Home » 2021 » november (Pagina 4)

Maandelijkse archieven: november 2021

Week van het leven 2021 – Recht op een veilige abortus? Bekijk het eens van de ándere kant!

Recht op een veilige abortus? Bekijk het eens van de ándere kant. Voor een ongeboren kindje is een abortus nóóit veilig. De kwetsbaren in onze samenleving verdienen bescherming. Zullen we daarom werk maken van échte hulp aan moeder en kind? Kijk op https://www.weekvanhetleven.nl.

Historiciteit van de Bijbel onder druk in Huijgens boek ‘Lezen en laten lezen’ (1)

Wie een samenvatting wil geven van een veelzijdig boek als Lezen en laten lezen van professor A. Huijgen zal altijd tekortdoen aan de inhoud van dit boek. In dit boek geeft A. Huijgen getuigenis van een in zijn ogen legitieme leeswijze van de Bijbel. Lezen en laten lezen gaat niet alleen over Schriftgezag. Op een aansprekende wijze geeft Huijgen ons allerlei inzichten en beveelt hij ons aan de Bijbel te lezen zoals, volgens hem, Luther ook deed. Uitvoerig gaat hij in op drie leesregels van de reformator om te hanteren bij het lezen van Bijbel, namelijk gebed, meditatie en aanvechting.1

De focus op Christus als de waarheid

Een sterk punt van Huijgens hermeneutiek is de nadruk op Christus als de kern en het centrum van de openbaring. Huijgen citeert wat Luther aan Erasmus schreef: “Neem Christus weg uit de Schrift, wat blijft er dan nog over?”2 “Dat Jezus Christus het midden van de Schrift is, betekent dat het lezen van de Schrift in de kerk en door de individuele gelovige altijd betrokken is op Hem als de waarheid van de Schrift”, zo benadrukt Huijgen.3

Christus Zelf heeft ons opgeroepen om de Bijbel te lezen met het oog op Hem (Joh. 5:39, 46). Bij het lezen en herlezen van Lezen en laten lezen beklemt mij echter de vraag of Luther met zijn focus op Christus bij het Bijbellezen hetzelfde bedoelde als Huijgen. Huijgen zelf laat zien dat dit beslist niet het geval is.

Wanneer Huijgen in hoofdstuk 2 van zijn boek wijst op Christus als het midden van de Schrift, citeert hij 2 Tim. 3:16, waar ons gezegd wordt dat heel de Schrift door God is ingegeven (Grieks: theo-pneustos, ‘door God ingeblazen’). Het woord van Christus heeft gezag. Juist omdat Hij er het middelpunt van is. Echter, wanneer het gaat om de betrouwbaarheid en het gezag van diezelfde Schrift, brengt Huijgen met zijn nadruk op Christus als het midden van de Schrift tegelijkertijd een versmalling aan met zowel het oog op het zelfgezag van de Schrift als de betekenis en toepassing van de Schrift in onze eigen tijd. Op het laatste zal ik aan het einde van dit artikel terugkomen.

Christus is volgens Huijgen geen onderdeel van de tekst van de Bijbel. “Hij is een Persoon, geen tekst (…) de Schrift is geen Christus en Christus is geen tekst. De reden waarom het zinvol is om dit onderscheid te maken, is dat duidelijk wordt dat de waarheid een persoon is. Uiteindelijk gaat het niet over de juistheid van een aantal uitspraken of claims [sic] die we in de Bijbel vinden, maar om de komst van Hem, die ons heil volkomen maakt (…) De Schrift is geen doel in zichzelf, maar middel om Christus te kennen.”4

Het is om deze stellingname dat volgens Huigen niet alle letterlijk vermelde feiten in de Bijbel voor waar gehouden hoeven te worden. Hij relativeert met zijn nadruk op Christus als het midden van de Schrift, de feiten die in de Schrift genoemd worden. Wij moeten ons afvragen of de Christus der Schriften hier Zelf mee in kan stemmen. Het antwoord op deze vraag is niet moeilijk.

Volgens Huijgen wordt de vraag naar het feitelijke gehalte van wat de Bijbel beschrijft belangrijker gevonden dan voorheen.5 Dat is echter maar zeer de vraag. Wel kunnen we vermoeden dat het belang van het vasthouden aan de onfeilbaarheid van de Schrift als vanzelf door Schriftkritiek zichtbaar is geworden.

