Home » Gastbijdrage
Categorie archieven: Gastbijdrage
The First Nordic Creation Research Conference (6) Tomi Aalto (MSc.) – Organismal Variation in a Post-Genesis World in the Light of Epigenetics
Op 17 en 18 oktober 2024 vond de eerste Nordic Creation Research Conference plaats. Het thema was genetica en soortvorming. Op dit congres gaf Tomi Aalto (MSc.) een lezing over hoe epigenetica werkt in de post-Genesis world. Zijn lezing had als titel ‘Organismal Variation in a Post-Genesis World in the Light of Epigenetics’. Met dank aan de organisatie is deze lezing opgenomen en hieronder te bekijken. Voordat u deze lezing bekijkt, is het goed om eerst de samenvatting te lezen.
Drie krachtige intuïties die een aanwijzing vormen voor het Godsbestaan – Carel de Lange (MSc.) houdt lezing voor cursisten
Het werk van Carel de Lange (MSc.) is al vaker langsgekomen op deze website.1 Vandaag een video van een korte lezing van hem, waarin hij een groep cursisten drie ‘krachtige intuïties’ voorhoudt die een aanwijzing vormen voor het bestaan van de monotheïstische God. De lezing is opgenomen en op het YouTube-kanaal ‘Geloof en Rede’ geplaatst.
Voetnoten
Vogel bezit wonderbaarlijke ‘TomTom’
Op de foto ziet u een geringde Tureluur staand op een hek. Ik heb u eerder (Hét Gemeente Nieuws van 6 juli 2022 en 26 april 2024) over deze vogel verteld. Nu weer want voor mij wordt deze vogel steeds wonderlijker.
Het overgrote deel van de Nederlandse Tureluurs overwintert in Zuid-Europa en West-Afrika. Deze geringde vogel is als volwassen vogel op 28 oktober 2020 met een mistnest gevangen. De vogel is door mij voor het eerst in de Tollewaard gespot in mei 2022. Had toen jongen. Op 4 en 7 april 203 hier weer waargenomen en wel bij de Nederrijn. In mei 2024 5x gespot van 6 tot 27 mei, weer met jongen.
U begrijpt dat ik dit voorjaar in de Tollewaard van elke Tureluur probeer de poten te zien te krijgen. Op 22 maart was het raak en ook op 31 maart: de minimaal 6 jaar oude ringvogel (Tureluurs kunnen meer dan 15 jaar worden) weer terug in hetzelfde gebied!
Mogelijk bent u een keer met de auto in Portugal geweest. Dan toch wel met een goed navigatiesysteem. Hoe vindt nu zo’n vogel de weg? Jaarlijks naar het zuiden en weer terug naar dezelfde speldenprik op de kaart bij Lienden. Wonderbaarlijk: toeval baart geen wonderen!
De Schepper sprak in het begin: het gevogelte vliege boven de aarde. Gezien hun oriëntatie vermogen hebben ze toen gelijk een navigatiesysteem meegekregen. Zo jaarlijks heen en weer tussen Lienden en (waarschijnlijk) West-Afrika. Hoe groot is Hij! Verwondering past ons.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2025, Vogel bezit wonderbaarlijke ‘TomTom’, Het GemeenteNieuws 24 (15): 11.
Zo voelt een dinosaurus – Een bespreking
Een baby en een dreumes willen graag dingen voelen. Voelervaringen doe je op met je zintuigen. Oei-ik-groei noemt voelen zelfs de essentie in de ontwikkeling van een baby/dreumes.1 Tegenwoordig zie je ook steeds vaker boeken met voelattributen, zoals bijvoorbeeld een getekende ijsbeer met een ‘echte’ ijsberenvacht. Er is ook een voelprentenboek met dinosauriërs. Voel zelf maar!
Het voelprentenboek heeft als titel ‘Zo voelt een dinosaurus’ en is geschreven door Émilie Malandain en Julie Mercier. Oorspronkelijk verscheen het boek in het Frans onder de titel Mes docs à toucher. Les dinosaures. Gelukkig nu ook een Nederlandse versie. Op de voorkant zien wij een Triceratops waar de romp zacht is en aan gevoeld kan worden. We zien geribbelde dino’s, een ‘gevederde’ Microraptor, een Ankylosaurus met een knots van een staart, een Stegosaurus met ruwe rugplaten en harde gladde eierschalen. Genoeg om te voelen dus.
Plaatjes
Bij de plaatjes staat een tekst die gebruikt kan worden om de dreumes voor te lezen. We lezen dat een dino schubben heeft. Dat onderzoekers niet precies weten wat voor een kleur dinosauriërs hadden omdat we alleen de botten gevonden hebben. We zien daarnaast ook de grootte van de dino’s in vergelijking met de mensen. Ze leren ook dat de jongen van de dino’s uit een ei komen. De jonge kinderen leren ook veel dinonamen: Diplodocus, Seismosaurus, Compsognathus, Velociraptor, Microraptor, Parasaurolophus, Iguanodon, Tyrannosaurus, Ankylosaurus, Stegosaurus, Triceratops, Oviraptor en Maiasaurus.
