Goed nieuws: Proceedings van de Ninth International Conference on Creationism eindelijk beschikbaar

Afgelopen zomer vond aan de Cedarville University de ‘Ninth International Conference on Creationism’ plaats. De proceedings lieten helaas nog steeds op zich wachten. Met dank aan een kennis kan ik u mededelen dat de proceedings nu eindelijk te bestuderen zijn. Ze zijn nog niet te raadplegen via de officiële conferentiewebsite, maar wel via de website van Cedarville University.1

https://publications.cedarville.edu/icc_proceedings/vol_9_2023/

Na het titelblad en de inhoudsopgave kunnen we een voorwoord lezen van de organisator dr. John H. Whitmore. De bladzijden 3 tot en met 627 van deze proceedings omvatten de conferentiepapers. Deze papers zijn onderverdeeld in vijf categorieën: (1) Astronomy, (2) Bible Studies and Philosophy, (3) Biology, (4) Engineering and Physics, en (5) Geology. Na deze papers worden de abstracts weergegeven. Deze zijn verdeeld in zes categorieën: (1) Astronomy, (2) Archeology, (3) Bible, Education, Law and Philosophy, (4) Biology, (5) Engineering, en (6) Geology. Tot slot worden de samenvattingen van de posters weergegeven. Van de meeste posterpresentaties is de poster zelf ook te bestuderen. De link hierboven zal u naar de proceedings leiden. Ze zijn, via dezelfde link, ook als pdf te downloaden.

Voetnoten

Is er tussen alle onzekerheid nog zekerheid te vinden? – Bespreking ‘De toekomst is geen vreemde’

We beleven een tijd vol onzekerheden. De opwarming van de aarde en de klimaatverandering, de groei van de wereldbevolking en de uitputting van natuurlijke hulpbronnen, de aanhoudende oorlog in ons werelddeel met zijn politieke en economische gevolgen, het boezemt veel mensen onzekerheid en angst in.

Het is daarom zonder meer sympathiek te noemen dat dr. René van Woudenberg, hoogleraar Epistemologie en metafysica aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, een boekje publiceerde, waarin hij probeert duidelijk te maken dat er te midden van alle onzekerheden toch nog zekerheden te vinden zijn. Zoals de ondertitel van het boekje zegt: Waarom er meer zeker is dan wij denken. Nu zijn de zekerheden die Van Woudenberg ons aanreikt, zekerheden van een logische aard. Zijn boekje is een typisch filosofische vingeroefening rond het begrip zekerheid. Het gaat na wat zekerheid wél is en wat niet. Het merkt op dat er gradatie is in zekerheid: van sommige dingen zijn we zekerder dan van andere. En het richt zich vooral op de vraag of we ook zeker kunnen zijn van dingen die in de toekomst liggen. Een vraag die door Van Woudenberg bevestigend wordt beantwoord.

Als hij deze toekomstige zekerheiden nader analyseert, onderscheidt hij daarin drie klassen. Zo bestaan er toekomstige zekerheden (1) die volkomen zeker zijn. Dit zijn van een wiskundige en logische aard. Ook in de toekomst zal twee maal twee vier zijn. Daarnaast zijn er zekerheden (2) die samenhangen met natuurlijke wetmatigheden en patronen, die niet noodzakelijk van aard zijn, maar waarvan we wel mogen verwachten dat die ook in de toekomst stand zullen houden. Dit loopt van het feit dat water bevriest bij nul graden Celsius tot aan het bijbels spreekwoord dat zegt, dat wie onheil zaait, onheil zal oogsten.

Ten slotte gaat Van Woudenberg uitgebreid in op de zekerheid die (3) beloften kunnen geven. De zekerheid van beloften die mensen elkaar doen, is geen volkomen zekerheid, ze is eerder een waagstuk. Maar wanneer bij het doen van beloftes aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, kan dit een middel zijn waardoor wij mensen elkaar een belangrijk stuk zekerheid bieden.

Het aardige is dat Van Woudenberg juist in het hoofdstuk over beloftes ook wijst op God. Een klein citaat: ‘De toekomstige zekerheid die een belofte kan bieden, is sterker naarmate degene die de belofte doet, in staat geacht kan worden de belofte gestand te doen. Het uiterste is hier een belofte, waarvan we goede reden hebben om te denken, dat een almachtige en algoede persoon haar heeft gedaan.’ Kortom, een belofte biedt zekerheid als diegene die de belofte doet die waar kan maken. God kan dat. Daarom zijn Zijn beloftes zo’n groot geschenk, voor een onzeker mens, in een onzekere wereld. Het is misschien juist dit laatste waar je als christelijke lezer van dit liefdevol geschreven boekje toch graag nog iets meer over had willen lezen. Wat is de kracht van ‘de dingen die onder ons volkomen zekerheid hebben’? Ligt hierin niet een rust, een hoop en een verwachting die alle onzekerheid op zijn minst relativeert?

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Kreuk, M., 2023, Boekbespreking, De Waarheidsvriend 111 (47): 13.

“De praktijk was hardnekkig” – Bespreking van ‘Kerk, kolonialisme en slavernij’

Het slavernijverleden staat in de belangstelling en daarbij kan de rol van de kerk niet onbesproken blijven. De discussies gaan vaak over de grote morele vragen: sprak de kerk zich wel uit tegen slavernij of verdedigde de kerk deze weerzinwekkende praktijk? Tegelijk is het verzet tegen het ‘oprakelen’ van het slavernijverleden en het maken van excuses. Dit boek schetst in een aantal casestudies de relatie tussen kerk en slavernij.

De kerk legitimeerde veelal de koloniale doelen van de staat, zoals uitgevoerd door VOC en WIC. Het wel en wee van de handelsmaatschappijen en ‘kolonisten’ is voor de kerk essentieel. In 1743 was er een opstand van de Chinese gemeenschap op Java; hierbij kwamen meer dan 10.000 Chinese burgers om. In de door de VOC aangeleverde teksten voor de dankdag wordt met geen woord gerept over het lijden van deze gemeenschap, alleen dat God met deze oorlog Batavia waarschuwt voor de zonden.

Nederlandse predikanten waren betrokken bij zending. Prachtig wordt het werk in Sri Lanka beschreven. Tallozen werden gedoopt en lokale mensen konden zelfs predikant worden. Tegelijk blijkt er sprake van diepgaand verzet. Opmerkelijk is het verzet tegen de juridisering van doop en huwelijk. Het ging daarbij vooral om administratieve handelingen die geen recht deden aan de lokale opvattingen over het huwelijk als verbond (p. 74).

Perspectief en wijze van denken waren sterk bepaald door het eigen ‘koloniale’ belang. Scherper wordt het nog als het gaat over de visie op slavernij. Bepaald schokkend vond ik de bijdrage over de rol van de kerk in Suriname. De Nederlandse plantage-eigenaren waren tegenstanders van de zending, want christenslaven zouden meer rechten kunnen claimen. Ze lieten liever een Afro-Surinaamse religie op de plantages toe. Na 1828 werd het beleid om juist slaven te bekeren. De reden was dat als er straks een einde aan de slavernij zou komen, christenslaven gehoorzaam en onderworpen zouden blijven. Er kwam zelfs een ‘Maatschappij tot uitbreiding van het christendom onder slaven en verdere heidense bevolking dezer kolonie’. Het ‘verlichte’ bestuur koos de Evangelische Broedergemeente om dat uit te voeren, bijkomend voordeel: de plaatselijke gereformeerde kerken konden dan blank blijven (p. 86).

