Genoeg Nederlandstalige biologen die Universele Gemeenschappelijke Afstamming afwijzen – Nodig bij lustrumbijeenkomsten gelijksoortige debaters uit
Onlangs organiseerde C.S.V. Ichthus Eindhoven haar lustrumbijeenkomst. Deze christelijke studentenvereniging bestond 55 jaar, een mijlpaal natuurlijk.1 Het thema van deze bijeenkomst was een debat over ‘evolutie’. Waarbij zowel een voorstander van Universele Gemeenschappelijke Afstamming (UGA)2 als een tegenstander aan het woord zou komen. Een lovenswaardig initiatief! Via de mail van Fundamentum kreeg ik het verzoek om zelf te spreken of een spreker voor te dragen. Menende dat dit door een afgestudeerd of gepromoveerd bioloog gedaan moest worden, het gaat hier immers om studenten die in de nabije toekomst zelf actieve wetenschappers zullen worden, heb ik een dergelijk geleerde voorgesteld. Ik hoorde van de organisatie echter dat dit niet meer nodig was, omdat er al een spreker was voor het contra-UGA-standpunt. ‘Zou het een mij onbekende bioloog zijn?’, vroeg ik mij af.3
Het Debat
De lustrumbijeenkomst werd gehouden op 16 maart 2024. Het debat (of: de bijeenkomst) is opgenomen, want afgelopen week kwam de video van het debat onder mijn aandacht.4 De voorstander van Universele Gemeenschappelijke Afstamming was niemand minder dan de Wageningse evolutiebioloog prof. dr. Duur Aanen. Dr. Aanen heeft door talloze publicaties een grote reputatie opgebouwd.5 Deze erudiete en naar mij sympathieke hoogleraar heeft wel enige moeite met hen die bezwaren opperen tegen Universele Gemeenschappelijke Afstamming. Hij was bijvoorbeeld één van de geleerden die het promoveren van dr. Joris van Rossum probeerde te voorkomen, vanwege de kritiek in het proefschrift op evolutionaire verklaringen van/voor seksualiteit. De tegenstander van Universele Gemeenschappelijke Afstamming was spreker, namens Logos Instituut, Jan van de Beek. Van de Beek behaalde onlangs zijn master Apologetiek aan de niet geaccrediteerde ‘School of Biblical Apologetics’ van Institute for Creation Research.6 Een bioloog versus een theoloog. Dit versterkt de karikatuur die er heerst, namelijk dat er binnen het evolutiedebat onder christenen vooral sprake is van de natuurwetenschapper vs. de dominee. Zowel deze christelijke studentenvereniging als Logos Instituut hadden een bioloog, die afwijzend staat tegenover Universele Gemeenschappelijke Afstamming, moeten uitnodigen of naar voren moeten schuiven. Waarom is er geen bioloog uitgenodigd?
Geloof en Wetenschap
In de openbare Facebook-groep Geloof en Wetenschap (van ForumC) deelde dr. Duur Aanen de video van het debat. De bovengenoemde vraag, die ik ook aan de organisatie van de lustrumbijeenkomst heb gesteld, namelijk waarom er geen bioloog i.p.v. een theoloog is uitgenodigd, stelde ik onder de video. Dat leverde naast een pittige (karikaturale) reactie van theoretisch natuurkundige dr. Roel Andringa7, gelukkig ook een verklaring van dr. Duur Aanen op. Uiteraard valt het prof. dr. Duur Aanen niet aan te rekenen dat er in de uitnodiging en selectie iets verkeerd is gegaan, maar zijn antwoord op mijn vraag luidde: “Helaas is er geen enkele serieuze bioloog die twijfelt aan gemeenschappelijke universele afstamming.” Naast dit antwoord gaf hij nog een uitgebreider, maar voor de vraag niet relevant, verhaal over waarom we in wetenschapsland moeten gaan voor een boedelscheiding tussen religie en evolutiebiologie.8 Tegenover dit antwoord gaf ik aan dat er in Nederland verschillende en serieuze biologen zijn die bezwaren hebben tegen UGA. Bovendien dat het predicaat ‘serieus’ zeer subjectief is en dat alle tegenstanders hiermee gemakkelijk weggezet kunnen worden (wat overigens voor beide kanten geldig is). Dr. Aanen gaf daarop aan: ‘point taken’. In de rest van het antwoord verdedigde hij waarom ‘overweldigende consensus’ voor hem een reden is om Universele Gemeenschappelijke Afstamming te accepteren en opnieuw pleitte voor een boedelscheiding.9 Dr. Duur Aanen blijft er, in een antwoord aan dr. Roel Andringa, echter bij dat bij gebrek aan een geleerde die UGA verwerpt, men noodgedwongen uit moet komen bij een ‘pseudowetenschapper’.10 Deze gedachte is onjuist. Persoonlijk ken ik diverse Nederlandstalige afgestudeerde of gepromoveerde biologen die geen voorstander zijn van UGA. Deze wetenschappers doen volkomen mee in het onderzoeksveld en sommigen publiceren veelvuldig in natuurwetenschappelijke vakbladen. Ik noem hier geen namen, omdat dit dan een eigen leven zou kunnen gaan leiden. Ik neem daarom, vanuit het buitenland, als voorbeeld de inaugurele rede van dr. Richard Buggs. In zijn oratie geeft Buggs aan dat, als het gaat om het onderzoek naar bomen, hier op z’n zachtst gezegd geen Universele Gemeenschappelijke Afstamming (een Tree of Life) uit volgt.11
Studenten die een wetenschappelijk verantwoord standpunt (breder dan alleen het evolutievraagstuk) vanuit het klassieke scheppingsgeloof willen horen zijn nu gedwongen verder te kijken. De bundel ‘Inzicht: Wetenschap voor Gods aangezicht’ is een goed begin.12 Een helder geluid, zowel theologisch als wetenschappelijk, tegenover (vrijzinnige) theïstische evolutie is hier te vinden: ‘Theistic Evolution: A Scientific, Philosophical, and Theological Critique’.13 Niet dat deze boeken het einde van alle tegenspraak of volmaakt zijn, maar het zal in ieder geval genoeg debatstof op niveau bieden. De auteurs uit de genoemde boeken zijn expert in het vakgebied waar ze over schrijven. Er zijn genoeg natuurwetenschappelijke argumenten die laten zien dat we UGA niet kunnen canoniseren.14 Studenten hoeven zich in elk geval niet in de luren te laten leggen door meningen die beweren dat ‘overweldigende consensus’ een doorslaggevend argument is óf die beweren dat er geen biologen bestaan die tegen UGA zijn. Al heeft er wereldwijd máár één Nederlandstalige bioloog bezwaren tegen UGA, wat in werkelijkheid niet het geval is, dan biedt dat voldoende mogelijkheden om een debat tussen twee verschillende (crea/ID vs. TE/NE) biologen te beleggen. Daarom: nodig voortaan als christelijke studentenvereniging twee soortgelijke debaters uit. Het gaat tijdens een lustrumbijeenkomst namelijk niet om een wetenschappelijke conferentie, maar om opinievorming over een bepaald vakgebied vanuit het christelijke wereldbeeld. Een bioloog vs. een theoloog blijft langs elkaar heen praten en versterkt (onbedoeld) de bestaande karikatuur. Deze hartenkreet is niet bedoeld om iemand persoonlijk te raken, zowel Duur Aanen als Jan van de Beek niet, maar vooral een oproep om het een volgende keer anders te doen. Mocht een christelijke studentenvereniging moeite hebben met het vinden van mensen, dan denken wij daarin graag mee.
Voetnoten
Wanneer word je mens?
Vroeger was het duidelijk: vaders en moeders vertelden hun kinderen dat ooievaars baby’s brengen. Intussen is die ooievaar vaarwel gezegd. Ouders leggen hun kinderen uit dat ze zijn begonnen als embryo. Prima, maar ‘t maakt het er niet eenvoudiger op. Wat vertel je namelijk over zo’n embryo? Is dat al een mens? En zo niet, wanneer wordt het dan een mens?