Historische betrouwbaarheid van minder belang?

In hoofdstuk 4 probeert hij de lezer ervan te overtuigen dat het vasthouden aan het feitelijk gehalte van de Schrift een kenmerk is van het rationalisme. Dat is een bijzondere dubieuze voorstelling van zaken. Omgekeerd durven wij wel te beweren dat het rationaliseringsproces in het Bijbellezen heeft geleid tot relativering van het Schriftgezag.

“Met name in orthodoxe kringen wordt de historische betrouwbaarheid van de Bijbel belangrijk gevonden. Dat is voor een deel terecht. Zegt Paulus zelf niet dat als Christus niet uit de dood is opgewekt, ons geloof zinloos is? (1 Kor. 15:14)”.6 “Er is reliëf in de Bijbel; niet alles is van gelijk gewicht. Dat levert ontspanning op, omdat de waarheid van de Schrift niet wordt bedreigd door een ‘fout’ in de moderne zin van het woord. Tegelijkertijd is de historiciteit van de opstanding niet gerelativeerd. Integendeel, deze komt nog sterker uit omdat de opstanding niet minder, maar juist meer dan historisch van karakter is.”7

De opstanding van Jezus is volgens Huijgen wel historisch, maar het is meer dan dat. Het was een gebeurtenis bij uitstek.8 Andere feiten die in de Bijbel genoemd worden zijn volgens de schrijver van minder gewicht, maar dat geldt dan ook voor de historische betrouwbaarheid van andere ‘gebeurtenissen’. Van andere gebeurtenissen dan de heilsfeiten is dat volgens hem van veel minder belang. “Stond de zon stil bij Ajalon? Was Jona drie dagen in het binnenste van de vis? Heeft Job ooit geleefd? Onze westerse geest is zo getraind om dit soort historische vragen te stellen, dat we ons niet eens realiseren hoe uitzonderlijk dit eigenlijk is.”9

Hier zouden we de vraag kunnen stellen of genoemde Bijbelfeiten net als de opstanding meer dan historisch zijn. Huijgen maakt een onderscheid tussen de feiten bij uitstek en andere feiten die van minder gewicht zouden zijn door te zeggen dat het feit van de opstanding meer dan historisch is. Echter, van heel de Bijbel kunnen we zeggen dat het heilsgeschiedenis is. Overal waar de Schrift spreekt van Gods ingrijpen of voorzienige leiding kunnen we zeggen dat de Schrift meer dan historisch is. De tijdelijke begrafenis van Jona in het hart van de zee en zijn uitredding is inderdaad meer dan historisch en het vasthouden aan de betrouwbaarheid van de vermelding van Jona’s redding door middel van een grote vis is belangrijker dan ooit.

Dat raakt immers de Persoon van de Heere Jezus. De Schrift is geen Christus en Christus is geen tekst, zo zegt Huijgen, maar wordt Hij niet het Woord Gods genoemd? En heeft Hijzelf niet als de allerhoogste Profeet laten zien dat de redding van Jona meer dan historisch was en feitelijk heeft plaatsgevonden? (Matth. 12:39–41; Matth. 16:4) In feite beperkt Huijgen de historische betrouwbaarheid van Bijbelfeiten tot datgene wat direct verband houdt met de heilsfeiten en tot datgene wat redelijk is.

Wordt vervolgd

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnee op deze nieuwsbrief is gratis!

Week van het Leven 2021 – Bij abortus is ‘t nog maar een klompje cellen? Bekijk het eens van de ándere kant!

Bij abortus is ’t nog maar een klompje cellen? Bekijk het eens van de ándere kant. Bij iedere zwangerschap ontstaat een nieuw leven. Een uniek mensje. Kwetsbaar, maar waardevol. Zullen we werk maken van échte hulp aan moeder en kind? Kijk op https://weekvanhetleven.nl.

Wat overkwam Job? – Jan Rein de Wit aan het woord

Wat overkwam Job? Jan Rein de Wit aan het woord deze vraag. Met dank aan Geloofstoerusting voor de opname.

Voor kerkvaders is Genesis betrouwbare informatiebron

De Vroege Kerk was van mening dat de Bijbel betrouwbare feiten bevat over de schepping, de zondeval, het verlossingswerk van Christus en het toekomstige herstel van al het geschapene, betoogt prof. dr. Benno A. Zuiddam.

