Het geslacht ‘Van Meerten’ in de Serie Gerichtelijke Transcripties Nederbetuwe – Deel 20: Gerichtssignaat Bank Zoelen 1614-1661

In 2007 promoveerde dr. Peter D. Spies aan de Theologische Universiteit Apeldoorn op een belangrijke studie naar de classis van Tiel. De titel van zijn proefschrift luidt ‘De classis van Tiel 1579-1816: De gereformeerde kerk in de Nederbetuwe in het spanningsveld van politieke machten en maatschappelijke veranderingen’.1 Daarna heeft dr. Spies ook niet stilgezeten en heeft hij diverse gerichtelijke transcripties en ander transcriptiewerk uitgegeven. Zo ook de ‘Serie Gerichtelijke Transcripties Nederbetuwe’. We hopen de komen de tijd, als de Heere het leven en de gezondheid geeft, deze transcripties door te nemen op zoek naar stamgenoten. Het betreft vooral individuen met de achternaam ‘Van Meerten’ of aangetrouwde leden van deze familie. Als het gaat om de vrouwelijke lijn nemen we, gewoontegetrouw, alleen de kinderen en aan die kinderen aangetrouwde gezinsleden (dus man of vrouw) mee. Na verloop van het genealogisch onderzoek is het mogelijk dat dit artikel wijzigingen ondergaat, bijvoorbeeld als wordt ontdekt dat naam X of Y ook tot (afstammelingen van) dit geslacht behoort. Hieronder de bestudering van het eenentwintigste deel.2

Johan van Bemmel

Johan van Bemmel komt twee keer voor in dit deel (bladzijde 31 en 73). Het is slechts een vermelding dat hij behoorde tot het ridderschap of de gerichtslieden. Het gaat dan om 25 juni 1618 en 22 september 1625. Mogelijk is dit de zoon van Heijmerick van Bemmel en Anna van Meerten.

Everhard Godfried van Meerten

Jonker Everhard Godfried van Meerten komt drie keer voor in dit deel van de Gerichtelijke Transcripties. Op 17 oktober 1657 zien we dat hij aanwezig is bij de ‘in Soelen gespannen bancke’.3 Op dinsdag 20 oktober 1657 compareert hij eveneens voor de ambtman en is er sententie uitgebracht.4 Op 11 november 1659 behoort hij bij de ‘gerichtsluijden’ van de ‘Soelensche bancke’.5

Johan (Ernsten) van Meerten

Een ‘Van Meerten’ die het meest voorkomt in dit gerichtssignaat is Johan (Ernsten) van Meerten. Op de gerichtsdag van 24 februari 1614 komen we heb als eerste tegen.6 Het gaat om een ‘Aenspraeck’ die ‘Affgedaen’ is. Ik citeer:

“#Aenspraeck#
Lambert Corstensen spreeckt aen mit recht tuschen pandongh ende pandtkerongh Johan van Meerten voor de somme van LXVI gulden hercommende van verdient loon ende voor den schaden mit recht ende bedinght hiermede zijn wacht.
#Affgedaen#”

Op bladzijde 23 gaat het opnieuw over hem op de gerichtsdag van 4 juli 1616:

”#Aenspraeck#
Aelbert van Leuwen, als rentmeijster sijns genedighen fursten ende heeren mijn heere den Prince van Orengen etc., spreect aen met recht tuschen pandongh ende pandtkerong Johan van Meerten, eerstelick voor XXIX gulden ses stuvers, als reste van meerder somme van verscheenen ende onbetaelde landtpachten, ende voor den schaden met recht. Ende bedinght hiermede zijn wacht.”

Dezelfde dag krijgen ze ook antwoord, op bladzijde 24 lees ik:

”#Antwoordt#
Johan van Meerten andtwoort op aenspraeck van Aelbert van Leuwen rentmeijster van mijn heere den Prince van Orengen etc., ut in scriptis.”

Op 17 oktober 1616 wordt zijn naam opnieuw genoemd.7 Ik citeer:

”#Aenspraeck#
Wolter Roeloffsen spreeckt aen mit recht tuschen pandongh ende pandtkerongh Derick Jansen ende Johan van Meerten, als gewesene vercopers van sekere thien hondt landts binnen Soelen opte Huijsgarden, als voor vrijong, quijtongh ende affhaldonge van hondert negen ende vijftich gulden tien stuvers, daer die voorschreven thien hondt landts voor dato des coops met beswaert zijn gewest und alnu uut cracht van een verwonnen acte op datselve landt gevordert werden ende oock voor alle hijnder, schade ende costen dienthalven algereets gedaen ende noch te doen, na inhalt segel ende brieve, ende voor den schade met recht. De voorschreven segel ende brieve, mitsgaders copie van de geruerte verwonnen acte hiermede als oock de wacht bedingende.”

Op deze gerichtsdag gaat het ook over de eis van Aelbert van Leuwen van 4 juli 1616.8 Ik citeer:

”Gesien den eijsch van Aelbert van Leuwen, als rentmeijster van sijn forstelicke genaden mijne heere den Prince van Orangiën etc., eijscher ter eenre ende ’t andtwoordt van Johan van Meerten verweerder ter andere, wijsen die ridderschappen voor recht, dat den eijscher tuschen dit ende XIIII dagen bij eede verclarende de geëijschte schuldt deuchdelick te zijn, sal in sulcken geval den verweerder hem deselve opleggen ende betalen.
#Den eijscher heeft de hem in desen operlachte verclaronge gedaen voor den substituit amptman jonckher Johan van Bronckhorst ende gerichtzluijden jonckher Adriaen van Druten ende Geridt van Haech den 26en des voorschreven maents octobris#”

Op 17 oktober 1616 wordt eveneens nog ingegaan op de zaak van Wolter Roeloffsen (zie hierboven).9 Ik lees kort:

”#Andtwoort#
Derick Jansen ende Johan van Meerten contra Wolter Roeloffsen ut in scriptis.”

