Home » 2024 » januari (Pagina 4)

Maandelijkse archieven: januari 2024

Op de uitgaaf der Geestelyke Mengelstoffen door den Wel Eerwaerden, zeer Geleerden en Godvruchtigen Heere, Gerard van Aalst

OP DE UITGAAF

DER

GEESTELYKE MENGELSTOFFEN,

Over verscheidene gewichtige stukken
der Praktikale Godgeleerdheid,
in twee Delen,

Door den Wel Eerwaerden, zeer Geleerden en Godvruchtigen Heere,

GERARD VAN AALST.

Zeer Geacht en Getrouw Leeraar in de
Gemeinte Gods te WEST-ZAANDAM.

Mynen Hoog Geëerden en Geliefden
Oud-Oom.

Zoo gunt Gy dan aan Neêrlands Kerk
Dit menigmaal begeerde werk,
Een bundelken vervuld met zaken,
Wel van verscheiden soort en aart;
Doch oordeelkundig t’zaam geschaard,
Om dat zy ’t Zielen welzyn raken.

Heer OUDOOM, die Uw schonen tyd
Niet werk – en nutteloos verslyt;
Maar tracht te leren en te stichten:
Die het Talent van Uwen Heer’
Dus aanlegt, om te Zyner eer’
Ons voor te gaan en voor te lichten.

Uw werk toch is van zulk een soort,
Dat kenners heeft alreê bekoord:
My mocht het ook met hun gebeuren
let van dien dierb’ren schat te zien,
Waar van Ge nu een proef komt biên,
Het licht wel dubbel waerd te keuren.

Want het gewicht van deze stof,
Haar nuttigheid, zal U veel lof
By den Godvruchten doen behalen,
Die meermaal door U zyn gesticht;
Daartoe was ook Uw doen gericht;
Daar wilt Gy U graag toe bepalen.

Dat kon Gods Volk voor langen tyd
Getuigen; dat erkent de Nyd,
Die schoon ze op Uwen goeden handel
Steeds vruchteloos een’ laster werpt,
En hare boze tong vaak scherpt:
Gy stichtte altyd door woord en wandel.

Zelfs toen Ge Uw Wederhelft, in deugd
Een voorbeeld, Uwen lust en vreugd,
Verliezen moest, O slag der slagen!
De zwaarste in ’s levens worstel-perk!
Die ook on in het wichtig werk
U niet doen stilstaan of vertragen.

ALETTA, zulk een dierbaar pand!
Aan welke Uw dankb’re mond en hand
Een duurzame Eer-kroon heeft geschonken,
Van U thans in het licht gebracht,
Ten blyke voor het nageslacht.
Hoe zy in Godvrucht heeft geblonken.

Door ééne plaat Uw’ oogen-lust
God toen weg nam;
1 maar niet geblust
Heeft Uwen moed. om Uwe krachten,
Schoon in een hoogen ouderdom,
Zo nut te slyten: Wederom,
Geeft Gy een vrucht van heil gedachten.

Na dat Gy ’t Zinbeeld had beschoud
Van ’t Zaads verscheiden vrucht,2 ontvouwd’
Gy ons het Heil geloof naar ’t leven,
In eigen aart, natuur en kracht: 3 Van Schriften, daar men zo naar tracht,
Hebt Gy dit ook in ’t licht gegeven.

Nu hebt Ge Uw noeste bezigheid
Gesteld, in ’t gene ons opwaarts leidt,
Of toont het wezen van die dingen,
Waar op een Kristens ziel vertrouwt,
En haar geloof en hope bouwt;
Schoon mensch en duivel die bespringen.

De Waarheid U toch dierbaar is,
Die deze volgt, loopt nimmer mis:
Zy zal toch nooit haar kracht verliezen!
Om dat ze in ‘t Woord haar’ grondslag heeft,
Dat voor geen hel noch dwaling beeft:
Roemwaerdig! die haar voetspoor kiezen.

Hier op vest Gy in dit geschrift,
In ’t welk Ge waar – van valsheid schift,
De zuivere en Hervormde merken,
Van Roepinge en Genade-Staat:
Den vromen Gy dan sporen gaat,
Hun zaligheid toch uit te werken.

Naar de eeuwige Euangelie-Wet,
Die Jesus zelf heeft ingezet,
En door Zyn’ Geeft in ’t volk wil planten,
Dan Hy met Zyn genade-kracht
Van verre heeft naby gebracht,
Door middel van Zyn heil-gezanten.

Gy toont, dat dezen, een’ die roept,
En Kristus Heer en Meester noemt,
Steeds tot bekeering moeten wekken,
En leren: Die Gods wille doet,4 Is in des Vaders ogen goed
En kan te zyner eere strekken;

Wen hy zyn’ toevlucht tot het bloed
Des Lams, met een beklemd gemoed,
In waar Geloove heeft genomen:
Dat hem voor God rechtvaerdig maakt,5 Wanneer ’t Jesus liefde blaakt,
Uit wien alleen zyn heil moet komen.

’t Gemoed, dat zo gereinigd is,
Leert Gy, dat tot des Heeren disch,
Naar zyn bevel, alleen mag komen;
Geen dienaars keur de ziel behoeft:
Die hier zichzelf maar wel beproeft,6 Wordt van den Gast-heer aangenomen.

Ja Gy ons hier met nadruk leert:
Hoe me in Gods huis met vrucht verkeert,
Daar alles eerlyk en met orden
Geschieden
,7 en Eenvoudigheid,
Vereenigd met Voorzichtigheid,
In leer en daad betoond moet worden.8

Wie dankt U voor dit kleinood niet?
Daar U geen moeilykheid verdriet,
Als Gy maar vruchten moogt erlangen:
Kunt Gy het niet door spreken doen;
In d’Ouderdom noch vet en groen,
Wenscht Gy ze door uw schrift te ontvangen

Wordt uw doorwrochte werk bespot,
Van dwaal-geest, of der bozen rot;
Geen nood! Hun, die in ’t aklig donker
Beschimpen dat rechtzinnig is,
Verstrekt het licht tot duisternis:
Zy schrikken voor het Zon-geflonker.

’t Zy U genoeg, (elk weet Ge houdt
Het daar ook voor) het geestlyk zout
En kostlyk zoet van Uw betrachting
Bestraald wordt door den Heer der Kerk’:
Terwyl by vromen ’t nuttig werk,
En by den wyzen blyft in achting.

Heb dank dan, Oom! voor deze blaân
In onzen tyd zo nuttig aan
Een ieder, die het geestlyk leven,
Houdt in een heilige waardy:
Wie kent dat inniger dan Gy?
In ‘t Praktikale zo bedreven!

Gy zyt beroemd voor zo een’ Man,
Die ’t beste, daar van schryven kan,
Om dat Hy ’t zelf heeft ondervonden,
En zo veel proeven doorgestaan:
Een, niet bezet met yd’len waan,
Kan zulke zaken recht doorgronden
.

Wy bidden: Ga met schrijven voort,
Dan worde ‘er noch al meer gehoord:
VAN AALST IS IN GODS KERK EEN VADER,
Ai! schenk veel uit dien ryken schat,
Die ’t eenzaam Kabinet bevat,
Gevloeid uit Uw geopende ader.

God geve aan ieder, die dit leest,
Te lezen met bedaarden geest,
Hy neme weg al het vooroordeel,
En gunne door Zyn Geestes licht,
In dit zo duister tyd-gewricht,
Uw pen veel nut te doen en voordeel!

Hy doe de Waarheid en de Vreê
Altyd gepaard gaan, is ons beê.
Leef lang, Gezond, en in Geloven;
Tot dat Ge aanschouwt in heerlykheid,
Aan trouwe dienaars toebereid,
Gods aangezicht volmaakt hier boven.

LEONARDUS VAN MEERTEN,

S. S. Theol. Stud.

Utrecht,
Den 29 van Wynmaand,
des Jaars 1753.

Voetnoten

Op de uitgave der Leerzame en Stichtelyke Bedenkingen van den Wel Eerwaarden, en Geleerden Heere, Gerardus van Aalst

OP DE UITGAVE

DER
LEERZAME EN STICHTELYKE BEDENKINGEN

Van den Wel Eerwaarden, en Geleerden
Heere,

GERARDUS VAN AALST

Mynen Hooggeagten Amptgenoot

VAN AALST, Gewoon Godts Kerk met Mondt en Pen te stichten,
En Haar op s’Leevens weg ten klaarste voor te ligten,
Vertoont ons wederom de vrugten van zyn Geest,
Geboekstaavt na het Woord, dien juist gevormden leest
Van Zeeden en Geloov. Hoe klimmen met de Jaaren
s’ Mans onvermoeide vlydt en Oordeel in ’t vergâeren
Van zulk’ een Letterschat, waarby verschydenheydt
Der Stof den Lees lust wekt, en ’t ryn gemoedt opleydt
Tot Godt, zyn Zoon, zyn Geest, en dierb’re zegeningen,
Des Menschen hoogste Goedt in vlugge wentelingen
Van ’t veege Leeven. Daar gaat nu myn Geest te gast
Op Hemel Lekkerney! het aardtsche wordt een last
Voor hem, die van Godt zelv na Booven wordt getogen!
Heb dank, Eerwaarde Heer! blyv lang de Lust der oogen
’t Vermaak, de Kroon, ’t Cieraad van ’t Westzaendamsche
Een Pielaar voor de Kerk! Begaafde Bybel-Tolk (Volk,
Schryv meer, tot dat g’Uw Ziel met weldoen wedergeeven
Zult aan den Grooten Heer, die aan U ’t lieve Leeven
Zo mildt geschonken heeft, en opstaand’ in uw lot,
Een vollen Zegenpraal geniet by Onsen Godt!

LUCAS CONYNENBERG,

Predikant te Zaandam aan de Oostzyde.

Op de Geestelyke Mengelstoffen door den Wel Eerw. Heere Gerardus van Aalst

OP DE

GEESTELYKE MENGELSTOFFEN

Door den Wel Eerw: HEERE

GERARDUS VAN AALST

Veel geagt Leeraar in de Gemeinte van J.C.
TE WESTZAANDAM.

Die zuivre waarheit mint, en ‘teffens is gezet
Op regte Godsvrugt, die den naasten tragt te stigten,
En door heur schone glants ten goede voor te lichten,
Terwyl ze in alles zig gedraagt naar ’s Heeren Wet:

Die als ’t een Christen past, op zyne gangen let,
In Geest en waarheid tragt den Godsdienst te verrigten,
En alzints te voldoen aan alle Christen pligten;
Vint in dit Mengelwerk dit voorgestelt in ’t net.

Daar leert VAN AALST het waar’ van ’t valsche te onderscheiden,
Daar toont hy duid’lyk aan, wat klippen men moet meiden,
Om regt door zee te gaan naar ’t Hemelsch Vaderlant.

Vint imant twyffel, of hy Werken moet dan wagten;
Wat in den heil’gen dienst een Leeraar moet betragten:
D’Eerwaarde Schryver leidt hem hier als by de hant.

T. VIEROOT,
Predikant te Wormer.

Voorreden Aan den Waarheid-Lievenden en Godtvrugtigen Lezer

VOORREDEN

Aan den

WAARHEID-LIEVENDEN

En

GODTVRUGTIGEN

LEZER.

Ik dele U tegenwoordig mede, een klein Bundelken Verhandelingen, van verscheiden aart ende natuur, doch meest de Praktyk der Godzaligheid rakende; waarom ik het ook uitgeve onder den Tytel, van Geestelyke Mengelstoffen.