Als christenen van het eerste uur stonden de kerkvaders relatief dicht bij de tijd van de apostelen. Voor velen van hen was de apostolische tijd net zo lang geleden als voor ons het optreden van Abraham Kuyper en de Eerste Wereldoorlog. Hun opa’s hadden het nog meegemaakt.

Het spreken van God in de Schriften was voor hen gezaghebbend en allesbepalend. Dat gaven ze ook aan anderen door. Dit blijkt bij allemaal en overal. Of je nu Irenaeus in Frankrijk, Clemens in Egypte, Theophilus in Syrië of Hippolytus in Rome leest, je ontdekt dat Gods openbaring voor hen gezaghebbende informatie bevatte. Niet slechts voor geloof en geestelijke theorieën, maar evenzeer voor feitelijke kennis.

De Bijbel was er voor theologie en wetenschap, voor geloof en filosofie. God was er en Hij sprak echt. De kerkvader Theophilus zegt van de menselijke auteurs van de Bijbel: „Maar deze mannen van God waren van God geleerd, heilig en rechtvaardig, aangezien ze de Heilige Geest in zich droegen en profeten werden, aangezien ze geïnspireerd en wijs gemaakt waren door God. Daarom ook werden ze waardig geacht om deze beloning te ontvangen dat ze instrumenten van God zouden worden en de wijsheid zouden hebben die van Hem afkomt. Door die wijsheid verkondigden ze zowel over de schepping van de wereld als over andere zaken” (”Ad Autolycus” 2.9).

Voor de kerkvaders was het spreken van God betrouwbaar en doorslaggevend. Augustinus vat dat mooi samen: „Wij daarentegen steunen in de geschiedenis die onze godsdienst ons biedt op goddelijk gezag: al wat daarmee strijdig is, beschouwen we dus zonder te twijfelen als volstrekt onwaar, afgezien van de waarde van wat die wereldse geschriften verder nog inhouden” (”De Civitate Dei” 18.40).

Geschiedenis

Traditioneel wentelde de christelijke geschiedbeschouwing rond de schepping en de incarnatie. Vroeger spraken we daarom van ”anno Domini”, het jaar onzes Heeren. Daarmee werd verwezen naar de incarnatie rond 25 maart, naar de boodschap van de engel Gabriël aan Maria. De geboorte van de Heere Jezus, negen maanden later, was ook een groot moment, maar het eigenlijke wonder was dat Gods Zoon mens werd, de incarnatie. Daarom begon vroeger in de meeste westerse landen het nieuwe jaar in maart.

In de oosterse, Byzantijnse kerk was al vroeg gekozen voor een begin van het jaar op 1 september. Dat kwam omdat de kerk de schepping van de wereld plaatste rond 1 september, ongeveer 5500 jaar voor Christus. In 537 besloot de christelijke keizer Justinianus dat alle staatsdocumenten voortaan met ”anno mundi” (in het jaar van de schepping der wereld) gedateerd moesten worden. Het liturgisch jaar van alle oosterse en westerse kerken begint daarom nog steeds op 1 september.

Het kerkelijk jaar hebben we dus niet omdat dan de zomervakantie voorbij is en het verenigingsseizoen weer begint, maar om te vieren dat God als echte en historisch aanwijsbare Schepper aan het begin van alle dingen staat. De manier waarop we met tijd omgaan, is niet neutraal. Wat is er mooier dan onze jaren te laten wentelen rond God als de Schepper en Verlosser van deze wereld? We zijn niet van onszelf, maar geschapen met een doel: anno mundi. We zijn niet van onszelf, maar Hij heeft ons gekocht: anno Domini. Maart en september hebben een parallel in het Oude Testament. Maart was ook de eerste maand bij de Israëlieten, maar het nieuwe jaar werd gevierd in september. Omdat ook volgens de Joden de schepping een echte, concrete historische gebeurtenis was, die na te rekenen viel.

Van het besef dat de Bijbel historische mededelingen doet die bepalend zijn voor hoe we tijd en geschiedenis beschouwen, waren ook de kerkvaders doortrokken. Zelfs christelijke geleerden die in andere opzichten verdacht waren, zoals Origenes, zagen Genesis als echte geschiedenis.

