Home » 2024 » april (Pagina 12)

Maandelijkse archieven: april 2024

Calvijn en Swaab: Twee zielen, één gedachte?

Een onderzoek naar de verhouding tussen het denken van Calvijn en Swaab over de menselijke ziel en geest.

Johannes Calvijn en Dick Swaab, op het eerste gezicht lijken deze twee mannen weinig gemeenschappelijk te hebben. De een geboren in de 16de-eeuw, de ander in de 20ste-eeuw. De een theoloog in Genève, de ander geneeskundige in Amsterdam. De een theïst, de ander atheïst. Toch zijn er niet alleen verschillen tussen beiden, er zijn ook een aantal kenmerkende overeenkomsten.

Het voormalige Collège Calvin in Geneve. Bron: Wikipedia.

Zo hebben ze allebei boeken geschreven die zonder twijfel betiteld kunnen worden als bestsellers. Ook hebben ze beiden te maken gehad met de nodige controverse. Zo moest Calvijn vanwege zijn overtuigingen op de vlucht voor zijn leven1 en kreeg Swaab vanwege zijn publicaties verschillende doodsbedreigingen op zijn deurmat. Een andere noemenswaardige verbintenis tussen beide mannen is dat de opvattingen van Swaab ook wel betiteld worden als “neurocalvinisme”.2 Het is niet waarschijnlijk dat een van beiden dit als een compliment zou beschouwen.

Van het boek ‘Wij zijn ons brein‘ van prof. dr. Dick Swaab zijn al meer dan een half miljoen exemplaren verkocht.

Calvijn heeft de confrontatie met de neurobiologie niet gekend, hij werd vier eeuwen te vroeg geboren. Wanneer Calvijn en Swaab in dezelfde tijd en plaats geleefd hadden zou een debat tussen deze twee auteurs van bestsellers zeker niet ondenkbaar zijn. Hoe zou zo’n confrontatie er uit hebben gezien? Een vlugge blik op de standpunten van beiden doet vermoeden dat hun denken aan alle kanten botst. Maar is dit werkelijk zo? En indien dit zo is, is dit het enige wat er over de verhouding tussen hun denken over ziel en geest te zeggen valt? Of zijn er ook raakvlakken en is er eensgezindheid op sommige punten?

Het lijkt erop dat het gemakkelijk is om beiden tegen elkaar uit te spelen. Het is daarom interessanter om te zoeken naar vlakken waarop overeenstemming tussen beide benaderingen mogelijk is. Calvijn staat ervoor open en ziet dit zelfs als zijn plicht, hij vindt dat men zeker gebruik dient te maken van de werken van ongelovigen.3 Ook Swaab laat zien dat hij openstaat voor dergelijke gesprekken.4 Dit brengt bij de volgende vraag: Hoe verhouden het zielsbegrip van Johannes Calvijn en Dick Swaab zich tot elkaar? Een antwoord daarop krijgen we door te letten op hoe beiden over ziel en geest denken en dit met elkaar te vergelijken. Om vervolgens de vraag te stellen hoe zich dit tot elkaar verhoudt.

Ziel en geest

De ziel wordt volgens Calvijn soms ook geest genoemd.5 Swaab geeft aan dat wanneer men over ziel spreekt, men vaak geest bedoelt. Als het gaat om de richting van ziel naar geest zijn er dus niet zozeer verschillen tussen Calvijn en Swaab. Maar andersom zegt Calvijn ook dat in de gevallen wanneer het woord ‘geest’ op zichzelf staat, het volgens hem dezelfde betekenis heeft als ziel. Dat zal Swaab niet zeggen, omdat hij de geest neurobiologisch beschouwt en de ziel zijns inziens een religieuze connotatie heeft waar hij niet mee instemt. Op dit punt botsen Swaab en Calvijn, maar dit vormt niet het belangrijkste verschil.

(On)sterfelijkheid

Een van de belangrijkste verschillen is er als het gaat over de (on)sterfelijkheid van de menselijke geest. Calvijn verbindt de onsterfelijkheid van de ziel nauw aan de opstanding van het lichaam.6 In zijn Institutie onderbouwt Calvijn de onsterfelijkheid van de ziel door te wijzen op het menselijke geweten, het Godsbesef, de schitterende gaven die de menselijke geest rijk is en het slapen van de mens.7 De vier door Calvijn genoemde argumenten vormen voor Swaab louter neurobiologisch goed te verklaren fenomenen, zonder dat dit voor hem een reden is om de onsterfelijkheid van de menselijke geest te beamen. Dit past in Swaabs typering van zichzelf als neuroreductionist.

Gezien deze zelfkwalificatie is het niet verwonderlijk dat hij de geest reduceert tot materie. Volgens Calvijn is de ziel of menselijke geest echter een onlichamelijk wezen. Calvijn keert zich dan ook stevig tegen het reductionisme en reductionisten.8 Samen met de (on)sterfelijkheid van de menselijke geest is dit het aspect waarop het denken van Calvijn en Swaab over ziel en geest het meest frontaal met elkaar botsen.

