Home » Uncategorized

Categorie archieven: Uncategorized

Opent de evolutietheorie de deur voor abortus en eugenetica?

Jaarlijks vinden in Nederland ongeveer 30.000 zwangerschapsafbrekingen, ofwel abortussen, plaats. Deze ingreep werd in 1984 gelegaliseerd toen de Wet Afbreking Zwangerschap uit mei 1981 van kracht werd.1 Een belangrijke aanleiding voor deze wet was de eis van, in het bijzonder feministische, vrouwen om ‘Baas in eigen Buik’ te zijn. De vrouw moet een keuze mogen maken aangaande wat er met, en in, haar lichaam gebeurt, inclusief de keuze voor de beëindiging van de zwangerschap.

Hoewel veel christenen abortus als moord bestempelen, blijkt de meerderheid van de Westerse wereld deze visie niet te delen. Een christen zal betogen dat het mens-zijn begint op het moment van bevruchting, terwijl voorstanders van abortus over het algemeen zullen zeggen dat het mens-zijn pas later begint, maar wanneer dat dan precies is blijft een punt van discussie. Er zijn er zelfs, die zover gaan dat zelfs na de geboorte een baby nog geen persoon is. Op basis daarvan is het dat bijvoorbeeld Singer pleit voor het recht van ouders om zelfs hun geboren gehandicapte baby’s te mogen doden (p. 122 in noot2). Ook in Nederland werd in 1999 een dergelijke visie gepredikt door cultuurfilosoof Rietdijk3 en in Canada is abortus tot 9 maanden zwangerschap legaal! (p. 372 in noot4). Dit verschil in visie is cruciaal omdat een persoon rechten heeft, terwijl een non-persoon geen rechten heeft! Een van de belangrijkste redenen om het ontwikkelende embryo geen persoonsstatus toe te kennen is de zogenaamde biogenetische grondwet welke stelt dat de embryonale ontwikkeling de evolutionaire ontwikkeling herhaalt. Hoewel deze grondwet al in de 19e eeuw werd ontkracht, vindt deze nog steeds veel weerklank en geeft een ogenschijnlijk wetenschappelijke onderbouwing van het ontkennen van het persoon-zijn van een menselijk embryo. Op een bepaald moment in de ontwikkeling wordt de baby bijvoorbeeld geacht in een visstadium te zijn. ‘Daar niemand problemen heeft met het doden van een vis, is er dus ook geen probleem met het doden van een menselijk embryo’, gaat de redenering. Maar wanneer wordt een embryo dan mens? Hoewel veel pro-choice vrouwen bij voorkeur spreken over ‘de foetus’ in plaats van hun baby, zijn ook zij zich er vaak terdege van bewust dat abortus het doden van een baby is!5 Misschien denkt men dat abortus over het algemeen gepleegd wordt om medische redenen, bijvoorbeeld omdat het leven van de moeder in gevaar is, het ontwikkelende kind een ernstige afwijking heeft, of het resultaat is van een verkrachting. De statistieken laten echter zien dat slechts 4.6% van alle abortussen om medische redenen worden uitgevoerd, en de rest vanwege redenen als: geen kinderwens, te weinig geld, geen energie, gezin compleet etc.6 Het gaat dus niet meer om de ‘sanctity of life’ maar de ‘quality of life’ en in het bijzonder de ‘quality of life’ van de moeder. De evolutietheorie veronderstelt dat de huidige levensvormen afstammen van een eencellige voorouder. In deze visie moet de evolutie dus een enorme scheppende kracht hebben. Het belangrijkste mechanisme, de belangrijkste scheppende kracht zo men will, van evolutie is natuurlijke selectie. De natuur, zegt men, heeft díe organismen geselecteerd die het beste overleven en nakomelingen voortbrengen.