Naturalisme
Helaas gaat die tekst uit van het naturalisme. Dat begint al op de eerste bladzijde. Dinosauriërs zouden lang geleden geleefd hebben (wat klopt), toen er nog geen mensen waren (wat niet klopt vanuit creationistisch perspectief). Daarna zien we vooral feitelijk correcte zaken. Totdat we bij de Microraptor komen. Daar staat: “Met mijn grote vleugels vlieg ik van boom naar boom. Ik lijk op een dino én op een vogel.” De Microraptor is inderdaad een mozaïekvorm met kenmerken van beide groepen. Dit is geen probleem voor het scheppingsparadigma, maar de auteur heeft zo’n gevoel dat er meer mee gezegd wordt dan er staat. De schrijvers van het kinderboek volgen de standaard naturalistische theorie dat dino’s uitgestorven zijn ten gevolge van een meteorietinslag. “Daardoor kwamen er aardbevingen, vulkaanuitbarstingen en een stofwolk voor de zon. Het werd koud en donker, en de dino’s gingen dood.” Wanneer deze beesten (voor het grootste gedeelte) door het zondvloedgeweld omgekomen zijn dan hebben daar zeker ook vulkaanuitbarstingen en meteorietinslagen een rol gespeeld. Dat is waarschijnlijk niet waar de schrijvers van het boek op doelen.
Conclusie
Een dinovoelboek is een goed idee voor onze jonge kinderen. Helaas gaat dit boek uit van het naturalisme, al staat er gelukkig geen vermelding van miljoenen jaren omdat dreumesen dat toch niet begrijpen. Het zou goed zijn wanneer er een creationistische variant op dit boek geschreven kan worden voor onze jongsten. Wie of welke uitgever pakt die handschoen op?
Dit artikel is in 2020 geschreven.
Klaas Roos over de authenticiteit van de Lijkwade van Turijn – Uitgelicht! 15 april 2025
Redacteur Klaas Roos (MA) van Weet Magazine was te gast in het programma Uitgelicht! Extra van Family7 om daar te spreken over de Lijkwade van Turijn. Is dit een authentiek relikwie of niet? Met dank aan het programma kunnen wij de opname hieronder ook delen.
De tekst onder de video luidt:
“Komende vrijdag staan miljoenen mensen wereldwijd weer stil bij het lijden en sterven van de Here Jezus. Al eeuwen zijn er ook talloze voorwerpen in omloop die een rol gespeeld zouden hebben bij deze historische gebeurtenis. In deze stille week zoomen we in op 1 van de bekendste daarvan: de lijkwade van Turijn.”
Ir. Gert-Jan van Heugten schrijft in het aprilnummer 2025 van Weet Magazine meer over dit doek. Het nummer bestellen kan via deze link.
‘Open monogamie’, mag dat volgens de Bijbel?
Voorstanders van alternatieve relaties verwijzen nogal eens naar de Bijbel. Lamech, Abraham, Jakob, David en Salomo hadden meerdere vrouwen. Waarom zou dat nu niet meer mogen?
In een vorig artikel schreef ik over relatietherapeuten die pleiten voor ‘rekbaarheid’ in het monogame huwelijk.2 Door een ‘open monogame relatie’ krijg je wat meer ruimte en zou je ook onverwachte dingen in jezelf kunnen ontdekken. Trouwens, zeggen velen: “de Bijbel is helemaal niet zo benepen en enghartig als het gaat om het alleenrecht van een monogame huwelijksrelatie. Er zijn in het Oude Testament allerlei geschiedenissen te vinden waar uit blijkt dat mannen er meerdere vrouwen op nahielden. Polyandrie (dat één vrouw meerdere mannen heeft), komt trouwens bij allerlei primitieve volken wel voor, maar was in Israël verboden (Encyclopaedia Judaica).
De norm
Over polygamie (beter: polygynie3) in de Bijbel zijn verschillende dingen te zeggen. Vanaf het prille begin van de schepping is het huwelijk bedoeld voor één man en één vrouw.4 Er loopt een duidelijke lijn, die bij Genesis 2:18-25 begint en doorgaat tot Maleachi 2:15. Steeds is duidelijk dat het huwelijk is bedoeld voor één man en één vrouw als ordeningsgegeven in de schepping.5
Verdergaande openbaring
Het bestaan van polygamie in het Oude Testament is alleen te begrijpen als we erop letten dat er een ontwikkelingsgang is in Gods openbaring. Abraham en Jakob hebben nooit een specifiek verbod gekregen om geen tweede vrouw of bijvrouw te nemen. Ds. W. Teellinck zegt daarover: “Het is werkelijk heel vertroostend dat de Heere in het OT de polygamie van de aartsvaders door de vingers heeft gezien en hen tóch gezegend heeft. Ik vat dit zó op dat wanneer ons hart oprecht is tegenover God en werkelijk probeert om in al Gods geboden te wandelen, wij dan Hem aangenaam zijn – niet naar wat we niet weten, maar naar wat we weten en ook doen” (Tijd winnen, 2024; pg. 54).6
De wetgeving op de Sinaï is pas later tot stand gekomen, nadat Israël als volk door God was uitgeleid uit het slavenhuis van Egypte. Gaandeweg leert Israël steeds meer Gods bedoelingen kennen, maar het was al stééds Zijn volk. In de huwelijkswetten (Lev.18) wordt polygamie overigens niet nadrukkelijk verboden. Wel worden er randvoorwaarden gegeven, ter bescherming van de vrouw. Zo mocht een man niet trouwen met twee zussen of twee bloedverwanten. Ook mocht hij het eerstgeboorterecht niet geven aan het nageslacht van zijn meest geliefde vrouw; de eerstgeborene had daar recht op (Deut.21:15-17).
Waarom polygamie?