Elk hoofdstuk confronteert, maar laat ook hier en daar oude tegenstemmen horen. In hoofdstuk 9 wordt besproken welke rol de vloek van Cham heeft gespeeld. De overgrote meerderheid van theologen in de zeventiende en achttiende eeuw wees die af als rechtvaardiging van de slavernij. Tegelijkertijd blijkt dat het in de ‘volkstheologie’ van de planters een belangrijk argument was. De praktijk was hardnekkig. In Papua kochten zendelingen kinderen ‘vrij’ om hen in de christelijke gemeenschap te brengen. Helaas kwamen ze in de praktijk vaak in dienst van zendelingen, die niet op een andere manier aan geschikte bedienden konden komen (p. 126).

Hoe lees je zo’n boek met indringende verhalen over lange geleden? Het geeft mij een gevoel van machteloosheid. Hoe diep is ons eigen denken en handelen bepaald door de tijd, ons vermeende eigenbelang? Hoe gemakkelijk accepteren we de status quo? En hoe gemakkelijk wuiven we kritische vragen over ons eigen verleden af en blijven we de mooie zendingsverhalen vertellen? Misschien dan goed om dit boek te lezen. Het zijn historische analyses, maar hoe zouden toekomstige analyses over ons vermogen tot zelfreflectie en kritiek eruitzien?

Dit boek is uitgegeven door KokBoekencentrum. Hier zijn meer details over het boek te vinden.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Ouwehand, J.P., 2023, Boekbespreking, De Waarheidsvriend 111 (47): 13.

“Het toelatingsbeleid van scholen staat onder druk” – Prof. dr. Andreas Kinneging sprak zaterdag 25 november 2023 in Katwijk aan Zee

Oude of Andreaskerk in Katwijk. Bron: Wikipedia.

Afgelopen zaterdag, 25 november 2023, organiseerde de Evangelisatiecommissie HHG Katwijk een ochtend met prof. dr. Andreas Kinneging.1 Er was een mooie opkomst met meer dan 100 mensen. Hieronder een kort verslag en de mogelijkheid om de lezing terug te luisteren via ‘Kerkdienst Gemist’.

Vorige week zaterdag vond de lezing plaats van professor Kinneging over de tijdgeest. Lange tijd konden kerken, scholen en gezinnen hun eigen invulling geven aan hun identiteit. Er was een wederzijdse vrijheid, kenmerk van het liberalisme, waarin groepen in de samenleving op vreedzame wijze naast elkaar konden leven. In 1848 is door Thorbecke in de Grondwet vrijheid van vereniging en vergadering en vrijheid van spreken (meningsuiting) vastgelegd, waardoor de kerken ongestoord konden vergaderen. Inmiddels is dat veranderd.

Zo wordt door een van de geheime diensten, de NCTV, conservatieve christenen als een gevaar voor de rechtsstaat beschouwd. Antichristelijke opvattingen zijn opgerukt naar het midden van de samenleving. Reformatorische scholen krijgen steeds meer last van de onderwijsinspectie. Vanuit de politiek worden steeds zwaardere eisen gesteld aan het onderwijs, waarbij het principe van non-discriminatie leidend is, zeker op seksueel gebied. De moderne wetenschap is de waarheid. We constateren dat de meerderheid in de samenleving niet meer van zins is om de minderheid ongehinderd zijn gang te laten gaan. Ook zien we dat het vak godsdienst is veranderd in religie. In het woord godsdienst zit het woord dienen, dat betekent ongelijkheid. Dat terwijl gelijkheid juist de afgod van onze tijd is. Dat botst met elkaar. Zowel bij racisme, homofobie als xenofobie is er sprake van ongelijkheid, wat niet is toegestaan, want gelijkheid is de norm. In Genesis 3 lezen we dat de mens vrij en gelijk wil zijn. De slang vertelt Eva dat als ze de vrucht eet, ze gelijk aan God wil zijn en daarmee ook vrij van Gods heerschappij. Kern van de zondeval is dus dat de mens vrij en gelijk wil zijn. Daarentegen spreekt godsdienst van zelfontkenning en zelfverloochening, wat haaks staat tegenover zelfontplooiing en opkomen voor jezelf. De Franse Revolutie had als beginselen Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap. De Bijbel wijst deze beginselen af en staat daarmee haaks tegenover de Franse Revolutie. In de opvoeding moeten kinderen worden gevormd, daarin zijn de ouders de vertegenwoordigers van God. Vrije opvoeding is daarom verkeerd.

Sinds 1848 werd het beginsel van leven en laten leven gehanteerd, zodat kerken konden worden opgericht zonder verhindering door de overheid. Het idee van vrijheid van vereniging is afkomstig van de Amerikaanse Revolutie, the Bill of Rights. Kuyper en Thorbecke hebben dit beginsel voor Nederland toegepast, waarbij twee verhalen opgeld deden: naar binnen het christelijke verhaal, naar buiten het liberale beginsel. Dat beginsel heeft heel lang goed gewerkt, maar dreigt nu steeds meer te worden verlaten. Voorbeelden: het proces van het Clara Wichmaninstituut tegen de SGP, waarin de SGP wordt gedwongen vrouwen op de lijst te plaatsen. De bemoeienis van de onderwijsinspectie met de boekenkeuze op scholen, vooral bij het vak biologie. Het toelatingsbeleid van scholen staat onder druk, want je mag niet discrimineren. Het ontslaan van iemand die qua identiteit niet past in de organisatie, waar hij of zij voor werkt, wordt steeds moeilijker.

De weg vooruit is de weg terug, naar de beginselen die tot voor een aantal decennia geleden nog als leidend golden. Met name politici en voorgangers moeten voor het kerkvolk gaan staan en duidelijk maken waar het om gaat. Op dit moment glijden we af naar een atheïstische, radicaal-individualistische en radicaal-egalitaire maatschappij, met daarboven een totalitaire staat en dreigt de Bijbel een verboden boek te worden. Aldus prof. Kinneging in zijn waarschuwende lezing.

De lezing van prof. Kinneging is hier terug te luisteren: https://kerkdienstgemist.nl/stations/1206/events/recording/170090010001206.

Voetnoten

Belofte van Jaspar heer van Culemborg om zijn zwager Gevert van Meerten schadeloos te zullen houden

Transcriptie RAU Archief van de Ridderlijke Duitsche Orde, Balije van Utrecht, nummer 3111.0.2., Belofte van Jaspar heer van Culemborg etc. om zijn zwager Gevert van Meerten schadeloos te zullen houden en vrijwaren voor de belofte van afdoening van een schuld van 750 Rijnse goudgulden aan Bartolt Hack van Ruwenhaven, de dato 24-11-1480.1

Een schuldbrief van mijn Her van Culenborch anno MCIIIILXXX, Culenborch.