Jonge schepping

Een belangrijk kenmerk van kerkvaders was dat men op grond van de Bijbel durfde in te gaan tegen heersende ‘wetenschappelijke’ opvattingen. Dat blijkt het duidelijkst uit het feit dat ze op grond van Genesis de ouderdom van de aarde of het begin van de schepping berekenden, en dat gebruikten om de heidense wetenschap te vertellen dat ze het bij het verkeerde eind had. In tegenstelling tot wat Griekse en oosterse filosofen beweerden, was de schepping volgens hen jong. Waarom? Omdat God het zei. Hij was er immers bij geweest. Als God de waarheid is en echt door Mozes sprak, moest het wel zo zijn.

Zonder uitzondering meenden de kerkvaders God op zijn Woord te kunnen geloven waar het ging om de beschrijving van historische gebeurtenissen. Hippolytus van Rome zet uitgebreid uiteen hoe hij op grond van de Bijbel geloofde in een concreet begin van de schepping rond 5500 voor Christus (”Over Daniël” 2.4-6). Dit soort conclusies zijn geen uitzondering, maar algemeen in de Vroege Kerk. Van vroeg tot laat en van Oost tot West. De berekeningen komen meestal uit rond 5600 voor Christus. Dat is bijvoorbeeld te zien bij Clemens van Alexandrië in Egypte. Eusebius (Chronicon 1) is een uitzondering met 5200 voor Christus, maar dat komt doordat hij niet terugrekent naar de schepping, maar naar de zondeval.

Al met al was het Gods openbaring in de Bijbel die voor alle kerkvaders doorslaggevend was. Augustinus weerspiegelt wat de hele kerk in die tijd vond: „Zij zijn misleid door zeer onbetrouwbare geschriften die menen dat de geschiedenis (van de aarde) al vele duizenden jaren is, hoewel, gerekend vanuit de heilige Schrift, wij menen dat er nog geen zesduizend jaren voorbij zijn gegaan” (”De Civitate Dei” 12.10, cf. 12.12).

De Vroege Kerk geloofde dat de schepping oorspronkelijk goed was. God maakte door Zijn spreken onmiddellijk iets wat werkelijk goed was. Irenaeus stelt dat de dieren in de oorspronkelijke schepping geen vleeseters waren. Hij brengt dat ook in verband met de toekomstverwachting en verwijst naar de visioenen van Jesaja dat de dieren in vrede met elkaar zullen omgaan (Jes. 11:6-9; 65:25). Wanneer de schepping hersteld wordt, zal de vrede terugkeren tot het dierenrijk en zullen de vleeseters weer vegetarisch zijn (”Adversus Haereses” 5.33.4).

Basilius van Caesarea en Gregorius van Nyssa (circa 335-394) beklemtonen evenzeer (”Hexameron” en ”De Hominis Opificio”) dat er oorspronkelijk geen prooi- of aasdieren waren. Ook de mens was niet geschapen om dieren te eten. Chrysostomos zegt eveneens dat er van dieren voor de zondeval geen gevaar uitging. Volgens hem stond de mens oorspronkelijk in een goede en veilige verhouding tot dieren (Chrysostomus, ”Genesis hom.” 9.4).

Man en vrouw

Met de goede schepping hangen de scheppingsordinanties samen. Dat zijn ook voor nu geldige regelingen die voortkomen uit Gods bedoelingen met de schepping. Zo is de vrouw uit de man genomen en gemaakt als hulp. Op die manier stamt de hele mensheid van Adam en Eva af en delen de geslachten in Gods oorspronkelijke doel (Ambrosius, ”Paradijs” 10.48). Het rentmeesterschap, inclusief de daarmee gepaard gaande geestelijke verantwoordelijkheid, is ook een scheppingsordinantie.

De Vroege Kerk maakte zich bijzonder sterk voor de historische oorsprong en blijvende geldigheid van zulke zaken. Bijbelteksten zoals 1 Timotheüs 2:11-15 (het verbod aan vrouwen om te preken in de gemeente) werden door de vroege christenheid als blijvend geldig gezien, omdat het Gods scheppingsinstellingen waren. De aanname dat vrouwen daarom in de Vroege Kerk geen leiding of onderwijs mochten geven, is goed gedocumenteerd. Sterker nog, al het degelijke wetenschappelijke onderzoek leidt tot de conclusie dat de kerk het schandelijk vond als vrouwen in het openbaar onderwijs gaven of toespraken hielden. Vrouwen mochten wel aan andere vrouwen lesgeven (bijvoorbeeld in een kloostersituatie), maar niet in het openbaar aan een gemengd gezelschap van volwassenen. Ook werd het als een ontaarding van het publieke leven gezien wanneer vrouwen overheidsposities bekleedden.