Het ontstaan van een nieuw mensenleven kun je gerust een wonder noemen. Dat wordt met name duidelijk als je inzoomt op de ontwikkeling van een embryo:
- Het begint allemaal bij de bevruchting (conceptie). Een minuscule zaadcel, die kleiner is dan 0,05 millimeter, fuseert met een naar verhouding reuzegrote eicel, van 0,135 millimeter. Samen wordt dit een zygote. Deze zygote begint zich al snel te delen in meerdere cellen.
- Al direct na de bevruchting – het embryo is dan nog geen 16 cellen groot! – begint de communicatie tussen embryo en moeder. Binnen twee etmalen verschijnt er in het bloed van de moeder al een speciaal voor de zwangerschap gemaakt eiwit (‘early pregnancy factor’). Voordat het embryo zich in het baarmoederslijmvlies nestelt (nidatie), heeft het er op deze manier al voor gezorgd dat het door het moederlichaam wordt herkend. Het embryo wordt dus niet (zoals al het andere dat lichaamsvreemd is) door het immuunsysteem van de moeder afgestoten.
- Al delend nestelt het embryo zich in het slijmvlies van de baarmoederwand. Daarmee begint een continu ontwikkelingsproces dat levenslang doorgaat.
- Bij een zwangerschap van tien weken (gerekend vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie), spreek je niet meer van een embryo, maar van een foetus. Vanaf dat moment is de menselijke vorm geheel aanwezig en zal de vrucht alleen nog maar rijpen en uitgroeien.
Wat is leven?
In de embryologie worden de vorm- en functieveranderingen van het embryo bestudeerd. Kunnen embryologen dan misschien antwoord geven op de vraag wanneer er sprake is van menselijk leven? Niet volgens embryoloog prof. dr. J.A. Los (1926-2000). Hij onderstreept dat hij en zijn collega’s niet het menselijk leven bestuderen. Wat ze wel doen is zo nauwkeurig en ondubbelzinnig mogelijk de vorm- en functieveranderingen van het embryo beschrijven. Een embryoloog leest het leven slechts af aan levensverschijnselen, zegt Los. Het leven zelf bestuderen is net zo onmogelijk als de dood bestuderen. Een medicus die moet vaststellen of iemand is overleden, kent de dood niet. Hij concludeert alleen dat de dood is ingetreden op grond van het ontbreken van symptomen van leven. Dit geeft aan dat leven en dood in de kern een mysterie zijn: niemand weet wat leven is, alleen dat het gegeven is.
Het embryo is een mens?
Terug naar de vraag wanneer er sprake is van menselijk leven. Meteen na de conceptie zijn er kenmerken van leven waarneembaar. Die zaken kan de embryoloog beschrijven. Hij beschrijft dan een mens in het allereerste begin van zijn ontwikkeling, en niet: een embryo in het begin van de menswording. Vanaf dat moment heb je dus te maken met een levende embryo van de mens. Hierover kan de embryoloog geen waardeoordeel uitspreken, juist omdat hij geen kennis heeft over het leven zélf. Niemand weet wat leven is. Wie is dan bevoegd om van een embryo te zeggen dat het ‘minder mens’ is dan hijzelf? De kerkvader Augustinus gaat in zijn Enchiridon ook uit van een continue ontwikkeling vanaf de conceptie: ‘stel dat een geboren kind heel vroeg in de zwangerschap was overleden, dan nog was het dít mensenkind’. Puur embryologisch gezien is het embryo een mens. Weliswaar is hij in staat om twee of meer mensen te worden, maar naar zijn genoom wordt hij door de wetenschappers gerekend tot de soort Homo sapiens. De embryoloog heeft met zijn onderzoeksmethoden nooit een ‘persona’ en evenmin een ‘ziel’ gezien of beschreven, wat men daar ook mee moge bedoelen. Het embryo is en blijft daarom mens, uit hoofde van zijn ‘zo zijn’. Daarom mag dit menszijn geen ruilobject zijn voor het welzijn van andere mensen. En we weten dat niet de moeder, maar het kindje vanaf het allereerste begin de gehele zwangerschap stuurt tot en met de geboorte.
Intrinsieke finaliteit
Het embryo is drager van een intrinsieke finaliteit. Dat wil zeggen dat het een essentiële doelgerichtheid heeft: niet richting paard of kip, maar uitsluitend richting mensenkind. Daardoor neemt het deel in de waardigheid van de menselijke persoon. Dr. W.J. Eijk wijst erop dat het ontwikkelingsproces vanaf de bevruchting doelmatig en doelgericht verloopt. Volgens de hedendaagse biologie ligt deze intrinsieke finaliteit besloten in het ontwikkelingsprogramma dat het kind stuurt. Dit programma wordt uitgevoerd door de chromosomen – de magazijnen van erffactoren – die vanaf de conceptie vastliggen. Dit criterium geldt ongeacht of het embryo nu een persoon is of niet. Erkenning van deze intrinsieke finaliteit vormt de meest fundamentele waarborg voor de bescherming van het leven voor en na de geboorte.
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Leef. De volledige bronvermelding luidt: Seldenrijk, R., 2015, Wanneer wordt je mens?, Leef 31 (5): 10-11 (PDF).
Onderzoek verbaast paleontologen: T. rex had geen veren
De Tyrannosaurus rex had geen veren, zoals eerder werd vermoed, maar schubben. Dat blijkt uit het bestuderen van oude en nieuwe vondsten van deze dinosauriërs in de Verenigde Staten en Canada. Het beeld dat naturalistische paleontologen hadden van de T. rex moet opnieuw worden bijgesteld.
Een van de vragen voor paleontologen was of de T. rex veren heeft gehad. Tot voor kort ontbrak het materiaal om daar een goede uitspraak over te doen. Dit gebrek aan kennis leidde tot een ware klopjacht naar fossiel huidmateriaal van de T. rex. Nieuwe vondsten werden gedaan en eerdere vondsten werden afgestoft. Zo werd een dinovondst uit 2006, met de naam Wyrex, uit het magazijn van Houston Museum of Natural Science (Texas) gehaald en onderzocht. Bij de verschillende exemplaren werden stukken fossiele huid van de buik, nek, borst, staart en bekkenregio onderzocht. De wetenschappers waren verbaasd toen ze uiteindelijk alle gegevens op een rijtje legden en konden ze geen andere conclusie trekken dan dat de T. rex geen veren heeft gehad. Volgens paleontoloog dr. Phil R. Bell, die meewerkte aan het onderzoek, laat het nieuwe onderzoek ‘zonder twijfel zien dat de T. rex een schubachtige huid’ had. Bell stelt vast dat er een grote hype ontstaan is rondom de geverderde dino’s. Daardoor is men vergeten dat de meeste dinosauriërs een reptielachtige huid hadden. De onderzoekers onderzochten ook andere soorten zoals de Albertosaurus en de Gorgosaurus, dino’s die in hetzelfde leefgebied rondstampten. Ook voor deze soorten kwam men tot de conclusie dat ze niet bedekt waren met veren. De resultaten van het onderzoek zijn gepubliceerd in het juninummer van het wetenschappelijke tijdschrift Biology Letters.15 Overigens sluit de vondst niet uit dat sommige theropoden wel veren hebben gehad. Wetenschappers vermoeden nu dat alleen de kleinere theropoden, zoals de Dilong en de Yutyrannus, veren hadden om zichzelf warm te houden maar dat de reuzen onder de theropoden die niet hadden omdat ze beter in staat waren om de lichaamstemperatuur te reguleren.16
De kunstenaars die betrokken waren bij de speciale T. rex-expositie in Naturalis ontwierpen een T. rex met ‘protoveren’, pluizige structuren aan de armen en op de kop van het beest. In het boek bij de expositie houden de samenstellers overigens een slag om de arm. Ze schrijven daar: “Vooral jonge T. rexjes zullen baat gehad hebben bij de beschermende werking van veren. Hun kleine lichaam koelde immers snel af, in tegenstelling tot het grote lichaam van hun volgroeide soortgenoten. Misschien verloren de dieren een deel van hun verenkleed naarmate ze volwassen werden. Maar evengoed kan ook een volwassen T. rex rijkelijk bevederd zijn geweest. We weten het gewoon niet. Op veel moderne reconstructies zie je vooral veren op de kop.”17 De laatste regels van dit citaat moeten we nu herzien. Op basis van deze studie kunnen we namelijk zeggen: de T. rex had geen veren maar schubben. Gelukkig voor Naturalis is de expositie bijna afgelopen en kan de foutieve ‘artist impression’ de prullenbak in. Hoe de T. rex er dan wel exact uitgezien heeft, wat hij at en hoe zijn jachtgedrag was, daar is veel discussie over. We volgen deze discussie met belangstelling.
