Home » Genealogie » De vijfentwintigste jaargang van ‘De Navorscher’ en de genealogie van het geslacht Van Meerten

De vijfentwintigste jaargang van ‘De Navorscher’ en de genealogie van het geslacht Van Meerten

De vijfentwintigste jaargang van het blad ‘De Navorscher’ verschijnt in 1875 en heeft twee vermeldingen van een persoon uit het geslacht Van Meerten.1 Het gaat om een brief, geschreven door Ernst van Meerten. Ernst leefde in de zestiende eeuw.

Aktebrief geschreven door Ernst van Meerten

Een deel van de aktebrief geschreven door Ernst van Meerten in 1532. De hele brief wordt weergegeven op bladzijden 523 en 524 van De Navorscher, jrg. 25.

Op de bladzijden 523 en 524 wordt een aktebrief besproken, geschreven door Ernst van Meerten op 28 februari 1532. De schrijver, J. Anspach, stelt de vraag wie Emont (?) van Buchell is. De brief gaat over het opdragen van een perceel te Erichem van Koen Wessels aan Aart Goertz. Anspach heeft de brief getranscribeerd. Hieronder de brief:

”Ick Ernst van Merten Comeduer van Sint Johans huyss tot Bueren, doe konde en bekenne dat voir my gecome syn Koen Wesselsz. Kynder: Thonyss Koenensz., Jan Koenensz., Gerrit Koenensz., Lyss Koenensz., Cornelis Koene myt dely (sic) syn huysfrou en hebbe mede geloefft gesametelick voir ghysbert koenensz die buyten lants is en hebben voir my als ee thynssheer opgedrage en overgegeve Aert Goertsz. enen hoff halende ontrent vierdalff hont lants off soe groet en cleyn als dat dair gelegen in op Erchem dair ostwairt en westwairt naistgelant is die gemey (algemene) straet zuydwairt Gerit Verlauwick (van Lawick) en nordtwairt Jacob Hermentsz. off wie mit recht rontom dair naist gelegen is, erffelick en ewelick te besitten en te gebruycke en syne vryen wil dair mede te doen nu en ten ewige dagen, Voirt soe hebben Koen Wesselsz kynder gesametelick het ee voir den anderen geloefft Aert Goertsz ewelick te vryen en te waren nu en ten wigen dagen voir ee vry eygen eme beheltelycken, dat die Comedeur in der tyt wesende jaerlicx sal hebben wt dese hoff voirsz sess thynsshoender erffelick en ewelick, te betalen altyt op Sunte mertensdach en noch anderhalve vranckricksse scildt erffrenthe die die kerck van Erchem dair jairlicx wt heeft. En hebben by en vuer gewest als thyssgenote Jan van Buere en Rutger Henricksz. den olislager en meer goeden manen. In oirkonde der wairheyt soe heb ick heer Ernst van Merten Comeduer voirsz. als ee thynssheer gebede Emot van Buchell om gebreck wils myns segels dat hy desen brieff voir my besegulen solde; hetwelck Ik Emot van Buchell om bede wil des Comenduers voirsz. gherne gedaen heb en om meerder vestenisse wil soe hebbe wy Jan van Buere en Rutger Henricksz. voirsz. als thynssgenote ons segulen mede aen dese opene brieff gehangen en ick Rutger Henricksz. voirgs. oeck om gebreck wils myns zegels heb Ick gebede Herma Dircksz. voir my te segulen het welck Ick Herma Dircksz. geerne gedaen heb om bede wil Rutger voirsz. Allet voirsz. sonder argelist Gegeue int Jair ons Heren Duset vijff hondert en tweendartig opten achtentwintichsten in ffebruar.”

Anspach geeft nog mee dat er aan deze brief drie zegels hebben gehangen, maar dat die verdwenen zijn. Het originele stuk is te vinden in het kerkelijk archief van Erichem. Hij voegt nog toe ‘wijl het document is, ten bewijze dat de kerk aldaar geregtigd was tot een jaarlijkschen tijns uit gezegd perceel gronds’. De auteur gaat nog verder in op Emot van Buchell, dat laat ik hier nu rusten omdat Emot niet behoort tot het geslacht Van Meerten.

  1. Het gaat om: De Navorscher. Een middel tot gedachtewisseling en letterkundig verkeer tusschen allen die iets weten, iets te vragen hebben, of iets kunnen oplossen. Jrg. 25. Verschenen te Amsterdam in 1875 bij J.C. Loman.