Er zijn verschillende redenen waarom mensen kozen voor polygamie.7 Vruchtbaarheid is een belangrijke. We lezen dat als Sara, Abrahams vrouw onvruchtbaar blijft, zij haar slavin Hagar aan hem geeft tot een bijvrouw, bij wie de aartsvader een kind verwekt. Een andere reden is dat vrouwen economisch niet zelfstandig waren. Het was beter om met een rijke man in een polygaam huwelijk te leven, dan jezelf te moeten verkopen als hoer of als slavin. Ook zijn er politieke redenen voor polygamie.8 Het was een belangrijke manier om je macht te laten zien en om relaties met omringende landen en volken te onderhouden. David en Salomo hebben Deut. 17:16,17 waarschijnlijk uitgelegd als een verbod om op die relaties, op die paarden en op dat geld hun vertrouwen te stellen. Niet als een absoluut verbod op polygamie dus.
Gevolgen van polygamie
Hoewel we nergens in het Oude Testament een duidelijke veroordeling vinden van polygamie, laat de Schrift toch steeds merken dat polygamie niet volgens Gods bedoeling is. In alle situaties leidt polygamie tot strijd, jaloezie en verdriet.9 Abraham stuurt daarom Hagar en Ismaël weg (Gen.21). Lea en Rachel strijden om de liefde van Jakob (Gen.30). Peninna treitert Hanna, omdat zij merkt dat Elkana meer liefde voor Hanna heeft (1 Sam.1). Davids zonen staan elkaar naar het leven en willen allen troonsopvolger zijn (2 Sam.13 en 15, 1 Kon.1). En Salomo’s polygamie leidt tot poly-religiositeit, wat de dood in de pot betekent voor de dienst aan de God van Israël! Uit 1 Kon.11:1-5 blijkt duidelijk dat Salomo hierin Gods gebod overtrad.
Het Nieuwe Testament
In het Nieuwe Testament komen polygame relaties niet meer voor. De Heere Jezus verwijst terug naar de scheppingsordening (Matth.19:5). Ook Paulus is daarover helder. Hij zegt in 1Thessalonisenzen 4:3-5: ‘Want dit is de wil van God: uw heiliging, dat u uzelf onthoudt van de ontucht en dat ieder van u zijn lichaam weet te bezitten in heiliging en eerbaarheid, en niet in hartstochtelijke begeerte, zoals de heidenen, die God niet kennen’. Er kan dus geen misverstand bestaan over meervoudige relaties. Die kunnen voor Gods aangezicht niet bestaan! Het is pure ontucht, om het nog duidelijker te zeggen: hoererij!
Als christenen weten we ons gehouden aan Gods orde in de schepping en daarom is ‘open monogamie’ geen optie. Zoiets valt niet te legitimeren of te verantwoorden met teksten en passages uit het Oude Testament. De hoofdlijn van het Bijbelse denken is onmiskenbaar duidelijk! Polygamie, met alle denkbare varianten tot en met ‘open monogaam’ toe, zijn bedrieglijke verleidingen van de boze! Het zijn niet anders dan influisteringen van de satan.
De hedonistische cultuur van onze dagen pleit voor ‘open monogame relaties’. Dit kan zomaar vanuit de seculiere wereld doorsijpelen in de christelijke wereld. Een gevleugeld gezegde luidt: ‘als het regent in de wereld, drupt het in de kerk’. Laten we daar niet te gering over denken, want dit proces is volop gaande. Paulus wijst op het gevaar van dit alles voor de gemeente en waarschuwt met een understatement: ‘opdat de satan geen voordeel op ons zou behalen’. Hij besluit daarna met de veelbetekenende woorden: ‘want zijn gedachten zijn ons niet onbekend’ (2 Korinthe 2:10b). De boze is een ondermijner van de meest destructieve soort. Met satanisch genoegen breekt hij Gods werk tot de grond toe af!
Laten we waakzaam zijn tegen dit gevaar en zien op Gods trouw voor zijn Kerk. Laten we diezelfde trouw tonen binnen ons eigen huwelijk, om Gods heerlijkheid te weerspiegelen (Ef.5:22-33).
Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van Bijbels Beraad M/V. Het originele artikel is hier te vinden.
Voetnoten
Studenten creationistisch onderwijzen op universiteitsniveau in Amerika – Lezing dr. Matt McLain op de ICC
In de zomer van 2023 vond de negende International Conference on Creationism plaats. Op deze website is daarover veelvuldig bericht. Naast presentaties van papers, posters en abstracts waren er ook zogenoemde ‘evening sessions’. In deze ‘evening sessions’ werd de huidige stand van zaken binnen een vakgebied (vanuit het perspectief van het klassieke scheppingsgeloof) besproken. Hoewel vooral gericht op (en soms niet breder kijkend) dan het Amerikaanse continent, zijn deze lezingen ook zinvol voor Europees-creationaire wetenschappers. Is Genesis History, bekend van de twee documentaires, heeft deze lezingen opgenomen en zijn voornemens om deze dit jaar ook online te publiceren. Op dinsdagavond 18 juli 2023 hield chemicus dr. Matt McLain een lezing over scheppingsonderwijs aan de universiteit. Interessant en leerzaam verhaal, maar ook hier (helaas) een volledige focus om de Verenigde Staten van Amerika. Hieronder is deze lezing terug te kijken, met dank aan Is Genesis History.
Waarom er twee verschillende scheppingsverhalen in de Bijbel staan
De Duitse theoloog Julius Wellhausen (1844-1918) meende dat er in Genesis twee totaal verschillende scheppingsverhalen staan. Het eerste scheppingsverhaal in Genesis (1:1-2:4a) zou ongeveer vijf eeuwen voor Christus geschreven zijn door priesters. Het tweede scheppingsverhaal in Genesis (2:4b-25) zou ouder zijn en in de tijd van David geschreven zijn.