Op de gerichtsdag 29 april 1619 gaat het over een zaak tussen Steven van Eck en Johan van Meerten.10 Daar lees ik:

”#Aenspraeck#
Steven van Eck spreeckt aen mit recht tuschen pandongh ende pandtkerongh Johan Ernsten vn Meerten voor de betalonge van acht en dartich gulden hercommende van coop van een slachtbeest anno 1616, affslaende elff gulden hem door tuschenspreken van goede luijden daervan quijtgescholden, ende voor den schaden met recht. Ende bedinght hiermede sijn wacht.”

Op de volgende bladzijde eveneens.11

”Op de rechtzvorderinge van Steven van Eck eijscher ter eenre ende Johan van Meerten verweerder ter andere, ’t gericht gesien den eijsch ende d’ obligatie bij den verweerder in plaets van andtwoort overgelevert, condemneert den verweerder de geëijschte schult tuschen dit ende ses weecken aen den eijscher te betalen. Reserverende den verweerder zijn recht tegens den eijscher te mogen institueren zoo zijnen goeden raedt gedragen sal.”

Op 8 juli 1619 gaat het over een andere zaak en wordt een ‘acte van indemniteijt’ gegeven.12

”#acte van indemniteijt#
Johan van Meerten promisit, voor den substituit amptman ende gerichtzluijden nabenoempt, te quiteren, indemneren, along ende geheel schadeloos te halden jonckher Christiaen van den Steenhuijs van alsulcke borchtochte, als zijn edele voor de pachtonghe, als denselven van Meerten verledenen jare 1618 van den impost van den besaijden mergen op Drumpt gedaen, gepresteert heeft. Stellende ende verbijndende daeronder tot versekerong van dijen alle sijne goederen, reede ende onreede, in den kerspel van Soelen gelegen, om bij nalaticheijt van quiteronghe morgen ofte commen te lijden, daeraen (als met allen rechten vervolcht ende verwonnen wesende) met coopbiedonghe te verhalen. Daervan hij comparant sich alsoo betuijcht gegeven heeft. Actum voor gerichtzluijden Maes Gerridtsen scholtis ende Nicolaes Broeckhuisen den 8e julii voorschreven.“

Op 2 november 1620 werd er opnieuw gericht gehouden en kwam Johan van Meerten opnieuw ter sprake.13

”#Aenspraeck#
Johan van Meerten spreeckt aen mit recht tuschen pandongh ende pandtkerongh Johan van Ingen voor twelff gulden ter goeder rekenongh vermogens pandonge hierbij inbedingen[de], ende voor den schaden met recht. Ende bedinght hiermede sijn wacht.”

En op dezelfde bladzijde:

”#Overgifte#
Jan Jansen van Inggen heeft verwillecoert ende overgegeven op d’ aenspraeck huijden bij Jan van Merten op hem gedaen mit denselven te rekenen ende volgens dien te betalen.”

Op 20 juni 1622 lezen we op bladzijde 52 het volgende:

”#Aenspraeck#
Jan van Meerten spreeckt aen mit recht tuschen pandongh ende pandtkerongh Ghijsbert Huijberts voor de somme van XXVIII gulden ses stuvers 4 penningen hercommende van affgerekende schuldt vermogens rekenboeck daervan zijnde, ende voor den schaden met recht. Ende bedinght hiermede sijn wacht.”

Op dezelfde dag is er nog een vervolg:

”#Verfolch#
Johan van Meerten supra Ghijbert Huijberts.”

Op de gerichtsdag van 22 september 1625 komt de weduwe voor van Johan van Meerten. Het gaat om een oude belofte van borgtocht uit 1619 tussen Christiaen van den Steenhuijs. Inmiddels leeft Christiaen ook niet meer en komt in plaats van hem zijn weduwe. Johan is dus overleden tussen 20 juni 1622 en 22 september 1625. Ik lees op bladzijde 71:

”#Aenspraeck#
Joffrouw Marie van Eldijck, weduwe van zaliger jonckher Christiaen van Steenhuijs, cum tutore spreeckt aen met recht tuschen pandongh ende pandtkerongh Ernstgen van Lauwijck, weduwe van Johan van Meerten zaliger, voor de betalonge van een hondert ende sestich gulden, als reste van borchtael wegens des landts middelen bij gemelte Steenhuijs voor Johan van Meerten gepresteert ende aen den ontfanger tot Bommel voor denselven heeft moeten betalen vermogens extract hierbij inbedingende, ende voorts voor den schaden met recht. Ende bedinght hiermede haer wacht.”

Op de volgende bladzijde komt een antwoord op de bovenstaande aanspraak.

”In saecke van de weduwe van jonckher Christiaen eijschersche eens ende de weduwe van Johan van Meerten verweerdersche ter andere worde gecommiteert die edele ende erentfeste jonckheren Johan de Cock van Oppijnen tot Tiel, Wilhem van Heese, Joost van Bueren ende Steven Steenhuijs, om parthijen ten zeeckeren dage voor oer edelen te bescheijden ende deselve in der vrundtschap sien te verdraghen, is ’t mogelick. Soo niet, sal volgens in der sake gedaen werden na rechts behooren.”