Ik ben tot het t’zamenstellen van dezelve gekomen, door dien het den Vrymagtigen God behaagt heeft, my, door myne hoge jaren, (die het getal van LXXV al te boven geklommen zyn) ook door myne daar uit veroorzaakte lichaams-zwakheid, en inzonderheid door myne laatste krankheid, buiten-staat te stellen, om het werk der bedieninge, in myne Waarde Gemeinte volkomen te kunnen waarnemen: Moetende my vergenoegen, met nu en dan eens een enkelde reis te prediken. Echter behaagt het den goeden God, de vermogens, ’t zy veel of weinig, die Zyne Hand door vrye genade in my heeft believen te leggen, niet geheel en al weg te nemen, maar noch voor het grootste gedeelte in my te bewaren. Dit heeft my dikwils tot verwondering gestrekt, en my opgewekt, om met een verlevendigt hert, Gods weg omtrent my in dezen, met Dankbaarheid te aanbidden. Ook is het my wel eens zoo voorgekomen, dat de Heere niet te vergeefsch zoo met my handelt, maar zyne heilige eindens daar in voor heeft; waarom ik my verplicht achte, om dat ééne Talentje, dat in my noch overig mochte zyn, niet in de aarde te begraven, maar op woeker te moeten stellen. Daar kwam by, dat het my niet natuurlyk is, ledig en buiten eenig gezet werk te zyn, en de Heere in my noch heeft overgelaten, een zucht om te stichten, en ik, zo lang ik adem kan halen, ware het mogelyk, eenig nut wensche te doen: kan ik zoo niet meer met de tonge, ik trachte dat met de penne te bereiken.

Wat de keur van Stoffen belangt: Grote Werken uit te geven, (die ik zommigen wel geschetst hebbe) durve ik niet ondernemen, om dat ik my niet in staat bevinde, om zoo veel te schryven, en het dus boven myn vermogen zyn zoude, dezelve ter uitvoer te brengen. Ook wil ik dit gaerne aan grootere verstanden als het myne overlaten. Over de Waarheden, of de Praktyk der Godzaligheid in ’t gemeen, te handelen, dat is onnodig, dewyl wakkere Mannen dat al voor my gedaan hebben, en wel zoo, dat ik daar in volkomen kan berusten. Predikaatsien uit te geven, (het welk my van veelen dikwils verzocht is) heb ik niet toe kunnen komen, want daar is de gehele Waereld mede vervuld, en veelen zyn veel beter, dan ik aan ’t licht kan brengen: Ook wilde ik liefst in myne gedachten onbepaald zyn, en daarom ben ik maer op eenige byzonderheden gevallen, die my toeschenen, wel eenige overdenkinge waardig te zyn. Zommige zyn stukken, die al over veele jaren de stoffe van myne overweginge geweest zyn, als de Eerste en Tweede, en noch eenige andere Verhandelingen. Daar zyn ook dingen onder, over welken ik, wat het wezentlyke belangt, wel eens gepredikt hebbe; tot anderen wederom hebbe ik aanleiding gekregen, door voorkomende zaken of gelegenheden. De meeste zyn stoffen, die my zeer wezentlyk voorkwamen, en nodig om in deze verwarde dagen eens naauwkeurig nagegaan en ingezien te worden. De reden, waarom ‘er weinig order of verband in de schiking der Verhandelingen is, en ‘er wel eens dingen, die betrekking op elkanderen hebben, verre van den anderen staan, is, om dat ik niet wist, als ik het eene schreef, dat ik in ’t vervolg het andere behandelen zoude, en daarom geve ik ze ook uit onder den Tytel van Mengelstoffen.

Het oogmerk en de manier van myn schryven betreffende: Ik betuige niemand in ’t byzonder bedoelt, of in ’t oge gehadt te hebben: Myn grootste doeleinde in alles, is de zuivere Waarheid en rechtzinnige Praktyk voor te staan en te bewaren, volgens het Heilige Woord van God, daar ik met myn gansche hert aan verkleeft ben. Zoo ik in deze of gene dingen van anderen mochte verschillen, ik zoeke zedig myne gedachten te zeggen, en die naar myn licht te bewyzen, zonder dat ik voor heb, iemand te benadelen; Ik ben toch altyd een vyand van alle twistschriften geweest, inzonderheid nu in myne hoge jaren; myn toeleg is maar, te stichten en nuttig te zyn. Wat myn schryfstyl aangaat, die is in dit en in myne andere Traktaatjes zeer gebrekkig, en verre van de vereischte netheid, en zo maar als die uit de pen valt, ik bedoele daer in alleen klaarheid en eenvoudigheid.

Zoo iemand my verwaerdigt, dit Werkje te lezen, ik bidde hem, dat hy alle vooroordelen aflegge, en bedaart lette op de zaken die daarin voorkomen, en op de bewyzen, met welken die gestaaft worden. Misschien zal U hier en daar wel iets voorkomen, dat Gy of by anderen niet gevonden hebt, of het zelve lezende niet hebt opgemerkt als zoo gewichtig, en kwam U het een of ander wat duister en verward voor; ik heb het hier wat klaarder en onderscheidener, na myn vermogen, zoeken voor te stellen, om dat het dingen zyn wel overwegenswaardig, zeer nuttig, en zoo nodig ter zaligheid. En zoude het wel onmogelyk wezen, dat iemand door dit kleine en eenvoudige Schriftje eens licht kreeg in deze of gene zaken, en tot andere gedachten gebracht wierd, dan hy te voren hadde.

Zoo by aldien dit Werkje eenig warachtig nut in dezen of genen mogte doen, ik zoude my verblyden, en God alleen daar van de eere geven. Indien ik dat geluk niet zal mogen genieten, ik zal my zoeken te vergenoegen met het nut, dat ik daar van voor my zelven, onder het opstellen gehadt hebbe, en met het goede einde, dat ik ‘er mede voor had: En voorts de zaak in des Heeren hand tragten over te geven. Oordeelt iemand dat ik hier of daar waarlyk eenige misvatting gehadt hebbe, dat zoude my zeer leet zyn; maar denkt, dat ik een mensch men, en niet meer de belofte van eene onfeilbare leidinge des Heiligen Geestes hebbe, als andere menschen. Doch weegt en wikt toch de redenen wel, die ik opgeve, en ziet eens of de bewyzen van anderen dezelven kunnen overtreffen, dat wel zouw kunnen wezen; maar is het anders, bukt toch voor de Waarheid, wanneer die U te sterk mogte worden.

Ondertusschen is myn hertelyke wensch en bede, dat het den Heere behage, U te zegenen met alle wezentlyke zegeningen; dit Werkje met zyn licht te achtervolgen tot heil van veele Zielen, en tot te rechtbrenging van dwalenden in het midden onzer. Hy doe in zyne Kerke Waarheid en Vrede onafscheidbaar gepaart gaan tot onderlinge liefde en stichtinge. En brenge ons eens over in een plaats, daar wy geen onderwys van dergelyke Schriften nodig zullen hebben; maar daar wy zullen kennen, gelyk ook wy gekent zyn. Amen.

Dit is Waarheid-lievende en Godtvruchtige Lezer! de hertgrondige wensch van Uw Dienstvaardgen Dienaar in Christus,

GERARDUS VAN AALST.

West Zaandam

Den 3. November 1753
P.S.: De Drukker my onderregtende, dat dit Werkje ruym dik genoeg zoude zyn, om het zelve in eenen Band te zamen te brengen (dat my geweldig ontschoot) ben ik geresolveert, om het in twee Deeltjes uyttegeven, waar van het eene nu het licht ziet, ende het andere dat reets onder de Pers is, in ’t kort staet te volgen.

Gerardus van Aalst – Geestelyke Mengelstoffen – Inhoudsopgave

In 1754 verscheen bij Hendrik Vieroot te Amsterdam de twee delen van ‘Geestelyke Mengelstoffen; ofte Godvrugtige Bedenkingen Over eenige Gewichtige Waarheden. Voornamentlyk de Praktyk der Godtzaligheid betreffende, Ende nuttig om in onze Dagen overwogen te worden, ter vastelling van de Leere der Waarheid, die na de Godtzaligheid is, ende tot bestier van swakke Godtzaligen’. Het werd geschreven door ds. Gerardus van Aalst (1678-1759). Gerardus was getrouwd met Aletta van Meerten (1666-1744) en samen kregen zij drie kinderen, waarvan er twee jong zijn overleden.1 Ter nagedachtenis van deze predikant wil ik de komende tijd, als de Heere het leven en de gezondheid geeft, zijn werk transcriberen en op deze website plaatsen. Tot eer van onze Schepper en tot heil van de naaste. Daarom volgt hieronder de letterlijke inhoudsopgave, met achter elk hoofdstuk de doorverwijzing.2

Inhoudsopgave deel 1


Voorreden Aan den Waarheid-Lievenden en Godtvrugtigen Lezer.
Op de Geestelyke Mengelstoffen door den Wel Eerw. Heere Gerardus van Aalst.
Op de uitgave der Leerzame en Stichtelyke Bedenkingen van den Wel Eerwaarden, en Geleerden Heere, Gerardus van Aalst.
Op de uitgaaf der Geestelyke Mengelstoffen, Over verscheidene gewichtige stukken der Praktikale Godgeleerdheid, in twee Delen, Door den Wel Eerwaerden, zeer Geleerden en Godvruchtigen Heere, Gerard van Aalst.
Op de Geestelyke Mengelstoffen van den Wel Eerw. Godvrugtigen Heere Gerardus van Aalst.

Inhoudsopgave deel 2

42 Gedagtenis Predikatie over des Autheurs Huisvrouw Aletta van Meerten, uit Ezech. 24 : 16.

Voetnoten

Gedachtenispredikatie van ds. Gerardus van Aalst (1678-1759) naar aanleiding van het overlijden van zijn vrouw Aletta van Meerten (1666-1744)

De Westzijderkerk (of: Bullekerk) te Zaandam. De naam Bullekerk herinnert aan een voorval uit 1647 met een dolle stier. Deze stier heeft door zijn dolle gedrag een boer en een boerin gedood. Die werden begraven in de kerk. Het verhaal gaat dat de boerin zwanger was en dat haar kind op wonderbaarlijke wijze alsnog is geboren. In deze kerk heeft ds. Gerardus van Aalst (1678-1759) hoogstwaarschijnlijk de onderstaande preek uitgesproken. Bron: Wikipedia.

Op 23 december 1744 overleed Aletta van Meerten (1666-1744). Zij was de vrouw van ds. Gerardus van Aalst (1678-1759). Ter nagedachtenis aan haar overlijden hield hij een ‘GedagtenisPredicatie’ over Ezechiël 24:16. Deze is ons nagelaten in het boek ‘Geestelyke Mengelstoffen ofte Godvrugtige Bedenkingen Over eenige Gewigtige Waarheden. Voornamentlyk de Praktyk der Godtzaligheid betreffende, Ende nuttig om in onze Dagen overwogen te worden, ter vastelling van de Leere der Waarheid, die na de Godtzaligheid is, ende tot bestier van swakke Godtzaligen.’ Hieronder volgt de letterlijke transcriptie van de preek.1

PREDICATIE,

Gedaen by gelegenheid van het smertelyk overlyden van myn waerde, geliefde ende dierbare Egtgenoot.

ALETTA VAN MEERTEN.

In den Heere ontslapen den 23 December 1744.