Deze visie van Wellhausen is niet anders dan een motie van wantrouwen tegen Gods onfeilbare woord en is daarom ten onrechte in de commentaren van de moderne theologen verwerkt. Helaas zijn er ook reformatorische theologen die deze visie van Wellhausen persoonlijk aanvaard hebben en die niet schromen deze visie door te geven aan hun studenten en hun gemeenteleden.
Maar zat Wellhausen er dan helemaal naast? Dat is net iets te stellig. Wellhausen heeft namelijk wel een punt als het gaat om de verschillen tussen de scheppingsverhalen. Er is inderdaad sprake in Genesis van twee verschillende scheppingsverhalen. Want wie het eerste scheppingsverhaal in Genesis leest (1:1-2:4a) en daarna het tweede scheppingsverhaal (2:4b-25) merkt dat deze verschillen er gewoon zijn. Het is goed om na te denken over deze verschillen. Niet deze verschillen, maar hoe we ermee omgaan, is het probleem. Het is namelijk de vraag of het gaat om twee volkomen verschillende scheppingsverhalen of dat er slechts sprake is van een verschil in perspectief (invalshoek), maar dat het in wezen om dezelfde scheppingsgebeurtenis gaat. Persoonlijk denk ik dat het slechts gaat om een verschil in perspectief. Ik leg uit waarom ik dit denk. Maar even eerst nog dit: de motivatie van de door mij gehanteerde vers-indeling van de twee scheppingsverhalen, die overigens door oudtestamentici algemeen geaccepteerd is, kun je vinden in proefschrift van E. J. van Wolde ‘A semiotic analysis of Genesis 2-3‘ op blz. 72. Nu mijn standpunt. Ik denk namelijk dat het slechts gaat om een verschil in perspectief. Het eerste scheppingsverhaal (1:1-2:4a) heeft als perspectief de schepping die tot stand gekomen is door God (Elohim, de Verhevene). Het is een schepping in zeven dagen waarbij de schepping van de mens naar Gods beeld het hoogtepunt is (zie Genesis 1:27, driemaal wordt in dit poëtische lofzang het woord scheppen gebruikt). God kan daarom op de zevende dag rusten. Zijn werk is af (2:2).
Bovendien lijkt het eerste scheppingsverhaal qua vorm het meeste op een feitelijk bouwverslag. Het is dus niet symbolisch of dichterlijk, zoals nogal eens beweerd wordt (behalve bijv. 1:27). Dat valt op als je het eerste scheppingsverhaal legt naast de bouw van de tabernakel (Exodus 36-39) en de tempel (1 Koningen 6-7). Zo lezen we bij de bouw van de tabernakel (Exodus 36:39): “Zo maakte men (in het Hebreeuws: asah)” of: “En hij maakte (asah)”. En dan volgt een voorwerp dat gemaakt wordt voor de tabernakel of een deel van de tabernakel zelf. Ook in het eerste scheppingsverhaal lezen we net als bij de bouw van de tabernakel (1:16): “En God maakte (asah) de twee grote lichten” en (1:25): “En God maakte (asah) de wilde dieren”. De manier waarop God alles maakte is echter zeer uniek. God (de Verhevene) hoefde slechts te spreken. Dit wordt bezongen in Psalm 33:9: “Want Híj spreekt en het is er, Híj gebiedt en het staat er”. God is dus oppermachtig. Hij kan dingen maken zonder materialen en zonder werknemers. Om die reden begint dit bouwverslag niet met: “In het begin bouwde God”. Maar: “In het begin schiep God (de Verhevene)”. Het woord scheppen is in de Bijbel een woord dat altijd verbonden wordt met God. Nooit met mensen. Dat God schiep geeft aan hoe uniek en weergaloos Gods schepping is. Bij de bouw van de tempel door Salomo lezen we (1 Koningen 6:1): “Het gebeurde (…) dat hij het huis van de HEERE bouwde (niet: schiep).” Vervolgens lezen we (6:4): “Hij maakte…”. Waarbij we moeten bedenken dat Salomo zijn mensen had die voor hem de tempel bouwde.
Uit dit bovenstaande kunnen we opmaken dat het eerste scheppingsverhaal een uniek bouwverslag is. Het is ook een prachtige ’tempel’ die God, de Verhevene, schiep. Daarom staat er aan het einde van het eerste scheppingsverhaal dat God zag dat het geschapene zeer goed was. Op de zevende dag rustte Hij, omdat alles volmaakt was voltooid. God kon zich dus verlustigen in zijn prachtige scheppingswerken. Het eerste scheppingsverhaal tekent ons om die reden het ideale plaatje. God, de Verhevene wilde dat het altijd zo zou blijven. Dit was het doel van zijn schepping. Het tweede scheppingsverhaal echter kent een heel ander perspectief. Het tweede scheppingsverhaal geeft antwoord op de vraag hoe de zondeval kon plaatsvinden. Dat is opvallend, omdat de schepping in het eerste scheppingsverhaal juist als ‘zeer goed’ wordt beschreven. In dit tweede scheppingsverhaal is de naam HEERE toegevoegd. Steeds is er sprake van ‘de HEERE God’ in plaats van ‘God’ zoals bij het eerste scheppingsverhaal.
