Home » Kerkgeschiedenis » ‘Historisch revisionisme schadelijk voor de kerk’ – Is het klassieke scheppingsgeloof modern?

‘Historisch revisionisme schadelijk voor de kerk’ – Is het klassieke scheppingsgeloof modern?

De afgelopen jaren hoor ik onder de theïstisch evolutionisten in Nederland steeds vaker dat ‘de manier waarop de creationistische beweging de Bijbel letterlijk leest’ in en voor de jaren twintig van de vorige eeuw niet of nauwelijks bestond.1 In dit artikel willen we betogen dat de manier waarop een creationist Genesis leest veel ouder is dan begin 20e eeuw.

Wat een creationist gelooft en hoe hij Genesis leest

Een creationist gelooft dat de aarde recent in zes dagen geschapen is, dat Adam en Eva onze eerste voorouders zijn, dat er een historische zondeval is geweest en een wereldwijde zondvloed. De mens bouwde na de vloed een toren, de toren van Babel, en er kwam een spraakverwarring. Hij gelooft dat de verhalen van de aartsvaders (bijv. Abraham), het verblijf in Egypte, de uittocht, de inname van het land Kanaän, David, Salomo en andere koningen, de ballingschap en de terugkeer daarvan werkelijk gebeurd zijn. Creationisten geloven dat de Heere Jezus Christus werkelijk geleefd heeft, gestorven en weer opgestaan is en naar de hemel gegaan is. En dat er een Kerk bestaat in de geschiedenis die tot vandaag de dag doorgaat. Onder creationisten heerst er geen discussie over dit theologische kader. Ze voeren gesprekken met elkaar over de detailinvulling van deze bovengenoemde gebeurtenissen. Een creationist leest Genesis als literair-historisch met een diepere geestelijke/symbolische betekenis. In eenvoudig Nederlands: Genesis is waar gebeurd en heeft betekenis voor ons vandaag. De vraag is nu: hoe oud zijn deze gedachten? Volgens een creationist is de gedachte dat de wereld in zes dagen geschapen is en er een zondeval is geweest net zo oud als de mensheid zelf.

Zwarte zwanen

In de 17e eeuw werd gedacht dat alle zwanen wit waren. Zwarte zwanen bestonden niet volgens de Europese geleerden, niemand had deze immers waargenomen. Totdat Willem de Vlamingh in 1696 de leiding van een expeditie op zich nam en als eerste Europeaan in de buurt van het hedendaagse Perth een zwarte zwaan ontdekte. De stelling dat zwarte zwanen niet bestaan moest worden verworpen. Het is betreurenswaardig dat deze geschiedenis zich nu lijkt te herhalen op het gebied van ‘de historiciteit van Genesis’. We hoeven slechts met een auteur te komen van vóór het begin van de 20e eeuw en de stelling van theïstische evolutionisten is ontkracht. Laten we twee schrijvers raadplegen uit de 18e eeuw en hiermee de stelling dat ‘de creationistische lezing van Genesis van 20e eeuwse oorsprong is’ aanvechten.

Justus Vermeer (1696-1745)

Mr. Justus Vermeer werd geboren in 1696 te Utrecht. Hij studeerde rechten in zijn geboortestad en promoveerde in 1718. Vermeer was ouderling in de Nederlandse Gereformeerde Kerk te Utrecht en ging als oefenaar voor in de kerkdiensten. Zijn preken werden opgeschreven en uitgegeven, waaronder die rondom de Heidelbergse Catechismus. Zondag 9 van deze catechismus gaat over de schepping.2 Als we deze erbij pakken zien we dat mr. Vermeer een ‘creationistische’ lijn volgt.

