Home » Recensie » Historiciteit van de Bijbel onder druk in Huijgens boek ‘Lezen en laten lezen’ (1)

Historiciteit van de Bijbel onder druk in Huijgens boek ‘Lezen en laten lezen’ (1)

Wie een samenvatting wil geven van een veelzijdig boek als Lezen en laten lezen van professor A. Huijgen zal altijd tekortdoen aan de inhoud van dit boek. In dit boek geeft A. Huijgen getuigenis van een in zijn ogen legitieme leeswijze van de Bijbel. Lezen en laten lezen gaat niet alleen over Schriftgezag. Op een aansprekende wijze geeft Huijgen ons allerlei inzichten en beveelt hij ons aan de Bijbel te lezen zoals, volgens hem, Luther ook deed. Uitvoerig gaat hij in op drie leesregels van de reformator om te hanteren bij het lezen van Bijbel, namelijk gebed, meditatie en aanvechting.1

De focus op Christus als de waarheid

Een sterk punt van Huijgens hermeneutiek is de nadruk op Christus als de kern en het centrum van de openbaring. Huijgen citeert wat Luther aan Erasmus schreef: “Neem Christus weg uit de Schrift, wat blijft er dan nog over?”2 “Dat Jezus Christus het midden van de Schrift is, betekent dat het lezen van de Schrift in de kerk en door de individuele gelovige altijd betrokken is op Hem als de waarheid van de Schrift”, zo benadrukt Huijgen.3

Christus Zelf heeft ons opgeroepen om de Bijbel te lezen met het oog op Hem (Joh. 5:39, 46). Bij het lezen en herlezen van Lezen en laten lezen beklemt mij echter de vraag of Luther met zijn focus op Christus bij het Bijbellezen hetzelfde bedoelde als Huijgen. Huijgen zelf laat zien dat dit beslist niet het geval is.

Wanneer Huijgen in hoofdstuk 2 van zijn boek wijst op Christus als het midden van de Schrift, citeert hij 2 Tim. 3:16, waar ons gezegd wordt dat heel de Schrift door God is ingegeven (Grieks: theo-pneustos, ‘door God ingeblazen’). Het woord van Christus heeft gezag. Juist omdat Hij er het middelpunt van is. Echter, wanneer het gaat om de betrouwbaarheid en het gezag van diezelfde Schrift, brengt Huijgen met zijn nadruk op Christus als het midden van de Schrift tegelijkertijd een versmalling aan met zowel het oog op het zelfgezag van de Schrift als de betekenis en toepassing van de Schrift in onze eigen tijd. Op het laatste zal ik aan het einde van dit artikel terugkomen.

Christus is volgens Huijgen geen onderdeel van de tekst van de Bijbel. “Hij is een Persoon, geen tekst (…) de Schrift is geen Christus en Christus is geen tekst. De reden waarom het zinvol is om dit onderscheid te maken, is dat duidelijk wordt dat de waarheid een persoon is. Uiteindelijk gaat het niet over de juistheid van een aantal uitspraken of claims [sic] die we in de Bijbel vinden, maar om de komst van Hem, die ons heil volkomen maakt (…) De Schrift is geen doel in zichzelf, maar middel om Christus te kennen.”4

Het is om deze stellingname dat volgens Huigen niet alle letterlijk vermelde feiten in de Bijbel voor waar gehouden hoeven te worden. Hij relativeert met zijn nadruk op Christus als het midden van de Schrift, de feiten die in de Schrift genoemd worden. Wij moeten ons afvragen of de Christus der Schriften hier Zelf mee in kan stemmen. Het antwoord op deze vraag is niet moeilijk.

Volgens Huijgen wordt de vraag naar het feitelijke gehalte van wat de Bijbel beschrijft belangrijker gevonden dan voorheen.5 Dat is echter maar zeer de vraag. Wel kunnen we vermoeden dat het belang van het vasthouden aan de onfeilbaarheid van de Schrift als vanzelf door Schriftkritiek zichtbaar is geworden.

Historische betrouwbaarheid van minder belang?

In hoofdstuk 4 probeert hij de lezer ervan te overtuigen dat het vasthouden aan het feitelijk gehalte van de Schrift een kenmerk is van het rationalisme. Dat is een bijzondere dubieuze voorstelling van zaken. Omgekeerd durven wij wel te beweren dat het rationaliseringsproces in het Bijbellezen heeft geleid tot relativering van het Schriftgezag.

“Met name in orthodoxe kringen wordt de historische betrouwbaarheid van de Bijbel belangrijk gevonden. Dat is voor een deel terecht. Zegt Paulus zelf niet dat als Christus niet uit de dood is opgewekt, ons geloof zinloos is? (1 Kor. 15:14)”.6 “Er is reliëf in de Bijbel; niet alles is van gelijk gewicht. Dat levert ontspanning op, omdat de waarheid van de Schrift niet wordt bedreigd door een ‘fout’ in de moderne zin van het woord. Tegelijkertijd is de historiciteit van de opstanding niet gerelativeerd. Integendeel, deze komt nog sterker uit omdat de opstanding niet minder, maar juist meer dan historisch van karakter is.”7

De opstanding van Jezus is volgens Huijgen wel historisch, maar het is meer dan dat. Het was een gebeurtenis bij uitstek.8 Andere feiten die in de Bijbel genoemd worden zijn volgens de schrijver van minder gewicht, maar dat geldt dan ook voor de historische betrouwbaarheid van andere ‘gebeurtenissen’. Van andere gebeurtenissen dan de heilsfeiten is dat volgens hem van veel minder belang. “Stond de zon stil bij Ajalon? Was Jona drie dagen in het binnenste van de vis? Heeft Job ooit geleefd? Onze westerse geest is zo getraind om dit soort historische vragen te stellen, dat we ons niet eens realiseren hoe uitzonderlijk dit eigenlijk is.”9

Hier zouden we de vraag kunnen stellen of genoemde Bijbelfeiten net als de opstanding meer dan historisch zijn. Huijgen maakt een onderscheid tussen de feiten bij uitstek en andere feiten die van minder gewicht zouden zijn door te zeggen dat het feit van de opstanding meer dan historisch is. Echter, van heel de Bijbel kunnen we zeggen dat het heilsgeschiedenis is. Overal waar de Schrift spreekt van Gods ingrijpen of voorzienige leiding kunnen we zeggen dat de Schrift meer dan historisch is. De tijdelijke begrafenis van Jona in het hart van de zee en zijn uitredding is inderdaad meer dan historisch en het vasthouden aan de betrouwbaarheid van de vermelding van Jona’s redding door middel van een grote vis is belangrijker dan ooit.

Dat raakt immers de Persoon van de Heere Jezus. De Schrift is geen Christus en Christus is geen tekst, zo zegt Huijgen, maar wordt Hij niet het Woord Gods genoemd? En heeft Hijzelf niet als de allerhoogste Profeet laten zien dat de redding van Jona meer dan historisch was en feitelijk heeft plaatsgevonden? (Matth. 12:39–41; Matth. 16:4) In feite beperkt Huijgen de historische betrouwbaarheid van Bijbelfeiten tot datgene wat direct verband houdt met de heilsfeiten en tot datgene wat redelijk is.

Wordt vervolgd

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnee op deze nieuwsbrief is gratis!

  1. Hoofdstuk 3.
  2. Pag. 61.
  3. Pag. 63.
  4. Pag. 63.
  5. Pag. 125.
  6. Pag. 125.
  7. Pag. 180.
  8. Pag. 170.
  9. Pag. 172.