Dit woordenpaar HEERE God vinden we in Genesis alleen in Genesis 2:4b-3:24, waar de schepping overgaat in de zondeval. Dit geeft dus aan dat het tweede scheppingsverhaal verbonden is met de zondeval. Het is één geheel. E. J. van Wolde onderbouwde dit in haar proefschrift ‘A semiotic analysis of Genesis 2-3‘ op blz 73-74. De naam HEERE betekent: Hij die (nabij) is. Hier wordt God getekend in zijn nabijheid. Deze nabijheid van de HEERE kunnen we opmaken uit Psalm 124. In Psalm 124 wordt namelijk een mooie woordspeling op de naam HEERE (Hij die is, de Nabije) gemaakt waardoor wij de naam HEERE leren kennen. Daar staat (2-3): “Als de HEERE (de Nabije) niet-bij-ons-aanwezig-geweest-was, toen mensen tegen ons opstonden, dan hadden zij ons levend verslonden, toen hun toorn tegen ons ontbrandde.” Gelukkig was Hij de Nabije voor zijn volk in zeer bange tijden.
Het tweede scheppingsverhaal maakt ons duidelijk, met de opgedane kennis over de naam HEERE in Psalm 124, dat de HEERE, de Nabije, er gelukkig bij was. Dat is verblijdend want het tweede scheppingsverhaal (2:4b-25) vloeit helaas over in de ellendige zondeval van onze eerste ouders (Genesis 3). Uit het tweede scheppingsverhaal blijkt ook dat de mens niet alleen beelddrager van God, is zoals in het eerste scheppingsverhaal (1:27, zijn hoge roeping) maar dat de mens ook gemaakt is uit de stof van de aardebodem (2:7, zijn lage afkomst). God boetseerde de mens (adam) namelijk uit het stof van de aardbodem (adama) en blies vervolgens de mens de levensadem in. Bij de oude volken komen we deze manier van scheppen ook tegen. Volgens een Griekse mythe boetseerde Prometheus de mens uit het klei van de aarde. Daarna blies Athena, de dochter van de oppergod Zeus, de mens de levensadem in.
Opvallend is dat we het beelddrager-zijn van een rechtvaardige en heilige God, zoals beschreven in het eerste scheppingsverhaal, niet terugvinden bij de volken. Terwijl dit verhaal juist vertelt dat elk mens van oorsprong een kind van God is. In Egypte bijvoorbeeld is hooguit de farao een kind (beelddrager) van de godheid. Bij sommige volken zijn er helden die afstammen van een god die een avontuurtje had met een vrouw. Van rechtvaardigheid en heiligheid is bij zo’n god niets te vinden en de afstamming is gewoon platvloers. Beelddrager zijn van dé volmaakte God is van véél hogere orde (Efeze 4:24). Deze hoge Bijbelse roeping van de mens als beelddrager van God is dus bij volkeren verloren gegaan. Bij de volken is het scheppingsverhaal platvloers en mag de mens blijven wie hij is. In de Bijbel daarentegen gaat het steeds om de terugkeer van de mens naar deze hoge positie. Daarom wordt de gevallen mens keer op keer opgeroepen om zich te bekeren tot de levende God om zo een echt kind van God te zijn.
Het is ook goed om te beseffen dat het tweede scheppingsverhaal absoluut geen ordelijk bouwverslag is in vergelijking met het eerste scheppingsverhaal. Dat verklaart de verschillen tussen die beide scheppingsverhalen. Het tweede scheppingsverhaal vertoont namelijk een ander perspectief doordat het gedetailleerder inzoomt op de mens en diens functie op de aarde. Het handelt over de zesde scheppingsdag, de dag waarop de mens verschijnt op aarde en het informeert ons over de proeftuin en Gods opdracht aan de mens om Hem te gehoorzamen overeenkomstig het proefgebod (2:16-17). Omdat het tweede scheppingsverhaal aangelegd is op de zondeval kent het daarom geen sabbat, zevende dag. Het gaat om de zesde dag en daarna de vreselijke zondeval… De schepping van de bomen (2:9), waar het proefgebod mee verbonden is (2:16-17) en de schepping van de dieren (2:19) waar de verleidende slang uit voorkomt (3:1) en waardoor Adam een partner gaat begeren (2:20-23) die hem ten val zal brengen (3:6) staan in het perspectief van deze tragische zondeval (3:1-24).
Opvallend is het wel dat we in het tweede scheppingsverhaal eerst lezen van de schepping van de mens (2:7) en dan van de bomen (2:9). Dat is anders dan in het eerste scheppingsverhaal, daar wordt de vegetatie eerst geschapen (1:11-12) en pas daarna de mens (1:27). Maar dit verschil in volgorde kan komen vanwege het verschil in perspectief. De werkelijke volgorde staat vermeld in het eerste scheppingsverhaal, het bouwverslag. We kunnen 2:9 namelijk als een terugblik lezen: “En de HEERE God had (voordat hij de mens boetseerde 2:7) allerlei bomen uit de aardbodem laten opkomen, begerenswaardig om te zien en goed om van te eten; ook de boom des levens, in het midden van de hof, en de boom van de kennis van goed en kwaad”. Dit vers roept dan de schepping van de bomen en planten uit het eerste scheppingsverhaal in de herinnering (1:11-13). God zou toen ook de hof geplant hebben. De Vulgata biedt daar ruimte voor. Die vertaalde (2:8): “Maar de HEERE God had een paradijs geplant (plantaverat)”. Dat is voortijdig in vergelijking met het scheppen van de mens (2:7). Daar vertaalde de Vulgata: “De HEERE God formeerde (formavit) de mens”. Niet: “De HEERE God had de mens geformeerd (formaverat)”.