Volgens de geleerde heeft God de ‘hemel en de aarde, en al wat daarin is, uit niet geschapen’.3 God wordt aangewezen als de ‘Formeerder van alles’.4 Mozes heeft als auteur van Genesis beschreven ‘hoe’ God alles gemaakt heeft. Het werk van de schepping wordt door mr. Vermeer Gods ‘eerste huishoudelijke werk5 genoemd. De geleerde blijkt ook goed op de hoogte van de heidense filosofieën en verwerpt deze als zijnde ‘zware blindheid op des mensen verstand’.6 Uit het Woord en de rede blijkt dat de wereld een begin moet hebben gehad. Teksten uit Gods Woord daartoe zijn bijvoorbeeld Gen. 1:1, Ps. 33:6 en Joh. 1:3. Bij verdediging door de rede gebruikt hij een argument wat heden ten dage nog steeds gebruikt wordt: ‘Niets kan er zijn zonder oorzaak, dan God Zelf. Ja, het strijdt tegen de natuur, te geloven dat de wereld van eeuwigheid is geweest; vermits niets natuurlijker is, dan wanneer men een groot en heerlijk werk of gebouw ziet, dat men aanstonds vraagt naar deszelfs auteur en maker, en zich over die zijn oordeel, bestek en uitvoering van zijn werk verwondert.’ Zo leidt volgens de auteur het bestuderen van de natuur tot verwondering over de ‘allerwijste en machtigste Werkmeester die het gehad heeft’. Hij gaat verder: ‘Al wat voortteelt, moet opklimmen tot een Wezen aller wezens; al wat zich beweegt, moet een eerste Beweger gehad hebben, en ook een begin van bewegen’. De geleerde beschrijft ‘hoe God uit zulk een onbekwame stof alles in orde gebracht heeft’.7 Dat heeft Hij niet in een moment gedaan maar in zes dagen: ‘Deze orde, dat de Heere alles in zes dagen heeft voortgebracht, leert ons Mozes, Gen. 1. (…) Mozes beschrijft alleen het gebouw van de zichtbare wereld, omdat hij zijn historie heeft willen voegen naar het begrip der Joden, die zeer vleselijk en aardsgezind waren; om hen tot de Onzienlijke op te leiden langs Zijn zichtbare werken, ten einde zij aan het schepsel niet zouden hangen blijven’.8 Op de blz. 170-172 van zijn boek beschrijft de auteur de schepping van zes dagen. God maakte ook een eerste mensenpaar. ‘Dit paar zette God in die vervulde wereld, waarin de Heere een volheid bezorgd had; en in het bijzonder in een Eden, een hof en paradijs, dat God zelf geplant had’.9 Waarom schiep God de wereld? ‘Tot Zijn eigen eer en heerlijkheid. (…) Om Zijn eigen deugden aan mensen bekend te maken en te verheerlijken, (…)’.10 Wanneer heeft God de wereld geschapen? ‘In het gemeen kan men zeggen, naar de rekening van de allervoornaamste godgeleerden en chronologisten, dat de wereld geschapen is, weinig onder of over de 3950 jaren voor Christus’ geboorte; daarbij dan gerekend na de geboorte van Christus 1736 jaren, zo zou de wereld geschapen zijn, omtrent 5686 jaren geleden’.11 Volgens de geleerde hoeven we ons over het exacte seizoen waarin de wereld geschapen is niet druk te maken omdat de Heilige Schrift ons niets daarvan leert. Eerder in dit boek had Vermeer al bij de bespreking van Zondag 3 aangegeven dat er een historische zondeval heeft plaatsgevonden.12 Met dit voorbeeld is de stelling dat er geen creationistische lezing van Genesis bestond voor het begin van de 20e eeuw al weerlegd. Vermeer geloofde dat de aarde jong was (namelijk rond de 5686 jaren geleden geschapen), dat Schepping in zes historische dagen plaatsvonden en dat er een eerste mensenpaar en een zondeval is geweest.