Tekst, Ezechiel 24 : 16. Menschen kind, ziet, ik zal den lust uwer oogen van u wegnemen door eene plage:

Het zyn opmerkelyke woorden die wy vinden / 1 Pet. 4 : 17. Want het is de tyd, dat het oordeel begint van het Huis Godts: ende indien het eerst van ons [ begint] welk zal het einde zyn der gener die den Evangelium Godts ongehoorzaem zyn? De Godt van den hemel / die brengt dikwils zware oordelen / over Landen / Volkeren ende koninkryken / ja wel eens over de geheele wereld / ziet dit in de Zondvloed / ende Ondergang van Sodom en Gomorra. Die oordeelen Godts beginnen meesten tyd van de Godtlooze ende onbekeerde. Wat heeft de Godt van den Hemel / niet al Landen / Steden ende Volkeren te ondergebragt / eer dat hy hun eigen Volk door zijne oordelen quam aen te tasten. Dat doet de alwyze Godt / om zyn Volk door die erempelen te leeren ende te waerschouwen / ziet 1 Cor. 10 : 6. Ende deze dingen zyn geschied ons tot voorbeelden, op dat wy geen lust tot het quaed zouden hebben. Maer het was doen de tyd dat het oordeel beginnen zoude / van het Huis Godts / van Godts eige Volk. Dat geschied wel eens meer / Godt draegt dikwils veel in hun Kinderen ende Volk / dat hy geen zonde ziet in Jacob ende geen overtredinge in Israël, Num. 23. Maer als het al te hoog gaet / ende te lange duurt / dan brengt hy ook wel eens syn oordeelen over haer / ende begint wel eerst van haer. Wat heeft Godt al oordeelen over syn Volk Israël gebragt in de Woestyne / eer dat hij de Canäaniten verdelgde. Dat doet Godt / om te tonen dat hy een Heilig Godt is / dat hy de zonde zelfs in syn Kinderen niet kan verdragen / ja in haer minder als in anderen / Hy is dog te rein van oogen, om het quaed te konnen zien, hy kan de quellinge des geestes niet aenschouwen, Hab. 1:13. Godt is geen Godt die lust heeft in godloosheid, de boze kan by hem niet verkeren, Psalm 5 : 5. Als ook om onbekeerde daer door af te schrikken van zondigen / ende haer te doen zien / dat soo Godt dat doet aen syn lieve kinderen / wat sy dan te wagten hebben / zoo dat geschied aen het groene hout, wat zal aen het dorre geschieden, Luc. 23 : 33. Ja de oordeelen Godts beginnen wel eens van een enkelde Godtzalige / ende gaen daer van daen over tot anderen. Wanneer de Heere de Stad van Jerusalem zoude vergelgen door de Babeloniers / begint dat oordeel eerst van de dood van den Godtvruchtigen Koning Josia. Ja / van den Godtzaligen Propheet Ezechiel / ofte van syn Huisvrouw / ziet dit in de afgelezene textwoorden.

Jerusalems verderf dat wordt in ons textcapittel voorspelt / maer dat oordeel zoude beginnen van ’t huis van Ezechiel. Menschen kind, ziet, ik zal de lust uwer oogen van u wegnemen door eene plage.

In ’t beginsel van ons Textcapittel / wordt ons aengetekent / het nette jaer / de nette maend / ende den netten dag / dat Jerusalem zoude belegert worden van de Babyloniers / ziet vers 1 / 2. Daer op wordt aengetoont / de vreezelyke verwoestinge van de Stad van Jerusalem / ende den Tempel / ende van het gansche Volk / door de gelykenisse van eenen ziedende pot, ziet van vers 2 tot 15. Daer op krygt de Propheet wederom een nieuwe openbaringe / vers 15. Ende den inhoud van die openbaringe hebben wy in onzen Text / ende daer in wordt getoont / hoe dat dat vreezelyke oordeel beginnen zoude van syn huis: Menschen kind, ziet, ik zal den lust uwer oogen van u wegnemen door eene plage.

Laten wy eens agt geven op deze twee voorname zaken. Namentlyk: 1. Op de aenkondiginge van het droevige oordeel / dat Godt over het huis van den Propheet brengen zoude. Menschen kind, ziet, ik zal den lust uwer oogen van u wegnemen door eene plage. 2. Zullen wy onderzoeken / wat einde ende oogmerk Godt daer mede hadde.

Het eerste deel / daer in ontmoet ons 1. De Persoon die dat oordeel aenkondigt. 2. Aen wien. 3. Ende dan / het oordeel zelfs.

א: De persoon die dat oordeel aan den Propheet aenkondigt / wordt gemelt in ’t vorige vers / dat was de HEERE. α: De Jehova. β: De ware Godt van Israël / by tegenstellinge van de Afgoden. γ: Dat zet vry wat gewigt aen de zaek by. a: Het was geen mensch die hem dat aenkondigde / daer op is altijd geen staet te maken / Psalm 116. Alle menschen zyn leugenaers. b: Het was geen andere Propheet die hem dat uit Godts last aenzeide / want daer door kan men ook ongelukkig misleid worden / gelyk blykt uit de Propheet / 1 Kon. 13 : 18 / 24. c: Maer het was Godt zelfs die hem dat openbaerde. d: Niet alleen / maer die komt hier voor als de Jehova / als de onveranderlyke / als die Godt / die wordt dat hy is / niet alleen in syne belofte / maer ook in syne bedreiginge. Als die Godt die ook was de Algenoegzame / ende magtig was / om al syn gebrek rykelyk te konnen vervullen / ende syn breuke wederom te genezen.

ב: Maer laten wy zien de persoon aen wien dat oordeel aengekondigt wordt / vers 15. Des Heeren woord geschiede tot my, ende in den Tekst: Menschen kind.

α: ’t Is buiten allen twyfel niemant anders als de Propheet Ezechiel: De Propheet Ezechiel / was a: een van de gevangelyk weggevoerde na Babel / die met de eerste gevangelyke wegvoeringe mede na Babel was weggevoert. b: Hy heeft aldaer onder het Joodsche Volk gepropheteert / dewyl de Propheet Jeremia nog gepropheteert heeft in het Joodsche Land / ende onder het Joodsche Volk. c: Hy was een zeer groot Propheet / die groote ende wonderlyke openbaringen van Godt ontfangen hadde / ende die zeer groote ende wonderlyke dingen voorzeit heeft. d: Doch veele van syne propheten zyn vry wat duister / gelyk dit alles in syn Boek te zien is.

β: Die spreekt Jehova Godt hier aen met de benaminge, van Menschen kind.

בן אדם :a in de grondtael zegt zoveel / als een kind ofte zoon van Adam / een kind ofte zoon van een mensch / een menschen kind / een kind ofte zoon van zoo een die uit de aerde is.

b: Dat is een benaminge: 1. Die aen alle menschen past / Adam alleen uitgezondert / want alle menschen buiten hem / zyn altemael menschen kinderen. 2. Die benaminge is in staet om met eenen aen te wyzen: I. Syn oorsprong / namel. uit de aerde, uit het stof / ziet Gen. 2 : 7. 1 Cor. 15 : 47 / 48. II. Syn geringheid; daer is niet slegter ende geringer als het stof / nu daer uit zyn sy / daer uit bestaen sy / daer toe zullen sy wederkeeren / Gen. 2 : 7. ende Eccles. 12 : 7. III. Syne broosheid ende bouwvalligheid / Job. 4. Sy bewoonen leme hutten, welker grondslag in het stof is. Psalm 9 : 21. Doet de Heidenen weten dat se menschen zyn. IV. Syne kleine waerde; wat is er kleinder van waerde als het stof / ziet Psalm 8 : 5. Wat is den mensche dat gy syner gedenkt. Jes. 40 : 15. Alle volkeren te zamen genomen, zyn als een drupken aen den emmer, ende als een stofken aen de weegschael.

c: Echter wordt deze benaminge van Menschen kind, inzonderheid aen drie personen gegeven / namelyk: 1. Aen den Messias / den Zoone des menschen, Psalm 8 : 5. Ende oneindige reizen in de Schriften van de Evangelisten. 2. Aen Daniël / die met die benaminge ook benoemt wordt / Daniel 8 : 17. 3. Maer boven al / wordt veel / ende byna voornaems / met die naem benoemt / onze Propheet Ezechiel / die misschien tagtig ofte negentig malen met die naem benoemt wordt / ende daer mede van Godt wordt aengesproken. Ende waerom juist deze Propheet telkens ende boven anderen zoo benoemt daer toe zal de alwyze Godt wel ter degen sijne reden gehadt hebben. /: Ende welke reden anders als om hem klein ende nedrig te houden, I. Hy was een groot Propheet / genoot groote / wonderlyke / Goddelyke openbaringen / verkeerde familiair met de Engelen / ja met Godt zelfs. II De Propheet scheen daer door verheven te wezen boven den rang der menschen. III. Ezechiel was een mensch / die nog hadde een zondig ende verdorven hert / dat zoude zig heel ligtelyk hebben komen verheffen / door de uitnementheid van de Goddelyke openbaringen / vergelyk Paulus 2 Cor. 12. IV. Daerom spreekt Godt hem telkens met die benaminge aen / om hem telkens onder het oog te brengen dat hy een mensche was; Ja dat hy was een nietig mensch / een mensch uit de aerde / een hand vol stof. //: Ja: waerom zoude de Godt van den Hemel / hem daer door syne nietigheid niet onder het oog brengen / om hem te leren dog niet te murmereren tegen den Heere / wanneer de Heere hem dat droevige oordeel zoude onder het oog brengen / dat over syn huis komen zoude. Hy moeste daer uit zien / dat het hem / die maer een hand vol stof was / niet paste / daer over met den Heere / den Godt van Hemel ende aerde te twisten. Maer hem doen zeggen / Hy is de Heere, hy doe wat goed is in syne oogen, 1 Sam. 3 : 18. Zie daer de persoon / aen wien dat oordeel aengekondigt wordt.

ג: Maer laten wy het oordeel / dat Ezechiel aengekondigt wordt / zelfs beschouwen. Ziet ik zal de lust uwer oogen van u wegnemen door eene plage. In de aenkondiging van dat oordeel / begint Jehova Godt:

α: Met het woordeken Ziet: a: Dit woordje als dat ergens voor gaet / is een teken dat er groote ende gewigtige zaken volgen zullen / dat er ongewoone ende zeldzame zaken volgen zullen. Het is een woord van opmerkinge / ja een woord van verwondering. b: Ende zeker zoo een woordje paste hier wel. De zaek die volgen zoude / zoude 1. groot ende gewigtig zyn / ende dat wel voor de Propheet / voor syn Huisvrouw / ende in opzigt van syne betekenisse voor het gansche Volk van Israël. 2. Het zoude een zaek zyn / die zeer ongewoon ende zeldzaem zijn zoude. 3. Het zoude een zaek zyn / die wel ter degen syne aendagt ende opmerkinge verdiende / ende dat wel als men aenmerkten: De zaek zelfs die geschieden zoude / aen wien die geschieden zoude / de wyze op welke die geschieden zoude / de betekenisse die die geschiedenisse hebben zoude. 4. Het zoude een zaek zijn van de uiterste verwondering. Daer in zoude klaer gezien worden / dat hier in was de hand ende de vinger Godts / Godts soevereiniteit / dat hy met het heir des Hemels, ende met de inwoonders der aarde, doet zoo als het hem behaegt, dat er niemand is die syne hand kan afslaen, ende zeggen waerom doet gy alzoo, Daniel 4. Godts Almagt / dat alles ende alle schepsel in syne hand is. Syne voorwetenschap / dat hy alles weet wat er gebeuren zoude. Syne wonderlyke ende aenbiddelyke handelinge met syne liefste kinderen. Syne onnaspeurlyke wysheid / ende dat syne gedagten niet zyn als onze gedagten, Jes. 55.

