Home » Filosofie » Geef in het spoor van Anselmus ruimte aan waarom-vragen

Geef in het spoor van Anselmus ruimte aan waarom-vragen

„Waarom werd God mens?” vroeg Anselmus. De Reformatie nam zijn antwoord over: „Als God de zondige mens wil redden, moet er voldoening worden gegeven.” Dat is Evangelie voor gelovigen én ongelovigen.

Om welke reden is God mens geworden? Waarom heeft de hoge God zich vernederd, is de Onsterfelijke gestorven, is de Rechter veroordeeld, is de Heilige tot een vloek geworden? De reformatorische belijdenisgeschriften geven uitgesproken antwoorden op deze vragen. God is mens geworden en gestorven omdat er alleen verzoening mogelijk was door voldoening (Heidelbergse Catechismus, zondag 5 en 6; Dordtse Leerregels 2.1-4).

Maar de vraag ”Waarom is God mens geworden?” werd al eerder gesteld en beantwoord. De Reformatie sloot zich aan bij het antwoord van Anselmus, de bisschop van Canterbury (1033-1109). In 1098 verschijnt zijn boek ”Cur Deus homo”: waarom is God mens? Anselmus was de eerste in de geschiedenis van de kerk die de vraag naar de menswording zo expliciet het antwoord gaf: verzoening door voldoening.

De Reformatie ging dus verder op het spoor van Anselmus. Dat geldt ook voor de structuur van zijn redenering. Anselmus zoekt naar een antwoord zonder al bij voorbaat te veronderstellen wat hij vanuit Gods openbaring weet. Hij begint niet met het historische feit van de menswording, om daar een verklaring voor te zoeken, maar hij vraagt zich af hoe God zondige mensen kan verlossen. Deze benadering noemt Anselmus ”remoto Christo”, dat wil zeggen: zonder Christus erbij te betrekken. Op deze manier wil hij een reactie geven op de kritiek van ongelovigen, die de gedachte van een God die zich laat kruisigen belachelijk vinden.

De orde

Anselmus begint dus niet bij de Schrift, maar bij wat hij ”de orde” (ordo) noemt. De werkelijkheid is niet een grote chaos, maar gestructureerd volgens een bepaalde ordening. Deze orde komt tot uiting in natuurwetten en vooral ook in morele wetten. Alles wat volgens deze orde plaatsvindt, is rechtvaardig; wat tegen de orde ingaat, is onrechtvaardig. De orde omvat zowel Gods rechtvaardigheid als onze rechtvaardigheid: er is een mate van continuïteit tussen beide. Als wij mensen iets van deze orde in de werkelijkheid herkennen, zullen wij dat als ”redelijk” aanduiden. Anselmus ziet dus een sterke samenhang tussen orde, rechtvaardigheid en redelijkheid. De orde garandeert dat wij met ons menselijke verstand iets over God en over Gods handelen kunnen weten.

Anselmus betoogt vervolgens dat deze orde en deze rechtvaardigheid voldoening noodzakelijk maken. Zonder voldoening is er geen verzoening en geen vergeving mogelijk. Naast orde, rechtvaardigheid en redelijkheid is er dus ook sprake van noodzakelijkheid. Als God de zondige mens wil redden, is het noodzakelijk dat er voldoening wordt gegeven. En zo komt Anselmus uiteindelijk tot zijn antwoord op de vraag waarom God mens is geworden. Vanwege de orde van de werkelijkheid is het noodzakelijk, redelijk en rechtvaardig dat de mens aan God voldoening geeft. Gods openbaring in de Schrift bevestigt vervolgens dat Christus metterdaad voor ons heeft voldaan.

Geen waarom-vraag

In de bijna duizend jaar sinds Anselmus’ boek verscheen, kwam er ook kritiek op zijn antwoord. Sommige critici vinden dat een ander antwoord beter is. Volgens de Zwitserse theoloog Karl Barth (1886-1968) en vele anderen mag je de vraag ”waarom?” niet stellen. Zij vinden Anselmus’ ántwoord niet verkeerd, maar zijn vráág. In elk geval mag je geen antwoord geven ”remoto Christo”.

