Rond de uitleg van de Bijbel is op het gereformeerde erf verwarring en onduidelijkheid ontstaan, onder meer rond onderwerpen als schepping en evolutie. Aan de hand van de zogeheten Wetenschapsbijbel willen we in dit artikel duidelijk maken waar die verwarring vandaan komt.
De Wetenschapsbijbel bevat de tekst van de Nieuwe Bijbelvertaling, aangevuld met 300 bijdragen geschreven door 60 wetenschappers. De uitgave wil de ‘kloof tussen de tijd van de Bijbel en onze eigen tijd’ overbruggen. Met het doel om de eigentijdse bijbellezer te helpen, stelt de Wetenschapsbijbel ook gevoelige kwesties aan de orde. Het gaat dan om thema’s als evolutie, homoseksualiteit, geweld en de vrije wil.
Onthutsend
In dit artikel brengen we de Wetenschapsbijbel in verband met de hoofdvraag van deze serie: Hoe lezen we de Bijbel? We vragen ons af wat er gebeurt als de Bijbel wordt gelezen met in het achterhoofd modern wetenschappelijk onderzoek.
Opvallend, en eerlijk gezegd ook onthutsend, is de inleiding in de Wetenschapsbijbel, geschreven door twee personen. Eén van hen is G. van den Brink, hoogleraar dogmatiek aan de Vrije Universiteit en auteur van het boek ‘En de aarde bracht voort‘. Daarin wil hij het geloof in God als Schepper verbinden aan de evolutietheorie. De inleiding begint niet bij God als eerste Auteur, maar neemt zijn vertrekpunt in de menselijke factor van de Bijbel. We lezen: ‘De Bijbel is een oud boek – of eigenlijk een hele verzameling oude boeken – afkomstig uit lang vervlogen antieke culturen’. In de hele inleiding lezen we niet dat de Bijbel Gods openbaring is. Het eerste wat we over God lezen is: ‘De God van wie de Bijbel getuigt blijft volgens diezelfde Bijbel door alle eeuwen heen dezelfde…’. Verderop lezen we dat geloofsgemeenschappen samenkomen ‘om een Bijbelpassage af te tasten op haar betekenis voor vandaag, zich openstellend voor de stem van God die er zomaar doorheen kan klinken’. En: ‘Gelovigen zien de Bijbel als Gods Woord, door God geïnspireerd’. Nee, zeggen we, dit is geen visie van gelovigen, dit is wat God openbaart!
Volgens de auteurs waren de evangelisten ‘betrokken volgelingen van Jezus die wat hun overkomen was in de beelden en concepten van hun tijd en cultuur probeerden te vatten’. En, over wonderen lezen we: ‘Voor sommigen is het vanzelfsprekend dat de beschreven wonderen werkelijk hebben plaatsgevonden. Ze staan immers in de Bijbel’. Wie zijn die sommigen, zo vragen we ons af. Laten we het houden op de kerk van alle tijden en plaatsen, met uitzondering dan van de geseculariseerde westerse mens.
Wissel
Passeert de Wetenschapsbijbel de wissel die we in het vorige artikel benoemden, de wissel waarin de Bijbel uiteindelijk een boek wordt van mensen over God? Zo sterk willen we dat niet zeggen, dan doen we de auteurs geen recht. Maar, het klinkt beslist onvoldoende door dat de Bijbel Gods openbaring is. De Bijbel is geen boek waarin Gods stem ‘zomaar doorheen kan klinken’. Nee, het zijn de woorden Gods tot ons.
De 300 bijdragen in de Wetenschapsbijbel staan in het spoor van de inleiding. Wat is het gevolg? De majesteit van het spreken van God over de schepping maakt plaats voor een tastend en zoekend spreken. Majesteitelijk begint de Bijbel: ‘In den beginne schiep God den hemel en de aarde’. Het doet ons met ontzag luisteren naar de Schepper. In de Wetenschapsbijbel lezen we – hoe afgezwakt: ‘Je krijgt de indruk dat het ontstaan van de wereld en het leven erop in een oogwenk plaatsvond: God sprak en het gebeurde’. Is dit slechts ‘de indruk krijgen?’ Nee, zo openbaart God het.
Aan de andere kant wordt het spreken van de wetenschap te stellig neergezet: ‘Het voor ons waar te nemen heelal is 13,8 miljard jaar oud’. En: ‘Als zoogdier evolueerde de mens uit een gemeenschappelijke voorouder met apen gedurende ongeveer 8 miljoen jaar’. Is er ergens in Gods openbaring iets te lezen wat hier op lijkt?
Veiliger weg
De Wetenschapsbijbel maakt duidelijk waar we uitkomen in het uitgezette spoor. Het leidt tot onthutsende uitspraken zoals: ‘Het zou daarom kunnen dat de namen die in Genesis 5 en 11 worden genoemd, staan voor mensen die ooit hebben geleefd’. Het boek Jona heet een ‘novelle’ waarbij we ‘bij de erin beschreven wonderen vooral moeten letten op hun betekenis en niet op de vraag of ze echt gebeurd zijn’.
Nog één uitspraak: ‘Alles afwegend is het vanuit een modern perspectief misschien beter te zeggen dat in de Bijbel de geschiedenis meer gebruikt wordt om een eigen punt te maken dan om gedetailleerd feitelijke gebeurtenissen te beschrijven’. Klinkt in het woordje misschien nog wat onzekerheid door? Laten wij kiezen voor de veiliger weg van de openbaring. Daarop beriep Christus Zich ook steeds. Hij sprak: Er is geschreven (Matth. 4:4,7). En: De Schrift kan niet gebroken worden (Joh. 10:35). Dat is bepaald geen modern perspectief, maar dat hebben we ook niet nodig om de Bijbel uit te leggen.
Een samenvatting van de rest van de serie is hier te vinden.
Dit artikel is met toestemming van de auteur en redactie overgenomen uit De Saambinder. De bronvermelding luidt: Heer, J.M.D. de, 2023, Hoe lezen we de Bijbel? (3) De Wetenschapsbijbel, De Saambinder 101 (30): 4-5.