Het kan ook zijn dat God op de zesde dag de hof van Eden maakte (2:8) en dat Hij daarin allerlei bomen liet opgroeien (2:9). De andere vegetatie had God al op de derde dag geschapen (1:11-13). Dan biedt het tweede scheppingsverhaal aanvullende gedetailleerde informatie, wat op veel punten het geval is. Maar hoe het ook zij, we dienen er ook rekening mee te houden dat de vragen die wij stellen aan beide scheppingsverhalen geen vragen waren voor de eerste lezers. We moeten dus het scheppingsverhaal niet overvragen. Genesis 2:9 is namelijk vooral een theodicee, een verantwoording van het rechtvaardige beleid van de HEERE God. De HEERE God maakte namelijk allerlei begerenswaardige bomen om te zien en te eten, lezen we. Dat is het punt waar het hier vooral omgaat. De boom van de kennis van het goed en kwaad, waar de mens niet van mocht eten, was dus geen grote verleiding. Dat zou zomaar in onze gedachte kunnen opkomen. Het was dus geen begerenswaardige boom te midden van lelijke bomen met stinkende vruchten die niet te eten waren. Zo stonden de zaken er niet voor. De mens had alles wat zijn hartje begeerde. Alle bomen waren begerenswaardig om te zien en een lust om van te eten (2:9) en toch overtrad de mens het proefgebod. Dat is enorm aangrijpend. We kunnen God er niet de schuld van geven. Dit vers moet ons daarom heenleiden naar een persoonlijke overtuiging waarin we belijden: mea culpa, mijn schuld.
In het tweede scheppingsverhaal gaat het dus niet per se om de volgorde van scheppen. Het tweede scheppingsverhaal is geschreven ter verheldering van de zondeval in Genesis 3. De zondeval zou namelijk uit de lucht komen vallen als we het tweede scheppingsverhaal (Genesis 2:4b-25) zouden weglaten en we alleen het eerste scheppingsverhaal (Genesis 1:1-2:4a) zouden kennen. Oftewel, door het tweede scheppingsverhaal snappen we waarom de mens viel toen hij at van de boom van de kennis van het goede en het kwade. God had immers met de mens een proefgebod (2:16-17) gemaakt volgens het tweede scheppingsverhaal. De mens kwam zijn proeftijd niet door en God ontsloeg de mens uit hof van Eden (3:23-24) met alle gevolgen van dien. Meteen al in Genesis 4 sloeg Kaïn zijn broeder Abel dood. Dankzij het tweede scheppingsverhaal snappen we waarom de mens sterfelijk is. Hij is niet alleen beelddrager van God (onze hoge roeping en afkomst) zoals in het eerste scheppingsverhaal vermeld staat maar hij is ook volgens het tweede scheppingsverhaal geboetseerd uit het stof van de aarde. Om die reden kan God na de zondeval zeggen (Genesis 3:19b): “Want stof bent u en u zult tot stof terugkeren”.
Samenvattend kan ik niet anders concluderen dan dat het tweede scheppingsverhaal een ander perspectief biedt dan het eerste. Juist daardoor ontstaan er verschillen tussen deze twee scheppingsverhalen. Maar het gaat in feite over dezelfde schepping. De scheppingsverhalen vallen elkaar niet af maar vullen elkaar gewoon aan.
In het eerste scheppingsverhaal gaat het om de mens die beelddrager van God is. Zolang de mens Gods beeld draagt, is er rust. God is dan tevreden met Zijn heerlijke schepping. Deze rust wordt verstoord als de mens zich niet houdt aan het proefgebod, leren we uit het tweede scheppingsverhaal.
Dit tweede scheppingsverhaal vermeldt geen zevende dag. Geen dag waarop God rust kon nemen. Integendeel het loopt helaas uit op een andere dag. De dag waarop de dood zijn intrede doet: “want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven”. De rust is dan voorbij en de mens gaat weer terug naar de aarde, waaruit hij genomen is.
Helaas ervaren wij dagelijks dat de rust in ons leven en in de wereld voorbij is. Ook Genesis 4 schetst deze droevige werkelijkheid. Er is meteen een broedermoord na de zondeval. Vanwege deze moord is de rust ook opgezegd voor Kaïn, de moordenaar. Hij is bang om zelf gedood te worden. In die onrust voedt hij ook zijn nageslacht op. De wereld is onveilig geworden sinds Genesis 3.
Gelukkig hoeven we niet met deze voortdurende onrust af te sluiten want de rust die wij verloren hebben, is weer terugverdiend door Jezus. Hij is de ware beelddrager van God. Hij is ons volkomen nabij geworden door ons vlees en bloed aan te nemen. Hij de Nabije, is de gehoorzame Zoon terwijl Adam de ongehoorzame zoon was en wij in hem (Romeinen 5:12). Wat vreselijk is het daarom als we niet in deze Jezus geloven die de rust heeft terugverdiend! In het laatste boek uit de Bijbel lezen we van hen die niet in Jezus geloven dit vreselijke (Openbaring 14:11): “En de rook van hun pijniging stijgt op tot in alle eeuwigheid, en zij die het beest en zijn beeld aanbidden, hebben dag en nacht geen rust…”. Maar gelukkig lees ik twee verzen verder wat anders. Daar lezen we van de eeuwige rust (Openbaring 14:13): “En ik hoorde een stem uit de hemel tegen mij zeggen: Schrijf: Zalig zijn de doden die in de Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten van hun inspanningen, en hun werken volgen met hen”. Zij die in Jezus geloven mogen rusten in het volbrachte werk van Jezus.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.