Het lijkt erop dat Ernstgen van Lauwijck na het overlijden van Johan van Meerten hertrouwde met Nicolaes Broeckhuijsen. Op pagina 92 wordt in ieder geval aangegeven dat zij getrouwd is met Claes van Broeckhuijsen.
Op bladzijde 103 (dat gaat over de gerichtsdag donderdag 7 september 1631 lezen we dat zij overleden is. Het gaat dan ook over de nagelaten kinderen van Ernstgen en het lijkt erop dat dit niet de kinderen zijn van Nicolaes.

”#Aenspraeck. Leuwen#
Nicolaes Broeckhuijsen, weduwenaer van Ernstgen van Lauwijck sijn gewesen huijsfrouw, spreeckt aen met recht tuschen besatongh en ontsatongh Jan Gerritssen, smit tot Soelen, als borge voor de nagelaten kijnderen van Ernstgen van Lawick, ut inscriptis. Ad proximam.
#Niet gelesen#”

Ze moet dan overleden zijn tussen 14 mei 1629 en 7 september 1631.

Voetnoten

Godfather of godvrezend bisschop? – Dr. Benno Zuiddam publiceert in ‘Journal for Christian Scholarship’ over Schriftgezag in de ethiek van Ambrosius

Van 10 tot en met 12 juni 2021 werd er door de Katholieke Universiteit Leuven en de Theologische Universiteit Apeldoorn een Ambrosiuscongres georganiseerd. Dr. Benno A. Zuiddam was ook aanwezig om een lezing te geven over ‘Ambrosius in het spanningsveld van Schriftgezag en pragmatisme’.1 Deze lezing werd ná die van prof. dr. Arie Baars de meest bekeken lezing van het congres. Eind 2023 heeft dr. Zuiddam de lezing omgewerkt tot een wetenschappelijke publicatie in het Zuid-Afrikaanse ‘Journal for Christian Scholarship’ of ‘Tydskrif vir Christelike Wetenskap’.2

Een mozaïek van Ambrosius van Milaan. Bron: Wikipedia.

Dr. Zuiddam heeft zijn publicatie ook geplaatst op zijn ResearchGate-pagina. In dit korte artikel volgen we de abstract en verwijzen tenslotte door naar het artikel. Ambrosius wordt door sommigen gezien als ‘manipulatieve politicus die de nieuwe staatsreligie gebruikte als een middel om persoonlijke macht en invloed te bewerkstellingen’. Vanuit modern oogpunt lijkt deze opvatting over de bisschop van Milaan stand te houden, maar volgens Zuiddam is deze ‘grotendeels gebaseerd op veronderstellingen vanuit onze tijd’. In zijn wetenschappelijke publicatie onderzoekt Zuiddam primaire en secundaire antieke bronnen om de ethiek van Ambrosius te bestuderen. “Een zorgvuldig onderzoek van deze bronnen leert dat Ambrosius, net als eerdere kerkvaders, zichzelf een man van principe en zelfverloochening toonde, die opereerde vanuit de premisse van de Schrift als Gods gezaghebbende stem voor heden en verleden.” Deze conclusie wordt, volgens het onderzoek van Zuiddam, ook door secundaire antieke bronnen van tijdgenoten bevestigd. De classicus en nieuwtestamenticus deed filologisch3 onderzoek naar ‘De Officiis’ en dit onthult Ambrosius’ opvattingen over autoriteit en menselijk denken en gedrag. Voor Ambrosius was het ambt van bisschop in de eerste plaats een onderwijstaak ‘om de orakels van God voor het menselijk leven en de leer van de Schrift door te geven’. De Heilige Schrift zag Ambrosius als leidend principe voor de christelijke ethiek ‘aangezien hij de hele wereld beschouwt onder de aanspraak van zijn Schepper en Heer’. Met deze uitgangspunten probeerde hij rijkswetten te veranderen overeenkomstig Gods wet en daardoor de samenleving te kerstenen. Linguïstisch onderzoek, van dr. Zuiddam, toont aan dat het Schriftgezag bepalend was in de ethiek van Ambrosius. De bisschop van Milaan dacht, volgens Zuiddam ‘niet opportunistisch, maar stelde zichzelf en anderen onder externe autoriteit, inzake goed en verkeerd handelen’. De publicatie doorlezend kan ook gezegd worden dat hij zich stelde onder de Externe Autoriteit met hoofdletters, de Potentaat der Potentaten. Via de verwijzing hieronder is het volledige artikel te lezen. We feliciteren dr. Zuiddam vanaf deze plaats met de publicatie. Het kan gezien worden als goed begin van het nieuwe jaar!

Deze publicatie is eveneens verschenen via de ‘ResearchGate’-pagina van dr. Benno A. Zuiddam en hier te bestuderen. Het verschijnen van deze publicatie werd ook kenbaar gemaakt op de persoonlijke website van de classicus en nieuwtestamenticus.

Voetnoten

Lag Sodom ten noorden van de Dode Zee? – Een aantal argumenten op ‘Aantekeningen bij de Bijbel’ die dit tegenspreken

‘Landschap met de brand van Sodom en Gomorra’ geschilderd met olieverf door Joachim Patinir (ca. 1480-1524). Bron: Wikipedia.