Eind 19e en begin 20e eeuw kwam men op het idee de natuur een handje te helpen door zelf te gaan selecteren wie wel en wie niet kinderen mag hebben; ‘eugenetica’. Op de poster voor de Internationale Eugenetica Conferentie van 1921 stond: ‘Eugenetica is het zelf-sturen van de menselijke evolutie’. In de Verenigde Staten leidde dit in het begin van de vorige eeuw tot sterilisatie wetgeving, en voorstellen tot beperking van immigratie en huwelijk van zogenaamd minderwaardige rassen om daarmee het menselijk ras te verbeteren.7 De eugenetica bereikte echter zijn dieptepunt in Nazi Duitsland waar men niet alleen mensen steriliseerde, maar er ook niet voor terugdeinsde om systematisch mensen die niet aan de selectiecriteria van de Nazi’s voldeden te vermoorden. Wellicht zal men zeggen dat zoiets heden ten dage niet meer gebeurt, maar met de ontwikkeling van de prenatale diagnostiek is de eugenetica, weliswaar niet op dezelfde manier als in Nazi Duitsland, weer in opkomst! Er is een reëel gevaar dat de gezondheidszorg wel de prenatale diagnostiek, maar niet de zorg voor een gehandicapt kind zal vergoeden als de diagnose al prenataal was gesteld, of als prenatale diagnostiek was geweigerd! De huidige abortuspraktijk heeft de deur voor de eugenetica geopend.8 Abortus wordt nu al merendeels uitgevoerd zonder medische indicatie.9 De pre-natale diagnostiek is in staat meer en meer, in het bijzonder genetische, afwijkingen vast te stellen. Dit zal ongetwijfeld leiden tot een toename in het aantal abortussen om de geboorte van baby’s met afwijkingen uit te sluiten; men zegt wel ‘preventie’. Maar niets wordt hier voorkomen; er wordt prematuur een eind aan het leven van een mens gemaakt. En, wie bepaalt wat als een afwijking gezien moet worden?

Overweging

In Cyprus leidde abortus op grond van pre-natale diagnose van thalassemia, een bloedziekte, er toe dat er sinds de introductie van het programma geen baby’s met deze bloedziekte meer werden geboren.10 Vanuit de optiek van een evolutionist, voor wie een embryo vergelijkbaar is met bijvoorbeeld een vis, is dit niet alleen een groot succes, maar ook een demonstratie van de potentie van de hedendaagse eugenetica! De evolutie, en het materialisme, is dus de filosofie of wereldbeschouwing die ruimte schept voor abortus en eugenetica. Wanneer men echter erkent, zoals zelfs veel pro-choice activisten erkennen, dat vanaf de bevruchting er sprake is van een mens – een persoon – dan is elke voortijdige beëindiging van de zwangerschap, op welke manier dan ook, onacceptabel!

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Leef. De volledige bronvermelding luidt: Degens, H., 2016, Opent de evolutietheorie de deur voor abortus en eugenetica?, Leef 32 (2): 12-13.

Lambert van Meerten als doopgetuige aanwezig bij doop Apollonia Lever (1664-?)

Hierboven wordt de doopinschrijving van Apollonia Lever (1664-?) weergegeven. Apollonia werd op 8 februari 1664 gedoopt in de Nederduitsch Gereformeerde Gemeente te Gorinchem.1 Zij was een dochter van Adriaen Lever en Geertruijd Kien. Als getuige was Capt. Lambert van Meerten en zijn vrouw Elijsabeth Lever aanwezig.2

Voetnoten

Doopinschrijving van Geertruida Maria Krom (1806-1871)

Hierboven wordt de doopinschrijving van Geertruida Maria Krom (1806-1871) weergegeven.1 Zij werd op 7 maart 1806 gedoopt in de Nederduitsch Gereformeerde Gemeente te Gouda. Zij is geboren op 10 februari 1806 en was een dochter Joannes Hermannus Krom (1768-1827) en Elisabeth Esther van Meerten (1770-1838). 2 Als doopgetuige waren Jacobus Burgerhoudt (1767-1844) en zijn vrouw Magdalena Maria Krom (1770-1846) aanwezig.3

Voetnoten

Motie voor vrije wetenschap – Duisenberg en Straus dienen een motie in om academische vrijheid te bevorderen

Op 2 februari 2017 werd er een bijzondere motie voorgesteld aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.1 Deze motie heeft wel wat weg van de creationistische oproep, van de onlangs opgeheven stichting De Oude Wereld, voor ‘Fair Science’ enkele jaren geleden.2 De auteurs van de motie, drs. Pieter Duisenberg3 en drs. Karin Straus4, zijn Tweede Kamerleden van de VVD-fractie.