Grijze ganzen, zwarte ganzen
Er zijn grijze (of grauwe) ganzen en zwart-witte (zwarte) ganzen. Ik heb recent twee keer geKold over de Kolgans, een grijze gans. Nu iets over een ‘zwarte’ gans.
Zwart-witte ganzen zijn herkenbaar aan hun zwarte poten en hun zwarte snavel. Verder zijn grote delen van de kop, hals en vaak ook de borst opvallend zwart. Een bekend voorbeeld is de Brandgans. Ongeveer even talrijk (met globaal 800.000 overwinteraars) als de Kolgans.
Witte zwanen, zwarte zwanen is een traditioneel Nederlands kinderliedje. De tijden veranderen en wij met hen. Nu kunnen we al vogel-spottend zingen: Grijze ganzen, zwarte ganzen! Wie vliegt er mee naar Nederland? Nederland zo rijk aan groen. Fijn overleven in het winterseizoen!
De foto toont twee Brandganzen, staand bij de Nederrijn. De code van de geringde vogel is: links rode ring (Red) en witte L, rechts gele ring (Yellow) en zwarte drie: RLY3. Gevangen op 14 januari 2022 bij Bunschoten Een vrouwtje, geboren in 2020 of eerder. Na ringen alleen waargenomen in Nederland. Twee keer in november 2023: bij Ingen en bij Wijk van Duurstede. Op 3 januari 2025 in de Ingense Waard en door mij op 24 maart in de Tollewaard.
De geslachtsnaam Branta is afgeleid van het Oudnoordse Brandgás (brandgans), waarbij brand zwart verbrand betekent (Wikipedia). Doet de hals niet denken aan een verkoold stuk hout? Of moet ik zeggen: hoe netjes, zuiver en smetteloos (let op het wit!) staan de twee Brandganzen op de foto? In één woord: brandschoon.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2025, Grijze ganzen, zwarte ganzen, Het GemeenteNieuws 24 (14): 7.
Het zijn geen reuzenwolven (Aenocyon dirus) – Dr. Todd Wood reageert op een mediahype
Time Magazine heeft deze week een coverstory over Colossal Biosciences en hun voortgang op het gebied van onderzoek naar de-extinctie, {het ongedaan maken van de uitsterving van een soort}.10 In het artikel wordt herhaaldelijk beweerd dat de drie onlangs geboren wolvenwelpen reuzenwolven {Aenocyon dirus} zijn. Dit ondanks dat het artikel zelf genoeg informatie geeft om die bewering ondubbelzinnig te weerleggen. Ik erken dat dit een indrukwekkend onderzoeksproject is en dat deze dieren kenmerken vertonen die mogelijk lijken op die van reuzenwolven. Ook zal de technologie die ontwikkeld wordt belangrijke toekomstige toepassingen bevatten. Maar de dieren die {de onderzoekers} hebben voortgebracht zijn geen reuzenwolven.

Reuzenwolven zijn uitgestorven hondachtigen die leefden in Noord-Amerika en bekend zijn geworden van fossielen die overal op het continent zijn aangetroffen, met name in de beroemde La Brea-teerputten (Californië). Het waren grote dieren, mogelijk zelfs {tot} twee keer zo zwaar als de grijze wolf {Canis lupus}. {Het soort} stierf uit samen met andere grote Amerikaanse roofdieren, zoals de Amerikaanse {holen}leeuw {Panthera atrox} en de Kortsnuitbeer {Arctodus simus}. {Reuzenwolven} waren bovendien veelvoorkomend: in La Brea overtreffen fossielen van de reuzenwolf die van de grijze wolven, met een verhouding van 1 op 100. {Dus 100 fossielen van de reuzenwolf tegenover 1 fossiel van de grijze wolf.}
Eerder hebben sommige paleontologen gesuggereerd dat er een nauwe verwantschap bestaat tussen de reuzenwolf en de grijze wolf, maar genoomsequencing van skeletresten van de reuzenwolf heeft laten zien dat de reuzenwolf niet nauwer verwant is aan de grijze wolf, dan {dat het verwant is} aan coyotes en jakhalzen.11 De genomen van al deze hondachtigen vertonen veel overeenkomsten, maar er zijn belangrijke verschillen die de reuzenwolf uniek maken. Nog belangrijker is dat het genoom van de reuzenwolf geen tekenen van introgressie, {een proces waarbij genetisch materiaal van de ene soort wordt opgenomen in de genenpool van een andere soort}, vertoont in de genomen van moderne hondachtigen. Dat betekent dat ze niet hybridiseerden. Moderne hondachtigen, zoals coyotes en grijze wolven hybridiseren vaak genoeg om tekenen van introgressie in hun genomen te vinden. Hierbij worden genen die oorspronkelijk tot de ene soort behoren in de andere soort aangetroffen. Bij reuzenwolven is dat echter niet het geval. Hieruit kunnen we concluderen dat reuzenwolven voldoende verschillend waren van andere Amerikaanse hondachtigen om te hybridiseren.