De afgelopen decennia is meermalen in het nieuws gekomen dat Sodom gevonden is. Het gaat hierbij om Tall el-Hammam (13 km noordoostelijk van de Dode Zee). Ook in 2015 lazen we dit in diverse media. Een van de redenen van deze identificatie is dat de onderzoekers (Tall el-Hammam Excavation Project) zich baseren op de teksten in Gen. 13-19 en de Koran. Wat betreft de Bijbel wordt verwezen naar Gen. 13:10: “En Lot sloeg de ogen op en zag dat heel de Jordaanvlakte rijk aan water was…” (HSV). Waarbij men er dan vanuit gaat dat met כִּכַּ֣ר kikar (“vlakte”) de Jordaanvallei wordt bedoeld en wordt verwezen naar de Koran (Qur’an VIII.7.84; XII.11.82; XIV.15.61-79; XIX.25.40; XX.29.40). Verder is een argument dat Tall el-Hammam aan de belangrijkste handelsroutes lag en zich bevindt aan de oostelijke kant van de Jordaan.

Er zijn echter een aantal argumenten die deze plaats als locatie van de stad Sodom tegenspreken: 1) We lezen dat Lot in eerste instantie naar het oostelijke gedeelte van de Jordaan trok en in diverse steden woonde tot hij zijn tenten bij Sodom neerzette (Gen. 13:12). Dit impliceert dat hij behoorlijk had gereisd voordat hij bij Sodom aankwam en zich dus niet noodzakelijk meer in de Jordaanvlakte bevond. 2) Deze kikar kan slaan op een gebied tot noordelijk bij Sukkoth (1 Kon. 7:46), zeker als het niet in combinatie met de Jordaan wordt genoemd (Gen. 19:17, 28; 2 Sam. 18:23). 3) In de Bijbel zien we dat Sodom ligt in het Siddimdal bij de Dode Zee. Siddim betekent zoiets als “kalk of krijt” (“zout” LXX) wat meer overeenkomt met het zuidelijke gedeelte van de Dode Zee, omdat daar ook de zinkgaten gevonden worden (Gen. 14:10). Ook past deze zuidelijke omgeving beter bij veel andere Bijbelteksten die gaan over het vernietigde gebied (Deut. 29:23, Jes. 13:19-20, Jer. 49:18, 50:40; Sef. 2:9) en met de latere oorlog tussen Juda en Edom te Zair (=Zoar 2 Kon. 8:21). 4) Tot slot is ook de specifieke woordkeus voor de vernietiging van Sodom en omliggende steden, שחת shachet “vernietigen” en הפך hafach “omkeren” (Gen. 19:29), belangrijk omdat dit de kans bijzonder klein maakt dat van een opgegraven stad, ongeacht in het noordelijk of zuidelijk gedeelte, nog veel te vinden is. Van Tall el-Hammam zijn namelijk grote delen van de fundamenten van huizen en muren gevonden, wat bij zo’n omkering niet mogelijk is.

In november 2018 kwam in het nieuws dat een meteorietinslag mogelijk de oorzaak van de verwoesting was (ScienceNews, 20 nov. 2018; P.J. Silvia et al. The 3.7kaBP Middle Ghor event: catastrophic termination of a Bronze Age civilization. American Schools of Oriental Research annual meeting, Denver, November 17, 2018). Enkele jaren later werd dit bevestigd (Ted E. Bunch, “A Tunguska sized airburst destroyed Tall el-Hammam a Middle Bronze Age city in the Jordan Valley near the Dead Sea“, in Scientific Reports vol. 11 18632).

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website ‘Aantekeningen bij de Bijbel’. Het originele artikel is hier te vinden.

Eenvoudige uitleg van baraminologie met de konijntjes als voorbeeld – Biologieonderwijs vanuit het perspectief van de schepping door dr. Todd C. Wood

Creationisten belijden een schepping in zes dagen. Op de zesde dag schiep God de landdieren. Hoe zit dat met de konijntjes zijn deze ook zó geschapen? Hoe sommige creationisten hierover denken wordt duidelijk in dit eenvoudige filmpje van dr. Todd C. Wood.1 Met dank aan Douwe Tiemersma voor de Nederlandstalige ondertiteling van deze video.

Voetnoten

Kosmische explosie maakt van een vruchtbare vlakte onbewoonbaar gebied

Abraham is deze morgen vroeg wakker. Hij haast zich naar de top van de heuvel waardoor hij uitzicht heeft over de Jordaanvlakte. Dan slaat hij de hand voor de mond, de eens zo vruchtbare Jordaanvallei is veranderd in een rokende smeltoven. Het gebied is totaal verwoest en een deken stroperig zout heeft zich over de vlakte uitgestrekt. De eens zo machtige steden zijn verdwenen.