Wij Jasper, Heer tot Culenborch, then Weerde, tot Borssellen, tot Hoichstraten, tot Lijenden, tot Ewick etc., doen condt allen luijden: Alsoe onse lieve swaiger Gevert van Meerten mit enen voir ons als principail zaickwalt gelaift ende sich zeer hoichlicken verscreven ende versegelt heft aen handen Bartoltz Hack van Ruwenhaven, als voir een zeker somme geltz, nementlicken voir achtehalfhondert golden Overlensche kurfurster Rijnsche gulden, voir datum dis briefs gemunt ende geslagen, of die gerechte weerde dairvoir aen anderen gueden golden paijmente den voirscreven Rijnsche gulden gelijcke guet in tijt der betailinge. Te betailen op Sunte Mertensdach in den Wijnter naistkommende na datum disselven briefs ende dair en theijnden bijnnen drie jaeren dair neistvolgende, bijnnen welcken drie jaeren wij dairaf jaerlicx te renthe geven ende betailen sullen ’t sestich derselver gulden of paijment honre weerden, gelijck die principailbrief dairaf dat allet bij leistinge, werdeijnschappe, penen ende anderen hoigelaiften vorder inhelt ende vermach. Soe bekennen wij Jaspar heer voirscreven, dat wij dairomme gezekert ende gelaift hebben, zekeren ende gelaven voir ons, onsen erven ende nacomelingen overmitz desen onsen apenen brieve, dat wij Gevert van Meerten voirnoemt ende sijne erven genselicken geheel ende all wail van deser sijnre verschrivinge, versegelinge ende hoigelaiften vrijen, ontheffen ende quijten ende voirt van allen penen, leisten, costen, hijnder ende schaden hij ofte sijne erven dairomme deden, leden of kregen in ennigerwijs volcomelicken verrichten ende voirt van als schadelois halden sullen bij ons een trouwen ende rechten geloven, ende oick bij allen verbantenissen, vurwerden, condiciën, overgiften, hoigelaiften ende renunciaciën in den voirscreven principailbrief begrepen. Dairtoe wij ons, onse erven ende nacomelingen voirscreven ende all onse heiricheiden, erven ende gueden mit ijpothecaciën ende tot realicker execuciën der haven ende rechtbancken daironder die geleghen sullen wesen oick hijrmede verbijnden, sonder ons dairtegens te verweren, te verantworden of te beschudden mit ennigerhande behulp, geistlicx of werltlicx rechten, of mit ennigen anderen hulpreden ennichsijns die ons hijrinne te baten ende hem of sijnen erven gebreke sijns te hijnder ende te schaden kommen mochten in ennigerleij wijs. Ende allet sonder argelist. In orkonde der wairheit soe hebben wij onsen segel aen desen selven brief doen hangen. Gegeven in ’t jair ons Heren dusent vierhondert ende tachtentich op Sunte Katherinenavent virginis et martiris gloriose.

Transcriptie door dr. P.D. Spies, de dato 24-11-2023.

Gerichtelijke verklaring door Derick van Meerten, mede namens zijn vrouw Elizabeth van Els

Transcriptie RAG archief 2003 boeknummer 401 folio 81 (schepensignaat ORA 1568-1571: regest 343): Gerichtelijke verklaring door Derick van Meerten, mede namens zijn vrouw Elizabeth van Els, dat hij tegen een door Henrick Wissinck betaalde som gelds afstand doet van zijn actie en vordering op Lambert Gerritsen te Holthuisen, de dato 07-10-1570.1

“Coram Johan van den Bergh ind Ott Kanis comparuit Derick van Merten voir hemselven und mede als volmechtich man ende mombar joffer Elizabeth van Elss sijnen huijsfrouwe, ende heefft opgedraegen ind mijt sijnen vrijen wille vertegen Henrick Wissinck, ende dat voir een summe van penningen die hem tot sijnen wille guetlick waell uutgericht ind vernuecht is, alsulcke actie ind forderungh als Derrick van Merten op Lambert Gerritsen, woenende op Holthuijssen, t’ doen heefft. Mede gelavende soe daer enige vorige kosten tho Huessen van dese waeren verresen d’zelve aff tho doen ind hon daervan tho vrijen. Mijt oeck voert alle hulp van konden ind kondschappen ende alle assistentie tot deser saecken dienlich doen ende verhelpen soe voell hem sonder enige preiuditio moegelick. Ind bekenden aen die vurscreven actie nil iuris. Actum ut supra.”

Transcriptie door dr. P.D. Spies, de dato 24-11-2023.

Intelligent Design – De natuur leert ons, wat we van nature al vermoeden

De inhoud van dit kleine artikeltje heeft kortweg de volgende boodschap: in eerste oogopslag en bij zorgvuldige bestudering lijken levende wezens een duizelingwekkend kunstig ontwerp te vertonen. Mijn bewering is dat zaken die bij zorgvuldige bestudering ontwerp tonen, ook werkelijk ontwerp bezitten en dus ontworpen zijn. Dit is wat de evolutietheorie bestrijdt. De evolutietheorie is dus in strijd met de werkelijkheid. Oké, de toon is gezet. Nu in twee pagina’s weergeven, wat in prachtige boeken van honderden pagina’s is uitgewerkt. Dat moet dus in korte statements.

Het waarnemen van ontwerp

Eén van de vaardigheden die voor een mens heel belangrijk is, is het waarnemen van structuren in de werkelijkheid. Het is een blijk van intelligentie. We hebben allemaal wel eens een intelligentietest gedaan. De mate van intelligentie werd er aan afgelezen hoe makkelijk we patronen konden herkennen en op die manier goede antwoorden op de vragen gaven. Hoe beter in patroonherkenning, hoe intelligenter. Voor het waarnemen van patronen is echter niet alleen intelligentie van belang maar ook kennis. Iemand die bekend is op een bepaald gebied zal veel sneller patronen herkennen dan iemand die er niet mee bekend is. Kennis en inzicht zijn belangrijk. Als dit in de studie van de biologie wordt toegepast, dan blijken er enorm veel ingewikkelde structuren aanwezig te zijn. Dit maakt iets nog niet tot ontwerp. Daarvoor is meer nodig, namelijk een doel. Een ingewikkelde structuur die een doel dient, is waarschijnlijk ontworpen, een ingewikkelde structuur die geen doel dient, waarschijnlijk niet. Het frappante is dat mensen bij denken over de werkelijkheid van nature in doelen denken. In een vroege fase van hun ontwikkeling vragen kinderen zich bij alles wat zich afspeelt af: Waarom? Waarvoor is dat? Ofwel, wat is het doel? Het is dus heel natuurlijk om bij het waarnemen van ingewikkelde structuren je af te vragen: wat is het doel ervan. En dat speelt ook in de biologie. Wat van nature in het kind speelt, zien we echter ook bij serieus wetenschappelijk onderzoek in de biologie: het echte zinnige onderzoek vindt plaats als de bioloog zich bij een structuur afvraagt: waarvoor dient het? Wat is de functie? Twee dingen komen dus samen: Een uiterst complexe structuur en een bijbehorende functie, en dat is het kenmerk van ontwerp. Biologen bestuderen ontwerp. Dat er ontwerp is, is geen onderwerp van discussie. Dat is een bruut feit.