Verhouding tussen lichaam en ziel

Als het gaat om de verhouding tussen lichaam en ziel wijst Calvijn op de nauwe verbondenheid tussen beide. Wat dat betreft is hij geen dualist. Tegelijkertijd onderscheidt hij lichaam en ziel en kent hij de ziel zelfstandigheid toe. De zelfstandigheid van de ziel is voor Calvijn van belang vanwege de continuïteit van de persoonlijke identiteit voor en na het sterven. Calvijn is dus zeker ook geen monist zoals Swaab. Swaab keert zich tegen het dualisme en typeert zichzelf als een hersenmonist, waarbij de geest en het brein beide materie zijn en met elkaar samenvallen. Hoewel hij tegelijkertijd spreekt over de geest als het product van het brein en daarin dus in zekere zin ook een onderscheid maakt en deze niet compleet met elkaar laat samenvallen.

Als het gaat om het verstand en de wil noemt Calvijn deze vermogens van de ziel.9 Voor Swaab zijn het verstand en de wil een functie of product van het brein.10 Hier botsen beiden, doordat de richting in de verhouding tussen lichaam en geest tegenovergesteld is. Bij Swaab is hier een beweging te zien van lichaam naar geest: Het lichamelijke brein dat het denken mogelijk maakt en zo de productie van de geest. En bij Calvijn een beweging van geest naar lichaam: De ziel of menselijke geest heeft als vermogen onder andere het verstand. Hij stelt dat de ziel levenskracht geeft aan alle delen van het lichaam.11 Ook de zintuiglijke waarneming behoort volgens Calvijn tot het verstandelijke deel van de ziel. In het verlengde hiervan ligt Calvijns stelling dat wanneer de mens een met rede begaafd levend wezen genoemd wordt, dit nog niet betekent dat verstand iets is wat tot het lichaam behoort. Het voorgaande toont aan dat Swaab ten opzichte van Calvijn een tegenovergestelde richting ziet in de verhouding tussen lichaam en geest.

“Voor Swaab is de complexiteit van de mens en de menselijke geest slechts het gevolg van miljoenen jaren evolutie, zonder dat de indrukken die hij opdoet over het menselijke brein maken dat hij dit aan Gods macht, goedheid en wijsheid toeschrijft.” Bron: Pixabay.

Verwondering

Volgens Calvijn zijn er in de mens genoeg wonderen te vinden om onze geest mee bezig te houden. Qua strekking zou Swaab dit kunnen beamen, hoewel het woord ‘wonder’ niet in zijn vocabulaire past. Maar gezien zijn loftuitingen over het brein als een fantastische machine, een ingewikkeld commandocentrum voorzien van de modernste apparatuur en de luchtverkeersleiding van een groot vliegveld, is hij onder de indruk van het brein.12 Hij geeft dan ook aan dat alle metaforen voor het brein tekortdoen, om uit te kunnen drukken hoe indrukwekkend het brein is. Het verschil is echter dat de wonderen die Calvijn in de mens ziet, voor hem een uitzonderlijk toonbeeld zijn van Gods macht, goedheid en wijsheid.13 En dat hier daarom niet in ondankbare onnadenkendheid of achteloosheid aan voorbijgegaan moet worden. Voor Swaab is de complexiteit van de mens en de menselijke geest slechts het gevolg van miljoenen jaren evolutie, zonder dat de indrukken die hij opdoet over het menselijke brein maken dat hij dit aan Gods macht, goedheid en wijsheid toeschrijft.

Wat de mens werkelijk mens maakt

Portret van Johannes Calvijn (1509-1564) door een anonieme schilder. Bron: Wikipedia.

Calvijn laat de ziel vrijwel samenvallen met het menszijn, de ziel is voor Calvijn het belangrijkste en het edelste deel van de mens.14 Voor Swaab is het brein het voornaamste deel van het lichaam en is het brein het meest belangrijk als het gaat om het menszijn. Dat komt naar voren in zijn stelling dat hetgeen de mens werkelijk mens maakt, in het brein gezocht moet worden; namelijk de complexe cognitieve activiteiten van het extra hersenweefsel die creativiteit mogelijk maken.

Hier vertonen Calvijn en Swaab raakvlakken als het gaat om de onderwaardering van respectievelijk het lichaam en de rest van het lichaam, een logisch gevolg van het verheffen van ziel en brein tot het belangrijkste voor het menszijn. Daarom kan gesteld worden: Wat voor Calvijn de ziel is, is voor Swaab het brein. Zowel Calvijn als Swaab verbinden aan wat in hun ogen het belangrijkste deel van de mens is cognitieve activiteiten. Calvijn stelt dat de ziel als het belangrijkste en edelste deel van de mens hemel en aarde doorzoekt, het verleden met de toekomst verbindt, het geheugen gebruikt en zich voorstellingen maakt.15 Stuk voor stuk zijn dit cognitieve activiteiten. Het behoeft weinig uitleg dat Swaab cognitieve activiteiten verbindt aan datgene wat in zijn ogen het belangrijkste deel van de mens is, namelijk het brein. Swaab en Calvijn hebben daarmee als raakvlak dat het belangrijkste voor het menszijn in beider ogen gekenmerkt wordt door cognitieve activiteiten.