Dit artikel werd in 2017 geschreven. In 2021 werd verscheen er op deze website ook een soortgelijk artikel over de Carnotaurus (link).
Voetnoten
Maart: ontwakende Roodwangen
In Nederland komen van nature geen schildpadden voor. Toch zijn ze regelmatig te zien: eind vorige eeuw zijn ze in ons land uitgezet of ontsnapt. De foto toont een Roodwangschildpad. Ik heb u er eerder over geschreven. Waarom dan nu weer? Omdat ik de soort al op 14 maart zag, eerder dan gewoon, bij Aalst!
De Roodwang houdt een winterslaap, in modder op de bodem van plassen en andere wateren, om de koude en voedselarme winter door te komen. Waarneming. nl vermeldt voor januari 0, voor februari 3 waarnemingen (eerste op 15 febr.), voor eerste helft maart ongeveer om de dag 1 waarneming (alleen voor 14 maart 2). Steeds meer Roodwangen ontwaken: op 18 maart 3, op 19 maart 7 en op 20 maart 5 exemplaren. Begrijpelijk met de relatief hoge temperaturen van de afgelopen weken.
In ons land wordt de soort aangetroffen in sloten, rivieren, kanalen, meren, vijvers en vennen. Heel belangrijk is de aanwezigheid van voldoende plaatsen om te zonnen. Bij zonnig weer verblijven Roodwangen langdurig op open stukken oever, boomstammen en andere uit het water stekende voorwerpen. In Aalst door mij altijd gezien op een in het water liggende boomstam. Voor het eerst hier op 13 april 2016. We zijn al weer acht jaar verder in de tijd. Roodwangen kunnen 30 tot 50 jaar oud worden. Oudere schildpadden eten voornamelijk planten. In de kleine waai bij Aalst is voldoende voedsel. Met een goede zonplek is er geen enkele reden om te verkassen.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Maart: ontwakende Roodwangen, Het GemeenteNieuws 23 (13): 5.
Exotisch zwart
Maandagmiddag 27 februari speurde ik met de verrekijker vanaf de Rijnbandijk in de Maneswaard naar vogels. De uiterwaard stond namelijk grotendeels onder water en dan is er altijd wel wat te beleven. Een voorbijgangster vertelde me dat iets oostelijker Zwarte zwanen te zien waren. Natuurlijk even wezen kijken.
De zwarte zwaan komt van nature voor in Australië, Tasmanië en Nieuw-Zeeland. In ons land is het een populaire sierwatervogel die veel wordt gehouden en gefokt. Ontsnapte of uitgezette exemplaren zijn bij ons in het wild tegen te komen, maar worden terecht beschouwd als exoot (is een soort die door mensen is losgelaten buiten zijn natuurlijke verspreidingsgebied).
Ik trof het tweetal aan ten noorden van de Rijnbandijk (voor het bedrijf van Adriaan van de Bijl). U ziet ze op de foto. De naam van de vogel spreekt voor zich. De Zwarte zwaan ziet eruit als een donkere tegenhanger van de Knobbelzwaan. Maar er zijn ook duidelijke verschillen. Ze hebben een rode snavel met een witte band vlak voor de snavelpunt en een veel dunnere hals! Sierlijk om te zien. Zwarte zwanen vormen een paar voor het leven.
Op de foto ziet u ook een prikkeldraad: er staat een kleine meter water op het grasland. Zwarte zwanen eten grassen en waterplanten. Dus voedsel genoeg.
Ze zijn niet talrijk. Waarneming.nl vermeldt voor 27 februari 2024 in totaal 26 vogels. Voor 2015-2015 werd het maximum geschat op 110-200 (Sovon). De soort is dus niet alledaags. Leuk dat ze bij Opheusden acte de présence gaven!
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Exotisch zwart, Het GemeenteNieuws 23 (12): 13.
Fundamentum wenst u ook in 2024 een gezegende Goede Vrijdag en gezegende Paasdagen toe
Het Reformatorisch Dagblad deed onderzoek naar het vieren van Goede Vrijdag door kerken. Omdat deze dag geldt als ‘betaaldag’ van de Kerk beleggen sommige gereformeerde gemeenten twee diensten.18 Immers, had de Heere Jezus Christus de toorn van God niet gedragen aan het kruis (en ook tijdens Zijn leven), dan was het onmogelijk om ooit nog zalig te worden. Hij is echter niet in het graf gebleven. Met de Paasdagen herdenken we Zijn opstandingsdag. Hij heeft de dood overwonnen! Wat een troost voor een Kerk die het in zichzelf nooit meer kan vinden en die niet weet hoe het ooit nog goed kan komen tussen God en de ziel. Wij wensen u daarom, vanwege deze troost die er ligt bij de Ander en Zijn werk19, een gezegende Goede Vrijdag en gezegende Paasdagen toe!
Hoewel er veel gaande is op het gebied van ‘Geloof en Wetenschap’ is het helaas deze maand, door omstandigheden, niet mogelijk om de maandelijkse nieuwsbrief te verzenden. De reden kunt u op deze website lezen (bijvoorbeeld hier en hier). Gelukkig zijn er korte berichten via deze website mogelijk.
Dit weekend herdenken we de kruisiging en opstanding van de Heere Jezus Christus. Veel atheïsten en agnosten vinden deze opstandingsgeschiedenis ongeloofwaardig of menen ten minste dat hier geen historische aanwijzingen voor zijn. Evolutiebioloog en apologeet Ruben Jorritsma (MSc.) heeft over deze historische aanwijzingen lezingen gehouden. Zeker één daarvan is opgenomen en terug te kijken via deze website (zie voetnoot).20 Hij schreef hierover ook een artikel voor Weet Magazine.21 Dit artikel was ook afgedrukt op een van de informatieborden in de, door Johan Huibers, nagebouwde Ark van Noach. Helaas is deze replica al jaren gesloten voor publiek.22 De opstandingsgeschiedenis is niet alleen historisch relevant, maar heeft ook een fundamentele geestelijke waarde. Het is nuttig en nodig om het antwoord van de Heidelbergse Catechismus met het hart te kennen: ‘Wat nut ons de opstanding van Christus?’ (HC V&A 45). De opstellers geven als antwoord: ‘Ten eerste heeft Hij door Zijn opstanding den dood overwonnen, opdat Hij ons de gerechtigheid, die Hij door Zijn dood ons verworven had, kon deelachtig maken. Ten andere worden ook wij door Zijn kracht opgewekt tot een nieuw leven. Ten derde is ons de opstanding van Christus een zeker pand onzer zalige opstanding.‘23 Immers, er kunnen nog zoveel historische aanwijzingen zijn voor de opstanding van Christus, als we dit niet met het hart geloven (geschonken en gewerkt door de Heilige Geest) dan gaan we alsnog verloren. Goede Vrijdag en de Paasdagen zijn daarom zeker óók bedoeld om tot onszelf in te keren! De Heere geve daar Zijn onmisbare zegen over!