Het probleem is nu, dat ontwerp altijd een intelligente ontwerper veronderstelt. De evolutietheorie stelt echter dat het ontwerp in levende wezens is ontstaan door blinde natuurkrachten. Dat is ook expliciet het doel van de evolutietheorie: de historie van het leven op aarde schetsen zonder Schepper. Dan moeten dus natuurkrachten deze intelligente krachttoer verricht hebben. Maar hoe kan iets dat niet intelligent is intelligentie voortbrengen? Niet. Maar hoe stelt de evolutietheorie zich dat voor? Ze stelt zich voor dat al het leven afkomstig is van een gezamenlijke oercel (universal common ancestor) hieruit ontstonden al de levensvormen door een proces van mutatie en selectie. Er ontstonden door toeval kleine veranderingen in het erfelijk materiaal, en als die voor het organisme voordelig waren, dan kreeg deze meer nakomelingen waardoor er dus steeds beter aangepaste organismen ontstonden. Omdat er verschillende milieus op aarde zijn, ontstonden organismen die voor verschillende milieus aangepast zijn. Al is het aantal soorten levende wezens (miljoenen) wel heel erg overdadig. Kernboodschap is, dat al het leven met elkaar is verbonden door een keten van toevallige kleine genetische veranderingen die ontstaan en vervolgens geselecteerd worden. Het is een feit, dat er kleine genetische veranderingen (mutaties) optreden. Het is een feit, dat die bijna altijd negatief zijn (net als een drukfout in een boek), maar af en toe ook positief. Het is een feit dat er selectie is, waardoor bepaalde organismen meer nakomelingen krijgen dan anderen en het is dan ook een feit, dat hedendaagse koeien anders zijn dan het oerrund en dat wij anders zijn dan Noach en zijn vrouw. Dit heet wel evolutie maar hier heb je geen evolutietheorie voor nodig. De evolutietheorie stelt dat op deze manier in heel kleine stapjes uiterst ingewikkelde levende machines kunnen ontstaan. De meest complexe fenomenen, kunnen als je ze maar in voldoende kleine stapjes opdeelt, zo zijn ontstaan, zo stelt men zich voor. Dit is echter niet waar. Ten eerste zien we in levende wezens en in fossielen geen geleidelijke overgangen van vormen. Ogen zijn er of ze zijn er niet. Vleugels zijn er of ze zijn er niet. Structuren zijn ook geclusterd en hangen nauw met elkaar samen en zijn niet random over levende wezens verdeeld. Men kan wel in zijn fantasie een proces in super kleine stapjes opdelen, maar dat is geen proces die met kennis van de natuurlijke mechanismen in werkelijkheid kan verlopen. Een evolutionist heeft genoeg fantasie maar mist kritisch denkvermogen. Of heeft het eventjes uitgeschakeld, zullen we maar aannemen.

Qua intuïtie is al duidelijk dat blinde dus doelgerichte processen niet tot ontworpen structuren kunnen leiden. Deze intuïtie is sinds de eeuwwisseling in de VS door biologen en chemici, in wat nu bekend staat als voorstanders van Intelligent Design uitgewerkt in het concept irreducible complexity (onherleidbare complexiteit). Bekende namen zijn Behe, Dembski, en SC Meyer. Het idee is als volgt. Er zijn in levende wezens (heel erg veel) complexe structuren die voor hun functioneren een aantal onderdelen nodig hebben. Met minder onderdelen functioneert het niet. Het bekende voorbeeld is de muizenval. Om te kunnen werken zijn een veer, een pal, een klem, een plankje nodig die precies op de juiste wijze ten opzichte van elkaar zijn aangebracht om te functioneren. Zo’n structuur kan niet in kleine stapjes zijn ontstaan. Want als een onderdeel nog ontbreekt, werkt het niet. En als iets niet werkt, dan verlies je het. Het is net als met je hersens: use it or lose it. Halve structuren die niet werken zijn ballast en worden geskipt. 10% structuren ook en 99% structuren ook. Kortom er is geen weg voor een evoluerend wezen om naar een te functioneren complexe structuur te komen. Dit concept staat als een huis. Wetenschappers die de evolutietheorie aanhangen kunnen wel veel voorbeelden geven van hoe complexe structuren veranderen (het plankje wordt wat gladder, of zo) maar geen voorbeelden van hoe complex werkende structuren ontstaan. Dit hangt samen met het gegeven dat de biologie bol staat van informatie en voor het ontstaan van informatie is een intelligente oorzaak nodig. Maar dat is weer een heel ander verhaal.

ID stelt niets meer dan dat, het stelt niet dat er dus een bovennatuurlijke Schepper moet zijn. Het stelt niet dat die Schepper de God van de christenen moet zijn. De ID beweging is in de VS groot maar in Nederland niet. Ze ontmoet nogal wat weerstand vanuit evolutionistisch gedachtengoed met heuse rechterlijke uitspraken. Dan worden er argumenten tegen in gebracht maar die argumenten snijden geen hout. Eigenlijk zien we dat het evolutiedenken zo is ingekankerd in ons denksysteem, dat we ons niets anders meer kunnen voorstellen als we geen belijdend christen zijn. En ook belijdende christenen worden sterk met evolutiedenken gezuurdesemd. Dit is triest want het gaat tegen Gods Woord in en het gaat tegen de waarnemingen van de wetenschap in.