Conclusie

Calvijn en Swaab staan diametraal tegenover elkaar in het lichaam-geest debat. De positie van Swaab in dit debat valt ongeveer samen met de monistische positie van het materialisme. Swaab spreekt zelf dan ook over een hersenmonistische positie. In samenhang hiermee hebben beiden zeer uiteenlopende opvattingen over de (on)sterfelijkheid en (on)stoffelijkheid van de ziel. Dit komt het meest helder naar voren in de uiteenlopende antwoorden die zij geven op existentiële vragen die zij beiden aan de orde stellen in hun boeken.

Enigszins gemeenschappelijk is Calvijns verwondering en Swaabs fascinatie voor hoe de mens in elkaar zit. Beiden kunnen lyrische woorden gebruiken voor hoe de mens in elkaar zit. Wanneer het gaat om Swaabs conclusies met betrekking tot existentiële vragen ontstaat er grote discrepantie tussen beiden, maar in de weg naar die conclusies zijn er verschillende beschrijvende elementen die in Calvijns benadering gebruikt zouden kunnen worden om invulling en concreetheid te geven. Calvijn geeft immers aan dat de waarheid niet veracht kan worden waar deze ook maar te vinden is, ook als het gaat om deze thematiek.

Het geheim van de menselijke persoon is voor Calvijn de ziel, maar voor Swaab het brein. Hoewel hierin een duidelijk verschil te zien is, is het des te opmerkelijker dat Calvijn en Swaab beiden cognitieve activiteiten toeschrijven aan dat wat in hun ogen het voornaamste deel van de mens is. Dit resulteert in een waardering van respectievelijk de ziel boven het lichaam en het brein boven de rest van het lichaam. Swaabs hoge waardering van het brein resulteert in een onderwaardering van de rest van het lichaam. Bij Calvijn is er een onderwaardering van het gehele lichaam, doordat hij de ziel vrijwel geheel koppelt aan het menszijn. Het voornaamste deel van de mens wordt door zowel Calvijn als Swaab gekenmerkt door cognitieve activiteiten. Dit zit dermate ingenieus in elkaar dat Swaab aangeeft dat metaforen hier geen recht aan kunnen doen. Calvijn heeft die beperking in zijn spreken niet omdat hij het verstand kwalificeert als deel van het beeld van God.

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit Kerux. De volledige bronvermelding luidt: Toorn, C.R. van der, 2024, Calvijn en Swaab: Twee zielen, één gedachte?, Kerux 2024 (voorjaar): 2. (Volledige artikel).

Voetnoten

Een uitleg van Jona die zowel aan het historische als literaire karakter van dit Bijbelboek recht doet

In de serie Zondervan Exegetical Commentary on the Old Testament verscheen in 2019 een tweede editie van de uitleg van Kevin J. Youngblood op het boek Jona. De auteur is hoofdocent Biblical Studies aan Harding University. De serie heeft een aantal onderscheidende kenmerken:

  1. De hoofgedachte van de besproken passage wordt weergegeven.
  2. De literaire context van de passage binnen het bewuste Bijbelboek en vervolgens binnen breder verbanden wordt belicht.
  3. Een eigen vertaling van de hand van de auteur gevolgd door een weergave die de voortgang van de gedachten binnen de besproken passage laat zien.
  4. De structuur en literaire vorm van de passage.
  5. Een uitleg van de tekst.
  6. De canonieke en praktische betekenis ervan.

Youngblood stelt aan de orde dat Jona een plaats kreeg in de bundel van de twaalf Kleine Profeten. Hij vraagt er de aandacht voor dat de ordering van de Kleine Profeten in de Hebreeuwse Bijbelhandschriften verschilt van die van de Septuaginta. Dat moet ons voorzichtig maken om aan de ordering te grote betekenis toe te kennen. Een tweede vraag is of wij de boeken van de twaalf Kleine Profeten allereerst in onderlinge samenhang moeten uitleggen of het boek als een zelfstandige eenheid moeten zien. Terecht stelt de auteur dat wij met het laatste moeten beginnen.

Om het boek Jona te begrijpen moeten we zowel aan de historische, literaire en canonieke aspecten recht doen, zo stelt Youngblood en ik volg hem daarin graag na. De drie aspecten overlappen elkaar en zijn met elkaar verbonden.

In overeenstemming met het zelfgetuigenis van Jona houdt hij vast aan het historische karakter ervan. Dat allerlei historische details ontbreken verklaart hij uit het feit dat Jona pas lang nadat de verhaalde gebeurtenissen plaats vonden op schrift werd gesteld. In de taal van Jona vindt hij ook daarvoor een aanwijzing. Zelf zou ik iets voorzichtiger zijn met de bewering dat taal van Jona post-exilisch is. De profeet kwam uit het Tienstammenrijk. De verschillen het Standaard Bijbelse Hebreeuws kunnen ook te maken hebben met de doorwerking van een noordelijk dialect.