Voetnoten
De illusies van het hersenonderzoek
Hersenonderzoek staat volop in de belangstelling. Het boek ”Wij zijn ons brein” van neurowetenschapper Dick Swaab domineert al maanden de top 10 van de bestsellerslijsten. Er wordt gediscussieerd over de vrije wil en met grote regelmaat publiceren de media over resultaten van hersenonderzoek. Waar komt al deze aandacht vandaan? Zijn wij echt onderworpen aan de grillen van ons brein? En hoe zit het dan met geloof?
Op een symposium over hersenonderzoek ontmoette ik recent een journalist van een groot Duits populairwetenschappelijk tijdschrift. Hij vertelde dat er drie wetenschapsonderwerpen zijn waar lezers massaal warm voor lopen: astronomie, menselijke evolutie en hersenonderzoek. Hoewel er op het eerste gezicht weinig overeenstemming lijkt te zijn tussen deze drie gebieden, is er toch een rode draad aan te wijzen: Waar komen we vandaan, wie zijn we? Wat is onze positionering in het geheel? Daarmee is wellicht meteen het antwoord gegeven op de vraag waarom er veel interesse is in hersenonderzoek: je krijgt nieuwe inzichten in wie we zijn en waarom we ons gedragen zoals we ons gedragen.
Nu hield de filosofie zich ook al eeuwen met deze vragen bezig, maar filosofie is niet veel meer dan vrijblijvend gepraat vanuit een leunstoel, zo vinden velen vandaag. De psychologie heeft wat meer gezag omdat psychologen experimenten doen, maar blijft toch ook een ”soft” imago houden. Hersenonderzoek daarentegen is voor velen een ”harde” wetenschap. Je kunt iets aanwijzen in de hersenen. Dat heeft iets magisch en tegelijkertijd iets ontegenzeggelijks.
Andere factoren kunnen ook een rol spelen. In een maatschappij die zichzelf ziet als kenniseconomie en sterk leunt op cognitieve vermogens (denken, geheugen, concentratie) willen we wel eens weten hoe die functies werken en wat er gebeurt als ze door neurologische of psychiatrische ziekte worden aangetast. Verder zullen de technologische ontwikkelingen een rol gespeeld hebben. De hedendaagse scantechnieken maken het mogelijk om probleemloos de activiteit binnen onze hersenpan te bekijken, dat is iets waar neurowetenschappers dertig jaar geleden alleen maar van konden dromen.
Drie vragen die telkens naar voren komen als het over hersenwetenschap en maatschappij gaat, wil ik kort bespreken. Ten eerste of wij ons brein zijn. Mijn antwoord is: We zijn meer dan dat. Ten tweede bespreek ik de vraag of de mens een vrije wil heeft. Hier is een genuanceerd antwoord op zijn plaats. De mens heeft wel een bewuste wil, maar geheel vrij is die niet. Ten slotte ga ik in op de vraag wat de hersenwetenschap over geloofsbeleving te zeggen heeft.
Reductie
Zijn wij ons brein? Stel, u bent een liefhebber van antiek en u heeft net een heel bijzondere, maar ook nogal kostbare antieke stoel aangeschaft. Als iemand dan opmerkt: „Het is maar een stuk hout”, dan zult u het daar ongetwijfeld niet mee eens zijn. De bewuste persoon reduceert de bijzondere stoel namelijk louter tot de materie waarvan hij gemaakt is en heeft geen oog voor andere betekenisniveaus, zoals kunst en cultuur, of de economische waarde. Op dezelfde wijze heeft de menselijke geest alles te maken met de activiteit van ons brein, zonder twijfel. Maar zeggen dat ”wij ons brein zijn” beperkt zich tot de biologische kant van de menselijke geest, en heeft geen oog voor de psychologische, sociologische en spirituele kant ervan, die de mens juist uniek maken.
De stelling dat wij ons brein zijn kan een aantal misverstanden bevorderen. Om maar een paar elementen te noemen die door de stelling genegeerd worden: we zijn net zo goed de rest van ons lichaam, en we zijn wie we zijn door de mensen met wie we omgaan.
Een ander misverstand heeft met verantwoordelijkheid te maken: omdat de stelling ons gelijkstelt met biologische processen zoals de activiteit van zenuwcellen en neurotransmitters, denken velen al snel: „Ik kan er niets aan doen dat ik zus ben of mij zo gedraag.” Hierin hebben zij sommige hersenonderzoekers mee, zoals Swaab, die stelt dat hersenfuncties en stoornissen grotendeels vastgelegd zijn door genetische factoren en zeer vroege invloeden (bijvoorbeeld in de baarmoeder). Daarna zou er weinig meer aan te veranderen zijn. Dit is onjuist. Er is veel onderzoek dat laat zien dat de hersenen volop in beweging zijn gedurende de levensloop, er komen cellen bij, er zijn verbindingen tussen cellen die verdwijnen, er komen verbindingen bij… Zelfs het effect van genetische factoren blijken in veel gevallen af te hangen van omgevingsinvloeden die wel of niet aanwezig zijn.
Nu is het zeker zo dat we door een bepaalde aanleg, en door omgevingsinvloeden die buiten onze invloedssfeer liggen, eigenschappen kunnen hebben die we moeilijk kunnen veranderen. Hetzelfde geldt voor veel ziektes van het zenuwstelsel, of ze nu als neurologisch of als psychiatrisch aangeduid worden. Anderzijds hebben de manier waarop we ons leven inrichten, onze voeding, de gesprekken die we voeren (denk ook aan psychotherapie) et cetera net zozeer invloed op onze hersenen en geest. Daar kunnen we zeker wel invloed op uitoefenen en onze verantwoordelijkheid in nemen.
Onze hersenen hebben controlesystemen in de frontale kwab (voor in het hoofd), waarmee we ons gedrag in belangrijke mate sturen. Bij kinderen is deze controle nog niet volledig ontwikkeld, vandaar dat ze nog niet met een auto actief mogen deelnemen aan het verkeer, om maar iets te noemen. Volwassenen kunnen dat beter en kunnen ook, als het goed is, beter impulsen beheersen. Je kunt dit vermogen zelfs trainen.
Onbewuste processen
Dat brengt mij bij het thema van de vrije wil. De Amsterdamse hoogleraar Victor Lamme schreef een boek getiteld ”De vrije wil bestaat niet”, waarin hij met neurowetenschappelijk onderzoek illustreert dat veel van ons gedrag gestuurd wordt door hersenprocessen waar wij geen weet van hebben. Beslissingen zijn al genomen in onze hersenen voordat we er ons bewust van zijn, en vaak bedenken we dan achteraf waarom we iets doen.
Illustratief in dit verband is nog altijd het beroemde onderzoek van de Amerikaanse neurofysioloog Benjamin Libet, halverwege de jaren 80. Hij vroeg proefpersonen om af en toe spontaan op een knop te drukken, wanneer ze maar wilden, maar tegelijkertijd op een klok te kijken en aan te geven waar de wijzers zich bevonden wanneer zij de beslissing namen om tot actie over te gaan. Met behulp van eeg werden hersengolven op de schedel van de deelnemers gemeten. De hersengolven die voorspelden dat de proefpersoon een beweging ging maken, traden steeds ongeveer 300 milliseconden op vóórdat de proefpersoon zich bewust was van zijn voornemen om op de knop te drukken (de doorgegeven positie van de wijzers op de klok). Dit onderzoek wordt vaak als volgt geïnterpreteerd: je brein besluit iets, voordat je het zelf beseft. Je bewuste denkprocessen lopen achter de feiten aan. Vrije wil is een illusie.