β: Maer de Heere toont aen wie dat dit oordeel treffen zoude / ende in wat persoon hy den Propheet bedroeven zoude. Het zou wezen: De lust syner oogen.

a: ’t Grondwoord zegt zoo veel als belust / het vermaek / plaisier ende genoegen schept.

b: Het is buiten tegenspraek / dat daer door moet verstaan worden / de Huisvrouw / de Egtgenoot van den Propheet. Dat is niet alleen wel af te nemen uit de benaminge / die hier aen haer gegeven wordt / maer dat blykt klaer ende duidelyk uit het 18 vers / daer getoont wordt / dat dat oordeel / dat hier voorzeit wordt / haer trof.

c: Daer syn zeer veele dingen / die een Vrouw beminnelyk maken / ende aengenaem doen zyn / in het ooge van haren man. Ende wel: 1. In ’t gemeen: I Om dat sy geschapen is voor den man / 1 Cor. 11 : 9. II Tot syne hulpe als tegen hem over / Gen. 2 : 18. III. Om dat sy een gave ende geschenk is van den Heere / Spreuk. 19 : 14. IV. Om dat sy op de naeuwste wyze met den man vereenigt is / een vleesch met hem Gen. 2 : 24. Matth. 19 : 5. V. Om dat sy is de eere ende de heerlykheid des mans / ende syn beeld draegt / 1 Cor. 11 : 7. VI. Om dat sy is een krone hares Heeren / Spreuk. 12 : 4. VII Om dat sy is den opbouw van syn huis / Ruth 4 : 11. VIII. Om dat sy is de boesemvriendinne ende het vertrouwen hares mans / Spreuk. 31 : 11. IX Omdat sy is de Huisvrouw van syne jeugd / ende syne medegezellinne in alle syne staten ende ontmoetingen / Spreuk. 5 : 18. Mat. 2 : 15. X. Om dat sy in de vereeniging met haer man / een afbeeldinge is van de vereeniging van Christus met syn Kerk / ziet Eph. 5 : 31. XI. Om dat sy een mede-erfgenaem der genade ende des levens is / 1 Petr. 3 : 7. 2 Nog nader / zommige maken haer aengenaem / ende beminnelyk by hare mannen / ende syn de lust van hare oogen / door hare groote gaven ende verhevene hoedanigheden die sy bezitten. I. Zommige door hare schoonheid des lighaems; zoo waren de Dochteren Jobs daer van beroemt / zoo eene Rachel ende anderen.. II. Zommige door hare wysheid als Abigaïl. III. Andere door hare vriendelykheid ende hertminnentheid / Dat is een lieflyke Huisvrouw. IV. Wederom anderen door hare bevalligheid in zeden / en door hare bescheidenheid. V. Wederom anderen door hare bequaemheid / om een huis wel te verzorgen / ende wel te regeeren. VI. Wederom anderen / om dat sy zich wonderlyk wel weten te schikken na het humeur van hare mannen / ende haer van de zelve verstandig laten lyden / En 3. Maer boven alles / is een Godtzalige Vrouw / de lust van de oogen van een Godtvrugtig man. I. Daer in ziet hy niet alleen syn beeld / maer het beeld van Jesus. II. Die is met hem op de zelfde weg na den Hemel. III. Daer mede kan hy Godtvrugtig spreken ende raedplegen. IV. Die kan met hem ende voor hem bidden. V. Die kan hem behulpzaem zyn in alle syne ondernemingen / die hy onderneemt voor Godt ende zyn zaek. VI. Die kan hem troosten ende ondersteunen in al zyn verdriet ende tegenheden / Ir. 4. Wat het nu geweest is / dat de Huisvrouw van Ezechiel gemaekt heeft tot de lust van syne oogen / wie zal dat zeggen? Het kan zyn de eerste dingen / het kan zyn de tweede soort. Maer boven al is het waerschynelyk / dat het de Godtvrugt zal geweest zyn / die is dog het grootste cieraed van een Vrouw / 1 Tim. 2 : 9 / 10 ende 1 Petr. 3 : 3 / 4. Door alvoor den Propheet Ezechiel / die een teder Godtzalig man was / die daer op boven alles zal verlieft zyn. Hoe het ook zy / syn Huisvrouw was van hem gelieft / ende zeer teder bemint / Dat blykt: I. Om dat sy was de lust van syne oogen. II. Om dat het anders zoo grooten slag voor hem niet zoude geweest zyn / als Godt die van hem weg nam. III. Om dat Godt anders niet nodig gehadt hadde / om hem syne rouwklagten over hetzelve zou scherpelyk te verbieden / ziet vers 16 / 17. Zie daer de persoon die dat quaed treffen zoude / ende de persoon / waer in Godt de Propheet beproeven zoude / ’t zoude wezen syn Huisvrouw / de lust van syne oogen.

d: Dat verzwaert nu het oordeel / ende de beproevinge van den Propheet heel zeer / Godt die zoude de Propheet Ezechiel aentasten. 1. Niet in hun goed. 2. Niet in syn eer ende aenzien. 3. Niet in syn ampt ofte bedieninge / daer in moest hy blyven. 4. Niet in syne kinderen / zoo hy die gehadt heeft. 5. Niet in syn leven / want het sterven zoude syn gewin geweest zyn, Phil. 1 : 21. 6. Maer in syne lieve / waerde ende zielsbeminde Egtgenoot / die hem zoo lief ende waerd was / als syne oogappel / syn grootste schat op de aerde. ’t Moest wezen: De lust van syne oogen.

γ: Maer wat zoude nu daer omtrent gebeuren? Wat oordeel zoude de Godt van den Hemel nu daer over brengen / tot beproevinge van den Propheet? Godt zoude die van hem weg nemen. a. Godt zoude haer niet bezoeken met ziektens ende krankheden / met accidenten ende andere toevallen / dat al een bitter kruis is; maer egter nog troostelyk / als men je nog maer behouden mag. b: Maer neen! Godt zoude die van hem weg nemen. I Niet door een verre ryze. 2. Niet door gevankenisse van vyanden. Niet gelyk eenen Henoch ofte Elias / die zonder Dood met ziel ende lighaem / van Godt in den Hemel waren opgenomen. Het eige grondwoord wordt hier wel gebruikt / maer het moet hier egter in die zin niet verstaen worden. 4. Maer Godt zoude die van hem weg nemen door eene natuurlyke Dood / ofte door de scheidinge van hare ziel van haer lighaem / Eccl. 12. Zoo dat het lighaem wederom tot aerde keerde, ende de geeft tot Godt die hem gegeven hadde. c: Waerlyk een grote slag voor de Propheet! Ja byna de grootste die hem konde worden toegebragt; het was syn grootste schat die hy op de aerde bezat / het was syn troost / ende ondersteuning / in syne zware ende moeilyke bedieninge / ende in al syn tegenspoed / die hy hadde. Syn voornaemste vergenoeginge / ende gezelschap in een vreemt Land in Babel / in ’t land van syn vreemdelingschap en ballingschap. Sy was zeer diep in syn hert begraven / sy zoude van syn hert ende ingewanden als worden afgescheurt. Die zoude van hem worden weg genomen / zoo dat hy die nooit wederom zien zoude; die moeste hy voor eeuwig vaerwel zeggen. O harde zaek voor den Propheet!

δ: Maer waer door zoude Godt dat nu doen? De tekst zegt / door eene plage. a: ’t Grondwoord מַגֵּפָה betekent een zeer zwaare slag / zoo een slag waer door men iemand verwondende dood. Het wordt gebruikt van allerlei plagen Godts / Zach. 14 :12, 15, 18. Van extraordinaire zware plagen ende oordelen / Kron. 8 : 2. ook wel van de pest / Num. 16: 46. b: Wat voor eene plage dat nu zyn zoude / waer door Godt haer zoude weg nemen / daer in wordt gegist / ende daer over wordt getwist. 1. Zommige meenen door eene schielyke beroerte / waer mede Godt haer zoude aentasten. 2. Andere door een hertvang. 23. Zommige meenen dat de Huisvrouw van Ezechiel al lang zoude hebben gaen gunnen / maer nu heel schielyk zoude sterven / dat niet waerschynelyk is. 4. Andere denken hier om de pest / om dat ons grondwoord daer voor wel gebruikt wordt / als wy boven getoond hebben uit Num. 16 : 46. maer dat is ook niet waerschynelyk. I. Om dat men van geen pest in die tyd in Babel leeft. II. Om dat die zelden by een mensch blyft / gelyk het hier schynt geweest te zijn. III. Om dat die wel een schielyke dood kan veroorzaken / maer niet zoo schielyk ende onverwagt als hier. IV. Om dat vir gansch wat extraordinair schynt geweest te zyn. 5. Het is allerwaerschynelykst / dat dit een extraordinaire plage zal geweest zyn / extraordinair van God haer toegezonden / waer door de Huisvrouw van Ezechiel zeer schielyk / ende onverwagt van Godt zoude worden weggerukt / zoo dat sy als van gezond / dood was; vergelyk vers 18. c: Altyd deze voorzegginge / die hier de Propheet gedaen wordt / is ook op dien tyd vervult / ziet vers 18. Dit sprak ik tot het Volk in den Morgenstond, ende myn Huisvrouwe stierf in den Avond. zegt de tekst. d: O wat heeft de magtige / ende souvereine Godt / niet al wegen ende middelen om een nietig schepzeltje / om een handje vol stof / heel schielyk te ontbinden / ende van de tyd in de eeuwigheid over te brengen. e: Dit dient wederom tot verzwaringe van de beproevinge. 1. Het is wel waer / dat een haestige ende schielyke dood / een Godtzalige heel schielyk ende zonder veele / ende langdurige smerten uit den tyd in de eeuwigheid overbrengt / ende als met een Onweder doet ten Hemel varen. 2. Maer het is ook waer / dat egter eene schielyke dood / wel eens als een Oordeel voorkomt: I. Om dat met zig zelfs zoo schielyk daer toe niet zetten kan / om zoo een groote verandering te ondergaen. II. Om dat men zo schielyk zig daer toe niet wel prepareren kan. III. Om dat het herte van de lieve Nabestaende / zoo schielyk niet daer van konnen afgescheurt worden / als wel als men dat lang van te vooren voorziet. IV. Om dat dat juist moet geschieden door eene plage / door eene extraordinaire plage / dat wat veragtelyk ende smadelyk scheen. f: Men kan denken / hoe dat het herte van den Propheet zal gestelt geweest zyn / op het hooren van deze tydinge. 1. Hy zal daer door als de dood ontstelt zyn / in syn ziel beroert / tot in ’t binnenste van syn herte bedroeft / syn zondig ende verdorven herte zal misschien daer tegen zyn opgekomen / ende heeft daer over misschien met den Heere willen twisten; ende hadde hy vryheid gehadt / wie weet wat tranen dat hy zoude geschreidt hebben / ende hoe dat syn benaeuwt herte door bittere klagten zoude hebben uitgeborsten; zoo / dat het door de lugt ende wolke zoude hebben henen gedrongen. 2. Maer nog een bitterheid boven de bitterheid: hy mag niet schryen / geen tranen storten; hy mag niet klagen / ofte rouwe bedryven; maer hy moet dit alles opkroppen. Ziet Godts uitdrukkelyk verbod dien aengaende / vers 16 : 17. 3. Dat heeft de Propheet ook mannelyk uitgevoert / ziet vers 18. Ende ik dede in den Morgenstond gelyk my geboden was. O de Propheet die was onder dit alles stil ende onderworpen. Hy dede geweld op syn lighaem / ende op de kragt van syne verdorvenheid / hy bedwong syn lighaem, ende hy bragt dat ten onder. Hy boog als een riet / onder Godts gebiedenden wil / hy sweeg met Aaron stil, hy zeide ik ben verstomt, ik zal mynen mond niet open doen, want gy o Heere hebt het gedaen. 4. Wie ziet niet / dat de Propheet die niet gedaen heeft in eigene kragten / ofte in eige kragten heeft konnen doen: maer dat hy daer toe kragt en genade van Godt moet ontfangen hebben. Als Godt extraordinaire dingen van syne kinderen / ofte van syne Dienstknegten / de Propheten eischt / zoo geeft hy haer ordinaier daer kragten toe. Toen Paulus was onder die zware verzoekinge / dat hy een scherpe doorn in syn vleesch hadde, ende een engel des satans, die hem met vuisten sloeg; gaf Godt hem genoegzame genade, ende Godts kragt wierdt in zyne zwakheid volbragt, 2 Cor. 12 : 7, 9. Zie daer de woorden verklaert / het droevig oordeel dat Godt den Propheet aenkondigt.

Maer laten wy overgaen tot het tweede deel / ende eens onderzoeken / wat einde ende oogmerk dat Godt daer mede hadde. Godts einde ende oogmerk in deeze gebeurtenisse kan tweederley geweest zyn / namentlyk of principael / ofte min principael.