Argumenten zijn bijvoorbeeld, dat de muizenval van Behe helemaal niet onherleidbaar complex is. Dat argument faalt want men verzint wel wat maar kan geen werkende opeenvolging van muizenvallen maken leidend tot het standaardmodel. Of men stelt dat het voorbeeld van de muizenval te weinig lijkt op levende wezens, want die planten zich voort. Dat argument faalt want het gaat er helemaal niet over of een muizenval zichzelf voortplant maar of een dergelijke structuur door geleidelijke modificatie tot stand kan komen. Of men stelt dat onderdelen van een dergelijke structuur deel uit kunnen maken van een andere structuur en dan gerekruteerd worden voor de betreffende structuur. Dit helpt voor de evolutietheorie iets. Inderdaad kunnen bepaalde onderdelen deel uitmaken van verschillende structuren, maar het merendeel van de complexiteit blijft dan nog onverklaard en de kans dat door toeval rekruteren leidt tot iets moois is minuscuul klein. Of men stelt dat we het hebben over ontstellend veel tijd (miljard jaar) en in zoveel tijd wordt dat wat onwaarschijnlijk is waarschijnlijk en wat waarschijnlijk is onvermijdelijk. Eigenlijk gelooft men dan dat alles mogelijk is, en niets te wonderlijk, maar dan zonder Schepper. Hier stelt men feitelijk wetenschap buiten werking. Of men stelt dat ID geen werkzaam concept voor wetenschap oplevert. Dit is onjuist. ID wordt wel degelijk toegepast, al was het maar doordat bijna alle biologen zinniger onderwerpen voor onderzoek kiezen dan te proberen onherleidbaar complexe systemen door evolutie te verklaren. Men weet dat het mission impossible is. Ook zien we dat het principe van onherleidbare complexiteit wordt gebruikt bij het ontwerpen van geneesmiddelen. Evolutionisten die christen zijn (theïstisch evolutionisten) willen nog wel eens toegeven dat het ontstaan van onherleidbare systemen nog (let op het woordje nog) onverklaarbaar is. Maar het finale argument dat men toch vindt dat we moet aannemen dat de evolutietheorie waar is, is omdat men in wetenschap niet mag rekenen met God. Veelal gelooft men wel in wonderen zoals het volkomen fris en gezond opstaan van het 3 dagen ontbindende lijk van Lazarus, maar niet dat het zo kan zijn dat God verschillende levensvormen heeft geschapen. Want dan is het geen wetenschap meer. Kennelijk mag men dan wel een geloofsuitspraak doen over een gebeurtenis in het Nieuwe Testament en niet over één uit het Oude Testament. Jezus heeft aangetoond dat Hij leven kan opwekken. Er is voor een christen dan geen rationele of geloofsbelemmering om aan te nemen dat Hij dat ook op een bovennatuurlijke manier in de schepping gedaan heeft. Als christen hoeven we alleen maar aan de zijlijn meewarig toe te kijken hoe sommige wetenschappers (de meesten doen zinniger werk) moeite doen om een natuurlijk ontstaan van complexe biologische structuren aannemelijk te maken. Het lukt nog maar niet om de Schepper buiten spel te zetten. En uiteindelijk zal blijken dat Hij het hele spel bepaalt.

Een heel goede website op dit terrein is evolutionnews.org. Bij Logos instituut en Fundamentum zijn, naast eenvoudige artikelen ook artikelen op niveau te vinden.

Dit artikel is oorspronkelijk voor een studentenvereniging geschreven. Met dank aan de auteur mochten we dit artikel ook hier plaatsen.

“Je bent bijna een bedreigde diersoort als je nog denkt dat de aarde geschapen is”– Urker raadsleden roepen ertoe op om klassieke scheppingsgeloof en Bijbelse tijdlijn te verdisconteren in beleidsplan Archeologie

Afgelopen dinsdag (21 november 2023) was er op Urk een commissiedebat over het archeologische verhaal van Urk. Hier werd het omgevingsprogramma archeologie Urk gepresenteerd en bediscussieerd. Een pleidooi voor het opnemen van het klassieke scheppingsgeloof en de daarbij behorende Bijbelse tijdlijn ontbrak niet. De wethouder zag uiteindelijk mogelijkheden om dit pleidooi mee te nemen.1


Het omgevingsprogramma bevat een voorwoord van wethouder Willem Foppen (CDA). Hij geeft aan dat het investeren in cultureel erfgoed belangrijk is ‘om het sterke verhaal van Urk te vertellen’. De keileembult Urk is ontstaan ‘door de voorstuwing van massa’s landijs tijdens de voorlaatste IJstijd, lang voordat de Zuiderzee werd bevaren’. Voor mensen, die waarde hechten aan het klassieke scheppingsgeloof en de daarbij behorende Bijbelse tijdlijn, spelen deze ijstijden een belangrijke rol in de klimatologische geschiedenis van de aarde. Deze ijstijden worden door de meeste creationisten geplaatst ná de zondvloed. Sommige creationisten menen dat deze ijstijden een logisch gevolg waren op de zondvloed2, anderen menen dat er honderden jaren na de zondvloed meteorieten zijn ingeslagen die de trigger zijn geweest voor deze mondiale ijstijden.3 Hoe het ook zij, de geschiedenis van Urk is zeker ook te verbinden met de Bijbelse tijdlijn. Zonder Bijbelse tijdlijn is er zelfs geen ‘verhaal van Urk’. Het is dan opmerkelijk dat deze geschiedenis ontbreekt in het omgevingsprogramma. Terecht kwamen er daarom ook vragen uit de raadszaal om dit toch anders te doen en het verhaal van Urk óók te verbinden met de Bijbelse geschiedenis.

Omgevingsprogramma

Na het voorwoord komen op bladzijde 20-21 van het programma, in de tijdlijn Urk, de ijstijden opnieuw voor. Tijdens die ijstijden zou de kenmerkende keileembult Urk gevormd zijn. Daarna volgde de zogenoemde Steentijd met de ‘eerste bewoning dekzandruggen en rivierduinen’, die weer gevolgd wordt door de ‘IJzertijd bewoning’. Wat betreft de tijd voor onze jaartelling kunnen we tenslotte de Romeinse tijd noemen, met ‘Lacus Flevo’. Het valt op dat hierbij geen jaartallen worden genoemd. Deze tijdlijn wordt beschreven op bladzijde 22 en verder in hoofdstuk 4 ‘Het verhaal van Urk’. Onder het tussenkopje ‘keileembult’ wordt opnieuw ingegaan op de vorming van het landschap tijdens de voorlaatste IJstijd, het Saalien. Toen heeft ‘een grote massa landijs de ondergrond’ opgestuwd. Daardoor is de keileembult ontstaan waarop het oude dorp Urk is gebouwd. “Als de temperaturen weer stijgen en het landijs smelt, ontstaan ten zuiden van de bult (ter hoogte van de Zeeheldenwijk) een rivierensysteem dat uitstroomt in een nieuwe zee. De hoge en vruchtbare dekzandruggen en rivierduinen die tussen het water liggen, zijn aantrekkelijk voor mensen en dieren.” Dat weten we doordat er in dit gebied veel archeologische vondsten zijn gedaan, zoals verschillende overblijfselen van de Swifterbantcultuur. Het document weet te vermelden dat deze mensen niet ‘op een vaste plek’ woonden ‘maar leefden met de seizoenen, afhankelijk van het voedsel dat ze konden verzamelen en jagen’. Het gebied veranderde echter. “In de loop van de Bronstijd werd het gebied steeds natter en raakte het overgroeid met veen. Bewoning op Urk was daardoor lastig en bleef tot de Middeleeuwen erg kleinschalig.” Zo gaat het omgevingsprogramma over naar de meer recente geschiedenis. In de schets van de eerste verhaallijn gaat het opnieuw over de Swifterbantcultuur. “Als een plek dat omringd werd door water moesten de Urkers altijd al met, van en tegen het water leven.” In de tweede verhaallijn (Urk als gemeenschap) wordt verwezen naar ‘de gemeenschap die altijd centraal heeft gestaan’. “Vanaf het moment dat de keileembult van Urk voor het eerst werd bewoond in de IJzertijd, tot ver in de 20e eeuw waar op Het Top werd gehooid (…).” In de archeologieagenda worden standaardbegrippen binnen de naturalistische archeologie, zoals Paleolithicum, Mesolithicum en Neolithicum, gebruikt. Ook ontbreken begrippen als de ‘late prehistorie en protohistorie’ niet. Er wordt in deze agenda ook beschreven wat er gevonden wordt. De agenda wordt verder uitgewerkt op bladzijde 30. De hiervoor genoemde verhaallijnen geven richting aan het archeologisch onderzoek uit de steentijdperioden. Over deze periode is er ‘bijna tot geen kennis over Urk’. Vondsten uit die periode worden door de samenstellers van het programma ‘van groot belang voor Urk’ geacht. “Indien vondsten en sporen uit deze perioden worden aangetroffen zal er altijd onderzoek moeten plaatsvinden.” Dit onderzoek zal ook veel gerichter worden uitgevoerd. “De bedoeling van archeologisch onderzoek is immers niet het onderzoek op zich, maar het verhaal van de plek (van de mensen, wat ze aten, dronken, of ze handel dreven etc.) wat met een archeologisch onderzoek kan worden verteld.” De samenstellers zien echter wel dat de plaatselijke bevolking meer interesse heeft in de bewoningsgeschiedenis vanaf de middeleeuwen4 dan voor archeologisch onderzoek naar de Swifterbantcultuur. Het doel van het archeologisch onderzoek is en blijft het opvullen van een kennisleemte. Op bladzijde 36 wordt nog genoemd dat ‘nu ook prehistorische rivierlopen en rivierduinen in kaart gebracht’ zijn. Dit is verwerkt in de archeologische verwachtingenkaart. Op bladzijde 38 wordt aangegeven dat gronden die ‘Waarde archeologie 9’ krijgen prehistorische gronden betreft.5 Een groot deel van het programma gaat over de uitwerking van het onderzoek, documentatie- en educatiemogelijkheden etc. en laten we daarom hier rusten.6 Wat opvalt is dat er geen jaartallen worden genoemd die in strijd zouden kunnen zijn met de Bijbelse tijdlijn. Wel wordt de naturalistische indeling gevolgd, waarbij de kosmische winter geperiodiseerd wordt en ook de steentijd weer onderverdeeld wordt in diverse tijdvakken. Zonder dat hier duidelijk gemaakt wordt waarom deze perioden zijn overgenomen. Met deze min of meer neutrale opzet wordt niemand voor het hoofd gestoten, maar ontbreekt ook dé werkelijke ontstaansgeschiedenis van Urk.