Het team van Colossal Biosciences heeft cellen afgenomen van een volwassen grijze wolf en vervolgens 14 van zijn genen aangepast. Daarna hebben ze deze gemodificeerde cellen gekloond. Ze rapporteren drie succesvolle geboortes, waarvan er twee {pups} oud genoeg zijn om enkele {voor grijze wolven} ongebruikelijke eigenschappen te laten zien, zoals de kleur, grote lichaamsmassa en kennelijk eigenaardige vocalisaties (zoals altijd moeten deze claims met een korreltje zout worden genomen, aangezien ik geen wolvenexpert ben en geen toegang heb tot deze dieren om deze claims te verifiëren). Ik twijfel er niet aan dat deze 14 genen specifiek zijn gekozen om te correleren met deze eigenschappen. Ze wilden een wolf creëren die zich onderscheidt van de typisch grijze wolf, en daarin zijn ze geslaagd.
Maar het zijn geen reuzenwolven. Waarom niet? Het genoom van zoogdieren bevat tienduizenden genen. Velen daarvan zijn identiek bij diverse zoogdiersoorten, maar de meesten kennen duidelijke verschillen die het bijvoorbeeld mogelijk maken om een wolven-gen van een coyote-gen te onderscheiden. Hoewel wetenschappers al geruime tijd werken aan het ontdekken van de relaties tussen de genen en het uiterlijk van een dier, hebben we nog steeds een slechts zeer gebrekkig inzicht hierin. We kunnen misschien iets zeggen over vachtkleur en lichaamsmassa, maar het volledige geheel van wat een reuzenwolf {genetisch} onderscheidt van een grijze wolf is lang niet goed bekend.
Het vervangen van het complete genoom van een grijze wolf in dat van een reuzenwolf, zou een lang en duur proces zijn. Daarom hebben ze natuurlijk een stap overgeslagen en zich gericht op wat zij, {de onderzoekers}, beschouwen als dé essentiële verschillen die het dier er anders uit zouden laten zien dan een grijze wolf, en {er zelfs voor zou kunnen zorgen dat} het dier zich anders zou gedragen of anders zou klinken. Maar wat ze hebben gecreëerd zijn grijze wolven met enkele eigenschappen die mogelijk, op een bepaalde wijze, de eigenschappen van een reuzenwolf weerspiegelen. We kunnen daar niet eens zeker van zijn, omdat we geen levende reuzenwolven hebben ter vergelijking. We kunnen er wel zeker van zijn dat ze geen ‘nieuwe’ reuzenwolven hebben gecreëerd.
Ter analogie: stel je voor dat je een leeuw neemt en zijn genoom aanpast zodat 14 genen overeenkomen met de genen van een cheeta. Niemand die bij zijn volle verstand is, zou verwachten dat die katten, {de welpen}, cheeta’s zijn. We zouden zeggen dat het leeuwen zijn met enkele cheetagenen. Misschien is hun kleur anders of gedragen ze zich anders, maar het zijn geen cheeta’s. Het zijn volledige nieuwe wezens die nooit eerder hebben bestaan. Dat is precies wat Colossal Biosciences hier heeft gedaan.
Ze brachten dit punt {ook} naar voren in het Time-artikel en de reactie van hun Chief Science Officer Beth Shapiro is typisch marketingtaal:
“Onze mammoeten en reuzenwolven zijn mammoeten en reuzenwolven volgens die definitie”, zet Shapiro. “Ze hebben de belangrijkste eigenschappen dat dat organisme uniek maken”
De definitie waar ze het over heeft, is het hebben van genetische eigenschappen die overeenkomen met de uitgestorven soort. Maar dit is onzinnig. We kunnen menselijke genen in muizen plaatsen, net zoals Colossal Biosciences mammoetgenen in muizen heeft geplaatst. Maar dat maakt die muizen geen mensen of mammoeten. Het zijn gewoon muizen met vreemde genen. Alleen omdat we een paar genen van een {specifieke} soort in een ‘nauw verwante’ soort plaatsen, verandert dit de ontvangende soort niet in de oorspronkelijke soort. Een betere vergelijking zou Disney Imagineering zijn, maar in plaats van onhandige robots die enigszins lijken op uitgestorven soorten, krijgen we nu levende dieren die enigszins lijken op uitgestorven soorten.
Dat betekent echter niet dat de technologie die ze ontwikkelen niet nuttig of zelfs belangrijk zou kunnen zijn. Het werk dat ze doen met rode wolven {Canis rufus} is echt intrigerend: ze nemen verloren {gegane} genen uit {eerdere} populaties van de rode wolf en manipuleren {deze} rode wolven genetisch met die genen om zo de genenpool van de rode wolf te versterken. Dat zou werkelijk impact kunnen hebben op de versterkingen van het natuurbehoud van de rode wolf. Het maakt gebruik van dezelfde technologie als die van de pseudo-reuzenwolven.
Maar deze pseudo-reuzenwolven zijn een slimme marketingtruc die de cover van Time heeft gehaald. Het zijn schattige puppy’s, en mensen kennen deze uit {de fantasy-televisieserie} Game of Thrones. {Dit nieuws} heeft Colossal {Biosciences} veel aandacht bezorgd en het heeft de investeerders ongetwijfeld tevreden gesteld. Dit zijn echter volledig nieuwe dieren die heel weinig gemeen hebben met echte reuzenwolven.
Noot van de redactie: De tekst tussen accolades, hierboven, is door de vertaler toegevoegd om het leesbaar te maken of te verduidelijken. Naast dat het geen reuzenwolf is moet er ook gesproken worden over de ethische consequenties van een dergelijk sleutelen aan genen.
Dit artikel is met toestemming van de auteur vertaald en overgenomen van zijn website. Het originele artikel is hier te vinden