א: Godts principael einde in deze geschiedenisse is geweest: α: Om het Volk van Israël daer in te toonen / Hoe dat hy alle het begeerlyke / dat het alleraengenaemste was in hare oogen / als hare Stad van Jerusalem / haren Tempel / ende al wat haer lief ende waerd was / van haer zoude weg nemen / gelyk als hy de Huisvrouw van Ezechiel van hem weg nam. β: Dat hy dat zeer schielyk ende onverwagt zoude doen / gelyk hy Ezechiels Huisvrouw schielyk ende onverwagt weg nam. γ: Dat gelyk als Ezechiel geen rouwe mogte bedryven over syn Vrouw / ook in zelfs daer over geen rouwe zouden mogen / ofte konnen bedryven. Ziet dit alles heel klaar uitgedrukt vs. 21, 22, 23, 24.

ב: Maer behalven dat / zoo konde Jehova Godt / met die zeldzame geschiedenisse / nog andere dingen leeren aen Ezechiel / aen ’t Joodsche Volk / ende aen ons allen: Namentlyk / Godt toonde daer in klaer / α: Dat hy een soeverein Godt is / die met alle syne schepzelen doet, zoo als het hem behaegt, ende dat niemand syn hand kan afslaen, ende zeggen waerom doet gy alsoo. Godt neemt de Huisvrouw van Ezechiel maer weg / als dat hem behaegt / ende dat wel daer het niet noodzakelyk scheen; want Godt konde die zelfde zaek wel door eene andere gelykenis aen ’t Volk geleert hebben / al was dat niet geweest door ’t leven van een Mensch / ende van zoo een dierbaer pand van Ezechiel / gelyk boven door die ziedende pot. Maer neen! het moest juist de lust van Ezechiels oogen wezen. β: Wyst Godt daer mede aen / dat dikwils eenderlei wedervaert de regtvaerdige ende de goddelooze, ende die Godt vreezen ende niet vreezen. Niet alleen de onbekeerde; maer ook de Godtzalige hebben hebben haer kruis. γ: Wyst dit aen / dat Godt dikwils wonderlyk handelt met syne liefste kinderen / ende die wel eens brengt onder de bitterste kruisen ende tegenheden tot hare beproevinge. Die de Heere lief heeft, kastydt hy, ende hy geeselt eenen iegelyken zone die hy aenneemt Hebr. 12. δ: Dat de Godt van den Hemel / wel eens de dierbaerste panden van syne kinderen wegneemt; ofte a: Om syn souvereinheid te toonen / b: Of om hare zonden / c: Of om hem te beproeven / d: Ofte om hem verlocheninge ende onderwerpinge te leeren / e: Ofte om dat sy daer afgoden van maken / daer te veel op gezet syn / ende die als een scherm worden tusschen Godt ende hare ziele. ε: Zoo leeren wy hier uit ook heel klaer / hoe dat extraordinaire plagen ende oordeelen / die Godt brengt over iemand / niet altyd bewyzen zou van syn toorn ende misnoegen tegen zoo iemand / ofte eigentlyk gezegde straffen. Maer dat Godt die dikwils wel eens over syne kinderen brengt / tot hare beproevinge / ofte om andere redenen / syne wysheid bekent. Godt neemt Ezechiels Huisvrouw weg door eene plage. Ende daer zyn niet de minste tekenen van misnoegen tegen Ezechiel in de gansche Historie. Maer Godt toont dat er andere redenen waren. ziet vers 21, 22, 23, 24. Maer genoeg tot verklaringe van den tekst.

Laet my toe myne waerde ende lieve toehoorderen / myn waerde Gemeente van Westzaendam / dat ik een woord van toeëigening / na tyds gelegenheid mag spreken / het leid doch boven / het moet er uit.

Myne toehoorderen zullen heel ligtelyk konnen zien / waerom ik die woorden hebbe afgelezen / ende dezelve wat nader verklaert hebbe: Namentlyk. Het heeft dezelfde souvereine Godt behaegt / my in dezen in het zelfde geval met de Propheet Ezechiel te stellen / ende de lust van myne oogen weg te nemen door eene plage.

Dat de aenbiddelyke Godt van my weg genomen heeft / dat is myn lieve ende waerde Huisvrouw. Een Vrouwe die goed was.

Door zig zelfs. Sy was een Mensch / sy hadde ook hare zondige gebreken / die sy heel dikwils met heete tranen beweende / ende daer over verzoeninge zogt in ’t Bloed van het Lam. Maer sy hadde ook hare deugden. Ik / ende die gene / die het werk van genade kennen / ende de familiairste ommegang met haer gehadt hebben / hebben aen hare genadenstaet niet getwyfelt / hoewel sy voor haer zelfs meesten tyd duyster was / ende door veele twyfelingen geslingert wierdt. Genade was by haer de groote zaek / ende dat lag haer boven al op het herte. Haer hertelust ende leven was / te wezen in de gezelschappen van de ware Godtzalige / ende daer was sy in haer regte element. In alle gezelschappen zoo sy eenige bywoonden / zogt sy te stigten / ofte stigtinge te ontfangen; misten sy dat / zoo hadde sy een bekrompe conscientie. Sy was een groote liefhebber van de oude ende beproefde waerheid / maer op zoo veele zielen na den Hemel gegaen zyn / ende een groote vyandinne van alle dwalingen / ketteryen ende niewigheden. Sy was gezet op hare tyden van afzonderinge / ende hadde in hare gezontheid hare vaste dagen. Het welzyn van Godts Kerke / lag haer zeer op haer hert / ende daer van hing voor een groot gedeelte hare bydschap / ofte droefheid van af. Sy mag doorgaens vry wat droefgeestig / ende zag altyd groote zwarigheden voor uit.

Sy was een Vrouwe die waerlyk goed was voor my: sy was de lust van myne oogen / sy was de Huisvrouwe van myne jeugd; myne blydschap ende kroone. Sy was een goede Vrouw voor haer Huis / een goede Huishoudster / ende in staet om dat wel te bezorgen. Wy hadden malkanderen hertelyk ende ongeveinst lief. Sy was altyd met een tedere zorg voor my aengedaen / ende zoo / dat sy dikwils haer zelfs vergat. Sy was waerlyk niet veel voor haer zelfs / maer het was wel / als sy my maer konde verquikken. O! wat zal ik haer in deze niet missen. Sy hadde eene tedere zorge over hare kinderen / ofte kind / inzonderheid over hare eeuwige staet. O wat heeft sy niet al gebeden voor haer voor den Troon uitgestort / die wy wenschen dat in gedagtenisse tot Godt mogen syn opgeklommen.

Sy was een Vrouw die waerlyk nuttig was voor het gemeen / in zoo verre als een Vrouw van een Leeraer betrekking heeft op de Gemeente. Sy was goedhertig / sy was gul ende openhertig / ende een vyandinne van alle bedektheid. Sy was zeer behulpzaem / ende zeer genegen om ieder te helpen / ende bragt daer door haer zelfs wel eens in ongemakken. Sy was zeer genegen om Zieken / kranken / ende elendige te verquikken / ende daer dede sy veel werk toe / inzonderheid als het Godtzalige waren. Haer groote toeleg was doorgaens om te stigten / ende om de ziele dog nuttig te zyn. Sy was zeer gezet op de publieke Godtsdienst / daer was sy altyd als sy konde / nooit stond haer stoel ledig: Ook hadde sy veel hert voor de gereguleerde Oefeningen van de ware Godtzalige / ende was meest altyd daer tegenwoordig; ja het is menigmael gebeurt / als ik na de kerk gaende / van haer myn afscheid nam / ende sy door ziekte niet konde mede gaen / dat sy schryende beklaegde / dat sy dat geluk nu niet genieten mogt. Kort om / het Gemeen zal daer van vry wat aen verliezen. Iemand zal misschien denken / ende misschien wel zeggen: gy zegt al veel van uw Vrouw; ’t is zoo; ende misschien past dat my niet / om dat sy my te na is. Draegt dat eens in my. Ondertusschen zoo weete ik niet beter / ofte ik zegge in alles de waerheid; ik ben my zelfs niet anders bewust / ende ik durf my heel wel beroepen op de conscientien van die genen / die haer van naem gekent hebben.

Maer zie daer / Godt de souvereine Godt / heeft het behaegt / deze myne lieve Huisvrouwe / de lust van myne oogen wegtenemen van my / door eene plage.

Het heeft Jehova Godt behaegt haer van my weg te nemen; namentlyk door de dood. Sy is niet meer; sy is henen gegaen den weg der ganscher aerde. Ik zal haer nooit meer zien in myn huis. Sy zal nooit meer van de Gemeente gezien worden in Godts Huis. De Godtzalige zullen haer nooit meer zien in hare Gezelschappen. Sy heeft dien grooten stap gedaen uit den tyd in de eeuwigheid: sy heeft de aerde / zoo wy met veel grond mogen denken / verwisselt in den Hemel: haer man met haren Zielsbruidegom Jesus; haer kind / hare nabestaenden / hare goede vrienden / de gezelschappen der ware vromen / heeft sy verwisselt met het gezelschap der Hemelingen / der Engelen / ende der zielen van de volmaekte regtvaerdigen. Sy is ontbonden / los gemaeckt / ende ontslagen van een door en door elendig ende pynelyk lighaem. Nu heeft haer zugten / kermen ende klagen een einde / alle hare tranen zyn van hare oogen afgewischt; nu zingt sy onder de rye ende lofzangen der Engelen / de eeuwige Halelujahs voor Godts Troon.

Jehova Godt heeft haer van my weg genomen door eene plage. Door eene plage die bitter was / zeer pynelyk / ende smertelyk / by dagen ende by nagten; door eene plage die langdurig was; door eene plage die dikwils zeer hoog gaende was / ende boven vermogen scheen om te konnen gedragen worden / ende die haer meenige tyden als tot een martelaresse maekte. Ik ben een man / die daer in elenden gezien hebbe / ende het is een wonder / dar ik in dien tyd nog ben in staet geweest / om mynen dienst te konnen waernemen. Wat zullen wy tot dit alles zeggen? Hy is de Heere / hy doet wat goed is in syne oogen. Niet alleen myn goede Vrouw / maer daer waren in die tyd vele beproefde Godtzalige / die van die zelve quael / ende sommige veel erger als sy / wierden aengetast. Maer sy / en die andere Godtzalige zyn dit nu al te boven; Dien goeden stryd die is gestreden, dien loop is geëindigt: sy hebben de krone der regtvaerdigheid al op haer hoofd.

Daer zit ik nu / daer zit ik nu met zoo veele anderen / die nevens my het zelfde lot hebben / ende haer geliefde ende teder beminde Egtgenoten quyt zyn. Daer zit ik nu in een droevige ende treurige staet / myn grootste schat / myn lieve Huisvrouw / de lust van myne oogen is van my weg genomen door eene plage. Ik mis haer in alles / ende dat in myne klimmende ende hoog klimmende jaren / waer in ik haer meest van node hadde. O! myne ziele zoude wel als nederzygen door droefheid / te meer / als ik gedenke aen alle die smerten / die sy heeft uitgestaen.

Maer / myne lieve Vrienden! de Godt van den Hemel en de natuur der zake / leert my anders. Het is de souvereine Godt die het doet; ’t past my stil te zyn. Godt leent ons de schepselen voor een tyd / ende zoude wy morren / als Godt syn geleent goed wederom t’huis haelde? Godt heeft se my al een geruimen tyd geschonken / ruim 38 jaren; meenig mag dat niet gebeuren. Ik ben ’t is waer / myne dierbare schat gunt; maer ik zie ook een einde van die diepe elende / met welke sy zoo lang heeft moeten worstelen / die my dikwils als door de ziele sneedt. Ik geloof dat hare verwisseling gelukkig is / ende zoude het my passen / haer geluk te benyden? Het is al haer wensch / zugten ende bidden geweest / ende dat al een lange tyd / dat Godt haer wilde ontbinden ; ende sy is wel misnoegt op my geweest / dat ik om hare ontbindinge niet hertelyk konde bidden. Ik onderga maer het zelfde noodlot / dat duizenden ende millioenen met my dagelyks ondergaen. O dat ik nu meer / ende oneindig meer in een algenoegzaem Godt mogte vinden / dat ik in dat schepsel verloren hebbe / wat zoude ik gelukkig zyn!