Terecht legt Youngblood de vinger bij de parallelismen en woordherhalingen in het boek Jona. De eerste twee hoofdstukken corresponderen met de laatste twee. In het boek Jona komt een opmerking, groot aantal woorden of uitdrukkingen meerdere malen voor, terwijl een aantal woorden meerdere malen hetzelfde subject van handeling aangeeft, hetzij binnen het gehele boek, hetzij binnen een kleine literaire eenheid.

Met andere uitleggers wijst Youngblood erop dat het boek Jona in twee delen uiteen valt: Jona 1-2 en Jona 3-4. Elk deel begint met de woorden: ‘en het woord des HEEREN geschiedde tot Jona’. Het vrezen van de HEERE door de heidense zeelieden correspondeert met de bekering van de Ninevieten. De psalm van Jona in de vis staat in contrast met zijn houding, beschreven in Jona 4. Youngblood wijst erop dat men bij een verdere onderverdeling binnen kleine marges verschillende keuzes kan maken.

Zowel op grond van literaire analyse als van discoursanalyse komt hij tot een zevenvoudige structuur. Met hem meen ik dat voor deze structuur het meest valt te zeggen. Tweemaal zijn er drie delen die met elkaar corresponderen en het boek eindigt een vraag in aansluiting op de tweede climax.

Het eerste hoofddeel kan als volgt worden verdeeld: 1. achtergrond (Jona 1:1-4a); 2. aanloop naar top (Jona 1:4b-17a); 3. top (Jona 1:17b-2:10). Bij het tweede hoofddeel kunnen we eenzelfde structuur aanwijzen: 1. achtergrond (Jona 3:1-3a); 2. aanloop naar top (Jona 3:6-10); 3. top (Jona 4:1-4). Het boek eindigt met een les van de HEERE voor Jona (Jona 4:5-11). Deze les is de climax van het boek. Een climax waarvan de kern in de laatste twee verzen van Jona wordt verwoord.

Van de zeven delen die zo worden onderscheiden beginnen er vier met de Hebreeuwse uitdrukking wajehi (Jona 1:1; 4b; 17b en 3:1). Een uitdrukking die wij in de Statenvertaling weergegeven vinden met ‘en het geschiedde’ (Jona 1:1; 3:1), ‘er werd’ (Jona 1:4b) en met ‘en was’ (Jona 1:17b). Ik merk op dat wij hier een van de vele voorbeelden hebben van het op zijn minst ten dele verdwijnen in een vertaling van verbanden die zichtbaar zijn in de brontekst.

De auteur stelt dat we naar twee kanten het historische karakter en het hoge literaire gehalte van het boek Jona niet tegen elkaar moeten uitspelen. De kracht van zijn uitleg is dat hijzelf aan beide aspecten recht doet.

N.a.v.: Kevin J. Youngblood, 2019, Jonah, second edition, Zondervan Exegetical Commentary on the Old Testament: A Discourse Analysis of the Hebrew Bible (Grand Rapids: Zondervan).

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.

Volop tweelettergrepige zang!

U vindt me misschien een rare vogel want elk voorjaar is het weer zover. Het horen van de eerste vogelzang – of het nu is van een Zanglijster, een Vink, of een Tjiftjaf – doet iets met me. Dan resoneren in mij de Hoogliedwoorden uit het Boek der boeken: De bloemen worden gezien in het land, de zangtijd genaakt!

In dit stukje vraag ik uw aandacht voor een van onze meest algemene broedvogels, de Tjiftjaf. Het aantal Nederlandse broedparen bedraagt ongeveer een half miljoen. De Tjiftjaf is een kleine, onopvallend bruingeelgroen gekleurde trekvogel. De vogel is nu bijna overal te horen. Op 4 maart – en ik was daarmee echt geen vroege vogel – hoorde ik de Tjiftjafzang om 14.35u, voor het eerst in 2024.

De Tjiftjaf (Common chiffchaff!) is vooral te herkennen aan zijn zang. Hij roept heel vaak – zeker nu – zijn eigen tweelettergrepige naam: tjif-tjaf. Verrijkend om te luisteren. Als u nu ergens komt waar wat bomen en struiken staan, is de kans groot dat u de zang hoort én herkent!

Op 25 maart fietste ik over de Rijnbandijk van Kesteren naar Lienden. In een kwartier telde ik 22 tjiftjaffende vogels. De soort is dus al weer massaal teruggekomen uit zijn overwinteringsgebied, uit Zuid-Europa of vooral uit Noord-Afrika.

De Tjiftjaf zoekt zijn voedsel bij voorkeur in hoger hout. Daarom is het leuk om over een dijk te fietsen, want dan sta jezelf ook wat hoger, dus dichterbij. De foto toont een tjiftjaffende vogel (10-12 cm), een heerlijke lentebode.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Volop tweelettergrepige zang!, Het GemeenteNieuws 23 (14): 11.