Het commissiedebat

Het volgen van dit commissiedebat deed mij denken aan 2010. Toen werd in de Gemeente Staphorst een dergelijk rapport gepresenteerd. Dit rapport kreeg toen vanuit de ChristenUnie- en SGP-fracties ook soortgelijke opmerking, namelijk dat een verwijzing naar het klassieke scheppingsgeloof en de bijbehorende tijdlijn ontbrak.7 Tijdens het commissiedebat op Urk kwamen vele praktische vragen aan de orde. Deze laat ik hier rusten. De focus ligt op de vragen die raken aan het Bijbelse wereld- en mensbeeld en het klassieke scheppingsgeloof. Het debat wordt hieronder op de voet gevolgd. Om ten slotte nog kort en reflectief terug te blikken op dit debat.

Klaas Post, die zijn burgerspreekrecht gebruikt, geeft namens Erfgoed Urk aan dat hij bewondering heeft op de manier waarop de ambtenaren op Urk en de bevolking van het oude dorp elkaar in moeilijke gevallen toch steeds wisten te vinden. Post geeft ook aan dat hij blij is met het omgevingsprogramma archeologie en ziet dat op Urk nu qua archeologie vooruit wordt gelopen, in plaats van dat er maar een beetje achteraan wordt gehobbeld. De stichting Erfgoed Urk kan zich ‘erg goed vinden’ in dit programma. Post gaat verder met het benoemen van praktische zaken. Het Mesolithicum komt in de vraagbeantwoording door Post ook nog voor. Hij memoreert aan mesolithische vondsten die ook op Urk in Zeeheldenwijk zijn gevonden. Post geeft aan dat Urk in de jaren ’60 niet interessant was voor archeologen, want allemaal ná 1600. Dit blijkt dus een totaal verkeerde inschatting te zijn geweest.

Identiteit

Na de inbreng van Post, gaat de commissie verder met het omgevingsprogramma archeologie. Veel vragen binnen de fracties gaan over de praktische kant. SGP-raadslid Wilco van Klinken begint zijn reactie op het omgevingsprogramma met het lezen van een citaat uit het boek dat hij van iemand kreeg. Hij geeft aan dat een besef van de geschiedenis uitermate belangrijk is voor de huidige en toekomstige generatie(s). “Weten waar je vandaan komt is nodig om te beseffen wat je identiteit is.” Van Klinken valt deze nota bij in het beleefbaar maken van het verhaal van Urk. Volgens Van Klinken en zijn fractie ontbreekt er één fundamenteel punt aan het omgevingsprogramma. Het raadslid krijgt het gevoel dat dit fundamentele punt zelfs een beetje ontweken wordt. Hier kom je bij het heikele punt dat archeologen spreken over tienduizenden jaren of nog langer geleden. Van Klinken geeft aan dat de meeste Urkers dan afhaken en zij dan denken: ‘Laat maar praten, ik heb daar mijn eigen visie bij’. Daardoor is er op Urk ook meer interesse voor de geschiedenis vanaf de middeleeuwen dan de prehistorie. De visie van tienduizenden tot miljoenen jaren is een visie die de meerderheid van de Urkers niet deelt als het gaat om het ontstaan van de aarde en de mensheid. Het SGP-raadslid geeft aan dat juist het klassieke scheppingsgeloof een ‘niet te ontkennen’ onderdeel van de Urker identiteit is, ‘en dus ook het verhaal van Urk’. De SGP vindt het daarom een gemis dat ‘er met geen woord (…) gerept’ wordt over hoe de meerderheid van Urk denkt over het ontstaan van de aarde en de mensheid. “Dat wordt eigenlijk een beetje verzwegen. Ik vind dat echt een gemis en wat ons betreft (…) zou dat eigenlijk opgenomen moeten worden.” Van Klinken geeft ook aan dat het eigen Urker verhaal kansen biedt. Volgens het raadslid is er op Urk kennis genoeg aanwezig om vondsten te duiden binnen de kaders van het scheppingsparadigma. “Dan maken we archeologie écht maatschappelijk relevant en beschermen en behouden we ook immaterieel erfgoed.