Het is dus niet toevallig dat, waar Genesis niet meer als echte geschiedenis gelezen wordt, men meestal vrij snel ook de scheppingsordinanties loslaat. Bij het lezen van kerkgeschiedenisboeken over de twintigste eeuw en daarna valt op dat in kerken waar “de vrouw in het ambt” kwam, gewoonlijk reeds verschuivingen in het denken over de historiciteit van Genesis hadden plaatsgevonden. De goede schepping en Gods bedoelingen hangen samen.

Zondeval

Ook in de tijd van de Vroege Kerk had men te maken met de opvatting dat de mens en de andere schepselen van het begin af sterfelijk geschapen waren, en dat ziekte en dood dus geen gevolg waren van de zondeval. Dit is dus geen uitvinding van het theïstisch evolutionisme. De Vroege Kerk bestreed die gedachte al in het jaar 419, tijdens het concilie van Carthago: „Wie ook maar zegt dat Adam, de eerste mens, sterfelijk geschapen was, zodat hij gestorven zou zijn wat het lichaam betreft, of hij nu gezondigd had of niet; dat is, uit het lichaam uitgaan niet op grond van de zonde, maar als natuurlijke onvermijdelijkheid, hij zij vervloekt” (”Canon” 109).

De Vroege Kerk zag op grond van de Bijbel de zondeval als een echte gebeurtenis, met kosmische gevolgen. Dood, ziekte en zonde behoorden oorspronkelijk niet tot deze wereld, maar deden hun intrede met de zondeval. Zelfs zij die geneigd zijn de Schrift zinnebeeldig uit te leggen, zien in de beschrijving van de zondeval in Genesis 3 een historisch verslag. Zo vertelt Origenes hoe de ideale staat van de mens in het paradijs verloren ging door de zonde. Hij spreekt in dat verband over „Mozes in zijn verslag van de schepping van de wereld” (”Contra Celsum” 6.39).

Wereldwijde zondvloed

Net als wij had de Vroege Kerk al te maken met de gedachte dat de zondvloed niet meer dan een plaatselijke overstroming zou zijn geweest. Tertullianus stelde dat de Grieken het verkeerd hadden met hun ”lokale overstroming”. Hij verzekerde zijn lezers op grond van Genesis dat de vloed over de gehele aardbol kwam. De aanwezigheid van zeeschelpen op de bergen is voor Tertullianus niet vreemd, maar dit bevestigt voor hem de Bijbelse vermelding dat zelfs de hoge plaatsen met golven overstroomd werden (”De Pallium” 2).

Vergelijkbare opvattingen treffen we aan bij Hippolytus, die erop wees dat ook de Griekse schrijver Xenophanes (vijfde eeuw v.Chr.), op grond van schelpen in de bergen en fossielen in steengroeven, uitging van een grote vloed die de hele aarde bedekt had (”Refutatio omnium Haeresium” 1.12).

Volgens de kerkvaders gaf Mozes weer wat er werkelijk gebeurd was. Theophilus van Antiochië schreef: „Mozes liet zien dat de vloed veertig dagen en veertig nachten duurde, terwijl het water uit de hemel stroomde en de fonteinen van de diepte openbraken, zodat de wateren vijftien el boven de hoogste bergen kwamen. En op deze wijze werd het gehele geslacht der mensheid die toen bestond, vernietigd. Alleen zij die veilig in de ark zaten, werden gered. Dat waren, zoals we al zeiden, acht mensen. En wat de ark betreft, de overblijfsels daarvan kunnen tot vandaag toe gezien worden in de bergen van Arabië. Dat is, samengevat, de geschiedenis van de vloed” (”Ad Autolycus” 3.19)

Toekomst

Het geloof in een werkelijk goede schepping legde voor de Vroege Kerk de basis voor een positieve toekomstverwachting. Het verlossingswerk van Christus bevrijdt van de gevolgen van de zondeval. Ook de door Gods vloek aangetaste schepping wordt bevrijd en gaat toe naar een nieuwe hemel en aarde. Dat wordt onder meer zichtbaar in het herstel van het oorspronkelijke dieet van dieren. De opstanding der rechtvaardigen zal samengaan met een herstel van het dierenrijk naar de oorspronkelijke bedoeling.