Duisenberg en Straus roepen op tot vrije wetenschap. De indieners zijn “van mening dat de vrije wetenschap nooit gehinderd mag worden door verschillen in morele of politieke meningen”. Dat is een verademing voor creationisten om te horen. Creationisten en Intelligent-Design-aanhangers worden vaak voor ‘rotte vis’ uitgemaakt en het kan tot carrièreschade leiden je positief uit te laten over creationistische standpunten.5 Waarschijnlijk hebben de indieners de motie niet bedoeld als steuntje in de rug voor creationisten. Toch kunnen we de oproep tot het bedrijven van vrije wetenschap, ongeacht de verschillende politieke en morele (en ook levensbeschouwelijke) verschillen, wel zo zien. Als er vrij wetenschap bedreven kan worden dan zullen sommige (al dan niet creationistische) inzichten sneller geaccepteerd worden en wordt de wetenschap bevrijd van een dogmatisch naturalistisch keurslijf.6

Als laatste verzoeken de indieners ”de regering om, een nadere beschouwing en advies te vragen aan de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) of zelfcensuur en beperking van diversiteit van perspectieven in de wetenschap in Nederland een rol spelen, en met aanbevelingen te komen hoe te allen tijde het vrije woord binnen de wetenschappelijke waarheidsvinding de ruimte zou moeten krijgen.” We zien uit naar het rapport en de aanbevelingen van de KNAW.7

Dit artikel werd in 2017 geschreven.

Wetenschapsbijbel – Leven in een veranderende wereld

De Gespreksbijbel, de Vrouwenbijbel, de One Minute Bijbel en de wetenschapsbijbel. Hoewel de Bijbel in Nederland steeds minder gelezen en gewaardeerd wordt, komen er met grote regelmaat nieuwe varianten op de markt. Wat is er aan de hand? Moeten we blij zijn met die belangstelling voor de Bijbel of gaat het om knip- en plakwerk waar je grote vraagtekens bij moet plaatsen?

Elke Kerkbladlezer heeft wel meerdere bijbels in huis. De huwelijksbijbel, een oude statenbijbel met koperen sloten, een kleinere uitgave met psalmen en formulieren bij het bed van de kinderen of een grootletterbijbel voor slechtzienden. Meestal ontbreekt de kinderbijbel niet. De zogenáámde kinderbijbel, zeiden onze ouders dan, want dat is geen echte Bijbel, maar een boek met Bijbelse vertellingen.

De laatste jaren is er echter, los van de diverse vertalingen, sprake van een nieuwe trend. Er zijn inmiddels tientallen soorten Bijbels op de markt. Neem de Vrouwenbijbel, met een grijs-roze kaft en een bloesemtak erop. Tussen de Bijbelteksten staan kaders met levensbeschrijvingen van vrouwen als Ruth, Orpa, Maria en Elisabet, en verder zijn er speciale meditaties te vinden voor vrouwen. Uiteraard is er ook een Mannenbijbel waarvan de kaft meer doet denken aan een spijkerbroek. De Journal Bijbel bevat extra ruimte om persoonlijke notities te maken en de Verwijs Bijbel onderscheidt zich met vele honderden verwijzingen van het Oude naar het Nieuwe Testament en omgekeerd. De Samenleesbijbel heeft speciale gespreksvragen voor gezinnen. De Bijbel in één jaar heeft de volgorde van de hoofdstukken van de Bijbel aangepast en zo gerangschikt dat je die precies in één jaar kunt lezen. En dan zijn er nog de Startbijbel, de Babybijbel, de Kijkbijbel, de Schrijfbijbel, de Bijbel Dichtbij, de (schuin afgesneden) Rechte Bijbel, de Roodletterbijbel en ga zo maar door.

Waar is dat allemaal voor nodig vraag je je af? Kennelijk is er een markt voor speciale Bijbels. Het gaat in alle bovengenoemde uitgaven om andere vertalingen dan de onder ons gewaardeerde Statenvertaling. Vanzelfsprekend is dat een belangrijk verschil, maar dat aspect laat ik nu even buiten beschouwing. De vraag is wat er schuil gaat achter deze trend.

Fluweel

Vooropgesteld: het maken van bijzondere uitgaven van de Bijbel is bepaald niet nieuw. De uitgave van het eerste exemplaar van de Statenbijbel in 1637 was gebonden in rood fluweel met bladgoud op de randen. Latere uitgaven hadden een deftige omslag met koperen hoeken en sloten, en er zijn exemplaren met in het leer geperste familiewapens. Ook zeer oude exemplaren met in het leer geperste familiewapens. Ook zeer oude exemplaren uit de Middeleeuwen hadden een met ivoor ingelegde omslag en prachtig versierde beginletters bij de Bijbelboeken.