Deze theologen stellen dat wij moeten beginnen met de feitelijkheid dat God mens werd. Ook al weten wij volstrekt niet waarom God mens werd, wij behoren het te geloven zonder te spreken over orde, redelijkheid, noodzakelijkheid of rechtvaardigheid. De enigen die misschien daarna de vraag waarom God mens is geworden mogen stellen, zijn de gelovigen. Ongelovigen die dit vragen, krijgen geen antwoord en geen reactie. Of de menswording redelijk en rechtvaardig was, is niet ter zake.

Deze kritiek gaat verder dan alleen maar aarzeling bij de verzoening door voldoening. De critici zeggen ook dat er geen orde in de werkelijkheid bestaat, dat woorden als rechtvaardigheid en noodzakelijkheid niets over God zeggen, dat waarom-vragen zijn verboden en –uiteindelijk– dat het Evangelie niet valt uit te leggen aan ongelovigen.

Dergelijke kritiek op Anselmus raakt ook de gereformeerde belijdenis. De Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels belijden (precies als Anselmus) dat er een omvattende orde is waarin God en mens zijn opgenomen, dat het bij de menswording gaat om rechtvaardigheid, noodzakelijkheid en begrijpelijkheid. Ik kan het ook andersom formuleren: wie vindt dat de vraag waarom God mens is geworden niet mag worden gesteld, komt nooit meer uit bij het antwoord van verzoening door voldoening. Wie de vraag van Anselmus afwijst, komt zeker niet bij het antwoord van Anselmus terecht. Want wie de vraag niet stelt, krijgt geen enkel antwoord.

Bastion van het geloof

Ik erken dat Karl Barth goede redenen had voor zijn zienswijze. Hij wilde voorkomen dat Christus pas het laatste stukje is dat wij mensen toevoegen aan de puzzel die wijzelf eerst zonder Hem hebben gelegd. En toch moeten we niet meegaan met Barths kritiek op Anselmus en de catechismus. Ik zie ten minste twee grote problemen.

Het eerste probleem is dat Barths benadering niet blijkt te werken. In de voorbije decennia had die benadering betekenis voor mensen die christelijk waren opgegroeid en geraakt waren door het Evangelie van de gekruisigde Christus. Zij trokken zich, geschokt door de toenemende secularisatie, terug op het bastion van het geloof. Ze gaven de kenmerken van orde, redelijkheid, rechtvaardigheid en noodzakelijkheid op, om (hopelijk) het geloof over te houden.

De kosten van deze benadering zijn echter hoog. Want wat moet je dan nog zeggen tegen mensen die werkelijk geen besef hebben van het Evangelie, van het christendom en van de Bijbel? Hoe breng je de boodschap in het Nederland van de 21e eeuw, waar het christendom niet meer tot de algemene cultuur behoort? Bij deze mensen heeft Barths benadering nog minder zeggingskracht dan de benadering van Anselmus. Het blijkt menselijkerwijs onmogelijk iemand te overtuigen van het christelijk geloof als er geen waarom-vraag is waarop Christus het antwoord is. De barthiaanse theologie heeft de secularisatie niet vertraagd of gestopt, maar bevorderd.

Er is nog een tweede probleem. Barth heeft, uiteindelijk, alleen een boodschap voor gelovigen, niet voor ongelovigen. Ons geloof is immers volgens Barth de vereiste voorwaarde voordat onze waarom-vragen serieus worden genomen. Onbedoeld wordt ons geloof dan een voorwaarde en ons ongeloof een belemmering voor het Evangelie. Beter is om, net als Anselmus, te erkennen dat gelovigen en ongelovigen niet het geloof gemeenschappelijk hebben, maar wel hun waarom-vragen. Zelfs als ongelovige mag ik God mijn vragen stellen. Ook dat is onderdeel van het Evangelie. Want het Evangelie richt zich niet in de eerste plaats op gelovigen, maar op ongelovigen.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Brink, G.A. van de, 2022, Geef in het spoor van Anselmus ruimte aan waarom-vragen, Reformatorisch Dagblad 52 (13): 22-23 (artikel).