Irenaeus zegt daarover: „Hoewel reeds nu het geloof harmonie brengt tussen mensen uit tegenstrijdige volken, zal dat in de opstanding van de rechtvaardigen ook met de dieren die Jesaja noemt gebeuren. Want God is rijk in alle dingen. Het is gepast dat, wanneer de schepping hersteld wordt, alle dieren weer gehoorzaam en onderdanig aan de mens worden (want oorspronkelijk waren ze gemaakt om onderdanig aan Adam te zijn), en dat ze terugkeren naar het voedsel dat God hun oorspronkelijk gaf, dat is plantaardig eten” (”Adversus Haereses” 5.33.4).

De schepping van het Oude Testament en herschepping van het Nieuwe vertonen eenzelfde patroon: God spreekt door Zijn Geest en schept door Zijn Woord. De goedheid van de eerste schepping is de basis voor de goedheid van de nieuwe hemel en aarde, waarop vrede en gerechtigheid zullen heersen. Chrysostomos (”Romeinen, hom.” 14) benadrukt dat in een bespreking van Romeinen 8:20-21. Door de redding van de mens is er daarom ook weer hoop voor de schepping. De vloek die tot een aangetaste werkelijkheid voor de hele kosmos leidde, zal weggenomen worden met het herstel van de mens in Christus. Uiteindelijk zal God ook de schepping bevrijden.

Gregorius van Nyssa verwoordt het als volgt: „Zo was het met de eerste schepping en zo zal het zijn met het toekomstige herstel. De mensheid zal weer terugkeren tot zijn oude staat: een leven zonder kwaad en niet meer terneergedrukt door verantwoordelijkheden of slavernij van de ziel aan dagelijkse zorgen. Ontslagen van al deze dingen zal hij terugkeren tot het paradijselijk leven; niet langer in de macht van de lusten van het vlees, maar vrij om dicht bij God te leven als deelgenoot van het leven van de engelen” (”De Hominis Opificio” 2:6-7).

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De bronvermelding luidt: Zuiddam, B.A., 2018, Voor kerkvaders is Genesis betrouwbare informatiebron, Reformatorisch Dagblad Puntkomma 48 (18): 6-7 (artikel). Benno Zuiddam heeft ook een eigen website. Deze is hier te vinden.

Geloof en verstand, gaat dat wel samen? – Dr. Gert van den Brink aan het woord

Geloof en verstand, gaat dat wel samen? Op deze vraag gaat de godsdienstfilosoof en theoloog dr. Gert van den Brink in deze video kort in. Veel zegen bij het kijken! De video is opgenomen met dank aan Geloofstoerusting.

Op zoek naar goud en de Bijbelse farao – Bespreking ‘Goudkoorts aan de Nijl’

“Maar Heinz is zich niet bewust van de aanwezigheid van de krokodil. Dat de schuifsporen die hij als eerste ontdekte van een krokodil zouden kunnen zijn, is nog niet in zijn hoofd opgekomen, en het zand is inmiddels bedekt met andere soortgelijke sporen die hij zelf gemakt heeft (…). Maar de krokodil ziet hem wel. Het vliegtuig is hij allang vergeten. Behoedzaam glijdt het dier naar de oever en komt langzaam het water uit. De bek opent zich in wat op een gemene grijns lijkt. Talloze scherpe tanden, klaar om te verscheuren.”

In 1996 verscheen bij Uitgeverij De Vuurbaak het boek ‘Goudkoorts aan de Nijl’ van Bert Wiersema. Het eerste deel van de tiener-serie ‘Logboek Lammers’. Het boek was nog slechts tweedehands te koop. Nog niet zo lang geleden, in 2019, werd het boek (na kleine herschrijvingen door de auteur) opnieuw uitgegeven bij Uitgeverij Mes. Helaas zijn de tekeningen van Jaap Kramer uit het boek verdwenen, het verhaal is er echter niet minder spannend op geworden.