Maer myne lieve / ende waerde Vrienden / myne lieve ende waerde Gemeente van Westzaendam! Laet ons ondertusschen uit dit geval / uit dit Sterfgeval eenige nuttige dingen vor ons zelven leeren.

α: Leeren wy hier uit de nietigheid van een mensch / hoe hoog dat hy ook schynt. Hy is een menschen kind / hy is uit de aerde / hy is een handje vol stof / hy draegt den adem in syne neuze; ’t minste schepseltje kan hem dooden / ende wederom tot aerde doen keeren; elk oogenblik staet syn leven ende dood / syne gezontheid ende krankheid / al syn geluk ende ongeluk / voor den tyd / ende voor de eeuwigheid in Godts hand. Is dat zo: a: Hoe bespottelyk is het dan / ende hoe walgelyk voor Godt ende voor de menschen / dat zoo een schepsel nog trots ende hovaerdig is? b: Hoe durft het zoo een aerdworm wagen / om tegen die groote Godt van Hemel ende Aerde te zondigen / ende die boos syne zonde te tergen? c: Hoe durft zoo een nietig schepseltje te morren / te knorren ende te murmureren / tegen syn Schepper ende Onderhouder / die niets aen hem verpligt is / aen wien dat hy alles verbeurt heeft / ende op wiens langmoedigheid hy alleen leeft.

β: Dat wy hier zien / wat een gezegende staet het is / als Man ende Vrouw / door ’t Huwelyk aen malkander verbonden / malkanderen hertelyk liefhebben en beminnen / ende dat den een den anderen is de lust van syne oogen. Gelyk het Huwelyk het grootste is / dat een mensch onder de tydelyke zaken hier op de aerde verrigt / zoo is ’t in ’t Huwelyk het grootste / malkander hertelyk te beminnen. Geniet je dat: a: Erkent het voor de grootste weldaed / die u Godt onder de lighamelyke weldaden schenken kan. b: Ende waerdeert ende schat malkanderen hoog / dewyl dat gy malkanderen moogt genieten / eerlang zal de eene ofte de andere van u worden weggenomen / ende dan zult gy anders een droevig naberouw hebben.

γ: Leert hier uit / hoe dat Godt dikwils wonderlyk handelt met syne allerliefste kinderen. Wy lezen Rigteren 13 : 19. dat de Engel die aen Manoah verscheen / wonderlyk handelde in syn doen. Zoo ook de Heere met syn gunstgenoten; wy konnen dikwils de waerom / ende de dieptens van Godts wegen niet pylen. Ontmoet ons zulks / o dat a: wy stil zyn / ende buigen ende bukken voor den Heere. b: Dat wy denken dat Godt soeverain is / ende geen reden geeft van al syn doen. c: Dat wy denken dat Godt alwys is / ende dat er een diepte is in Godts wegen die wy niet pylen konnen / Rom. 11. d: Dat wy geloven dat Godt door oneindige wegen ons geluk kan bevorderen / die wy dikwils nooit / ende zomtyds maer van agteren zien. c: Dat wy / al was het blindelings / als wy maer zien dat het Godts werk is / syn weg mogen approberen ende aenbidden / ende denken dat het Godt is / die het met syn doen goed maekt.

δ: Leert hier uit / hoe dat Godt dikwils de bitterste ende naerste wegen inslaet met syne liefste kinderen / die hy meest bemint / ziet het in een Abraham, in eenen Job, in David, ende zoo veele andere Godtzaligen / Hebr. 12 : 6. Die de Heere lief heeft kastydt hy, ende hy geesselt eenen iegelyken Zoone die hy aenneemt. Dat doet de Heere om a: haer over hare zonden te kastyden. b: Of enkel om syne souvereinheid te toonen. c: Ofte om haer te beproeven. d: Ofte om haer leidzaemheid ende zelfsverlochening te leeren. e: Ofte om haer herte los te maken van de aerde. f: Ofte om haer te doen zugten na den Hemel. g: Ofte om haer eenig beseffen te geven van het bittere van de zonde / en van ’t lyden / dat Jesus voor haer heeft uitgestaen / Ir.

ε: Leeren wy hier / hoe dat extraordinaire oordelen / die Godt over iemand brengt / niet altyd tekenen zyn / dat die personen extraordinair gezondigt hebben. a: Het gebeurt wel eens / ja al dikwils / dat Godt extraordinaire zonden / ook exemplaerlyk straft / zoo dat het de heele wereld ziet. b: Maer dat geschied niet altyd zoo / Godt heeft dikwils andere ende wyze redenen / waerom hy dat doet. Dat zien wy hier in den Propheet / dat zien wy in Job ende anderen / dat verklaert de Heiland duidelyk contrarie / Luc. 13 : 2 / 4. c: Daerom moeten wy met ons oordeel hier in voorzigtig zyn / ende 1. Aen de eene kant onze oogen niet sluiten / als Godt om eenige extraordinaire zonden / iemand exemplaerlyk straft / wy moeten dat zien ende opmerken; dat is Godts einde daer in / 1 Cor. 10 : 6. Die dingen zyn geschied ons tot voorbeelden, op dat wy genen lust tot het quade zouden hebben. 2. Ende aen den anderen kant niet los ende ligtvaerdig oordelen / ende zonder genoegzame grond / voor al niet / als dat uit haer ende bitterheid / ende uit een verkeert beginsel voorkomt; haer tegen waerschouwt de Heiland de Joden / Luc. 13 : 2 / 4. 3. Komen de zaken ons twyfelagtig voor / zyn der reden voor den eenen / ende voor den anderen kant / zoo is het veiligste / na den aert der liefde hier in het beste te oordelen.

5: Leeren wy hier uit / dat wy alle eens sterven zullen moeten / ende dat Godt ons door den dood eens wegnemen zal / ’t zy door een natuurlyke / het zy door een geweldige dood: Psalm 89 : 49. Wat man leeft er die den dood niet zien zal, ende die syne ziele zal bevryden van het geweld des grafs. Hebr. 9 : 27. Het is den mensche gezet eenmael te sterven en daer na het oordeel. Og dat wy dat wat veel mogten gedenken / ende dat dat wat veel met indruk op onze ziele viel!

ζ: Dat wy daer uit leeren / ons intyds tot de dood te beryden. a: Myn lieve Toehoorderen / dat is zulk een groot werk / daer is zoo veel aen vast. b: Wy weten niet wanneer wy sterven zullen / wy zyn geen oogenblik zeker / ende zoo de dood ons vindt / zoo neemt se ons weg. c: Godt kan ons schielyk ende haestig / ende in een moment wegnemen / zoo dat wy geen tyd hebben om ons te beryden. Ziet het in de Huisvrouw van onze Propheet. d: Geeft Godt ons al een lang leger / wy hebben dikwils zoo veel te doen met de ziekte / met pyne / met ongemakken / dat wy weinig tydts in staet zyn om te konnen werken. Dat hebbe ik wel in my zelfs / in myne lieve Huisvrouw / ja dat hebben de meeste van ons / de eene ofte de andere tyd wel ondervonden ; hoe zullen wy dat dan doen op ons krank ende doodbedde. e: Wy weten niet of het Godt dan behagen zal / ons daer toe genade te geven. Hebben wy die niet gezogt in onze gezondheid / zal Godt alzoo gereed staen om ons die te geven / als wy ziek ofte krank zyn / ende niet anders konnen. f: Het is zoo gerust en zoo een troostgrond / als dat groote werk gedaen is: hadde ik dat niet gehadt in myn waerde Vrouw / ik zoude geen raet geweten hebben / om haer te troosten in hare elende. g: Men kan zoo weinig staet maken op zulke late werkzaemheden / die op het krankbedden eerst beginnen. h: De dood kan ons dan nooit verrassen wanneer sy ook komt; de ziel mag wat meer in ’t ligt / ofte in het duister zyn / den Hemel kan haer niet ontgaen ; sy kan dat Triomflied zingen / ik heb den goeden stryd gestreden, den loop geëindigt, het gelove behouden. Voorts is my weggelegt de krone der regtvaerdigheid, die de regtvaerdige Rigter my in dien dag geven zal, & c. 2 Tim. 4 : 7, 8.

η: Laet ons leeren / uit onze overledene Egtgenoot: a: Hare gebreken ende zwakheden / die zig in haer ontdekt hebben te vermyden / ende dat die ons als bakens in zee mogen wezen / om ons daer voor te wagten. b: En aen den anderen kant hare deugden / die sy waerlyk bezat / tragten na te volgen.

θ: Leert hier uit eindelyk / u zelve wel omtrent my / die sy overlaet / te gedragen. a: Ik ben nu een oud Man van 66 Jaren. b: Het zal nu in ’t kort al 30 Jaren wezen / dat ik u Leeraer geweest ben / ende het is al over de 40 Jaren dat ik Predikant geweest ben. c: Ik hebbe zeer veel werk in deze Gemeente van tyd tot tyd gedaen. d: Het heeft de Godt van den hemel behaegt / mijn dienst niet ongezegent te laten / tot bekeeringe van menschen / ofte tot opbouw van de Godtzalige / zoo in de Gemeente van Sommelsdyk, als ook in deze Gemeente. De meeste daer van zyn al na de eeuwigheid / ende verscheiden daer van leven nog. e: Ik hebbe veel genoegen ende vermaek in deze Gemeente gehadt / veel liefde ende vriendschap / ook veel bitterheid / haet en smaet ende vervolginge. Of ik daer toe reden gegeven hebbe / zal Godt oordeelen. Altyd / ik ben het ontworsteld / ende tot nog toe te boven gekomen / door des Heeren wonderlyke ende aenbiddelyke ondersteuning. f: Nu ben ik zwak / ende tot eenige deelen van myn dienst onbequaem / egter Godt houdt my nog op den Predikstoel / hoe lang dat duren zal is Godt bekent / de minste stoot kan my dat beletten. g: Doet my by dat verdriet dat ik hebbe / door ’t verlies van myn Vrouw / geen meerder verdriet aen / ende dat in myne zwakheid ende hogen ouderdom / ik zoude niet veel meer konnen dragen: maer in tegendeel zoekt my te verquikken / te ondersteunen / ende zoo veel als mogelijk is op te beuren. h: Zoekt inzonderheid ernstig te wezen in de publieken Godtsdienst / ende zoekt met myn dienst / zoo veel / ende zoo lang gy die nog hebt / nevens den dienst van myn eerwaerde Amptsgenoot / nut te doen voor uwe kostelyke en dierbare ziel. Doet my die smerte ende bitterheid niet aen / dat ik nog in mynen ouden dag zoude moeten zien / dat de Godtsdienst verflaeuwde / ende den iever verzwakte / ende dat het al te mael te rugge ging / daer ik zoo lang over gearbeid hebbe / het zal misschien met my niet lang meer duuren. i: Ende dan is eindelyk myn hoop ende wensch / dat ons einde mag gelukkig zyn / ende dat ik u in den grooten dag niet zal hoeden te beschuldigen: maer zal konnen zeggen / (och Godt verweerde u ende my daer toe!) Ziet Heer hier ik / ende de kinderen die gy my gegeven hebt. Amen / het zy alzoo!

