Home » Slavernij » Kerk en slavernij? (17) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk

Kerk en slavernij? (17) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk

Slavernij is verwerpelijk en de regering heeft excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid. In het navolgende gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. Maar als er naar de kerk wordt gewezen in verband met slavernij, dan moet dit met onderbouwing gebeuren.

Inleiding

In deze en de volgende bijdragen zal in verband met het onderwerp ‘kerk en slavernij’ de context van de Nederlanden aan de orde komen. Als voorbeeld zal de stad Leiden worden gebruikt. Dat is de stad waar mijn familie sedert ongeveer 1640 heeft gewoond. Zo kan ik uit gegevens van mijn eigen familie de algemene waarnemingen bevestigen. Deze bijdrage zal gaan over armoede en ziekte. Er is daarover veel literatuur beschikbaar. Hier wordt een selectie geboden.1

Armoede en ziekte

De industrie in Leiden was voornamelijk textielindustrie. Afhankelijk van schommelingen op de Europese textielmarkt waren er meer of minder werkelozen en dus armen. Er was een duidelijk onderscheid in klassen. Aan de ene kant waren er de bezitters van grondstoffen en werktuigen, aan de andere kant de loonarbeiders.

In de zestiende eeuw behoorde een derde van de bevolking van Leiden tot de armen. De armoede bleef. Dit hing samen met de achteruitgang in de textielindustrie met name sedert ongeveer 1670. De armen bestonden uit arme vreemdelingen, bedelmonniken, handwerkslieden zonder werk, weggelopen lijfeigenen, verbannen landlopers. Er was dus een hele schare van al dan niet zieke bedelaars.

Voor alle armen waren er verschillende instellingen, allemaal van godsdienstige aard. Voor de reformatie waren het vanzelfsprekend roomse instellingen, daarna gereformeerd/hervormd. Zo waren er verschillende gasthuizen: het Katrijnengasthuis, het Vrouwengasthuis, het Sint Elisabethgasthuis en het Heilige Geest-huis. Er was ook een Leprooshuis voor lepralijders. Lepra verdween uit Leiden in de loop van de zeventiende eeuw. Er waren ook Huiszittenhuizen voor de bedeling van Huiszitten-armen. Er waren verder Vrijwoningen, waaronder hofjes, om onder andere aan bejaarden woonruimte te bieden. Gedurende de Tachtigjarige Oorlog namen de gasthuizen ook gewonde soldaten op.

Op alle godsdienstige instellingen ten behoeve van armen had de plaatselijke overheid toezicht. Gestreefd werd naar een zekere vorm van centralisatie. Zo kwam er één Huiszittenhuis voor de bedeling van armen. Dat kende overigens een strenge inschrijfprocedure. Door economische achteruitgang nam de armoede in de negentiende eeuw toe. De overheid meende dat het hervormde Huiszittenhuis te ruim bedeelde en greep in, overigens zonder succes. De overheid steunde met name in de negentiende eeuw de kerkelijke armenzorg. De armen woonden verspreid over de stad. Er waren wel wijken met veel rijken, maar er was geen lompenproletariaat dat in een bepaald deel van Leiden woonde.

Getroffen door ziekten

Het slecht gevoede arme deel van de Leidse bevolking werd gewoonlijk het hardste getroffen door ziekten. In 1622 telde Leiden ongeveer 45.000 inwoners. Door pestepidemieën overleden van 1624 tot 1655 in totaal ongeveer 35.000 personen. In 1669-1670 was er een epidemie van vlektyfus, waarschijnlijk samenvallend met malaria. Er waren 7000 doden. In 1770-1771 waren pokken en pest in de Nederlanden, in 1808 was er roodvonk, in 1823 meer tuberculose dan gewoonlijk. Van 1849-1866 heerste er cholera. Dit eiste 5000 slachtoffers, meestal onder het arme deel van de bevolking.
De genoemde ziekten eisten ook hun tol in mijn voorgeslacht. Met name was er veel kindersterfte. Bedacht moet worden dat er pas in 1878 drinkwater van de Leidse Duinwatermaatschappij kwam.

Afsluiting

In het voorafgaande zijn slechts ziekten genoemd die in epidemievorm optraden. Ziekten zoals tuberculose waren altijd aanwezig. Ziekten verspreidden zich ook gemakkelijk, omdat het arme deel van de bevolking dicht opeengepakt in kleine huizen leefde. De rijke elite woonde ruim en kon de stad ook ontvluchten bij ziekten van epidemische aard door naar een buitenhuis te gaan.

Het accent ligt in deze bijdrage op armoede. Dat betekent niet dat de rest van de bevolking in rijkdom leefde. Dat deed slechts een kleine elitaire bovenlaag. Zo beschikte de inmiddels uitgestorven bestuurdersfamilie Van Reverhorst over bijna 1000 stuks tafellinnen en een eigen in China vervaardigd servies, voorzien van familiewapens, waarvan stukken nu nog in musea zijn te bewonderen. In de Oude Kerk te Zoetermeer bevindt het wapenbord van de familie Van Reverhorst zich nog boven een herenbank. Armoede werd grotendeels bestreden door kerken. De benodigde gelden waren en werden door particulieren bijeengebracht.

Kan nu worden gezegd, dat “Grote, met name private delen van de Nederlandse samenleving direct en grootschalig bij slavernij betrokken waren”?2 Een groot deel van de Nederlandse samenleving was arm en ziek. Voor het grootste deel van de Nederlandse samenleving was het voeden en kleden van de familie van overheersend belang. Slechts een elitaire bovenlaag investeerde in handel met betrokkenheid van slavernij. Daarbij is het nog de vraag wat men van slavernij wist. Het grootste deel van de bevolking van Leiden was bezig met overleven. Bovendien was slavernij eeuwenlang normaal net zoals het ook normaal was dat men tot in de twintigste eeuw in Friesland en Drenthe in plaggenhutten woonde. Dat betekent geen vergoelijking, het gaat wel om feiten. Het is volstrekt onbegrijpelijk dat een universitair geschoold persoon kan beweren, dat “Grote, met name private delen van de Nederlandse samenleving direct en grootschalig bij slavernij betrokken waren”. Helaas gaat het zo in woke-onderzoek, waarbij de uitkomst tevoren reeds vaststaat.

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!

  1. C. Ligtenberg, De armezorg te Leiden tot het einde van de 16e eeuw, ’s-Gravenhage, 1908; G.P.M. Pot, Arm Leiden. Levensstandaard, bedeling en bedeelden, 1750-1854, Hilversum, 1994; Epidemieën in Leiden, Jaarboekje voor geschiedenis en oudheidkunde van Leiden en omstreken, 2021, p. 6-101.
  2. https://oorsprong.info/kerk-en-slavernij-15-bijdrage-van-dr-dick-de-vos-aan-het-debat-over-de-rol-van-de-kerk/.