Bij de experimenten van Libet moet echter een aantal dingen bedacht worden. Omdat de proefpersonen instemden met de instructie van de proefleider om met enige regelmaat ”spontaan” op de knop te drukken, kun je stellen dat hun eigen bewuste wil hun onbewuste processen gestuurd heeft. Ze gaven zichzelf bewust de instructie om op de knop te gaan drukken. Daarnaast is het niet ondenkbaar dat het bewuste handelingsbesluit om op de knop te drukken voorafgaat aan het richten van de aandacht op de klok en het detecteren van de positie van de wijzers, allemaal mentale processen die tijd kosten en de tussenliggende 300 milliseconden kunnen kosten. Je kunt dus niet zomaar concluderen dat deze experimenten bewijzen dat we geen bewuste wil hebben.
Dit neemt niet weg dat een veelheid aan ander onderzoek heeft aangetoond dat er veel onbewuste processen zijn die ons denken en gedrag beïnvloeden (reclame is daar bijvoorbeeld ook op gericht). Maar dat wil niet zeggen dat bewuste processen buitenspel gezet zijn en geen rol van betekenis spelen. Een voorbeeld is het feit dat veel mensen onbewust racistische vooroordelen hebben waarbij zij mensen van donkere huidskleur in verband brengen met negatieve eigenschappen. Die onbewuste vooroordelen nemen echter af na een gesprek waarin stereotypen aan de kaak gesteld worden en mensen bewust nadenken over de onjuistheid van dergelijke vooroordelen.
Dat mensen volledig vrij zijn in wat zij doen of laten is psychologisch gezien een illusie: er zijn veel factoren buiten onze directe invloedsfeer die ons doen en denken beïnvloeden en soms bepalen. Dat we in het geheel geen bewuste wil van betekenis zouden hebben, is echter net zo’n grote illusie: we hebben aanzienlijke controle over ons gedrag. Ten dele wordt ons gedrag dus gestuurd door onbewuste processen waar we weinig controle over hebben, anderzijds hebben we ook bewuste controlesystemen waarmee we ons gedrag (en zelfs de onbewuste processen in zekere mate) kunnen sturen en beheersen. Luther sprak van een „geknechte wil.” Hoewel hij dat theologisch bedoelde, is het wellicht geen gekke oplossing voor het vrijewildebat in de psychologie en de neurowetenschappen. In ieder geval in die zin dat de wil niet ontkend wordt, maar er wel kanttekeningen gezet worden bij de absolute vrijheid ervan.
Geloofservaringen
Met Luther zijn we in theologisch vaarwater terechtgekomen, en dat roept de vraag op of de hersenwetenschappen kunnen bijdragen aan een beter begrip van religie en godsdienstige ervaring. Volgens sommige neurowetenschappers zijn geloofservaringen louter een product van ons brein. Dat er in de hersenen een circuit van gebieden aan te wijzen is dat actief is tijdens godsdienstige ervaringen zien zij als bewijs dat God niet buiten ons bestaat, maar een product van ons brein is. Afgezien van het feit dat er geen eenduidig hersencircuit vastgesteld is voor religieuze ervaringen, zou het bestaan van zo’n circuit ook anders geïnterpreteerd kunnen worden: kennelijk is de mens uitgerust met een ‘antenne’ voor spirituele zaken, zoals een Amerikaanse neuroloog het ooit verwoordde. Het universele godsbesef waarover de apostel Paulus spreekt zit als het ware ingebakken in onze hersenen.
Kun je godsdienstige ervaringen aanwijzen in de hersenen? De gegevens hiervoor komen uit onderzoek met neurologische patiënten die een sterke toename van godsdienstige ervaringen hadden tijdens epileptische activiteit in de hersenen of na beschadiging van hersenweefsel door een tumor of een bloeding. Andere gegevens komen uit onderzoek met gezonde mensen waarbij een hersenscan gemaakt werd terwijl zij aan een godsdienstige ervaring dachten. Hoewel de resultaten lang niet altijd overeenkomen, zijn er wel gebieden die steeds naar voren komen, met name gebieden die betrokken zijn bij zelfbewustzijn, emoties, de controle van gedrag en lichamelijke sensaties.
In dit soort onderzoek zijn onder meer rooms-katholieke nonnen en boeddhistische monniken onderzocht. Het is de vraag of dat ook maar iets zegt over geloofsbeleving bij mensen uit andere religieuze denominaties. Bij mystiek getinte ervaringen voelen mensen vaak de grenzen van het zelf ten opzichte van de omringende wereld of natuur wegvallen, en daarbij is verminderde activiteit van de pariëtale hersenkwab (zetel van het ruimtelijk bewustzijn) waargenomen. Kortom, er zijn hersengebieden die betrokken zijn bij godsdienstige ervaringen, hoewel deze gebieden ook betrokken kunnen zijn bij andere psychologische processen, zoals zelfbewustzijn en het omgaan met emoties. Die elementen kunnen een onderdeel zijn van een godsdienstige ervaring.
Dergelijk onderzoek zegt niets over het wel of niet bestaan van God, aangezien wetenschappers zich beperken tot de meetbare, en daarmee materiële, werkelijkheid. Het onderzoek kan wel meer licht werpen op vragen over de verhouding tussen psychologische factoren en geloofservaringen. Dit soort onderzoek onderstreept ook het gegeven dat geloofservaringen de hele mens raken.
Verschillende niveaus
Tot slot wil ik nog kort terugkeren tot de vraag over de verhouding tussen lichaam en geest die opgeroepen wordt door de stelling ”wij zijn ons brein”. De hersenen zijn een belangrijk onderdeel van ons lichaam. Onze geest is geworteld in de massale activiteit van onze hersencellen. Wetenschappers zien de menselijke hersenen als het meest complexe orgaan in het heelal. Zij bestaan uit 100 miljard zenuwcellen die elk duizenden verbindingen hebben. Het is een groot wonder en ook een raadsel hoe ons bewustzijn voortkomt uit zo’n stoffelijk orgaan.
Volgens onderzoekers zoals Swaab is er geen raadsel, want het één (ons bewustzijn) is gewoon het ander (hersenactiviteit). Anderen, zoals de neuroloog Ramachandran, zijn juist van mening dat de vraag hoe bewustzijn voortkomt uit hersenactiviteit de belangrijkste vraag voor de wetenschap in de komende jaren is. Zelf denk ik dat we over twee verschillende niveaus van verklaring spreken. Het bewustzijn is iets transcendents, terwijl de hersenen tot het biologische of neuropsychologische verklaringsniveau behoren. Je kunt deze niveaus wel aan elkaar relateren, wat interessante nieuwe inzichten kan bieden, maar je kunt het ene niveau (bewustzijn) niet tot het andere (hersenen) reduceren zonder de essentie ervan te verliezen.
Overigens was Libet ook geen reductionist. Het is intrigerend wat hij schreef over bewustzijn in zijn boek ”Mind Time” (2004): „Bewustzijn wordt geproduceerd door de activiteit van miljoenen zenuwcellen en kan eigenschappen hebben die niet rechtstreeks te voorspellen zijn vanuit deze hersenactiviteit. Het is een niet-fysisch fenomeen, net als de subjectieve ervaring die de inhoud van het bewustzijn uitmaakt.” Hij doet daarmee recht aan de eenheid van lichaam en geest, maar houdt tegelijk vast dat het menselijk bewustzijn het materiële overstijgt.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Aleman, A., 2011, De illusies van het hersenonderzoek, Reformatorisch Dagblad Puntkomma 41 (60): 6-7 (artikel).
Neurocalvinisme en de menselijke verantwoordelijkheid
De vraag in hoeverre de mens vrij is en op grond daarvan in staat om eigen – niet-voorgeprogrammeerde of opgelegde – beslissingen te nemen is niet van vandaag of gisteren, maar ze speelt vandaag wel op een nieuwe en zelfs ongekende manier.