Egypte

De hoofdpersonen van de serie zijn de familie Lammers. Vader Lammers is hoogleraar geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Omdat hij christen is verdiept hij zich speciaal in Bijbelse Archeologie. Een andere hoogleraar, zijn Joodse collega professor Goldstein, nodigt het gezin uit om naar Egypte te komen om daar op zoek te gaan naar (bouwwerken van) de farao van de uittocht. Wat ze op dat moment niet weten is dat er twee twintigers met radicale ideeën ook onderweg zijn naar Egypte. Niet vanwege Bijbelse archeologie maar vanwege het zoeken naar een goudschat om een radicale Duitse partij op te richten. De verhalen komen samen in een spannend avontuur dwars door de woestijn en naar het ziekenhuis. Uiteindelijk komt alles weer goed en is er vergeving en verandering bij beide partijen. Daarvoor moet je het boek zelf maar lezen.

Bijbelse archeologie

Het is erg mooi dat de schrijver gekozen heeft voor een hoogleraar geschiedenis als hoofdpersoon en dat hij Bijbelse noties in deze serie verwerkt. Na het lezen van ‘Het geheime logboek van topnerd Tycho’ zou je kunnen denken dat de niet-academisch geschoolde christenen creationisten zijn en de academisch geschoolde christenen theïstische evolutionisten zijn. Dit is in werkelijkheid natuurlijk niet slechts het geval en Wiersema laat in dit boek ‘Goudkoorts aan de Nijl’ merken dat dit ook anders het geval kan zijn. Lammers gaat op zoek naar de farao van de uittocht en vermoedt dat dit Ramses II is. De verwoording van de auteur is hierin voorzichtig. Zelf denk ik dat Ramses II niet de farao van de uittocht was, omdat hij in de verkeerde tijdsperiode regeert en de beschrijving vanuit de Bijbel over die tijd daar niet bij hem lijken te passen.1 Dat neemt niet weg dat ik het erg goed vind dat Wiersema de worsteling van een Bijbels archeoloog met de Egyptische chronologie goed weet te beschrijven. Op zoek gaan zonder het uiteindelijk zeker te weten.

Veel informatie

Het boek bevat veel informatie over het Oude Egypte met haar piramides, tempels en koningsgraven. Dit wordt voor de jongeren op een smeuïge wijze beschreven zodat het geen saaie opsomming is van feiten. De schrijver probeert ook de woorden van de Heere Jezus bij te brengen, om je vijanden lief te hebben en als iemand vraagt één mijl mee te gaan zelfs twee mijl mee te lopen. Heel goed dat ook aan dit vraagstuk aandacht is besteedt. Het boek is een aanrader om te lezen! Een spannend avontuur met veel informatie over het Oude Egypte.

Dit boek wordt binnenkort in onze webshop te koop aangeboden.

Deze bespreking is onderdeel van het project ‘Onderwijzen en opvoeden voor de toekomst – Leren over onze vroegste geschiedenis in 2021’. In de komende maanden zal dit project verder uitgekristalliseerd worden. Een dergelijk opvoedings- en onderwijsproject zal ook onderdeel zijn van het meerjarenplan ‘Fundamentum 2022-2027’, met uiteraard ieder jaar een ander jaartal. Het boek is hier opgenomen in de lijst van gelezen kinder- en jeugdboeken

Voetnoten

Vragen over het VZM-overzicht (2): Waarom verwerk je in het overzicht ook kritiek van niet-creationisten?

Op 17 augustus 2021 werd op deze website een overzicht van het zogenoemde Vulkanisch Zoutmodel (VZM) gepubliceerd. Het is een (nog niet helemaal compleet) overzicht van alle activiteiten en publicaties rondom het VZM van ing. Stef Heerema. Sindsdien krijg ik regelmatig vragen van creationisten en niet-creationisten over dit overzicht. In een drieluik wil ik ingaan op deze vragen.1

Interieur van de zoutmijn ‘Salina Turda’ in Durgău-Valea Sărată (Roemenië). Bron: Wikipedia.

De eerste bijdrage is een toelichting van de motivatie om een overzicht te maken. Deze bijdrage is hier te vinden.2 De tweede bijdrage in dit drieluik gaat over de vraag waarom ik in het overzicht aandacht geef aan theïstische evolutionisten, naturalistische geologen en/of niet-creationisten. De derde en laatste bijdrage in dit drieluik gaat over mijn eigen positie in het debat over het ontstaan van de wereldwijde zoutlagen.