‘Aantekeningen uit gedrukte publicaties betreffende het dorp Brakel en de familie van die naam, met ingekleurde familiewapens’ – Informatie die betrekking heeft op het geslacht ‘Van Meerten’

Vandaag zijn de acht scans die behoren bij ‘Aantekeningen uit gedrukte publicaties betreffende het dorp Brakel en de familie van die naam, met ingekleurde familiewapens’ getranscribeerd en op deze website gepubliceerd. Deze scans behoorden tot het archief 0451 Familie Van Brakell ondergebracht bij het Gelders Archief. In de stukken komen Dirck van Meerten en zijn dochter Johanna van Meerten voor. Hieronder een korte beschrijving van deze individuen en de aangetrouwde plus afstammelingen van het geslacht ‘Van Brakell’.1

Johanna van Meerten

Het familiewapen van ‘Van Brakell’. Bron: Aantekeningen.

Uit scan 1 blijkt dat het hier gaat om een oud adellijk geslacht: Van Brakell (met verschillende schrijfwijzen). Op scan 3 gaat het over Johan van Brakell. Hij was getrouwd met Johanna van Meerten tot Ingen.2 Zij was een dochter van Dirck van Meerten en Bertha van Eck van Panthaleon.3 Dit laatste blijkt uit een Akte van Transport uit anno 1580. Johan van Brakell behoorde onder de ‘Verbonden Edelen’. Johan was een zoon van Kornelis van Brakell. Deze Kornelis werd, na het overlijden van zijn vader Johan, in 1502 beleend. Hij trouwde met Margaretha van Boecoop. Zijn broer was Lodewijk van Brakell. Johan was dus vernoemd naar zijn opa.4 Deze Johan was weer een zoon van Johan, Heer van Oudelands Ambacht. Johan was een zoon van Willem van Brakell, schout van Dordrecht. Willem was weer een zoon van Godschalk van Brakell. Godschalk was op zijn beurt een zoon van Richold van Brakell. Dit laatste blijkt uit de tweede scan.5

Het nageslacht van Johan en Johanna

Slag bij Beachy Head op 10 juli 1690. Waar Johan van Brakell (achterkleinzoon) zijn leven verloor. Bron: Wikipedia.

In het stuk (scan 4) worden drie zonen van Johan en Johanna genoemd: Lodewijk, Johan en Dirk. Lodewijk van Brakell trouwde met Katharina Tempier. Johan van Brakell is ongehuwd gestorven. Dirk van Brakell was kapitein van beroep. Hij trouwde met Petronella Vijgh, de dochter van Adriaan Vijgh en Hadewich van Rossum. Van Lodewijk wordt één zoon genoemd: Johan. Zoon Johan van Brakell was getrouwd met Henrika Millink. Uit dit huwelijk werd ten minste één zoon geboren: Johan. Kleinzoon (van Lodewijk) Johan is anno 1669 gehuwd met Maria Louisa van Liere. Johan was eerst kapitein en later Schout bij Nacht. Hij nam deel aan de bekende tocht naar Chatham, een militaire aanval van de Republiek op de Engelse oorlogsvloot en scheepswerven.6 Daarnaast vocht hij mee in ‘den hevigen Zee Strijd’ bij Solebay (volgens de auteur: Soulsbaai) op 7 juni 1672. Hier verraste Michiel de Ruyter de Engels-Franse vloot. Het was de eerste zeeslag in de Derde Engels-Nederlandse Oorlog.7 Hij sneuvelde uiteindelijk bij een Zeeslag in 1690. Om welke zeeslag het hier gaat wordt niet duidelijk, maar het zou kunnen gaan om de Slag bij Beachy Head.8 Dit was een zeeslag tijdens de Negenjarige Oorlog.9 Zeerob Johan kreeg samen met Maria Louisa ten minste één zoon: Willem Frederik. Willem Frederik van Brakell trouwde met Jacoba Pompe. Samen kregen zij twee dochters10: Louisa Isabella en Henrietta Philippina. Louisa Isabella van Brakell trouwde in 1720 met Willem van Liere, Heer van Katwijk. Hij was ook drossaard van Heusden en Breda en behoorde tot de Hoogheemraad van Rijnland. Henrietta Philippina van Brakell was getrouwd met Christiaan Reinoud van Wijhe, Heer van Echteld.11

Tenslotte

Wanneer we het archief van de familie Van Brakell onderzoeken, op de website van het Gelders Archief, dan zien we dat er al veel verzameld is over dit geslacht. Deze serie transcripties van scans is een eerste stap om dat tot in detail te bestuderen. We zien dat Johan van Brakell (?-1580) en Johanna van Meerten (?-1600) een rijk nageslacht hebben gekregen. Achterkleinzoon Johan van Brakell vocht zelfs mee in de Engelse oorlogen en de zogenoemde negenjarige oorlog van 1688-1697. De laatste oorlog werd hem fataal, hij overleed bij een zeeslag in 1690.

