen: Snelling mag gewoon gesteentemonsters nemen.1

ADF bracht sterke argumenten aan het licht dat Snelling geweerd werd om zijn religieuze (lees: creationistische) overtuigingen. Toen ADF dit aan de kaak stelde en een verzoek tot een rechtszaak indiende hebben Grand Canyon National Park en het departement van binnenlandse zaken alsnog de vergunning afgegeven. Dr. Snelling zijn mag vuistgrote monsters verzamelen. In de brief van de Park Service aan ADF stond dat de verleners van de vergunning van GRCA het voorstel en de methoden van dr. Snelling goedgekeurd hebben als zijnde in overeenstemming met de gangbare wetenschappelijke praktijk. Als reactie daarop heeft ADF haar verzoek tot een rechtszaak bij de federale rechtbank ingetrokken. Snelling is blij: ‘Ik ben blij dat het onderzoeksteam van de Grand Canyon de kwaliteit en de integriteit van mijn voorgestelde onderzoeksproject hebben erkend en de gewenste vergunningen voor het doen van onderzoek hebben afgegeven. Nu kan ik beginnen met het verzamelen van diverse monsters van gesteenten in het park, onderzoek doen naar de monsters en in het openbaar verslag leggen van de resultaten ten gunste van ons allemaal.’ Het onderzoeksproject van dr. Snelling start deze zomer nog en spitst zich toe op de plooien van enkele aardlagen in de Grand Canyon. De geleerde vermoedt dat de lagen nog zacht waren toen ze plooiden. We wachten de onderzoeksresultaten af om te kijken of de voorspelling van Snelling juist is. De wetenschapper verwacht dat de onderzoeksresultaten in ieder geval tot een debat zullen leiden.2

Dit artikel werd in 2017 geschreven.