Home » Apologetiek » Kan een God van liefde opdracht geven tot genocide?

Kan een God van liefde opdracht geven tot genocide?

In Deuteronomium 7 wordt Israël opgeroepen om de volken van Kanaän volledig uit te roeien. Dat is een keiharde oproep tot genocide. Hoe zit dat precies? En hoe valt dat te rijmen met een God die liefde is? Dr. A.E.M.A. (Annechiena) Vrolijk is docent Oude Testament en Hebreeuws en geeft antwoord op die vraag.

“Jozua nu verbrandde Ai, en hij stelde haar tot een eeuwigen hoop, ter verwoesting, tot op dezen dag.” Jozua 8:28. Bron: Wikipedia.

“Straks zal de Heer, uw God, u naar het land brengen dat u in bezit zult nemen en veel volken voor u op de vlucht jagen: de Hethieten, de Girgasieten, de Amorieten, de Kanaänieten, de Perizzieten, de Chiwwieten en de Jebusieten – zeven volken die groter en machtiger zijn dan u. Wanneer de Heer, uw God, u de overwinning op hen schenkt, moet u hen doden. U mag geen vredesverdrag met hen sluiten en hen niet sparen.” (Deuteronomium 7:1-2)

De opdracht van God om de volken van Kanaän uit te roeien, is huiveringwekkend. Het kan toch niet waar zijn dat God zélf opdracht geeft om hele volken zonder pardon te doden? De gedachte alleen al roept weerzin op, zeker voor moderne, westerse mensen, die gevoelig zijn voor geweld. Kan een God van liefde opdracht geven tot genocide?

In Deuteronomium 7 wordt Israël inderdaad opgeroepen om de volken van Kanaän volledig uit te roeien. Bij de intocht in het land wordt beschreven hoe deze opdracht wordt uitgevoerd. Dat gebeurt niet volledig, en dat wordt Israël dan ook verweten. De opdracht om hen uit te roeien wordt consequent gepresenteerd als een gebod van God zelf. Bovendien wordt het uitroeiingsbevel nergens in het Oude (of Nieuwe) Testament verworpen. Dat maakt de kwestie alleen maar nijpender. Hoe zit dit nu?

Het Oude Testament noemt vooral twee motieven: de zonden van de Kanaänieten (vooral kinderoffers en ongeoorloofde seksuele praktijken) en het gevaar van navolging door Israël. Als deze volken in leven blijven, zal Israël hun goden gaan dienen en hun praktijken overnemen. Daarmee komt de exclusieve relatie tussen de Heer en Israël op het spel te staan. Later in het Oude Testament wordt verteld hoe deze volken inderdaad worden gespaard en opgenomen in Israël, dat vervolgens hun levenswijze overneemt. Dat leidt uiteindelijk tot het oordeel van de ballingschap. De uitroeiing wordt dus niet onderbouwd vanuit racisme, vergelding of een strijd om het land, het gaat om het behoud van de unieke band van God met zijn volk. Het gaat er nadrukkelijk niet om dat Israël ‘beter’ zou zijn; integendeel, in het Oude Testament staat dat Israël met zijn zonden de Kanaänieten evenaart en zelfs overtreft. Dan dreigt voor Israël net zo goed de ondergang (Deut. 8:19-20).

Het uitroeiingsbevel is een opdracht van God zelf. Dat is geen uitzondering; in meer dan duizend teksten in het Oude Testament is sprake van de toorn, de wraak of het oordeel van de Heer. Wie recht wil doen aan wat de Bijbel over God zegt, kan dit thema dus niet aan de kant schuiven. In het Oude Testament horen Gods liefde en toorn vaak bij elkaar. Als gevolg van Gods toorn kan een vernietigend gericht plaatsvinden. Dat oordeel is huiveringwekkend, al is het niet willekeurig; het laat zien dat de Heer een ontzagwekkend God is. Tegelijk klinkt telkens weer de boodschap dat Gods liefde uiteindelijk het overwicht heeft.

De christelijke kerk leest het Oude Testament altijd samen met het Nieuwe. Met de komst van Jezus Christus breekt een nieuwe fase in Gods heilshandelen aan. Sinds Pinksteren gaat Gods heil uit naar alle volken. Zijn oordeel treft niet langer één specifiek volk. Bovendien wordt het oordeel van God nu nadrukkelijker in Gods hand gelegd en grotendeels uitgesteld tot het laatste oordeel. Ten slotte kan in het Nieuwe Testament over het oordeel van God slechts gesproken worden in het licht van Golgota, waar God in zijn Zoon zelf het oordeel over de zonde op zich nam.

Wat laat deze opdracht nu zien over wie God is? Deze opdracht klinkt in een unieke situatie. Slechts eenmaal, met het oog op één specifieke groep volken en voor een beperkte tijd, wordt Israël opgeroepen dit te doen. De uitroeiing is uitsluitend verbonden met de vestiging van Israël in het land Kanaän. Van vreemdelingenhaat of een algemene oproep tot geweld, is geen sprake. Deze opdracht bevat wel wezenlijke aspecten van wat God in het Oude en Nieuwe Testament van zichzelf openbaart, namelijk zijn heiligheid en afkeer van de zonde.

Geeft het uitroeiingsbevel geen aanleiding voor gebruik van geweld in het heden? Nee, als deze teksten gelezen worden in het verband van het hele Oude en Nieuwe Testament, bevatten ze daar geen enkele rechtvaardiging voor. Het betreft een unieke situatie. Bovendien is in het Nieuwe Testament de plaats van de volken anders geworden. Na de dood en opstanding van Jezus Christus kan Gods volk onmogelijk worden opgeroepen om een bepaald volk te doden.

Wat moet je als christen nu met deze opdracht van God om de Kanaänitische volken uit te roeien? Het is geen oplossing om dit gebod te beschouwen als een onjuiste, menselijke interpretatie; daarvoor is het te nauw verbonden met het beeld van God in het Oude Testament als geheel. Blijkbaar is dit gebod in die specifieke situatie, op dat moment in de heilsgeschiedenis, een besluit van God geweest.

Dit is geen oplossing voor onze vragen. Het blijft niet te begrijpen waarom God het ene volk uitkiest en het tegelijk gebiedt om een ander volk uit te roeien, of waarom dit de consequentie moet zijn van de redenen die het Oude Testament noemt. Het is wel te verklaren waarom wij het niet kunnen begrijpen. Dat heeft deels te maken met onze cultuur, die een afkeer heeft van geweld, maar vooral met het feit dat wij leven na de komst van Jezus Christus. De positie van de volken en de mogelijkheid van het gebruik van geweld door het volk van God zijn beslissend veranderd. Wij kunnen niet terug achter deze voortgang in de heilsgeschiedenis, hetzij om wel even te verklaren waarom God zijn gebod gaf in die situatie, hetzij om dat te veroordelen.

Deuteronomium 7 is een onderdeel van de weg die God in de geschiedenis is gegaan. De geschiedenis van Gods gericht en genade loopt uit op de komst van zijn Zoon Jezus Christus. Hij heeft zich plaatsvervangend in Gods gericht gesteld. In hem heeft God zijn liefde ten volle geopenbaard.

Dit artikel staat ook in het boek ‘Ongemakkelijk teksten’ uit het Oude-Testament.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.