Voetnoten

‘Aantekeningen uit gedrukte publicaties betreffende het dorp Brakel en de familie van die naam, met ingekleurde familiewapens’ – Scan 8

“Het geen hiervoor vermeld is, kan uitvoeriger gevonden worden, bij

S: van Leeuwen Batavia Illustrata.
A: v: Slichtenhorst, Geldersche Geschiedenissen
Kok Vaderlandsen Woordenboek
J: Hubriero, geslachtrekenk: Tafelen
J: Hubriero, Woordenboek
J:D: Köhlero, Munz belustigana
S: de Vries, Doorluchtige Wereld.
D: de Wree, De Seghelen der Graven van Vlaanderen.
Wappenkalender van Ao. 1752.
Armorial du Roijaumie des Paijs Bas. enz:“

Bron met dank aan het Gelders Archief: https://www.geldersarchief.nl/bronnen/archieven?mivast=37&mizig=210&miadt=37&miview=inv2&milang=nl&micode=0451&minr=25565599.

Noot van de redactie: Ziet u fouten in deze transcriptie? Zou u dit dan willen melden dan via ons contactformulier, dan kunnen wij dit document verbeteren?

‘Aantekeningen uit gedrukte publicaties betreffende het dorp Brakel en de familie van die naam, met ingekleurde familiewapens’ – Scan 7

De Oude Graven van Pfirt of Ferette.Ludovicus Graaf A. 933.
Theobaldus. A. 940.
Fredericus. A. 1080.
Ludovicus. A: 1113.
Udabricus. A: 1144.
Ludovicus. A: 1197.
Ubricus. I Ao. 1228.
Johannes Graaf te Habsburg.
Fredericus. Ao: 1235.
Bertholdus Bisschop v Bazel
van 1249 tot 1262.
Theobaldus.

Ubricus II. Hertzlander
Ao: 1311. gen.: Otto V.
Gr: v: Ochsenstein
Theobaldus nam Zijn Graafschap Ao 1271 van het Bisdom Barec ten Lein. Gem: eene Gravin te Wuttemberg.
Ubricus III gem: Johanna. Dochter van Reginaldus. Graaf van Mompelgard.

Ernestus † Ulricus IV de
zonder kinderen laatste Graaf van Pfirt †1324.
gem: Catharina uit Burgundier
Johanna Erfgen: v Pfirt
gem: Albertus Sapiens Aartsh: van Oostenrijk.
Ursula werd met geld afgekocht.

In de kantlijn van deze eerste kolom staat een schildje en de volgende tekst:

“Het Wapen van Ferette was aldus.

Genomen uit een Zegel van Mxim: R: Kaut.”

De Graven te Montbeillard of Mompelgard.Hugo, Vierde Theodoricus.
Paltzgraaf in Burgundien laatste Graaf te
† 1266 te Montebeillard en
Neuchatel.
Othelinus, Paltszgr: Wilhelmina, eenige
in Burgundier † 1303. dochter & Ergen: van
Reginanldus † 1332.
gem: Wilhelmina, Dochter
en Erfgen van Theodoricus.

Agnes, Erfgen: van Mompelgard, Gemaal Henricus van Montfaucon gehuwd 1320 †1365.

Stephanus, Graaf te Mompelgard.
Gemalin Margaretha Dochter van Johannes III te Challon. † 1397.

Henricus, de laatste Graaf te Mompelgard
† 1395

Henrica, eenige Dochter en Erfgen:
† 14 febr 1444. gemaal Everhardus V. Graaf te Wurtemberg.

Het wapen van Montbeliard
Montbeillard of Mompelgard is begrepen onder Lotharingen Barr.

Wurtemberg
Johannes III Heer van Challon.Margaretha † 1397.
haar gemaal Sthephanus
Graaf v: Montbeillard

Henricus, Graaf van Montbeillard.
† 1395.

Henrica, Erfgename van het Graafsch: Montbeillard of Mompelgard † 1444. haar gemaal was Eberhardus van Wurtemberg, van welken de hedendaagsche Graven van Mompelgard uit het Huis Wurtemberg afstammen.

In het derde veld van het Hertoglijke Wurtembergsche Wapen vind met voor het Graafschap Mompelgard dit.

Voor het Graafschap Salm in Lotharingen de Wild & Rhijngraven schreven Zich Heer van Beveren.

Bron met dank aan het Gelders Archief: https://www.geldersarchief.nl/bronnen/archieven?mivast=37&mizig=210&miadt=37&miview=inv2&milang=nl&micode=0451&minr=25565599.

Noot van de redactie: Ziet u fouten in deze transcriptie? Zou u dit dan willen melden dan via ons contactformulier, dan kunnen wij dit document verbeteren?