Bernardus Smytegelt (1665-1739)

De tweede auteur die ik wil raadplegen is Bernardus Smytegelt. Bernardus Smytegelt werd geboren in 1665. Hij studeerde theologie in Utrecht en verdedigde aldaar in 1686 zijn dissertatie “Over de eenheid der kerk”. Hij was predikant te Middelburg. Ook hij schrijft in de bespreking van zondag 9 van de Heidelbergse Catechismus over de schepping.13 De predikant bestrijdt de heidense filosofieën die stellen dat de wereld eeuwig is. Hij schrijft over een ontstaansfilosofie het volgende: ‘Dan waren er nog anderen, en die zeiden, dat dat niet kon zijn; die begonnen te denken: daar zijn zo enige vezeltjes in de lucht geweest, die bijgeval zijn samengelopen, en daar is dit grote heelal uit voortgekomen. Dat is al zo erg alsof ook zeide: er heeft daar een grote hoop stenen gelegen, en daar is dit gebouw bijgeval uit voortgekomen.’ De predikant noemt het echter dwaas om zo te denken. Wat is de alternatieve visie? Volgens de predikant staat dat in Mal. 2:10: En hebben wij niet allen enen Vader, en heeft niet één God ons geschapen?14 God is de Maker en de Formeerder van de wereld, dat staat voor hem vast. Dat Smytegelt veel Bijbelkennis had blijkt wel uit de teksten die hij aanhaalt rondom de schepping.15 Het grote heelal is volgens de predikant uit niet (ex nihilo geschapen in zes dagen. Hij bespreekt op blz. 120-123 van zijn boek hoe God in de verschillende dagen afzonderlijk de wereld heeft vormgegeven. Wanneer is de wereld geschapen? ‘De wereld is ook niet zeer oud. De Joden zeiden dat ze tweeduizend jaren oud was, als ze rekenden voor de wet, tweeduizend jaren na de wet en tot op het rijk van den Messias. Maar zij was nog tot dien ouderdom niet gekomen, en ’t kan nog wel omtrent driehonderd jaren minder zijn’.16 De wereld is volgens Smytegelt in de herfst geschapen.17 We zien in deze preek een creationistische lezing van Genesis. God heeft de wereld uit het niet in zes dagen geschapen, toen begon de tijd. De lezing van de Joden wordt gevolgd: 2000 jaar voor de wet, 2000 jaar erna tot de Christus en daarna het verdere verloop van de jaartelling. Hij pint zich niet vast op een exact getal: het kan 300 jaar minder zijn. De wereld is volgens hem in ieder geval niet oud.

Slotbeschouwing

Wanneer je andere auteurs uit die tijd leest (bijv. Johannes van der Kemp18 en Theodorus van der Groe19) dan zie je dat deze visie ook door hen gedeeld wordt. De stelling ‘dat de creationistische lezing van Genesis dateert uit het begin van de twintigste eeuw’ moet hiermee worden verworpen. Dergelijke claims zijn onjuist en daarmee uiterst schadelijk voor de kerken. Ik vind het betreurenswaardig dat een dergelijk historisch revisionisme breed wordt verkondigd, zelfs in cursussen voor kerken. Het geeft een onjuist beeld van de uitleg van Genesis door de eeuwen heen. De creationistische uitleg van Genesis (literair-historisch met een diepere symbolische/geestelijke betekenis) is veel ouder dan begin 20e eeuw. Ik wil zelfs beweren dat de creationistische lezing de mainstream lezing is geweest in de kerken tot de 18e/19e eeuw. Pas met de Verlichting werd het donker20 rondom die uitleg en zijn er andere gedachten opgekomen mede onder invloed van de naturalistische natuurfilosofie. Een goed boek over de hermeneutiek van Genesis door de eeuwen heen is ‘The Quest for the Historical Adam’, van de kerkhistoricus prof. dr. W. VanDoodewaard.21

Dit artikel schreef ik in 2016. Zie voor een verdere uitwerking dit artikel.