Ook het toevoegen van informatie aan de Bijbel is al een eeuwenoude gewoonte. In veel bijbels zijn de berijmde Psalmen, de belijdenisgeschriften en de formulieren meegedrukt, en er staan landkaartjes en een verklarende woordenlijst achterin. Die gewoonte was er al ten tijde van de eerste Statenbijbels. Er zijn vele edities verschenen met – soms uitvouwbare – landkaarten en Bijbelteksten kon laten binden. Die Statenbijbels bevatten in de regel ook de apocriefe boeken, voorzien van een waarschuwing dat ze niet betrouwbaar zijn als richtsnoer voor het geloof.

Maarten Luther beschikte over een uitgave van het Nieuwe Testament met twee vertalingen naast elkaar: de Griekse editie van Erasmus en de Latijnse Vulgaat. Bekend zijn ook uitgaven met brede witte kantlijnen voor het maken van aantekeningen.

Leestekens

Ook de Bijbeltekst zelf is in de loop der eeuwen toegankelijk gemaakt. De oudst beschikbare handschriften zouden voor ons – zelfs als we de taal beheersen – nauwelijks leesbaar zijn. De tekst van de Bijbelboeken was niet ingedeeld in hoofdstukken en verzen, er was geen onderscheid tussen hoofdletters en kleine letters, en er stonden geen leestekens als komma’s of punten in. Zelfs de spaties tussen de woorden ontbraken. Alleen de eerste letter van een zin was iets groter. De tekst was niet ingedeeld in hoofdstukken – dat kwam pas in het jaar 1228. De indeling in verzen van het Nieuwe Testament is in 1551 samengesteld.

De bekendste en meest waardevolle toevoeging aan de Bijbeltekst is die van de kanttekeningen bij de Statenvertaling: een toelichting op de vertaalkeuzes en een verklaring van moeilijke woorden of zinnen. Die zijn opgesteld door de Statenvertalers in opdracht van de Dordtse Synode (1618-1619) en werden uiteindelijk in 1637 goedgekeurd door de Staten-Generaal. De gewoonte om kanttekeningen te maken bij de Bijbeltekst dateert overigens al uit de Middeleeuwen. Een van de bekendste uitgaven is de Bijbel met “glossa ordinaria” uit de twaalfde eeuw, waarbij de Bijbeltekst midden op de pagina staat. Links, rechts, erboven en eronder staan aantekeningen van kerkvaders, soms zelfs tussen de regels van de Bijbeltekst. De totale omvang van zo’n bijbel besloeg maar liefst 21 delen.

Wetenschapsbijbel

Kortom: al eeuwenlang bestaan er bijbels die fraai versierd zijn of allerlei toevoegingen bevatten om de Bijbeltekst toegankelijk en begrijpelijk te maken. Je kunt concluderen dat de moderne thema- en studiebijbels voortborduren op een zeer oude traditie.

Toch is er meer aan de hand, met name bij de in november verschenen Wetenschapsbijbel van het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap. Bij de Bijbeltekst (in de NBV21-vertaling) staan enkele honderden toelichtingen, waaronder twintig uitgebreide thema-artikelen. Die gaan steeds over vragen waar het Bijbelse wereldbeeld botst met de huidige stand van de wetenschap of de hedendaagse cultuur. Achterin de bijbel staat een uitgebreide toelichting met studie- en werkmateriaal bij die thema’s.

Het moet gezegd: er zitten interessante en heel nuttige artikelen tussen. Studenten kunnen hun voordeel doen met de uitleg over het jubeljaar, de geweldsteksten, bezetenheid, duurzaamheid en het beginnend menselijk leven. Echter, daartussen bevinden zich ook uiterst gevaarlijke artikelen die de lezer op het verkeerde been zetten. Dat blijkt al meteen op de eerste pagina’s, in de ‘kanttekeningen’ die de auteurs maken bij de schepping. Die eerste Bijbelhoofdstukken zouden geen zes historische scheppingsdagen beschrijven, maar bevatten dichterlijke taal. Zonder enige terughoudendheid gaan de auteurs uit van een oerknal, een miljarden jaren oud heelal en een miljoenen jaren durende evolutie van de mens vanuit een gemeenschappelijke voorouder met de aap. De historische Adam was dan een van de eerste mensachtigen die een ziel kreeg, Gods beeld droeg en op een veilige plek (het paradijs) leefde. Het zondvloedverhaal zou verwant zijn aan andere mythologische verhalen uit het oude Nabije Oosten, want het is ondenkbaar dat de hele aardbol onder water heeft gestaan.