Over de geschiedenis van Sodom en Gomorra en de verwoesting van deze steden hebben vele wetenschappers zich al gebogen. Verschillende verklaringen zijn geopperd, maar het laatste woord is nog hier nog niet over gezegd. Tijdens de Annual Meeting van de American Schools of Oriental Research (17 november 2018) presenteerden veertien wetenschappers de resultaten van hun onderzoek. Ze kwamen tot een opmerkelijke conclusie. Zo zou de vruchtbare vlakte rond Tall el-Hammam verwoest zijn door een explosie van een meteoriet boven het gebied.1

Waar de onderzoekers over spraken was niet nieuw. De hoofdonderzoeker (dr. Phillip Silvia) presenteerde al eerder, samen met dr. Steven Collins2, de resultaten op een conferentie in 2015.3 Daarnaast schreef dr. Silvia zijn dissertatie over dit onderwerp, met als titel The Middle Bronze Age Civilization-Ending Destruction of the Middle Ghor.4 Volgens de onderzoekers zijn er verschillende argumentatielijnen die leiden tot de conclusie. Zo is er een potscherf gevonden die blootstelling aan extreme temperaturen laat zien (de paper spreekt van 8.000 tot 12.000 graden Celsius in enkele microseconden). Ook zijn er andere mineralen gevonden die eenzelfde kortdurende blootstelling aan extreme temperaturen laten zien. In 2010 werd er ook gesmolten gesteente gevonden. Daarnaast is de natuurlijke muur, het fundament van de muur van de stad Tall el-Hammam, voor een groot deel verdwenen. Geochemische data laten zien dat er veel sulfaat en zout in de aslagen zit. Deze monsters zijn onder, in en boven de verwoeste laag te vinden. Daarnaast noemen de onderzoekers ook nog natuurkundig bewijsmateriaal.

Er zijn enkele voorbeelden van meteorieten die boven land explodeerde en een verwoestend effect hadden. In 1908 explodeerde een meteoriet boven Siberië en liet de bomen in een gebied van 2000 vierkante kilometer als geknakte luciferhoutjes achter.5 In 2013 kwam er een stuk ruimtepuin zo groot als een bestelbusje de atmosfeer binnen, explodeerde en verwondde meer dan 1600 mensen.6

Hebben de onderzoekers een correct scenario geschetst? Onder de geleerden bestaat er twijfel en is er discussie of de stad Tall el-Hammam werkelijk dezelfde stad is als Sodom. Recent bevroeg Johan Demoed van Weet Magazine de oudtestamenticus prof. dr. Mart-Jan Paul.7 Hij gaf enkele gegronde tegenargumenten en vermoedde dat deze stad niet Sodom, maar het Amoritische Hesbon is. Het bovengenoemde onderzoek werpt mogelijk nieuw licht op deze zaak.

Dit artikel werd in 2018 geschreven.

Voetnoten

Is Tall el-Hammam Sodom? – Dr. Mart-Jan Paul over de ligging van Sodom

De ligging van Sodom volgens dr. Steven Collins. Bron: Screenshot uit de video ‘Sodom and Gomorrah: Biblical Archaeology’.

Vraag

Ik ben erg benieuwd naar uw visie op Tall el-Hammam als Sodom, zoals betoogd door dr. Steven Collins: https://youtu.be/r-teJabFF90.

Antwoord

Beste vraagsteller,

Al heel wat jaren verdedigt Steven Collins de opvatting dat de stad Tall el-Hammam in Jordanië het vroegere Sodom was. Deze stad ligt ongeveer 13 kilometer ten noordoosten van de plaats waar het water van de Jordaan de Dode Zee instroomt.

Deze gelijkstelling lijkt mij onjuist. Genesis 10:19 wijst op een meer zuidelijke ligging van de steden. In later tijd noemt Ezechiël ook de zuidelijke ligging (Ezechiël 16:46).

De stad Zoar (waar Lot heen vluchtte) bestond tot in de middeleeuwen. Flavius Josephus, Eusebius en de Madaba map (mozaïekvloer) geven een ligging ten zuiden van de Dode Zee aan.

Collins vat het Hebreeuwse woord “kikkar” (vlakte) op als een ronde schijf en volgens hem voldoet de Jordaanvallei ten noorden van de Dode Zee daaraan. Die vlakte is echter rechthoekig. Bovendien heet die vlakte “de vlakte van de vallei van Jericho” (Deuteronomium 34:3), niet “de vlakte van de Jordaan.” Wanneer we uitgaan van de uittocht in 1446 v.Chr. en een verblijf van Israël in Egypte van 430 jaar, dan komen we uit bij een datering van Abraham in 2166-1991 v. Chr. Maar de bewoningslagen van Tall el-Hammam wijzen in de richting van de 19e tot de 15e eeuw v. Chr. De chronologie klopt dus niet.

De overblijfselen van Tall el-Hammam laten zien dat de stad groot en belangrijk was. Clyde Billington meent dat het aannemelijk is dat hier de vroegste stad Hesbon ligt, de hoofdstad van de Amoritische koning Sihon (Numeri 21:25-30; Deuteronomium 2:24), te onderscheiden van het latere, meer naar het oosten gelegen Hesbon.

Deze gastbijdrage is met toestemming van de redactie overgenomen van de website Refoweb. Het originele artikel is hier te vinden.

Onderzoeker: Sodom waarschijnlijk door asteroïde-inslag vernietigd

Noot van de redactie: Er zijn verschillende theorieën en gedachten over de natuurlijke oorzaak van de vernietiging van Sodom (plus Gomorra, Adama en Zeboïm). De theorie over een stuk ruimtepuin dat deze steden treft is niet nieuw. Zie bijvoorbeeld dit artikel. Niet iedereen is het overigens eens met de hieronder genoemde interpretatie van de resultaten.

De uit de Bijbel bekende stad Sodom is zeer waarschijnlijk vernietigd door een asteroïde-inslag. Dat stelt dr. John Bergsma, verbonden aan de Franciscaanse Universiteit van Ohio. Bergsma deed recent onderzoek in de zuidelijke Jordaanvallei waar de ruïnes van de stad zouden liggen.1 De onderzoeker zegt overtuigend bewijs in handen te hebben dat de stad door een asteroïde-inslag verwoest is, meldt Relevant.

