Home » Scheppingsparadigma » Komt de ‘creationistische’ Schriftvisie uit de twintigste eeuw?

Komt de ‘creationistische’ Schriftvisie uit de twintigste eeuw?

Vrijdag 29 november 2019 was er een studiedag rondom het nieuwe boek En God zag dat het goed was, over theologie en evolutie. Filosoof en theoloog Rik Peels gaf op deze studiedag aan dat de ‘creationistische’ lezing van de Schrift pas in de twintigste eeuw opkwam (RD 30-11-2019). Marcel Sarot, katholiek hoogleraar systematische theologie, deed in zijn lezing overeenkomstige uitspraken. Dit soort uitspraken zijn vaker te vinden in de theïstisch evolutionistische literatuur, bijvoorbeeld in de cursus Test of Faith. Het is prima om na te denken over de verhouding tussen theologie en de evolutietheorie, maar deze weergave schetst een onjuist beeld van de geschiedenis. De klassieke bijbeluitleg die mede het uitgangspunt vormt van de creationistische beweging is al eeuwenoud.

“De klassieke bijbeluitleg die mede het uitgangspunt vormt van de creationistische beweging is al eeuwenoud.” Bron: Pixabay.

Klassieke bijbeluitleg

Wat is die klassieke bijbeluitleg? Het geloof dat God hemel en aarde schiep in zes dagen, op de zevende dag rustte (Gen. 1, Ex. 20:11 en Ex. 31:17) en dat Hij zag dat alles wat Hij gemaakt had zeer goed was (Gen. 1:31). Deze schepping vond duizenden jaren geleden plaats (gewoonlijk noemt men 6.000-10.000 jaar). Helaas is deze schepping is niet ‘zeer goed’ gebleven, want het eerste mensenpaar viel in zonde en haalde zo een vloek over de hele schepping (Gen. 3, Rom. 8). Na verloop van honderden jaren werd de zonde van de mensheid zelfs zo erg dat God besloot deze eerste wereld te laten vergaan door een wereldwijde zondvloed (Gen. 6-9). Hij begon opnieuw met Noach en zijn gezin. Vanuit deze acht mensen is de huidige mensheid ontstaan (Gen. 10) en is uiteindelijk ook de Heere Jezus Christus, de laatste Adam, geboren.

Modern?

Ontstaat dit theologische uitgangspunt in de twintigste eeuw? Zelf ben ik opgegroeid binnen de Gereformeerde Gemeenten. In dit kerkverband heeft ds. G.H. Kersten (1882-1948) een belangrijke rol gehad. In zijn Gereformeerde Dogmatiek staat over de schepping: “God schiep in één oogenblik hemel en aarde en Hij ordende, al scheppend, in zes dagen, terwijl Hij den zevenden dag rustte. (…) De Schrift spreekt van zes dagen, waarin God alle dingen geschapen heeft (Ex. 20:11) en het betaamt niemand om zelfs ook maar één poging te wagen door het inleggen van onze gedachten in Gods Woord, de Heilige Schrift aan te passen aan de z.g.n. resultaten van de geologie, waarmede velen de waarheid Gods trachten te logenstraffen.1 Is deze visie van ds. Kersten nieuw? Nee, zeker niet! Zijn hoofdstuk over de schepping bevat verwijzingen naar vooraanstaande theologen uit de 16e tot de 19e eeuw, bijvoorbeeld naar Van Mastricht. Petrus van Mastricht (1630-1706) schrijft over de schepping: “Wij zeggen dat deze wereld geschapen is in de tijd van zes dagen. (…) De ogenblikken van dat bevel (iedere afzonderlijke dag, JvM) hebben gedurende de tijd van 24 uren van elkaar afgestaan.2 Deze scheppingsvisie komt bijvoorbeeld ook voor bij Hieremias Bastingius (1551-1595)3, Theodorus van der Groe (1705-1784)4, Petrus van der Hagen (1641-1671)5, Matthew Henry (1662-1714)6, Johannes van der Kemp (1664-1718)7, Franciscus Ridderus (1620-1683)8, Justus Vermeer (1696-1745)9 en in de belijdenis van Westminster (1647)10. We zien dat ook Johannes Calvijn (1509-1564) vast wil houden aan een zesdaagse schepping. Hij noemt het zelfs een ‘gewelddadige spotternij’ om te zeggen dat Mozes omwille van zijn verhaal de schepping in zes dagen verdeelde in plaats van werkelijk aan te geven, zoals sommige kerkvaders deden, dat God de wereld in één ogenblik schiep. Calvijn schrijft dat God niet in één ogenblik de wereld schiep, maar “veeleer heeft God zelf, willende Zijne werken regelen naar de bevatting der menschen, een tijdvak van zes dagen voor zich genomen. De oneindige heerlijkheid Gods, die zich hierin ten toon spreidt, zien wij zoo licht voorbij”.11 Volgens de kanttekeningen bij de Statenvertaling (1657) was een scheppingsdag een normale dag van 24 uur. Over de leeftijd van de aarde zijn veel oudvaders ook duidelijk. Wilhelmus á Brakel (1635-1711) leefde naar eigen zeggen ongeveer 5750 jaar na de schepping.12 Franciscus Ridderus laat weten dat de schepping ‘zo omtrent vijf duizend en zeven honderd jaar’ geleden plaatsvond.13 Justus Vermeer zegt: “In het gemeen kan men zeggen, naar de rekening van de allervoornaamste godgeleerden en chronologisten, dat de wereld geschapen is, weinig onder of over de 3950 jaren voor Christus’ geboorte; daarbij dan gerekend na de geboorte van Christus 1736 jaren, zo zou de wereld geschapen zijn, omtrent 5686 jaren geleden.14 Bekend is ook de chronologie van James Ussher (1581-1656). We kunnen vanuit deze visie op de schepping van de (Nadere) Reformatie lijnen trekken naar de vroegere theologie van de middeleeuwen en van de kerkvaders. Ook de leer van een historische zondeval met gevolgen voor de schepping en een wereldwijde zondvloed is veel en veel ouder dan de twintigste eeuw. We kunnen deze ‘creationistische’ lezing dus met recht een klassiek scheppingsgeloof noemen.15

Theologische bezinning?