The Missing Link

Na de inbreng van raadslid Van Klinken kwam de wethouder aan het woord. Wethouder Foppen geeft aan eerst naar de presentatie van leden van de ‘The Missing Link8, de opstellers van het omgevingsprogramma archeologie, te willen luisteren en daarna pas op de vragen en de andere inbreng van de raadsleden te reageren. De presentator van ‘The Missing Link’ refereert aan de ‘Adam en Eva’ van de archeologiewetgeving, het verdrag van Malta. Vanaf 2007 is dit in archeologie- en erfgoedwetgeving verankerd. De presentatie is vervolgens een uitwerking van (het proces tot) het omgevingsprogramma. Ook gingen de presentators in op de praktische zaken zoals de kosten van archeologisch onderzoek en wie dat zou moeten betalen. Bij de voorbereidingen heeft het team gekeken naar de kernwaarden van Urk. De presentator refereert aan wat de SGP ook zegt over de Urker identiteit. Ze zijn met wat inwoners van Urk op twee kernwaarden gekomen: de werkplaats en de gemeenschap. Hierboven heb ik deze verhaallijnen ook genoemd. In het verhaallijn van de gemeenschap zou dan aangesloten kunnen worden bij de christelijke waarden van Urk. Van daaruit kan dan aangegeven worden wat je wel of niet onderzoekt en van wat je wel of niet laat zien. Raadslid Jan Koffeman van Hart voor Urk geeft aan het helemaal met de SGP eens te zijn. Koffeman heeft in zijn notitieboekje als commentaar neergezet: koersvast. Hart voor Urk heeft een wat zure smaak van archeologie. “Vergeef mij het hoor, maar dat is gewoon zo.” Koffeman memoreert aan zijn bezoek aan Israël, waarbij de gids ook sprak over miljoenen jaren geleden. Het raadslid kan daarom de SGP goed begrijpen en staat daar ook zó in. Er had daarom, wat dit betreft, wel wat meer in het stuk gezet kunnen worden. Rekening houden met het principiële, ook bij de vondsten op Urk. Het laten zien van een kerk alleen, al is het volgens Koffeman een prachtig plaatje, is niet genoeg. Wat het raadslid betreft had ook meer onderbouwd kunnen worden. Onlangs was er een presentatieavond met de vondsten uit de Zeeheldenwijk en de Port of Urk. Een raadslid is daar geweest en vraagt of dit materiaal ook beschikbaar blijft voor de gemeente, ook voor excursies door basisscholen. Dat is zeker mogelijk. Via het depot Lelystad is het mogelijk dit materiaal ook in tentoonstellingen te verwerken. Burgers en scholen moeten betrokken worden. Er komt een open dag in de Zeeheldenwijk waarbij alle scholen betrokken worden en waarbij door de leerlingen zelf gekeken en gegraven kan worden. De presentator geeft aan dat Urk de eerste gemeente is met zo’n programma archeologie (archeologie als erfgoed).

Na deze presentatie komt wethouder Foppen weer aan het woord. Hij reageerde eerst op de praktische vragen van de raadsleden. De wethouder gaat ook nog in op het verzoek van de SGP (en later ook van Hart voor Urk) om de Bijbelse tijdlijn gebaseerd op het klassieke scheppingsgeloof mee te nemen in het programma. Foppen geeft aan dat daar in het stuk rekening mee gehouden is. “Want we praten niet over zoveel miljoen jaar geleden en dat soort dingen. Dus dat hebben we bewust op die manier weggelaten, omdat anders een stuk al gelijk voor mensen die gewoon het Bijbelse scheppingsverhaal aanhangen en uiteraard, dat hang ik ook aan, maar dan krijgt het gelijk al een lading van ‘Ja, wat moet ik hier mee?’. Dat hebben we op die manier heel duidelijk vermeden.” Of je daarin nog een stap verder moet gaan, zoals de SGP deze vraag stelde, dat wijst de wethouder dat min of meer af. Het gaat om een stukje archeologiebeleid ‘en alles wat je in de bodem vindt is natuurlijk van na de schepping’. Daarom hoef je dat scheppingsverhaal er niet expliciet bij te vermelden. “Hoe belangrijk of dat verhaal verder ook is.

Bijna koudwatervrees

Raadslid Jan Hakvoort, van Krachtig Urk, memoreert aan initiatieven uit het verleden om iets met de combinatie archeologie en de Bijbelse tijdlijn te doen.9 Om zo, met het oog op de toeristen, iets aan evangelisatie te doen. Volgens Hakvoort zouden dit soort initiatieven ook vanuit de raad en het college B&W ondersteuning moeten krijgen, en zouden de burgers van Urk daar zelfs toe opgeroepen moeten worden. Er zijn op Urk veel mensen die op een hoog niveau, dagelijks, met deze zaken bezig zijn. “Voor de aanvang van deze bijeenkomst sprak ik iemand die heeft nergens meer tijd voor, dat is bijna 24 uur per dag.” Volgens Hakvoort zijn dat geen amateurs meer, maar mensen die heel veel verstand van zaken hebben. Hakvoort verzoekt om te komen tot een expositie. Het raadslid geeft aan dat hij weleens in Lelystad komt en dat het depot daar veel materiaal heeft. Dat materiaal zou naar Urk gehaald kunnen worden. Om zo een verhaal van Urk te maken, maar vooral daar het Bijbelse verhaal in te verdisconteren.10 Wilco van Klinken is niet tevreden met het antwoord van de wethouder. Hij vindt dat de wethouder zich er wel een beetje te makkelijk vanaf maakt. “Je bent bijna een bedreigde diersoort als je nog denkt dat de aarde geschapen is.” Volgens het SGP-raadslid zouden we onderscheidend moeten zijn door er op deze manier mee bezig te zijn. Het klassieke scheppingsgeloof zit namelijk in de identiteit van de Urkers. Daarom zou het verhaal van Urk uitgedragen moeten worden en daar hoort, volgens Van Klinken, ‘dit onlosmakelijk bij’. “Dan is het verhaal niet compleet, en dan halen we het merg, de pit, er gewoon uit.” Hij ziet het dan als slap aftreksel. Zo van: ‘Ja, we doen op Urk wel wat’. De kern is dat onwrikbare Godsgeloof wat de Urkers in het verleden gehad hebben en de meerderheid van Urk nu nog heeft. Van Klinken proeft hier ‘bijna koudwatervrees van de wethouder’. Maar het raadslid meent dat het er gewoon in kan, zonder dat er één Urker zich hieraan stoort.