Sodom was een ooit bloeiende stad, bestond ongeveer 3600 jaar geleden en was qua omvang en macht belangrijker dan Jeruzalem of Jericho. De plotselinge verdwijning heeft archeologen echter jarenlang voor een raadsel gesteld. Er zijn geen tekenen van militaire belegeringen of conflicten te vinden in de ruïnes, wat duidt op een andere, catastrofale oorzaak.

Een van de belangrijkste onthullingen die Bergsma’s interesse wekte, was de ontdekking van extreme verhitting op skeletresten en aardewerkfragmenten op de vindplaats. Deze hitteschade zou mogelijk kunnen worden toegeschreven aan een inslag van een asteroïde, vergelijkbaar met wat wordt beschreven in Genesis 19 toen God “brandende zwavel liet neerdalen” op Sodom en Gomorra en hen volledig vernietigde.

Bergsma legde uit dat stukken aardewerk die in het bewuste gebied waren gevonden, bedekt waren met een substantie die trinitiet wordt genoemd. De aanwezigheid van trinitiet geeft extra gewicht aan de theorie dat er in het gebied een hoogenergetische gebeurtenis heeft plaatsgevonden, zoals een inslag van een asteroïde.

Bergsma verklaarde ook de schokkende ontdekking van menselijke resten op de vindplaats. “Menselijke skeletten zijn compleet tot ongeveer halverwege de ruggengraat, en dan is er alleen een schroeiplek, en er is niets op de bovenkant van het lichaam,” zei Bergsma. “Ze hebben massaal bewijs gevonden dat een enorme hitte-uitbarsting uit de lucht van ongeveer 25 graden boven de horizon deze tweelingsteden aan de Jordaanse kant van de rivier heeft verbrand.”

Bron: https://relevantmagazine.com/current/science/experts-find-compelling-evidence-that-sodom-was-destroyed-by-an-atomic-bomb/.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

Voetnoten

Kerk en slavernij? (5) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk

Slavernij is verwerpelijk en de regering heeft excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid. In het navolgende gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. Maar als er naar de kerk wordt gewezen in verband met slavernij, dan moet dit met onderbouwing gebeuren.

De kerk sterk bij slavernij betrokken

A. Merz, G. Harinck, R. M. Allen en M. Stoutjesdijk beweren: “De Gereformeerde Kerk was sterk betrokken bij de slavernij: De Gereformeerde Kerk zorgde voor ‘ziekentroosters’ en geestelijken op slavenhandelsposten als Elmina (Ghana) en op schepen die tot slaaf gemaakten als lading hadden”.1

Predikanten in de Nederlandse Hervormde Kerk (NHK) en andere kerken

Om de gedachten te bepalen wordt nu iets gezegd over de NHK. De tot 2004 bestaande NHK kende verschillende typen predikanten. Zo was er de predikant voor buitengewone werkzaamheden. Dat kon een leger- of ziekenhuispredikant zijn. Deze predikant werd door overheid of instelling betaald. Een ziekenhuispredikant was in dienst van het ziekenhuis. Hij/zij behield zijn/haar status als hervormd predikant door de benoeming tot predikant voor buitengewone werkzaamheden. Een ziekenhuispredikant werd niet door de kerk naar het ziekenhuis gestuurd. Het ziekenhuis trok via een gewone selectieprocedure een geestelijk verzorger aan. Afhankelijk van de identiteit en de wensen van het ziekenhuis werd bijvoorbeeld een predikant aangesteld die de sacramenten mocht bedienen. Ging het alleen om pastorale zorg, dan kon een instelling ook een medewerker met een diploma pastorale zorg aanstellen. Een pastorale medewerker hoeft geen kerkelijke bevoegdheden te bezitten. Hij/zij verleent geestelijke bijstand aan de patiënten of cliënten van de instelling. In de NHK mochten de genoemde predikanten de vergadering van de kerkenraad en de classicale vergadering bijwonen. De schrijver van deze bijdrage heeft op genoemde vergaderingen wel ziekenhuispredikanten gezien, maar nooit legerpredikanten.

De ziekenhuispredikant is werknemer van het ziekenhuis en behoort zich als zodanig te gedragen. Zo is het niet de bedoeling dat de ziekenhuispredikant zich met medische zaken bemoeit en bijvoorbeeld het coronabeleid van het ziekenhuis afkeurt. Een legerpredikant kan bijvoorbeeld geen pacifistische propaganda gaan maken.

De NHK was niet verantwoordelijk voor de werkzaamheden van bijvoorbeeld de ziekenhuispredikant. Wel kon de NHK hulp verlenen, bijvoorbeeld door vrijwilligers of een ambtsdrager bij de kerkdienst. Evenmin was de NHK verantwoordelijk voor het medisch beleid van het ziekenhuis, bijvoorbeeld bij abortus en euthanasie.

Een legerpredikant verleent de militairen geestelijke bijstand, staat een stervende soldaat in zijn laatste momenten bij, maar mag zich niet met de krijgsvoering bemoeien. Komt hem iets verkeerds ter ore dan moet hij dat bij de commandant melden.