Het is schadelijk voor het voortgaande gesprek als de geschiedenis verkeerd wordt voorgesteld. De klassieke bijbeluitleg vormt het uitgangspunt van de creationistische beweging, maar is op zichzelf al eeuwenoud. Rik Peels roept op tot een theologische bezinning (RD 4-11-2019). Maar juist dan zijn onjuiste uitspraken over het verleden ongewenst. Volgens Pieter Rouwendal zou het boek ‘En God zag dat het goed was’ de gereformeerde gezindte moeten helpen bij de bezinning rondom de evolutietheorie (RD 5-10-2019). In het verleden heeft men al uitgebreid nagedacht over de combinatie theologie en evolutietheorie. We zien dat herhaalde pogingen, of ze nu ingegeven zijn door de evolutietheorie of niet, om Genesis anders te lezen uiteindelijk leiden tot een niet meer orthodoxe theologie. Te denken valt bijvoorbeeld aan de gnostiek, Isaac La Peyrère, de moderne theologie en Harry Kuitert. Laten we van deze geschiedenis leren. Schrijver-filosoof George Santayana (1863-1952) stelt: ‘Wie zijn geschiedenis niet kent, is genoodzaakt haar te herhalen’.

Dit stuk is als opiniestuk aangeboden aan het Reformatorisch Dagblad, maar daar niet geplaatst vanwege de ‘overload’ aan opiniestukken die gaan over het thema ‘schepping en evolutie’.

Voetnoten

  1. Kersten, G.H., 2004, De Gereformeerde Dogmatiek voor de gemeenten toegelicht, Deel 1 (Utrecht: De Banier), Negende druk.
  2. Mastricht, P. van, 2019, Theoretisch-praktische God geleerdheid waarin alle theologische hoofdzaken behandeld worden in een verklarend, leerstellig, weerleggend en praktisch deel. Met een volledige samenvatting van de kerkgeschiedenis en verhandelingen over de geloofsgehoorzaamheid en over de geloofspraktijk (Barneveld: Gebr. Koster), Tweede druk.
  3. Bastingius, H., 2012, Verklaring van de Catechismus der christelijke religie exegemata over den catechismum onser kercken, Eerste Deel (Ermelo: Uitgeverij F.N. Snoek).
  4. Groe, T. van der, 1961, Des christens enige troost in leven en sterven of verklaring van de Heidelbergse Catechismus, Eerste deel (Houten: Den Hertog), blz. 150-151.
  5. Hagen, P. van der, 2006, De Heydelberghsche Catechismus (Ermelo: Uitgeverij: F.N. Snoek).
  6. Henry, M., 1912, Letterlijke en practicale verklaring van het Oude Testament (Kampen: J.H. Kok).
  7. Kemp, J. van der, 2009, Heidelbergse Catechismus (Ermelo: Uitgeverij F.N. Snoek).
  8. Ridderus, F., 2006, Dagelijkse Huiscatechisaties bestaande in oefeningen over de artikelen van het christelijk geloof, Deel 1 (Barneveld: Gebr. Koster).
  9. Vermeer, J., 2006, De leere der waarheid die na de Godzalighed is, voorgestelt, bevestigt en toegepast in LXXXV Oefeningen over den Heidelbergschen Cathechismus, Deel 1 (Ermelo: Uitgeverij F.N. Snoek).
  10. Zie hiervoor: Baars, A., Groothedde, A., 2013, Belijden in zevenvoud. Harmonie van zeven Protestantse Belijdenisgeschriften (Apeldoorn: De Banier).
  11. Calvijn, J., 2004, Verklaring van de Bijbel (Kampen: De Groot Goudriaan).
  12. Brakel, W. a, 2004, Redelijke Godsdienst. In welke de Goddelijke waarheden van het genadeverbond worden verklaard, tegen partijen beschermd en tot beoefening aangedrongen, alsmede de bedeling des verbonds in het Oude en Nieuwe Testament en de ontmoeting der kerk in het Nieuwe Testament, vertoond in een verklaring van de Openbaring van Johannes, Deel 1 (Utrecht: De Banier).
  13. Ridderus, F., 2006, Dagelijkse Huiscatechisaties bestaande in oefeningen over de artikelen van het christelijk geloof, Deel 1 (Barneveld: Gebr. Koster).
  14. Vermeer, J., 2006, De leere der waarheid die na de Godzalighed is, voorgestelt, bevestigt en toegepast in LXXXV Oefeningen over den Heidelbergschen Cathechismus, Deel 1 (Ermelo: Uitgeverij F.N. Snoek).
  15. Zie voor verdere onderbouwing het prachtige werk van de kerkhistoricus dr. William VanDoodewaard. Bron: VanDoodewaard, W., 2015, The Quest for the Historical Adam: Genesis, Hermeneutics, and Human Origins (Grand Rapids: Reformed Heritage Books).