Natuurlijk, dat zijn geen nieuwe ideeën, maar dit keer verschijnen ze als Schriftkritische kanttekeningen bij de Bijbel zélf. Dat maakt ze anders en vernijniger dan een apart boek over theïstische evolutie. In Genesis 1:27 lezen we: “En God schiep den mens naar Zijn beeld”, maar dan schrijft de Wetenschapsbijbel daar – bij wijze van spreken – tussen de regels door: “Is het ook dat God gezegd heeft, dat Hij de mens geschapen heeft? Nee hoor, de mens is ontstaan uit een aapachtige.”

Dinosauriërs

Deze manier van omgaan met de Bijbel laat ook zijn sporen na in diverse andere artikelen. In Job 40 en 41 beschrijft de HEERE de behémoth en de leviathan om Zijn macht te tonen aan Job. Dat zijn dinosauriërs geweest, stellen veel Bijbelgetrouwe wetenschappers. Nee, stelt de Wetenschapsbijbel, dinosauriërs zijn 66 miljoen jaar geleden uitgestorven en hebben nooit samen met mensen geleefd. Dus waar het in de Bijbel gaat over reusachtige zeemonsters en draken, zijn die verhalen ontleend aan oudere mythes, het zijn fantasiedieren of verzinsels. Beseffen de auteurs van de Wetenschapsbijbel niet welk spoor ze hier inslaan? Dat de HEERE hier Zijn macht over deze dieren beschreef aan Job, zou zinloos zijn als Job ze helemaal niet kende. Nog erger is de bewering dat die dieren verzinsels zijn, als we bedenken dat het God is Die hier aan het woord is.

Dat de Wetenschapsbijbel vraagtekens plaatst bij de beschrijving van de schepping, geeft aan hoe deze auteurs de Bijbel lezen. De gevolgen daarvan zijn ingrijpend. Wie de scheppingsdagen en de historische Adam aan de kant zet, tast ook het vierde gebod aan en komt al snel tot een afwijkende visie op de zondeval, de erfzonde, de eeuwige straf en de verzoening door Christus.

Bovendien, diezelfde manier van lezen opent ook de deur naar on-Bijbelse ideeën over homorelaties, gender en de vrouw in het ambt – om maar wat te noemen. En dat gebeurt inderdaad in de ‘kanttekeningen’ van deze Wetenschapsbijbel. In het artikel over gender lijkt het of de genderdiscussie al in het Oude Testament terug te vinden is. De auteur suggereert dat de Heere Jezus in het Nieuwe Testament niet als een echte Man gepresenteerd werd en inging tegen de bestaande rollen van mannen en vrouwen, als een soort geslachtsloze Persoon met Wie zowel mannen als vrouwen zich kunnen identificeren.

De hier genoemde voorbeelden geven aan hoe deze Wetenschapsbijbel probeert de wetenschappelijke gegevens en de moderne cultuur te laten rijmen met wat de Bijbel zegt. Dat gebeurt echter niet door die cultuur en wetenschap te laten buigen onder het gezag van Gods Woord, maar andersom: het gezag van de Schrift wordt aangetast om zondige praktijken goed te praten. Nogmaals, er staan zinvolle en mooie artikelen in, maar desondanks maakt deze fundamenteel afwijkende visie op het gezag van Gods Woord de Wetenschapsbijbel tot een gevaarlijk boek dat mensen gemakkelijk op een verkeerd spoor kan brengen.

Hoe moet de Bijbel dan lezen, als de moderne wetenschap ons voor moelijke vragen plaatst? Een mooie ‘leeswijzer’ trof ik aan bij ds. C.H. Spurgeon. Hij schreef dat hij de Bijbel graag wilde lezen als een kind. Hij vertelt over een jongetje dat op school uitgelachen werd over iets dat zijn moeder hem had verteld. Zijn kameraden lachten hem uit omdat hij dat zomaar geloofde en vroegen hem hoe hij zo zeker wist dat het waar was. Zijn antwoord: “Moeder heeft het gezegd.” Laten we ook zo omgaan met de Bijbel als anderen ons bespotten, en antwoorden: “Wat er staat is waar, want God heeft het zo gezegd.”

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit het Kerkblad der Oud Gereformeerde Gemeente in Nederland. De bronvermelding luidt: Bruijn, S.M. de, 2022, Wetenschapsbijbel, Kerkblad der Oud Gereformeerde Gemeente 45 (24): 235-237.

Nieske van Ingen (±1759-1830) als doopgetuige aanwezig bij doop Anna van Ingen (1790-?)