Predikanten en ziekentroosters

Tot aan de Tweede Wereldoorlog had de medische wetenschap een zieke weinig te bieden. Hoe verder men in de geschiedenis teruggaat, des te groter het relatieve aantal zieken was. De predikant kon het werk niet aan en daarom waren er zogeheten ziekentroosters die aan zieken en stervenden pastorale bijstand verleenden. Deze ziekentrooster was een helper en bekleedde geen ambt. Hij moest wel een verstandig man zijn die over een behoorlijke kennis van de Heilige Schrift beschikte.2 Gedurende zeereizen en in de tropen waren er altijd veel zieken. Er overleden ook altijd zeelui of passagiers. In de tijd van de WIC (West-Indische Compagnie) ging er met elk schip wel een ziekentrooster mee.

Predikanten en ziekentroosters werden geworven en betaald door de WIC. Predikanten waren met name nodig in de WIC-vestigingen om de gemeente aldaar te regeren en van ambtelijke kerkdiensten te voorzien. Er was altijd een tekort aan predikanten. Die konden ook uit bijvoorbeeld Duitsland komen. De WIC vertegenwoordigde de overheid. Alle kerkelijke zaken stonden onder toezicht van de WIC. In de Nederlanden kon volgens het publieke recht een predikant die vanaf de kansel de overheid verwijten maakte, door die overheid uit zijn ambt worden verwijderd.3 Die overheid was de WIC in haar vestigingen.

De functie van de classicale vergadering

De koloniale handel vond in Nederland met name plaats vanuit Vlissingen en Amsterdam. Daarom werden de WIC-gemeenten gerekend te behoren tot de classes Walcheren en Amsterdam. Gewoonlijk werd de Dordtse kerkorde 1619 aangehouden. De plaatselijke kerk of gemeente bestuurde zichzelf. Voor vragen en voor wat die gemeente zelf niet kon afdoen moest men zich tot de classicale vergadering wenden. Die classicale vergadering was dus, zoals eerder uitgelegd, een meerdere en geen hogere vergadering. Het contact verliep meestal per brief en kostte veel tijd. Ambtsdragers uit de handelsposten konden meestal niet fysiek aanwezig zijn.

Conclusie

De Gereformeerde Kerk zond zelf geen predikanten en ziekentroosters. Die kerk bestond niet als permanent instituut. Na 1619 gaf de overheid geen toestemming meer voor een nationale synode en kan men dus niet spreken van een landelijke kerk. De kerk was de plaatselijke gemeente. De WIC trok predikanten en ziekentroosters aan voor de geestelijke zorg voor WIC-medewerkers en handelsposten. De WIC betaalde predikanten en ziekentroosters en andere kosten en had het oppertoezicht op de gemeenten of kerken in de handelsposten. Voor vragen en zaken die men niet kon afdoen wendde de plaatselijke kerk zich (schriftelijk) tot de classicale vergadering.4 De bewering van de genoemde hoog- en zeergeleerde personen in bovenstaande tweede alinea, de kerk sterk bij slavernij betrokken, is ongefundeerd.

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!

Opheldering rond de grafsteen zonder namen in de kerk van Ingen

In de serie ‘Betuwse Historische Monografieën‘ verschenen twee deeltjes met als titel ‘Ingen: Een dorp zonder heer‘ (geschreven door Joke Honders).1 Honders schrijft daar ook over een grafsteen in de Hervormde Kerk van Ingen waar geen gegevens op staan, maar wel acht kwartieren en twee helmtekens. Vrijwel zeker gaat het hier om het echtpaar Heijmerick van Bemmel en Anna van Meerten.

Grafsteen van Heijmerick van Bemmel en Anna van Meerten. Bron: Arend Datema Instituut. Links = bovenzijde foto en rechts = onderzijde foto.

Heijmerick van Bemmel en Anna van Meerten

Op navraag heeft Joke Honders de foto’s uit het archief van het Arend Datema Instituut opgezocht en naar mij opgestuurd. Een van de foto’s is ook te zien in het eerste deel van de hierboven genoemde deeltjes. Onder de foto schrijft Honders (op bladzijde 18): “Een grote zerk zonder jaartal of naam, maar met twee grote wapenschilden; men denkt hier van doen te hebben met een zuster van Johanna van Meerten.” Ook het boek ‘De Neder-Betuwe‘ van Adriaan P. de Kleuver maakt op bladzijde 186 melding van deze grafsteen.2 Daar staat geschreven: “Rechts: grafzerk voor Van Bemmel die met een dochter van Van Meerten getrouwd was“. De genoemde gedachten in beide werken zijn correct. Het gaat hier namelijk om een grafzerk van Heijmerick van Bemmel en Anna van Meerten. Anna was een dochter van het, eveneens te Ingen begraven echtpaar, Dirck van Meerten (?-1568) en Bertha van Eck van Panthaleon (?-1531). Anna was een zus van Johanna van Meerten (?-1600) die met Johan van Brakell (?-1580) getrouwd is geweest. De dochter van Heijmerick en Anna, Bertha van Bemmel, was met Gijsbert van Hardenbroek getrouwd. De grafsteen van Bertha en Gijsbert is te bezichtigen in de kerk van Rijswijk.3 Helaas zijn de precieze data van geboorte en overlijden van Heijmerick en Anna mij (nog) onbekend.4

Kwartierstaat

We zien aan de linkerkant (bovenzijde op de foto) van de grafsteen de kwartieren Van Bemmel, Van Randwijck, Van Meeckeren en Van Druten.5 Aan de rechterkant (onderzijde foto) van de grafsteen de kwartieren Van Meerten, Van Eck, Van Eck en Van Meeckeren.