E I N D E

Voetnoten

Een vierluik naar aanleiding van ‘Genetic Entropy’ (van dr. John Sanford) – Samenvatting deel 1

Noot van de redactie: Nog niet zo lang geleden verscheen het boek ‘En God zag dat het goed was’. Een boek waarin vooral voorstanders van een vorm van theïstische evolutie (hetzij door directe verbinding, hetzij door boedelscheiding) schrijven over oorsprongsvragen. Kort nadat het boek verschenen was en voordat er een studiedag belegd werd, besloot ‘Stichting Logos Instituut’ om iedere medewerker aan het boek (of spreker op de studiedag) een exemplaar van ‘Genetic Entropy’ te sturen en zo de auteurs allereerst erop te wijzen dat menselijke evolutie biologisch niet werkt en ten tweede te laten zien dat er alternatieven zijn voor Universele Gemeenschappelijke Afstamming. Het persbericht hebben wij onlangs ook gedeeld via deze website. Er kwam geen enkele inhoudelijke reactie van de voorstanders van een vorm van theïstische evolutie, laat staan dat het gebodene weersproken of zelfs weerlegd werd. Bij enkelen kon er gelukkig wel een bedankje vanaf, maar daar bleef het bij. Dr. ir. Erik van Engelen werpt met zijn vierluik nieuw licht op deze publicatie. Wie weet komen de waarde opponenten nu wel met een reactie!

Inleiding

‘Genetic Entropy’. “Genen worden met de tijd niet door evolutie steeds verrijkt, maar zijn, daarentegen, aan slijtage onderhevig zijn doordat mutaties ophopen.”

Het stond nog altijd op mijn to-do-list om het boek ‘Genetic Entropy‘ van J.C. Sanford te lezen. Sanford is een emeritus hoogleraar aan de Cornell University, een zeer gerenommeerd instituut, die de genetica van planten tot zijn vakgebied had. Hij heeft veel onderzoek verricht. Oorspronkelijk was hij evolutionist, maar hij heeft die zienswijze verlaten en is creationist geworden. Hij heeft, inmiddels al wel heel wat jaren geleden, het boek ‘Genetic Entropy‘ geschreven, omdat hij denkt dat de genen met de tijd niet door evolutie steeds verrijkt worden, maar, daarentegen, aan slijtage onderhevig zijn doordat mutaties ophopen. In de herfstvakantie heb ik de tijd gevonden om het boek uit te lezen. Het is een interessant werk. Niet buitengewoon diepgravend of technisch. Voor een niet-ingewijde in het vakgebied eigenlijk ook wel goed te volgen. Het is opvallend dat hij eigenlijk geen grote nieuwe inzichten geeft. Wat hij vertelt is zo’n gewoon standaard genetica, maar dan op zo’n wijze verwoord dat het duidelijk maakt dat ons genoom niet door evolutie steeds meer informatie verkrijgt. Veel dingen wist ik eigenlijk al wel, maar enkele zaken had ik me vooraf niet zo gerealiseerd, zoals bijvoorbeeld het principe, dat selectie plaatsvindt op het fenotype en niet op het genotype, maar dat, voor opgaande evolutie, een verbetering van het genotype nodig is. Een zwakte van het werk van Sanford is, dat hij in sommige uitspraken net wat té extreem is. Zo stelt hij dat er geen voordelige mutaties zijn. Die zijn er natuurlijk wel, ook al zijn die ver in de minderheid ten opzichte van de nadelige mutaties. Hij weet dat soort dingen zelf ook wel, maar zet vanwege retorische redenen zijn punt wat extremer neer dan nodig is. Dat is jammer, want het is niet nodig en maakt hem vatbaar voor commentaar. Selectie is gemiddeld genomen bij lange na niet in staat om alle nadelige mutaties te elimineren, laat staan dat selectie in staat is om voordelige mutaties te laten accumuleren. Dat komen we ook tegen bij zijn uitspraken over de evolutie van het griepvirus. Het griepvirus H1N1 zou volgens hem in degeneratie zijn. Ik denk niet dat daar sprake van is. Ook is verminderde ziekte door griep geen symptoom dat het genoom van een virus zou degenereren. Het is immers niet het levensdoel van een virus om mensen ziek te maken. Afgezien van deze kanttekeningen is het boek van Sanford lezenswaardig en zie je, ook op internet, dat er eigenlijk geen gefundeerde weerleggingen zijn van de kern van zijn betoog.

Geen blauwdruk (hoofdstuk 1)

In hoofdstuk 1 legt Sanford uit dat het genoom van een organisme geen blauwdruk is maar een handleiding. Het genoom bevat een handleiding vol met instructies over hoe de cel en uiteindelijk het geheel van de cellen, het lichaam, moet worden opgebouwd en moet werken. Deze handleiding is heel erg groot. Voor de mens bestaat die uit een paar miljard letters. Eigenlijk is ons genoom niet te vergelijken met een boek, maar met een complete bibliotheek met boeken, met hoofdstukken, met alinea’s, met zinnen en woorden. Sanford benadrukt hoe ontzettend veel informatie in het genoom aanwezig is, en dat er sprake is van data-compressie van informatie die op veel verschillende manieren gelezen kan worden en tot verschillende functionele uitkomsten leiden. Het is geen lineaire, maar een 3D-architectuur met gebieden die wel-, en gebieden die niet afgelezen worden. Gebieden die naar voren afgelezen worden maar die ook achterwaarts afgelezen kunnen worden en dan ook functionele waarde hebben. Waar komt al die informatie vandaan? En hoe kan het worden onderhouden? Dat is de mysterie van het genoom.

Volgens Sanford is het belangrijke primaire axioma binnen de biologie: “Life is life because random mutations at the molecular level are filtered through a reproductive sieve acting on the level of the whole organism.” Hij ondergraaft dat axioma. Hij stelt de vraag hoe random mutaties ertoe kunnen leiden dat uit eenvoudige organismen complexe organismen ontstaan. “Isn’t it remarkable that the primary axiom of biological evolution essentially claims that typographical errors and limited selective copying within an instruction manual can transform a wagon into a spaceship in the absence of any intelligence, purpose, or design? Do you find this concept credible?” Dat is op zich ook ongeloofwaardig. Nu zullen evolutionisten zeggen dat deze uitspraak geen axioma is, maar een uitkomst van gedegen wetenschappelijk onderzoek. Ook dan is Sanford al tevreden, want dan kan er tenminste over gesproken worden. Persoonlijk denk ik niet dat deze stelling in officiële zin een axioma is, maar wel dat ze in praktische zin vaak deze functie vervult.

Zijn alle mutaties goed? (hoofdstuk 2)

Hoofdstuk 2 gaat erover of mutaties goed zijn. Het antwoord van Sanford is dat random mutaties altijd informatie vernielen. Mutaties zijn typefouten in het levensboek. Dat veroorzaakt schade. Dat zien we in het verouderingsproces. Dat proces wordt in gang gezet door mutaties. Vrijwel alle mutaties zijn schadelijk. Dat zien we alleen al als we kijken hoe ijverig wetenschappers zoeken naar mutaties die voordelig zijn, en hoe weinig ze daarvan vinden. Vrijwel altijd blijkt de “voordelige” mutatie een verlies aan informatie te zijn die voor het individu in dit geval dan toevallig goed uit komt. Dat mutaties nadelig zijn wordt duidelijk als de metafoor van de handleiding wordt gebruikt. Zelden wordt een handleiding beter als er typefouten in komen te staan. Laat staan als er bij elke keer als de handleiding opnieuw wordt gedrukt er weer nieuwe kopieerfouten bij komen. Een belangrijk punt van Sanford is dat bijna alle mutaties, heel weinig negatief effect hebben, maar tóch een negatief effect. Net als het roesten van een auto. Een enkel roestspikkeltje doet geen kwaad. Dit is een belangrijke gedachte. Evolutionisten stellen dat veel mutaties volstrekt neutraal zijn. Dan ontstaat daaruit een pool van info die wellicht voordeel kan opleveren. Voor Sanford zijn typefouten in de handleiding nooit volledig neutraal. Er verandert altijd wat. Een belangrijk punt hier is dat Sanford aanneemt dat het genoom voor het grootste deel functioneel is. Als iets functioneel is, dan is de kans dat het door een mutatie verandert tot iets minder functioneels levensgroot. “It is becoming increasingly clear that most, or all of the genome is functional. Therefore, most mutations in the genome must be deleterious”. Evolutionisten beschouwden vanouds het grootste deel van het genoom als junk, rommel. Dan zijn mutaties daarin niet nadelig. Maar de gedachte dat het grootste deel van het genoom junk is, is volledig achterhaald. Voordelige mutaties zijn in de ogen van Sanford dermate zeldzaam, dat die in modellen gewoon kunnen worden genegeerd. Die spelen geen rol. Belangrijk in de redenatie van Sanford dat juist heel licht negatieve mutaties heel vaak voorkomen en dat juist die mutaties niet kunnen worden weggeselecteerd. Hij maakt hier gebruik van gegevens van Kimura. Kimura definieert een near neutral box, dat zijn mutaties die zo weinig negatief effect hebben (en dat zijn verreweg de meeste mutaties), dat Kimura deze volledig neutraal noemt, maar dat is volgens Sanford incorrect. Ook de zeldzaam optredende voordelige mutaties vallen grotendeels in de near neutral box en die kunnen dus ook niet geselecteerd worden. Ze hebben te weinig effect om door de omstandigheden gezien te worden. “Everything about the true distribution of mutations argues against mutations leasing to a net gain in information, as needed for forward evolution”. Selectie heeft het druk met het selecteren van nadelige mutaties.

Hoeveel mutaties kan een genoom aan? (hoofdstuk 3)

Hoeveel mutaties is teveel? Het menselijk genoom muteert te snel. Men heeft zich al langere tijd geleden zorgen gemaakt over het idee dat zich in het menselijke genoom nadelige mutaties ophopen. Een mutatieopeenhoping van 0.12 tot 0.3 per persoon per generatie was al zorgelijk. Want die moet wel weer door selectie verwijderd worden, wil men voorkomen dat het DNA in de loop van de tijd achteruit gaat. Lang werd gedacht dat een mutatiesnelheid van 1 per persoon en generatie het maximum zou kunnen zijn wat de menselijke soort aan zou kunnen. Nu is het echter common sense dat het aantal mutaties 100 per persoon per generatie is. We hebben dus 100 mutaties van onze ouders, maar 100 ook van onze grootouders en verder en verder en verder terug. Die kunnen we natuurlijk nooit allemaal uitselecteren. Daar zitten grote en kleine mutaties bij. Ook mitochondrieel DNA heeft één mutatie per persoon per jaar. Mitochondriën recombineren niet, die krijg je alleen van je moeder. Dat leidt tot een probleem dat Muller’s ratchet wordt genoemd. Het DNA kan nooit verrijkt worden maar moet degraderen en informatie die verloren is gegaan, krijg je nooit terug. Het is mooi dat in wetenschappelijke artikelen over Muller’s ratchet exact dezelfde redenatie als van Sanford terug te zien is.

Op zoek naar moraal in de dierentuin – Twee jonge chimpansees geboren in Burgers’ Zoo

Sinds het najaar van 2023 hebben we als gezin een abonnement op de dierentuin Burgers’ Zoo te Arnhem. Een dierentuin waar de verschillende aangelegde ecosystemen opvallend en indrukwekkend zijn. Deze dierentuin is absoluut een aanrader en de bestudering van het geschapene leidt tot verwondering. De dierentuin heeft ook een chimpanseegroep en daar zijn het afgelopen jaar twee jongen geboren. Deze groep werd bekend vanwege het onderzoek van dr. Frans B.M. de Waal en zijn boek ‘Chimpansee-politiek’.1

Op zoek naar moraal in het chimpanseeverblijf? De chimpansees waren vanwege de kou alleen binnen te zien. Foto genomen door Jan van Meerten op 6 januari 2024.