Het gaat er niet meer over of iemand door God of door druk vanuit de omgeving verregaand in doen en laten wordt bepaald, maar over wat zich daar afspeelt waar we altijd dachten in vrijheid helemaal onszelf te zijn. Ons ‘authentieke ik’ is volgens een heel aantal neurowetenschappers niets dan een kluwen van hersenprocessen die hun eigen autonome gang gaan. We zijn niet vrij, we worden geleefd – en we kunnen er de vingers niet achter krijgen. Of beter: er bestaat helemaal geen ‘ik’ dat de vingers ergens achter zou kunnen krijgen. De neurobioloog prof. Dick Swaab gebruikt – plagend – de term ‘neurocalvinisme’. Het woord behoeft nauwelijks enige uitleg. ‘Calvinisme’ staat voor verkiezing, maar dan verstaan als geen eigen wil hebben en helemaal gedetermineerd zijn door God, zonder dat je er wat tegen kunt doen. Die gedachte is een schrikbeeld – wat blijft er van je vrijheid, je verantwoordelijkheid, jouw meest eigen ‘ik’ over?! – en Swaab weet dus heel goed als hij er ‘neuro’ vóór zet. Hij bedoelt echt dat we ons dierbare geloof in onze unieke persoonlijke authenticiteit en in ons vermogen ons eigen leven in vrijheid vorm te geven maar gauw moeten opgeven.
Vrij zelfbewustzijn of kwebbeldoos?
‘De vrije wil bestaat niet’, stelt de Amsterdamse hoogleraar cognitieve neurowetenschap Victor Lamme op basis van gerichte onderzoeken met grote stelligheid. Mijn genetische bepaaldheid en daarnaast omgevingsfactoren bepalen wat ik doe.24 Onze gedachten hobbelen er achteraan.25 Iets dergelijks bedoelt Swaab ook met de titel van zijn bestseller: ‘Wij zijn ons brein’.26 Het brein is niet wat wij denken dat het is, namelijk de plek waar we bewust en vrij beslissen wat we doen. Swaab stelt dat onze hersenen bestaan uit een onvoorstelbaar ingewikkeld geheel van fysische en chemische processen, precies zoals ook onze lever en longen ingenieuze, niet door onszelf bewust aangestuurde ‘fabrieken’ zijn. En die processen vormen samen zo ongeveer het hele verhaal van wie ik ben. Mijn brein is een even onbewust proces als die in onze lever en longen. Er is geen ‘ik’ dat daar op de een of andere manier boven staat en er bewust en gericht sturing aan geeft. Wat wij voor een eigen keuze houden en uitgeven is helemaal geen vrije wilsdaad, maar de uitkomst van een ingewikkeld geheel van processen in ons brein. We dénken dat we zelf kiezen, in volle vrijheid, maar in feite wordt er voor ons besloten. Het lastigst is misschien wel dat we zelf helemaal niet kunnen zien hoe dat in zijn werk gaat. Wat zich in ons brein afspeelt onttrekt zich vrijwel helemaal aan onze waarneming. We kúnnen zelf dus helemaal niet weten wat de achtergrond van een beslissing is. Verspil daarom geen moeite door af te dalen in de krochten van je ziel, maar lees eenvoudig de uitslagen van een MRI-scan.27 Die openbaren je waarom je deed wat je deed.
Lamme geeft ons zelfbewustzijn of ons nadenken over wat we zullen doen de weinig vleiende naam: ‘kwebbeldoos’.28 Geen aanduiding voor onze geest om trots op te zijn, dat is wel duidelijk. Wat wij zelf voor bewust nadenken over wat we zullen doen en hoe we zullen beslissen houden legt geen enkel gewicht in de schaal. We ‘kwebbelen’ maar een eind weg. Ons hele kennen en willen heeft evenveel om het lijf als het leesvoer bij de kapper. Maar er zit iets ongerijmds in Lamme’s boek. Hij draagt het namelijk op aan zijn vrouw met de woorden: ‘Voor Joke, mijn lief, mijn enige echte vrije wil’. Dat kan natuurlijk niet, daarmee haalt hij zijn hele boek onderuit. Ik denk daarom eigenlijk dat Lamme – net als Swaab – vooral wil prikkelen en provoceren, want het bestaat eigenlijk niet dat ze helemaal in hun eigen fysicalistische benadering geloven. Dat neemt niet weg de discussie heftig is en er veel op het spel staat. We hebben te maken met een nieuwe variant van een determinisme die van de menselijke vrijheid niets meer overlaat.
Echt anders is, dat men het niet als een filosofische theorie presenteert, maar als onweerlegbare uitkomst van wetenschappelijke onderzoeken. Het zou met andere woorden niet langer een vraag zijn, waarover je van mening kunt verschillen, maar een niet te ontkennen wetenschappelijk gegeven. Als dat inderdaad zo is, heeft dat onvoorstelbare implicaties. Ik heb me bij het lezen van genoemde boeken en andere soortgelijke publicaties vaak afgevraagd of de schrijvers wel beseffen dat dit geen ‘Spielerei’ is, een nieuwe theorie uitproberen of vrijblijvend in een intellectueel spel elkaars denken opscherpen, maar een spelen met vuur.
In dit artikel kijken we naar wat het met zich mee brengt voor de vraag naar de menselijke verantwoordelijkheid en wat daar vanuit de gereformeerde theologie van te zeggen valt. Dat ligt overigens niet zo voor de hand, want God komt in het verhaal van de neurowetenschap niet voor. Hooguit is er ergens in onze hersenen een ‘reli-lobje’, maar het zit alleen daar en er beantwoordt buiten onze hersenen geen werkelijkheid aan in de gestalte van de levende God. Er is alleen het geheel van allerlei fysische en (bio)chemische processen. Wat dit impliceert voor de menselijke vrijheid is ongekend ingrijpend. Er valt het nodige voor te zeggen dat het afscheid van het geloof in God – ook die van de ‘afschuwelijke’ calvinistische verkiezingsleer – ons van de regen in de drup heeft doen belanden. We hoopten vrij te worden, maar er blijft in het neurocalvinisme eigenlijk niets van ons in vrijheid kiezende ‘ik’ over. Een toch wat sneue uitkomst.
Waar blijft de menselijke verantwoordelijkheid?
Wie de publicaties van mensen als Lamme en Swaab serieus neemt ziet zich voor de vraag geplaatst wat er nog overblijft van verantwoordelijkheid in het intermenselijk verkeer, wat woorden als toerekeningsvatbaarheid en schuld nog betekenen. Het is niet niks als je de menselijke verantwoordelijkheid tot nul reduceert. De Vlaamse filosoof Jan Verplaetse zegt in zijn twee jaar geleden verschenen boek Zonder vrije wil, met als ondertitel: Een filosofisch essay over verantwoordelijkheid: ‘Ik zal de lezer bewijzen (…) dat een vrije wil niet kan bestaan. En daarmee zijn verantwoordelijkheid en schuld onmogelijk.’29 Geen ‘vrije wil’, dat is: niet het vermogen hebben zelf je leven gestalte te geven. Dat vermogen ‘kan niet bestaan’. Ja, en dan volgt daaruit, dat we mensen ook nergens op kunnen aanspreken. Niemand draagt verantwoordelijkheid voor zijn daden. Als dat inderdaad zo is, wordt ieder spreken over schuld en berouw een slag in de lucht.
Wat impliceert dit in de praktijk van alledag? Ik schrijf dit in de dagen dat in het nieuws is dat in de Amerikaanse staat Oklahoma drie jongens zijn gearresteerd die een joggende Australische student ‘uit verveling’ vanuit een rijdende auto doodschoten. De keuze van het slachtoffer was helemaal willekeurig. Ze kenden hem niet en hadden ook geen ruzie met hem gehad. Hij liep alleen maar op het verkeerde moment op de verkeerde plek. Ik heb geprobeerd me in die jongens te verplaatsen. Hoe kom je ertoe, met z’n drieën in de auto? Hoe ‘werkt’ dat bij ieder van hen van binnen? Was daar geen ‘ik’, dat tot zichzelf kwam? Hebben ze ook geen moment nagedacht over het vooruitzicht dat ze de rest van hun leven achter de tralies zullen doorbrengen? Vormen deze jongens in zekere zin het bewijs voor het gelijk van Verplaetse? Of is wat die jongens gedaan hebben een signaal dat we ons wel tweemaal moeten bedenken voordat we mensen een als wetenschappelijk getracteerde vrijbrief voor zulk soort daden aanreiken?