Eerlijk

Mijn wens met het VZM-overzicht is om een totaaloverzicht te krijgen van de sterktes en de zwaktes van dit model. Uiteraard is het verleidelijk om alleen de positieve bijdragen te delen en de negatieve bijdragen te negeren. Maar in mijn ogen is dat niet eerlijk. Een model heeft inderdaad erkenning nodig en de grootte van het applausvolk zal de onderzoeker zeker stimuleren om door te gaan met zijn werk hieraan. Toch ben ik ervan overtuigd dat juist kritiek op het model zorgt voor een betere fijnafstemming van het model. De open einden worden daardoor ingevuld en de fouten eruit gefilterd. Met deze kritiek wordt het model alleen maar sterker. Als een model de kritiek niet aankan dan zal het bezwijken. Dat is terecht en ook na te volgen, niemand wil verder werken aan een niet-werkend model. Spreekwoordelijk zou dat water naar de zee dragen zijn. Waarom ook de kritiek van niet-creationisten delen? Doordat niet-creationisten vanuit een ander kader of vooronderstelling werken zien zijn vaak sneller zaken die creationisten over het hoofd zien. Een modelbouwer, niemand uitgezonderd, kan al snel blind worden voor eigen fouten. Verder bestaat de verleiding om alleen die feiten te presenteren die passen binnen het model en feiten die niet daarin passen te negeren, te masseren óf in de spreekwoordelijke ijskast te plaatsen. Juist niet-creationisten hebben oog voor feiten die niet lijken te passen en zullen deze logischerwijze ook aandragen. Oók van (het inpassen van) die feiten dient de creationistische onderzoeker rekenschap te geven. Het is eerlijk om binnen het overzicht ook aandacht te geven aan de kritiek van niet-creationisten. In het debat rond het VZM komen vaak aan beide kanten drogredenen en andere holle retoriek naar voren. Ik ben ervan overtuigd dat de meelezer hier doorheen prikt en dat hij of zij in staat is om alleen de feiten eruit te filteren.

‘Wetenschappelijke waarheid’

We hebben maar één waarheid en dat is de Bijbel. Deze wereld is Gods wereld en we mogen aan wetenschap doen voor Gods aangezicht (Coram Deo). Ons begripsvermogen is (te) beperkt, de puzzelstukjes (te) weinig én de werkelijkheid (te) complex. Dat moet ons manen tot voorzichtigheid. Wetenschap zoekt niet naar waarheid, maar naar de best mogelijke verklaring voor fenomeen X op dit moment. Het is heel goed mogelijk dat deze best mogelijke verklaring van fenomeen X op een gegeven moment, bijvoorbeeld na vijftig jaar, totaal anders ligt. Naturalisten zoeken naar de best mogelijke verklaring voor fenomeen X zonder God. Creationisten zoeken naar de best mogelijke verklaring voor fenomeen X mét God(s openbaring). De feiten liggen hetzelfde, de verklaring is anders. Het is daarom goed om niet-creationisten ook feiten te laten aandragen. Zij zien de feiten met andere ogen en het is goed om dan het kind (de feiten) niet met het badwater (de interpretatie van de niet-creationist) weg te gooien, maar het kaf (de naturalistische interpretatie) van het koren (de feiten) te scheiden. Wij hebben deze werkelijkheid niet in onze broekzak en omdat ons begripsvermogen beperkt is dienen wij ons bescheiden op te stellen naar onze tegenstanders, zonder daarbij onze eigen uitgangspunten te verloochenen. Wetenschappelijke waarheid is namelijk een contradictie.3

Week van het Leven 2021 – Baas in eigen buik? Bekijk het eens van de ándere kant en vergeet het báásje in eigen buik niet!

Baas in eigen buik? Bekijk het eens van de ándere kant en vergeet het báásje in eigen buik niet. ’t Is een uniek mensje, met eigen DNA, een eigen hoofd en dus óók een eigen buik. Zullen we werk maken van échte hulp aan moeder en kind? Kijk op https://www.weekvanhetleven.nl.

Prof. dr. ir. Kees Roos over de boekpresentatie ‘Wat is de mens?’

In 2018 was prof. dr. Edgar Andrews te gast op ‘De Bronckhorst Hoeve’ in Brummen. Hij sprak daar over zijn boek ‘Wat is de mens?’ (zie hier voor zijn presentatie). Na afloop werd de wiskundige prof. dr. ir. Kees Roos kort geïnterviewd naar aanleiding van de boekpresentatie en het boek. Hieronder is deze videoboodschap opgenomen.