Voetnoten

  1. Zie bijvoorbeeld: http://www.geloofenwetenschap.nl/index.php/nieuws/item/148-sola-scriptura-maar-met-traditie. Dit artikel is gebaseerd op een literatuurstuk over Adam door Moritz. Ook een theïstisch evolutionistische cursus voor kerken met als titel Test of Faith laat in de bijbehorende video dit geluid horen. Daar wordt gezegd: ‘De manier om Genesis 1 te lezen als een 6000 jaar oude creatie is als orthodox-christelijke geloofswijze pas een eeuw oud.
  2. Vermeer, J., 2006, De leer der waarheid. Deel 1. Zondag 1-33 (Ermelo: Boekbinderij en uitgeverij Snoek), blz. 162-182.
  3. Ibid., blz. 164.
  4. Ibid.
  5. Ibid., blz. 165.
  6. Ibid., blz. 166. Hij schrijft: ‘Zie derhalve hoe dit eerste versje van Mozes ons meer leert, dan al het natuurlicht, dat de heidenen tezamen hebben; geen heidenen, hoe wijs en geleerd ook, hebben ooit zoveel ontdekt, als Mozes Gen. 1:1 toont, waarin hij terstond leert Wie de Schepper is, wat het schepsel is, en welke de tijd van de schepping is; hun Magi, Sophi, en Philosophie, hebben wel ongelooflijke kosten en moeiten gedaan, om te onderzoeken naar de beginselen en de geheimen van de natuur; maar zij zijn altijd in verwarring gebleven; enigen wilden dat de wereld van eeuwigheid was, en in de eeuwigheid blijven zou, als Aristoteles, Xenophon, Cicero, enz. Anderen wilden dat de wereld wel een begin gehad had, maar nooit een einde zou hebben, als Plato. Anderen wederom, dat zij nooit een begin gehad heeft, maar wel een einde zou hebben, als Democritus. Nog anderen hielden staande, dat er meer werelden waren, als Epicurus en Metrodutus. Verder is er niemand uit allen geweest die geloofde dat de wereld een begin gehad heeft, die van gedachten waren, dat deze uit Niet geschapen was. Plato geloofde, dat er tevoren enige Ideas of zinnebeeldjes geweest waren; Anaxagoras, enige Aromos of stuifvezeltjes; Phytagoras, enige Numeros of taalcijfertjes, uit welke de wereld zou zijn voortgebracht. Velen meenden, of dat zij voortgekomen zijn uit het water, waarom zij zeiden: Aqua a qua Omnia; dat is, uit het water zijn alle dingen voortgekomen. Velen meenden, uit lucht; velen uit vuur; velen uit de vier elementen tezamen. Eindelijk wilde velen, dat zij voortgebracht is uit vijandschap en vriendschap. Ziet derhalve, vrienden, hierin een chaos van verwarring, en welk een zware blindheid op des mensen verstand van nature ligt, eer hij door Woord en Geest verlicht wordt.
  7. Ibid., blz. 167.
  8. Ibid., blz. 169-170.
  9. Ibid., blz. 172.
  10. Ibid., blz. 173.
  11. Ibid., blz. 174.
  12. Ibid., blz. 38-60.
  13. Smytegelt, B., 1981, Des Christens enige troost in leven en sterven of verklaring van de Heidelbergse Catechismus in 52 predicaties (Houten: Den Hertog), blz. 116-128.
  14. Ibid., blz. 118.
  15. Ibid., blz. 119.
  16. Ibid., blz. 120.
  17. Ibid., blz. 123.
  18. Kemp, van der J., 2009, De Christen geheel en al eigendom van Christus in leven en in sterven. 53 predikaties over de Heidelbergse Catechismus waarin de Hervormde geloofsleer wordt bevestigd tegen de voornaamste dwaalgeesten verdedigd en tot betrachting van de Evangelische godzaligheid aangedrongen (Ermelo: Boekbinderij en uitgeverij Snoek). Johannes van der Kemp (1664-1718) was predikant te Dirksland. Niet te verwarren met de bekende militaire arts en zendeling Johannes Theodorus van der Kemp zoon van de predikant Cornelis van der Kemp en een kleinzoon van de hier bedoelde predikant.
  19. Groe, T. van der, 2002, Des Christens enige troost in leven en sterven of verklaring van de Heidelbergse Catechismus (Houten: Den Hertog). Theodorus van der Groe (1705-1784) was theoloog en predikant te Kralingen.
  20. Zie ook het interview met prof. dr. B.A. Zuiddam in het Reformatorisch Dagblad: Heer, A. de, 2009, Pas met de verlichting werd het donker, Reformatorisch Dagblad 39 (12): 2.
  21. VanDoodewaard, W., 2015, The Quest for the Historical Adam. Genesis, Hermeneutics, and Human Origins (Grand Rapids: Reformation Heritage Books).