Deze drie jongens staan niet op zichzelf. De Engelse psychiater Theodore Dalrymple heeft in Engelse gevangenissen en achterstandswijken gewerkt en daar ook een verbijsterend en schrikbarend afnemen van ieder gevoel van verantwoordelijkheid waargenomen. Hij heeft een delinquent het verwijt horen uiten dat de kerken hun collectegeld niet safe genoeg opbergen en dat hij het daarom niet kon laten aan de lopende band inbraken in kerken te plegen. Een man die een ander doodde om niets zei met een stalen gezicht: ‘het mes ging erin’, alsof hij te laat zag dat het mes actie zelfstandig actie ondernam om het nog te kunnen tegen te houden.
Als het waar is wat neurowetenschappers als Lamme en Swaab ons willen doen geloven hebben wij tegen al die mensen niets meer te zeggen. Tien jaar geleden noteerde A. Mooij op de tweede bladzijde van zijn boek Toerekeningsvatbaarheid. Over handelingsvrijheid30:
‘In de notie van toerekeningsvatbaarheid ligt een gedachtewereld besloten waarin begrippen voorkomen als “wilsvrijheid”, “handelingsvrijheid”, “de mens als persoon”. In deze gedachtewereld ligt een bepaald mensbeeld vervat. Dit mensbeeld is thans niet meer vanzelfsprekend, omdat het op gespannen voet staat met de dominante biologische richting in de gedragswetenschappen en de eveneens sterk in opkomst zijnde neurowetenschappen, waarin voor deze begrippen weinig ruimte lijkt te zijn.’
Het is met de nodige wetenschappelijke objectiviteit geformuleerd, maar het lijdt geen twijfel dat hier de noodklok geluid wordt. Als voor noties als ‘wilsvrijheid’, ‘handelingsvrijheid’ en ‘de mens als persoon’ niet veel ruimte meer is, hoe moeten we dan verder in de samenleving, in de opvoeding? Hoe pakken we als politie en justitie voetbalgeweld aan en excessief geweld in het uitgaansleven? Docent strafrecht Ferry de Jong merkte recentelijk op31:
‘De huidige tijd wordt gekenmerkt door een bevreemdende ambivalentie in het denken over straffen. Terwijl enerzijds een luide roep om steeds hardere bestraffing valt te vernemen en een grote geneigdheid aanwijsbaar is om (veelal weinig realistische) verwachtingen op het strafrechtelijk systeem te projecteren, krijgen wij anderzijds van sommige representanten van empirisch-analytische wetenschappen op steeds luidere toon te horen dat de concepten straf en vergelding onzinnige concepten zijn, en wel omdat hun object, de subjectieve verantwoordelijkheid, een verzinsel is. Mensen beschikken, net als alle andere voortbrengselen van de natuur, niet over een “vrije wil”.’
De Jong heeft gelijk. Het is niet alleen de roep uit de samenleving dat er strengere en zwaardere straffen geëist worden, maar het is ook de lijn in de politiek. Het krijgt gestalte in het beleid van minister Opstelten en staatssecretaris Teeven. Maar wat is het nuttig effect? De Jong noemt de verwachtingen weinig realistisch. Met andere woorden: zwaarder straffen haalt weinig tot niets uit. Maar wat moeten we dan met die drie jongens in Oklahoma en die misdadigers die Dalrymple tijdens zijn werkzame leven voorbij heeft zien komen? Als neurowetenschappers als Lamme en Swaab gelijk hebben moeten we maar vergeten dat mensen ergens op aangesproken kunnen worden, berouw kunnen hebben en kunnen veranderen. Is dit echt de onweerlegbare uitkomst van een wetenschap die ‘slechts’ de harde feiten op tafel legt?
Theorie en ervaring
De eerste vraag is: moeten we capituleren voor de neurowetenschap? Nee, is mijn antwoord, en om meer dan één reden. Daar is om te beginnen het ervaringsgegeven dat het er gewoon niet in wil dat ons hele ‘ik’ een fictie is. Net zoals in kerkelijke kringen mensen wel een deterministische visie op de verkiezing met het verstand aanvaarden, maar in de praktijk van het leven wel degelijk blijven spreken van eigen verantwoordelijkheid, is dat ook hier het geval. Wat men ook aan ‘bewijs’ op tafel legt, we geloven eenvoudig niet dat we niet meer zijn dan een bundel biochemische processen. En terecht. Recentelijk las ik de roman van een jonge Israëlische schrijver, geboren in 1977: Nir Baram, Goede mensen.32 In die roman cirkelt het om verantwoordelijkheid en falen. Hij roept een aangrijpend beeld op van hoe twee jonge mensen in Duitsland en Rusland – een meeloper van de Nazi’s en een Joodse communiste – in de jaren 1938 tot 1941 corrumperen en verloederen, hoe op een heel andere manier dan de neurowetenschap aanwijst verantwoordelijkheid verschrompelt – en er toch blijft. Alleen al zo’n roman zou niet geschreven zijn en niet gelezen worden, als de generatie van de schrijver ervan echt zou geïnternaliseerd zou hebben dat er niets is dan onpersoonlijke processen. H.W. de Knijff laat in zijn recente boek zien dat de basisthese van neurowetenschappers als Lamme en Swaab onder de buitenkant van ‘hard feitenmateriaal’ een theorie is, zelfs een geestelijke keuze.33 Net als bij eerdere vormen van determinisme is het toch een filosofie, hoezeer ook getracteerd als ‘wetenschappelijk feit dat geen tegenspraak duldt’. Het zal een heel gevecht zijn om tegenover deze dwingende benadering nog iets van de ‘geest’ te ‘redden’, maar het is meer dan nodig.
God – oorsprong van echte vrijheid?!
Ik noem nog een reden om niet het vaantje te strijken voor de beweringen van mensen als Lamme en Swaab. In hun ‘neurocalvinisme’ is er één werkelijkheid: die van de langs natuurwetenschappelijke weg te traceren processen. Van de twee ‘spelers’ die we meenden te zien – het ‘ik’, het ‘zelfbewuste ik’, enerzijds en de werkelijkheid waarin dat ik is ingebed en waar het deel van uitmaakt anderzijds – blijkt er per saldo maar één er echt toe te doen.
En God? In onze westerse cultuur – zeker in de kringen van de wetenschap – is God tot quantité négligeable gereduceerd. Waar men God ter sprake brengt is het – ook bij intellectuelen – vaak gekenmerkt door een grote mate van primitiviteit. Hij is iemand daar boven, maar het is gelukkig enkel een idee, een achterhaalde ook, want Hij bestaat ‘gelukkig’ niet. In het achter ons liggende decennium hebben christenen de discussie nogal eens op filosofisch niveau gevoerd en zich uitgeput in het aandragen van argumenten voor het bestaan van een hoger wezen die deze wereld een ‘intelligent ontwerp’ heeft meegegeven. Het heeft niet overtuigd. Het lijkt me – ook vanuit de Reformatie – meer geraden om in te zetten bij de vragen van vrijheid en verantwoordelijkheid. De Reformatie leert ons niet op een abstracte manier over God denken en spreken, maar vanuit de bevrijding van onze verkeerde basis-richting. We praten niet over één ‘ik’, maar over een ‘oude mens’ die uitzichtloos slaaf van de zonde is en een nieuw bestaan in ware vrijheid. De inwerking van God op ons leven en denken – de wedergeboorte, het geloof, het werk van de Heilige Geest – staat niet op één lijn met het bepaald zijn van onze hersenfuncties door allerlei biochemische processen. Het geloof in Gods verkiezende liefde en het werk van de Heilige Geest is van een andere orde en voltrekt zich in een ander krachtenveld.