Wethouder Foppen reageert daarna op de tweede vragenronde met suggesties van de kant van de raad. Op de vraag van Krachtig Urk of de gemeente initiatieven wil ondersteunen en daarvoor oproepen wil doen, wordt door de wethouder gereageerd. Dat gaat over uitwerking en hoe je dingen wil doen. De wethouder geeft aan hier nu niet op in te kunnen gaan. Als mensen met initiatieven komen dan kunnen ze natuurlijk altijd bij de gemeente vragen of voor hun plannen subsidie te verkrijgen is. De wethouder meent, in reactie op de SGP, niet dat hij zich er te gemakkelijk van heeft afgemaakt. “Het archeologiebeleid is zoals het is.” Foppen vraagt zich af of daarbij ook een stukje evangelisatie moet. Volgens de wethouder is dat een keuze, maar dat zou je dan bij heel veel beleidstukken moeten doen. Van Klinken reageert daarop dat hij het woord ‘uitdragen van het Evangelie’ niet in de mond heeft genomen. Relevantie, beleefbaar maken, etc. zijn volgens het raadslid allemaal woorden die tot uitdrukking brengen hoe Urkers aankijken tegen het ontstaan van de aarde, het ontstaan van het leven en het ontstaan van de mensheid. Van Klinken geeft aan dat hij dit ‘er echt niet met de haren bij’ sleept, maar dat hij het juist ‘vreemd’ vindt dat dit ontbreekt. Het klassieke scheppingsgeloof heeft hier alles mee te maken. De meerderheid van de raad geeft, volgens het raadslid, aan dat dit bij de Urker identiteit hoort. “Willen we maatschappelijke relevantie toevoegen dan kunnen we daar gewoon niet omheen.” De mensen van ‘The Missing Link’ fluisteren de wethouder toe dat hier wel wat mee gedaan kan worden. Wethouder Foppen geeft aan dat het altijd zo is dat je de eigen achtergrond meeneemt, maar hij vraagt zich af of dat in elk stuk expliciet moet worden uitgedragen. Van Klinken geeft aan dat het niet zijn woorden zijn dat dit in alle stukken moet, of dat hij hiermee het Evangelie wil uitdragen. Het SGP-raadslid wil dat het in dít stuk wordt opgenomen. De wethouder herhaalt dat ‘we er toch iets mee kunnen’, wil daar graag aan meewerken en sluit daarmee af.

Tenslotte

Dit commissiedebat werd rustig en waardig gevoerd. Raadslid Wilco van Klinken heeft gelijk dat het klassieke scheppingsgeloof en de daarbij behorende Bijbelse tijdlijn wel meer zou mogen doorklinken in dit stuk. In het debat over de ouderdom van de aarde is dit een essentieel onderdeel. Je kunt niet over ijstijden spreken zonder deze ijstijden in te kaderen (of dat nu binnen een creationistisch of naturalistisch kader is). Nu wordt in het rapport bij de bespreking van de ijstijden slechts het naturalistische verhaal verteld en zijn de té hoge jaartallen (vanuit Bijbels perspectief) weggelaten. Archeologie is een wetenschapsgebied dat, als het op naturalistische wijze wordt uitgevoerd, uiteindelijk overgaat in niet-Bijbelse gedachten over oermensen en pre-adamieten. Over de middeleeuwse vondsten (en daarna) zullen creationisten en naturalisten hoogstwaarschijnlijk hetzelfde denken. Dat geldt echter niet voor vondsten uit de zogenoemde prehistorie. Zoals ik hierboven al heb aangegeven wordt in het omgevingsprogramma gewoon de naturalistische aanduidingen van tijdvakken gegeven. Daarom kom je er niet, door slechts de tienduizenden en miljoenen jaren weg te laten. Creationistische wetenschapsbeoefening vergt een andere manier van denken. Urk is (gelukkig) een zeer orthodox-christelijke gemeente met veel mensen die het klassieke scheppingsgeloof belijden en willen uitdragen. Als er zelfs op Urk geen bijbelgetrouw uitvoeringsplan rondom archeologische vondsten en erfgoed opgesteld kan worden, waar dan wel? Zoals Van Klinken terecht aangeeft: er zijn genoeg geleerden (op Urk en ook daarbuiten) die zouden kunnen meedenken. De praktische uitvoering zal daarom niet vastlopen op een gebrek aan kennis van creationistische zijde.

Voetnoten

Dramatische diversiteit dagvlinders

Jaren is het niet zo’n slecht vlinderjaar geweest! In het voorjaar waren er al opvallend weinig vlinders te zien. Mogelijk door de extreme droogte in de zomer van 2022. Vlinders hebben naast nectarplanten ook planten nodig waarop ze hun eitjes kunnen afzetten en waarvan de rupsen kunnen leven. Veel planten hadden te lijden onder die droogte.

Gelukkig waren er in de warme septemberweken toch nog fladderende schepsels waar te nemen. Ik koester mijn T.T. (tel-tik), want tellen is weten. In september steeds het aantal waargenomen vlinders (geen Witjes) genoteerd. De aantallen vielen mee, de soortenrijkdom (= diversiteit) erg tegen: 129 Dagpauwogen, 9 Atalanta’s, 4 Kolibrievlinders, 3 Distelvlinders, 3 Bonte Zandoogjes, 1 Kleine Vos. Veelal op Buddleja’s, verder op Herfstasters en Atalanta’s (trekvlinder!) vooral op Klimopbloemen.

In Nederland leven meer dan 2000 soorten vlinders, waarvan ruim 50 dagvlinders. Dagvlinders klappen in rust vaak hun vleugels dicht en hebben een ‘knopje’ op het eind van hun voelsprieten. Nachtvlinders houden in rust hun vleugels plat en hebben draadvormige of geveerde antennen.

Op de foto ziet u de dagvlinder Kleine Vos. De aantallen dagvlinders zijn sinds 1890 met minstens 84% afgenomen! Ook de Kleine Vos was vroeger algemeen. Door mij in september slechts één keer gezien! Dit exemplaar is op 7 september gespot in de Blauwe Kamer, een refugium. Het biologenechtpaar van het Spees-refugium heeft de soort ook diverse keren waargenomen. Hoe belangrijk toch die refugium-natuurhoekjes!

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2023, Betuwse Eiber, Het GemeenteNieuws 22 (41): 23.

Geduld doet weten

Ik kan niet zeggen dat ik echt een geduldig mens ben. Ik sta dan ook in het veld meermalen verbaasd over mezelf. Geduld gaat niet over wachten, maar over de vaardigheid om een positieve houding te behouden tijdens het wachten, zeker ook tijdens het vogelen! Een toelichting mijnerzijds. Kolganzen broeden vooral op de toendra’s in Noordwest-Rusland en Siberië en overwinteren van begin oktober tot in maart massaal in ons land.

Op 13 oktober nam ik de eerste exemplaren waar in ons Rivierengebied. Weet u wat veel geduld vraagt? Met de verrekijker systematisch speuren naar hals-geringde vogels. In de periode 13 oktober – 7 november heb ik in totaal ongeveer 6000 (!) Kolganzen proberen te bekijken. Een spreuk zegt: Geduld is een schone zaak maar je moet er wel de tijd voor hebben.

Het resultaat: ÉÉN RING! Je vraagt je dan regelmatig af, waar ben ik nou toch mee bezig? Maar die ene ring is wel genieten. De foto toont Kolgans Q74. Op 24 febr. 2016 geringd in Duitsland. Ik geef enkele waarnemingen. Op 11 nov. 2016 gespot te Maurik, 11 nov. 2017 in Saksen-Anhalt en 16 nov. 2018 in Groningen.

Door mij gezien op 9 nov. 2019 bij Lienden, 23 okt. 2020 bij Ingen, op 25 nov. 2022 hier weer, en op 31 okt. 2023 weer bij Lienden. Verder in maart 1x in Polen, en in april/mei twee keer in Estonia (Estland). Ongetwijfeld op weg naar Noord-Siberië. Meer vogelaars voeren ringgegevens in via www.geese.org. Dankzij geduld neemt onze kennis toe!

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2023, Betuwse Eiber, Het GemeenteNieuws 22 (46): 5.