Twee jongen

Burgers’ Zoo doet met de chimpansees mee aan een Europees populatiemanagementprogramma. Ze willen met name met de West-Afrikaanse ondersoort gaan fokken, omdat dit ondersoort kritisch bedreigd is. Afgelopen jaar was het een bijzonder vruchtbaar jaar voor de dierentuin. Op 30 september 2023 werd er een mannetjeschimpansee geboren2 en op 28 oktober 2023 een vrouwtjeschimpansee.3 De chimpanseejongen zijn nu publiek te zien. Eén ervan hebben we zaterdag ook gezien. De geboorte van het laatste jong is bijzonder, omdat de moederchimpansee nog niet zo lang in de dierentuin is.4 Chimpansee Laura is afkomstig uit de Deense dierentuin van Aalborg. Een aantal individuen van deze groep zijn al hoogbejaard (boven de 35 of 40 jaar). Het babymannetje is een zoon van de wereldberoemde chimpansee Tushi. Deze chimpansee werd wereldberoemd nadat zij met een tak een drone uit de lucht had geslagen.5

Chimpanseemoraal?

Dierentuinen die in het bezit zijn van chimpansees of bonobo’s, kunnen het vaak niet laten om aan de aangeboden informatie over deze dieren, naturalistische natuurfilosofie over menselijke evolutie toe te voegen.6 Als zouden deze dieren een gemeenschappelijke voorouder hebben met mensen. Op de informatieborden bij deze dieren in Burgers’ Zoo is, bijzonder genoeg, geen dergelijke pontificale naturalistische natuurfilosofie te vinden. Er wordt feitelijke informatie gegeven en de borden geven zelfs aan dat al lijken ‘chimpansees (…) best veel op mensen’ er toch ook verschillen zijn. Op de website van de dierentuin wordt daar meer van zichtbaar. Zo wordt er aangegeven dat het DNA van chimpansees voor zo’n 98,5% overeenkomt met dat van mensen. Dat sommige creationistische genetici vraagtekens bij dit percentage zetten, daar lees je dan weer niets over.7 Daarnaast wordt beweerd dat chimpansees ‘dus ook nauwe familie van de mens, zelfs nauwer dan van de gorilla’ zijn.8 Uitgaande van de Schrift kunnen chimpansees (dieren) en mensen geen familie van elkaar zijn. De landdieren werden apart van de mens geschapen en de schepping van de mens (waarover te lezen is in Genesis 1 en 2) was een speciale scheppingsdaad van God. Vanwege deze basisovertuiging zullen creationisten deze evolutionaire voorstellen afwijzen, hoe sterk deze voorstellen ook kunnen overkomen. Helaas lees je nergens iets over het scheppingsalternatief voor dit evolutionaire verhaal.

Bord met daarop de memorabele momenten uit de chimpanseegroep van ‘Burgers’ Zoo’. Foto genomen door Jan van Meerten op 6 januari 2024.

Naast de bovenstaande evolutionaire informatie wordt er aandacht besteed aan het onderzoek van dr. Frans de Waal onder leiding van gedragsbioloog dr. Jan van Hooff.9 Dat is begrijpelijk want daardoor is deze chimpanseegroep wereldberoemd geworden. Zeker na verschijning van het boek ‘Chimpansee-politiek’ (geschreven door De Waal). Hij ontdekte, volgens een informatiebord, ‘in Burgers’ Zoo, dat chimpansees intelligent en empathisch genoeg zijn om zich na een ruzie met elkaar te verzoenen’. De Waal deed van 1975 tot en met 1981 onderzoek naar de chimpansees van Burgers’ Zoo.

Dr. Frans B.M. de Waal is etholoog en primatoloog. De geleerde heeft veel boeken geschreven over sociobiologie en evolutionaire ethiek.10 De Waal noemt zichzelf een apatheïst.11 Apatheïsme is een pragmatisch atheïsme waarbij het bestaan van God niet relevant wordt geacht.12 De Waal ziet religie daarom vooral als sociologisch verschijnsel.13 Moraal is daarom ook niet afkomstig van God, maar bestond in de evolutionaire geschiedenis al vér voordat de mens ten tonele verscheen. Door het bestuderen van bonobo- en chimpanseegroepen proberen deze gedragsbiologen ‘bewijs’ te vinden dat moraal zonder God kan bestaan. De Waal heeft daar ook over geschreven, bijvoorbeeld in de boeken ‘De aap en de filosoof’ (2009) en ‘De Bonobo en de tien geboden’ (2013). Het laatstgenoemde boek werd ook in de Gereformeerde Gezindte bekend doordat er over geschreven werd, bijvoorbeeld door theoloog en godsdienstfilosoof dr. Gert A. van den Brink.14 (Theïstische) evolutionisten waren not-amused en reageerden hierop. Hoewel bijvoorbeeld dr. Brent Cook15 en dr. Jerry Bergman16 wel eens geschreven hebben over het werk van dr. De Waal, is er geen officiële creationistische publicatie bekend die alle evolutionaire claims van De Waal weerspreekt. Het zou daarom goed zijn dat een creationair etholoog zich verdiept in de werken van dr. De Waal en deze werken weerspreekt in een zelfstandige publicatie (monograaf of boek).

Dr. Gert A. van den Brink schreef in 2013 naar aanleiding van ‘De Bonobo en de Tien Geboden’ een artikel in het Reformatorisch Dagblad. Van den Brink geeft in het artikel aan sciëntisme te zien bij De Waal. Alle vragen zouden volgens De Waal door de natuurwetenschappen beantwoord kunnen worden, zelfs religieuze en ethische. Het valt Van den Brink op dat er in de literatuurlijst geen enkel recent filosofisch of wijsgerig-theologisch te vinden is “De Waal kijkt naar zijn aapjes en hoeft de boeken niet meer te lezen.” De theoloog en godsdienstfilosoof geeft aan dat De Waal antropocentrisch naar dieren kijkt. “We zullen (…) per definitie nooit weten of dieren vanbinnen net zo in elkaar zitten als wij.” Dr. De Waal gaat daarmee a priori uit van de evolutionaire basisovertuiging. Hij poneert dit echter als vaststaand feit. Bovendien herdefinieert De Waal ‘moraal’. “Hij herdefinieert moreel goed gedrag (…) tot sociaal wenselijk gedrag.” Ten slotte versimpelt De Waal, volgens Van den Brink, ‘godsdienst tot een waarneembare religieuze praktijk’. Dat leidt tot een logische onmogelijkheid. “Van De Waal mag je God wel dienen als je maar niet gelooft dat Hij bestaat.” Het valt op dat De Waal de Tien Geboden noemt in de titel van zijn boek, ‘maar waar blijft de eerste tafel van de wet?’ Niet iedereen was gecharmeerd van de kritiek van dr. Van den Brink. Hij kreeg commentaar van de biologen Gert Korthof17 en dr. René Fransen18 en van theoloog en godsdienstfilosoof dr. Taede Smedes.19 Lezenswaardig is de uitgebreide Nederlandse discussiesamenvatting (breder dan de discussie met dr. Van den Brink) van filosoof Paul Delfgaauw.20 De (discussie over de) zoektocht naar moraal in de dierentuin is in ieder geval nog lang niet afgelopen.

Voetnoten

Chimpansee haalt op 10 april 2015 drone naar beneden met een tak

Op 10 april 2015 haalde een chimpansee van Burgers’ Zoo een drone met een tak naar beneden. Men was voor het tweede seizoen van het programma Natuurlijk opnames aan het maken. Volgens de dierentuin laat dit zien hoe intelligent ze zijn. Ze zagen het vliegtuigje en bewapening volgde. Hieronder is de video, die al meer dan 3,5 miljoen keer werd bekeken (!), te bekijken. De achtergrondmuziek staat wel erg hard, maar het geluid kan worden uitgezet zonder dat de film aan ‘kijkwaardigheid’ wordt inboet.1

Onder de video staat een beschrijving: “Eén van de chimpansees zat hoog in een boom met een lange tak. Ogenschijnlijk zeer rustig en tevreden dommelend in de ochtendzon liet de mensaap de drone nieuwsgierig opnames maken. Vanuit de ooghoeken hield de chimpansee echter alles haarscherp in de gaten. Geduldig wachtte de mensaap totdat de drone net iets te dichtbij kwam… Razendsnel sloeg de chimpansee toe met de lange stok die ze voor het lichaam verborgen hield! Met een voltreffer sloeg het dier de drone naar beneden, waar zijn groepsgenoten de ‘prooi’ snel overmeesterden. Omdat de camera tijdens het hele actiemoment bleef draaien, leverde dit ondanks de compleet vernielde drone en GoPro toch nog heel bijzondere beelden op!

Voetnoten

PERSBERICHT: Veel Nederlanders niet bekend met de abortusgrens van 24 weken

Onder Nederlanders is er grote onbekendheid met de abortusgrens. 47% van de Nederlanders geeft aan niet te weten tot hoeveel weken zwangerschap een abortus uitgevoerd mag worden.

De groep die wél een inschatting van het aantal weken maakt, komt veelal te laag uit: gemiddeld schat men de abortusgrens op 16 weken. 1 op de 8 Nederlanders vindt het niet goed dat er in Nederland een mogelijkheid tot abortus aanwezig is. Een meerderheid is positief over de beraadtermijn.

Dit blijkt uit een onderzoek dat onderzoeksbureau DirectResearch in samenwerking met de NPV-Zorg voor het leven uitvoerde. Een representatieve groep van 518 Nederlanders vulde een vragenlijst in met stellingen en vragen over abortus.

Weinig bekendheid met abortusgrens

Bijna de helft van de Nederlanders (47%) geeft aan niet te weten tot hoeveel weken zwangerschap een abortus – om zowel medische als sociale redenen – mag worden uitgevoerd. Van de groep die een inschatting maakt, geeft 14% het juiste aantal weken aan (24 weken).

Abortusgrens te laag ingeschat

Een ruime meerderheid (81%) van de groep die een inschatting maakt, denkt dat de abortusgrens onder de 24 weken ligt. 12 weken wordt het vaakst genoemd als abortusgrens. Gemiddeld schat men de abortusgrens op 16 weken. Dit is een stuk lager dan de toegestane 24 weken.

Verlaging abortusgrens

De meningen over de vraag of de abortusgrens verlaagd zou moeten worden, zijn verdeeld. Nadat aangegeven is dat abortus in Nederland tot 24 weken is toegestaan, geeft 37% van de Nederlanders aan dat deze grens verlaagd zou moeten worden. 22% is het hiermee oneens. 40% van de Nederlanders is neutraal of heeft geen mening.

1 op 8 Nederlanders vindt abortusmogelijkheid niet goed

Ruim de helft (58%) van de Nederlanders is het eens met de stelling: ‘Het is goed dat in Nederland de mogelijkheid voor abortus aanwezig is.’ 13% is het oneens met deze stelling. 29% van de Nederlanders is neutraal of heeft geen mening. Opvallend is dat respondenten uit de leeftijdscategorie 31-40 jaar negatiever staan tegenover de mogelijkheid voor abortus dan de andere leeftijdscategorieën.

3 op de 5 Nederlanders positief over beraadtermijn

De meerderheid van de Nederlanders is positief over de verplichte beraadtermijn, zo blijkt uit dit onderzoek. 62% is het eens met de stelling: ‘De regel dat er verplicht 5 dagen bedenktijd zit tussen een verzoek om abortus en de daadwerkelijke abortus vind ik goed.’ 11% is het oneens met voorgenoemde stelling, terwijl 28% van de Nederlanders neutraal staat ten opzichte van de stelling of geen mening heeft.

Lees het hele rapport hier.

DIEDERIK VAN DIJK
Diederik van Dijk, directeur van de NPV: “Nederland is het enige land in de Europese Unie met zo’n ruime abortusgrens. Daarover zou veel meer maatschappelijk debat moeten zijn. Willen we werkelijk een land zijn waarin kwetsbaar menselijk leven tot 24 weken legaal gedood kan worden? Voor zo’n fundamenteel debat is allereerst nodig dat mensen op de hoogte zijn van de feiten. De NPV voorziet hier graag in, maar roept ook de politiek van harte op om dit debat over de bescherming van leven met open vizier te voeren.