‘Aantekeningen uit gedrukte publicaties betreffende het dorp Brakel en de familie van die naam, met ingekleurde familiewapens’ – Scan 6

Develstein

“Dit slot, dragende zijn naam van de Rivier de Devel, is zeer dik en sterk van muren geweest, zo als nog uit de fondamenten van dien kan gezien worden; leggende op een hooge werf, rondom in het Water en Grachten, zijnde in den Jaare 1572 bij de Spanjaarden die daarop lagen afgebrand, hetzelve afbrandende en Vlugtende, overmits de koms tan der Grave van Lumeij, die door order van den Prins van Oranje op de Eersten April 1572, den Briel ingenomen had; het is gebouwd bij Heer Willem van Duvenvoorde, Ridder, die hetzelve tot een Ridderlijke Hofstad bezeten, en te Leen gehouden heeft, van de Graven van Holland, tot den Jaare 1315. Daar na is hetzelve gekomen aan het oude geslacht van Brakel, die het langen tijd bezeten, en sommige ook bewoond hebben, en onder die de laatste Willem van Brakel, Reinands Zoon, Knaape die ten Echt had Suete de Bevere, Nikolaas Dochter, Leenhoudster van Dortmonde, wiens eenige Zoon tot Leuven in de Studien overleed; waarna de Voorz: Ridderlijke Hogstede vervolgens als vrij Allodiaal goed, gekomen is aan de oude geslachten van Duijk, Diemen, en Bevere, gelijk het nog aan het laatste is. In den Jaare 1594, is de helft van dit Slot met den Toren van dien wederom Opgebouwd bij Willem de Bevere, Kornelis Zoon, als toen Raad en Rentmeester Generaal van Zuid Holland, welke de oude Grachten van dien heeft doen ophalen, de oude Boomgaarden en Cingels zeer verbetert, en versierd met Schoone Plantaadjen, en Lanen, en de Landen daartoe behorende zeer gebeneficieert, en is het zelve Allodiaal goed, niet subject eenige Vassallagie. Laatstelijk behoorden het aan Jonkheer Michiel van Beveren.”

Bron met dank aan het Gelders Archief: https://www.geldersarchief.nl/bronnen/archieven?mivast=37&mizig=210&miadt=37&miview=inv2&milang=nl&micode=0451&minr=25565599.

Noot van de redactie: Ziet u fouten in deze transcriptie? Zou u dit dan willen melden dan via ons contactformulier, dan kunnen wij dit document verbeteren?

‘Aantekeningen uit gedrukte publicaties betreffende het dorp Brakel en de familie van die naam, met ingekleurde familiewapens’ – Scan 5

“L.

Dochters van Willem Frederik van brakel.
Louisa Isabella, getrouwd in ’t Jaar 1720 met Willem van Liere, Heere van Katwijk, Drossaard van Heusden en Breda, Hoogheemraad van Rijnland.
Henrietta Philippina, in echt verEenigd met Christiaan Reinoud van Wijhe, Heere van Echtelt.

M.

Zoon van Dirk Louis van Brakel.
Floris Adriaan van Brakel, beschreven in de Ridderschap des Kwartiers van Nijmegen.

Het Wapen van Brakel Zijn twee Staande Visschen van Zilver, op een veld van Keel. Volgens S: van Leeuwen.

Volgens later uitgekoomen Werk, betrekkelijk de Wapens aldus afgebeeld.”

Op een Veld van Keel, twee Zilveren, met de ruggen tegens malkanderen staande gekromde geschubte en gevinde Visschen of Zalmen, het Schild bezooid met zilveren geklaverde Kruisen 3, 2, 3, en gedekt met Eene Kroon, en Enkel Gouden Klimmende gevleugelde Griffioen met Hemkraag.De queriles a deux Saumons adosser, courber, Ecailler, Lorrez d’argent, semé de croip trefflies de nume chargé dúme Couronne; Surmonté, D’un Griffon Naisfant d’or, ailé, et Cordele.

Bron met dank aan het Gelders Archief: https://www.geldersarchief.nl/bronnen/archieven?mivast=37&mizig=210&miadt=37&miview=inv2&milang=nl&micode=0451&minr=25565599.

Noot van de redactie: Ziet u fouten in deze transcriptie? Zou u dit dan willen melden dan via ons contactformulier, dan kunnen wij dit document verbeteren?

‘Aantekeningen uit gedrukte publicaties betreffende het dorp Brakel en de familie van die naam, met ingekleurde familiewapens’ – Scan 4

G.

Zonen van Johan.
Lodewijk van Brakel trouwde Katharina Tempier, en verwekte bij haar.
Johan van Brakel ongetrouwd gestorven.
Dirk van Brakel, kapitein. Hij nam in Huwelijk Petronella Vijgh, Dochter van Adriaan en Hadewich van Rossum.

Johan van Brakel, die in Echt hadt Henrika Millink, Zijn zoon volgt.

Zie I

H

Zonen van Dirk
Floris van Brakel, Drost ter Lede, gehuwd met Geertruid Bentink, dochter van Karel en Antonetta van Deelen
Zij wonnen.
Dirk van Brakel, in ’t Jaar 1599 getrouwd met N: van Zuilen van Hardenberg.

Dirk van Brakel, getrouwd met Josina van Borssele
heeft nagelaten. Zie K.

I.

Zoon van Johan.
Johan van Brakel, gehuwd met Maria Louisa van Liere in Ao. 1669. Wij Wonnen.