Vrijheid is er dankzij Gods bevrijdend handelen, dat ons niet weghaalt uit al die processen waaraan wij onderhevig zijn en waarvan de neurowetenschap ons ook iets laat proeven, maar ons vernieuwt door ons te doen delen in de krachten van de toekomende eeuw. We wórden geest, door Hem die een levendmakende geest is. Er is verantwoordelijkheid en dus ook schuld – maar wat meer is: er is vergeving en leven.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Kontekstueel. De volledige bronvermelding luidt: Hertog, G.C. den, 2013, Neurocalvinisme en de menselijke verantwoordelijkheid, Kontekstueel 28 (1): 13-16 (artikel).
Hoe een artikel in De Stentor duidelijk maakt dat abortus géén medische zorg is
Met verbazing las Kees van Helden een artikel in De Stentor waarvoor een journalist drie dagen meeliep in een abortuskliniek in Arnhem. Het artikel laat volgens de coördinator van vereniging Kies Leven zien dat abortus geen medische zorg is en ook niet als mensenrecht in de grondwet thuishoort. Hij schreef er onderstaand opiniestuk over: ‘De abortusarts sust het geweten, schroeit het geweten zelfs dicht en slaat de plank volledig mis.’34
‘Een abortus ondergáán, zeggen de medewerkers van de Mildredkliniek keer op keer. ‘Abortus plegen’ zul je hier niet horen. Wat hier gebeurt, is immers geen moord, benadrukt arts Moradi.‘ Een opmerkelijk citaat in een artikel in De Stentor van afgelopen maand (9 maart 2024). Een journalist liep drie dagen mee in de Mildredkliniek in Arnhem. De kliniek die sinds 1971 bestaat en waar ver voor de legalisering van abortus al illegale abortussen werden uitgevoerd.
Verrassend is dat het verslag en de interviews heel open weergeven wat in de kliniek zoal plaatsvindt. Op een maandag ontvangen ze wel honderdtwintig telefoontjes van vrouwen die vragen hebben over hun mogelijke ongewenste zwangerschap. Allerlei redenen komen voorbij, falen van anticonceptie, geen extra kind alleen willen opvoeden, partner wil geen kind meer, etc.
Bloedstolsels
“Verreweg de meeste vrouwen hebben het er heel moeilijk mee” vertelt de receptioniste aan de journalist. En toch zijn de vijf dagen bedenktijd afgeschaft, wat bizar. Soms denken vrouwen dat een abortuspil een makkelijke oplossing is maar je kan heel heftig bloedverlies hebben. “Stolsels ter grootte van een appel” worden als voorbeeld genoemd. Dat is toch een heel ander verhaal dan we gewoonlijk in de media te horen krijgen. En deze ‘veilige doe-het-zelf thuisabortuspil’ kun je medio januari 2025 ook via de huisarts krijgen. Het Fiom schrijft bijvoorbeeld: ‘Het kan ook zijn dat je wat meer bloed verliest en dat er stolsels in het bloed zitten.‘35 Dat klinkt een stuk minder ernstig dan dat de abortuskliniek vertelt. Maar is het ook eerlijk?
Curettage
Arts Moradi legt uit dat het een hele klus is om de baarmoedermond open te krijgen. Dat doen ze met steeds grotere ijzeren staafjes. Laat dat nu net de reden zijn dat gynaecoloog Pim Ankem uit het AMC in 2015 al beschreef dat we zo min mogelijk moeten curetteren.36 Bij een volgende zwangerschap heeft de vrouw hierdoor een verhoogde kans van 70 procent dat de zwangerschap in een vroeggeboorte eindigt vóór de 32 weken. Terwijl staatssecretaris van Rijn in 2017 in antwoord op Kamervragen nog beweerde dat het bij abortus om een ander instrumentarium gaat.37
2e Trimester abortus
De journalist mag ook meekijken bij een abortus van ruim 15 weken. Op de echo ziet zij hoe het kindje stukje bij beetje wordt verwijderd. De tegenstrijdigheid in de beschrijving is groot. Er wordt gesproken over: “Het verwijderen van een zwangerschap”. Er wordt bedoeld: een kindje van bijna tien centimeter groot die in stukjes wordt geknipt om verwijderd te kunnen worden. Daarna worden de delen in een zeef gelegd om te controleren of de abortus compleet is. Er wordt bedoeld: of ze alle delen van het kindje uit de baarmoeder hebben verwijderd. Het is te gruwelijk om te lezen, om te zien en om het jezelf in te beelden wat die abortusarts aan het doen is. Wat hij of zij met eigen ogen uit de baarmoeder ziet komen. Dat is geen stukje weefsel, geen klompje cellen of een ‘zwangerschap’, maar het zijn armpjes, beentjes, een lijfje en een hoofdje van een kind.
Het geweten sussen
Medewerkster Mieke die 30 jaar verloskundige is geweest zegt: “Ja, dit is wel ander werk. Als verloskundige zeg je: kijk! Het hartje klopt! Hier zeg je dat niet en blijf je zo neutraal mogelijk. Hier heb je het eerder over een klompje cellen en weefsel, niet over een kindje.” Echter het is wél een kindje!
In Frankrijk werd abortus vorige week opgenomen in de grondwet. Het recht van een vrouw om haar eigen kindje te doden. “Wat hier gebeurt, is immers geen moord, benadrukt arts Moradi”. Moradi sust het geweten, schroeit het geweten zelfs dicht en slaat de plank volledig mis. De ontkenning van ‘moord’ door abortusarts Moradi laat juist zien dat het dat wél is. Het artikel in De Stentor maakt heel duidelijk dat abortus zeker geen medische zorg is en ook niet thuis hoort in de grondwet als een mensenrecht.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.
Voetnoten
Mijlpaal: vierendertighonderd artikelen op oorsprong.info!
Vandaag heeft oorsprong.info opnieuw een mijlpaal bereikt: er staan vierendertighonderd artikelen op de website. Net iets meer dan de helft van die artikelen gaan over de genealogie van het geslacht Van Meerten. Er is dus veel meer. Hartelijk bedankt voor uw betrokkenheid de afgelopen tijd. Hieronder volgt een top-10 van meest gelezen artikelen aller tijden. Bij het (her)lezen hiervan veel leesplezier en zegen toegewenst. Feedback kunt u geven via de pagina ‘Hier mag u uw hart luchten’. Het vorige ‘mijlpaal’-artikel is hier te vinden.
Top-10
- Rouwdienst en begrafenis Jerphaas Karel (Jarco) van Meerten (2015-2022).
- Er is wel degelijk een stikstofprobleem – Hoogleraar Wim de Vries reageert op tegenwerpingen.
- COLUMN: De les van de kokmeeuw.
- “Adam niet geleerd, Christus niet begeerd” – Interview met Gereformeerd Venster.
- Homo-activist Leon Houtzager draaft door – Ds. Kort moet nog dieper door het stof.
- Tim Hofmans aanval op Pro-lifers is erger dan je denkt.
- ‘Kerngroep Bezinning GKV’ haakt vanwege doorwerking van moderne hermeneutiek af – Zaterdag 19 november 2022 studiedag voor verdere bezinning.
- Gebed gevraagd voor ds. Kort (OGGiN) in de zaak Houtzager-Kort – Predikant wordt vandaag gehoord.
- Ds. Kort wordt op 16 februari 2022 gehoord – Zaak Houtzager-Kort één van lange adem.
- ‘Het Evangelie zonder kleine lettertjes’, ‘Dordt zoals je Dordt niet kende’ en ‘Hyperdordt’ – Een overzicht.