Heijmerick was een zoon uit het tweede huwelijk van Johan (Allards) van Bemmel met Bertha van Meeckeren. Johan was een zoon van Allard (Willems) van Bemmel en Gijsberta van Randwijck. Bertha was een dochter van Heijmerick van Meeckeren en ? van Druten. Het is waarschijnlijk dat Heijmerick van Bemmel vernoemd is naar zijn grootvader aan moeders kant.6

Anna was een dochter van Dirck van Meerten en Bertha van Eck van Panthaleon. Dirck was een zoon van Dirck van Meerten en Christina van Eck van Panthaleon. Bertha was een dochter van Johan (Bartholomeuszoon) van Eck en Aleijda (Gerritsdochter) van Meeckeren. De kwartieren aan de rechterkant (dus de onderzijde van de foto) zijn ook zó te zien op de grafsteen van Johan van Brakell en Johanna van Meerten in de Hervormde Kerk te Lienden.7

Heijmerick van Bemmel was lid van het ridderschap en vaak aanwezig op de gerichtsbijeenkomsten van bijvoorbeeld de Bank Kesteren en Zoelen. Zijn naam komt daarom veelvuldig voor in de ‘Serie Gerichtelijke Transcripties‘ van dr. Peter Dirk Spies. In bijvoorbeeld het tweede deel van die transcripties wordt Dirk van Meerten zijn schoonvader genoemd.8

Tenslotte

Elke keer weer is het verbazend hoeveel er bewaard is gebleven en hoe er steeds meer puzzelstukjes gevonden worden. Genealogisch onderzoek staat op schouders van reuzen. Met behulp van genealogisch onderzoek en de beschikbare puzzelstukjes kunnen we, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, stellen dat deze grafsteen een herinnering is aan het echtpaar Heijmerick van Bemmel en Anna van Meerten.

Voetnoten

Wie is de genoemde G. van Meerten uit het kasboek van de pannenfabriek?

In het meinummer van De Baron schreef Joke Honders over het kasboek van een pannenfabriek te Lienden. In die tijd waren er in de Gemeente Lienden twee pannenfabrieken, waarvan die te Ingen de grootste was.1 In de Liendense fabriek had Albert de Bruin (1839-1918) een leidinggevende functie. Hij streek per week een gulden extra als ‘bazengeld’ op. Honders kreeg, dankzij de achterkleindochter van deze Albert, inzage in het kasboek en schreef er een lezenswaardig artikel over.2

In de fabriek waar dakpannen werden vervaardigd, werkten uiteraard ook diverse arbeiders. Honders noemt er een tiental. Ze geeft aan dat deze arbeiders 80 cent per dag verdienden. Onder de arbeiders noemt Honders ook G. van Meerten. Wie was hij? Met dank aan de achterkleindochter van Albert komen we meer over hem te weten.3 In de weeklijst van 4 juni 1892 wordt aangegeven dat G. van Meerten vier een halve dag heeft gewerkt. Hij kreeg daarvoor 50 cent per dag en dus werd in totaal 225 cent aan hem uitgekeerd. Bij navraag blijkt het hier te gaan om Gevert van Meerten (1877-1953). Gevert was een zoon van Peter Hendrik van Meerten (1852-1911) en Cornelia van Merkestein (1852-1927) en de latere schoonzoon van de ‘panovenbaos’ Albert de Bruin. Op 12 februari 1902 trouwde Gevert namelijk met Hendrika Willemina de Bruin. Hij had overigens in 1897 al een kind bij haar verwekt. Deze Hendrika Willemina, geboren op 28 maart 1898, werd bij het huwelijk in 1902 erkend als Hendrika Willemina van Meerten (1898-1991).4 Overigens is Gevert niet de enige ‘Van Meerten’ die een ‘Albertsdochter De Bruin’ aan de haak heeft geslagen. Zijn broertje Jan van Meerten (1884-1966) trouwde op 19 december 1906 met Maartje Susanna de Bruin (1886-1956), het zusje van Hendrika Willemina. Of Jan ook in de pannenfabriek heeft gewerkt is mij (nog) niet bekend, volgens de huwelijksakte van zijn zoon Albertus van Meerten (1909-2000) was hij wel steenfabrieksarbeider.5

Vijftig cent

Waarom krijgt Gevert 50 cent in plaats van de genoemde 80 cent? Op 4 juni 1892 is Gevert vijftien jaar oud en daarmee nog minderjarig. Kennelijk was 80 cent het arbeidsloon voor volwassenen en 50 cent het loon voor een minderjarige. In het artikel van Honder worden ook nog H. de Bruin en Joh. de Bruin genoemd. Dit zijn de zoons van Albert en daarmee (latere) zwagers van Gevert: Hendrik de Bruin (1869-?) en Johannes de Bruin (1873-1940). De hierboven genoemde Albertus van Meerten was getrouwd met Cornelis Clasina van Lutterveld (1907-1978). Zij was de dochter van Klaas van Lutterveld (1871-1908). Dit is vermoedelijk dezelfde als één van de tien arbeiders die worden genoemd door Honders. Zo blijkt de (latere) familie ‘De Bruin’ breed ingezet te zijn bij de werkzaamheden rond de pannenfabriek.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het De Baron. De volledige bronvermelding luidt: Meerten, J.W. van, 2023, Wie is de genoemde G. van Meerten uit het kasboek van de pannenfabriek?, De Baron 6 (4): 12-13. De Baron is het blad van de Historische Kring Kesteren & Omstreken (www.hkko.nl).

Voetnoten