Willem Frederik van Brakel, die in Echt nam Jacoba Pompe, en liet twee Dochters na.

Zie L.

Deze verwed man geweest te Zijn Kapitein, en naderhand Schout bij nacht J: van Brakel, die den tocht na Chattam bijwoonde in Ao. 1667, en den hevigen Zee Strijd voor Soulsbaai in 1672. Hij sneuvelde in den Zeeslag Ao. 1690.

K.

Zonen van Dirk.
Floris Adriaan van Brakel, die, bij Margareta Gijsberta Steeland, verwekte.

Dirk Louis van Brakel, die bij Jakoba Woutrina de Lange, gewonnen heeft. Zie M.
Jacob van Brakel getrouwd met Maria Katharina van Borssele, dochter van Adriaan van Borssele van der Hooge, Heere van Geldermalsem, en van Geertruid van Welderen. Zij hebben gewonnen. Dirk van Brakel, Kolonel onder het Regiment Mariniers van Douglas.Philip Jacob van Brakel: Afgevaardigde ter Algemeene Staten wegens de Provincie Zeeland.Jacob Dirk van Brakel: beschreven in de Ridderschap des Kwartiers van Nijmeegen.

Bron met dank aan het Gelders Archief: https://www.geldersarchief.nl/bronnen/archieven?mivast=37&mizig=210&miadt=37&miview=inv2&milang=nl&micode=0451&minr=25565599.

Noot van de redactie: Ziet u fouten in deze transcriptie? Zou u dit dan willen melden dan via ons contactformulier, dan kunnen wij dit document verbeteren?

‘Aantekeningen uit gedrukte publicaties betreffende het dorp Brakel en de familie van die naam, met ingekleurde familiewapens’ – Scan 3

Reinhold van Brakel, Schildknaap, vermeld op het Jaar 1412. Hij won bij Jannette Eggert.Machteld, gehuwd aan Fredrik van Uitenham, Ridder, Maarschalk van Utrecht, in den Jaare 1418. Willem van Brakel; Schildkn: Schepen te Dordrecht in 1442 & 43. Hij nam in Echt Sueta de Beveren; Vrouwe v: Dortmonde; bij welke verwekt is. Zie D. Hij starf 1490 en Zij 1494.Godschalk van Brakel. Priester in den Jaare 1454. Reinolda van Brakel welke ten man hadt Jacob van den Woude. Zij overleed in den Jaare 1499.

C.

Zoon van Johan van Brakel.
Johan van Brakel, Schildkn: Heer van Oudelands Ambacht, op hem verheven in 1434, en door hem verkogt in den Jaare 1442, aan – Willem Duik. – Hij had in Huwelijk Geertruida van Deelen; en verwekte bij haar kinderen die in Zeker Transport van ’t Jaar1460, te gelijke met hunnen Vader genoemd worden.

Johan van Brakel, die in Echt hadt Katharina van Leefdaal, gelijk blijkt uit de Huwelijks Voorwaarden des Jaars 1475. en een Maagscheidnig met zijn Broeder in 1477. Zijne Zonen volgen. Zie E. Zweder van Brakel, getrouwd met Theodora van Delft. Zie F.
D.

Zoon van Willem.
Willem van Brakel, die te Leuven gestorven is, ongehuwd in het Jaar 1504.

E.

Zonen van Johan
Kornelis van Brakel, die na het Overlijden van Zijn Vader, in het Jaar 1502, is beleend geworden. Bij Margaretha van Boecoop won hij.

Johan van Brakel, die in Echt hadt Johanna van Meerten tot Ingen, Dochter van Dirk van Meerten, en Berta van Eck. blijkens een Transport in Ao 1580. Hij behoorde onder de Verbonden Edelen en liet na. Zie G.
Lodewijk van Brakel die trouwde

  1. Anna van Isendoorn.
  2. Antonetta van Wijhe;

bij welke hij verwekte

Dirk van Brakel, die ook onder de Edele bondgenooten was, en bekleedde het Ampt van Drost ter Leede. Hij verwekte bij Anna Vijgh. Dochter van Nicolaas en Anna van Gelre. Zie H. Word gehouden de Stamvader te Zijn der Heeren van Brakel, als nog in hoog aanzien Zijn.

F.

Zoon van Zweder.
Otto van Brakel, getrouwd met Elizabeth van Haeften.
Zij hebben nagelaten

Willem van Brakel die misschien mede het Verbond der Edelen geteekend hadt.
Hij trouwde in ’t Jaar 1529 Katharina van Nispen
Deze Tak heeft zich te Utrecht gevestigd, maar uitgestorven.

Bron met dank aan het Gelders Archief: https://www.geldersarchief.nl/bronnen/archieven?mivast=37&mizig=210&miadt=37&miview=inv2&milang=nl&micode=0451&minr=25565599.

Noot van de redactie: Ziet u fouten in deze transcriptie? Zou u dit dan willen melden dan via ons contactformulier, dan kunnen wij dit document verbeteren?