Hierboven wordt de doopinschrijving van Anna van Ingen (1800-?) weergegeven.1 Als doopgetuige was Nieske van Ingen (±1759-1830), de huisvrouw van Peter van Meerten (±1761-1827) aanwezig. Anna van Ingen werd op 30 maart 1800 gedoopt in de Nederduits-Gereformeerde Gemeente van Ingen en is geboren op 21 maart 1800. De ouders van Anna waren Seger van Ingen (?-?) en Jacoba van Setten (?-?).

Voetnoten

Overlijdensakte van Johannes Marinus Honig (1824-1905)

Overlijdensakte van Johannes Marinus Honig (1824-1905) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Utrecht.

Hierboven wordt de overlijdensakte van Johannes Marinus Honig (1824-1905) weergegeven.1 Op 10 mei 1905 verscheen Willem Johannes Oudegeest (1838-1929) voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Utrecht om aangifte te doen van het overlijden van Johannes Marinus. Willem Johannes was zes en zestig jaar oud en groefbidder van beroep. Hij deed de aangifte samen met Willem Frederik Hennevelt (1863-1920), een en veertig jaar oud en bode van beroep. De aangevers verklaarden dat Johannes Marinus op 9 mei 1905 om negen uur in de ochtend is overleden in de leeftijd van tachtig jaar. Johannes Marinus was zonder beroep, geboren te Utrecht en in dezelfde stad woonachtig aan de Nieuwegracht.2 Hij was weduwnaar van Elisabeth van Meerten (1824-1873) en gehuwd met Henriette Anny Marie Barones Taets van Amerongen (1836-1908) en de zoon van de wijlen echtelieden Johannes Honig (1796-1862) en Maria Dirksen (±1795-1850).

Voetnoten

Het zesendertigste jaargang van ‘De Nederlandsche Leeuw’ en telgen uit het geslacht Van Meerten

Het zesendertigste jaargang van De Nederlandsche Leeuw, het maandblad van het Genealogisch-Heraldiek Genootschap, verscheen in 1918. In dit jaargang komen enkele telgen uit het geslacht Van Meerten voor.

Elisabeth van Brakell

Op bladzijde 196 en 197 wordt het grafschrift van Elisabeth van Brakell (1648-1678) beschreven.1 Ze trouwde in 1670 met Eusebius Borchard Bentinck tot Schoonheten (1643-1710). In haar grafschrift komt ook het kwartier ‘Van Meerten’ voor. Dit grafschrift schijnt in De Nederlandsche Heraut te zijn meegedeeld. Het betreft ‘No. 324. Raelten. Ovaal Schild. Parti. 1. Bentinck. 2. Brakel’. Elisabeth was het achterkleinkind van Lodewijk van Brakell tot Karmestein. De Nederlandsche Leeuw geeft aan dat het onbekend is wanneer Lodewijk geboren, getrouwd en overleden is. Hij trouwde met Catharina Tempier, uit het land van Luik. Zij was een dochter van Gerard Tempier en Helena van den Bosch. Catharina overleed in Nijmegen op 15 juli 1600 en is begraven in de Grote Kerk aldaar. Elisabeth was een achterachterkleinkind van Johan van Brakell tot Karmestein (zoon van Cornelis van Brakell en Margriet van Boecop) en Johanna van Meerten (dochter van Dirk van Meerten tot Ingen en Bertha van Eck van Panthaleon). Johan is overleden op 8 juli 1580 en Johanna op 22 april 1600. Ze trouwden op 17 juli 1550.

Voetnoten

Doopinschrijving van Jan van Meerten (1828-1846)

Hierboven wordt de doopinschrijving van Jan van Meerten (1828-1846) weergegeven.1 Jan werd op 19 oktober 1828 geboren en is gedoopt op 2 (?) november 1828. Zijn vader was Jan Willem van Meerten (1798-1845) en zijn moeder was Maartje2 Verwoert (1797-1845).3

Voetnoten

Doopinschrijving van Cornelia Catharina van Meerten (1798-1876)

Hierboven wordt de doopinschrijving van Cornelia Catharina van Meerten (1798-1876) weergegeven.1 Cornelia Catharina werd geboren op 19 maart 1798 en werd gedoopt op 15 april 1798 in Noord-Schermer. Zij was een dochter van Henrik van Meerten (1766-1830) en Anna Barbera Schilperoord2 (1778-1853).3 De moeder hield het kind zelf ten doop. Als getuige waren aanwezig Leonard van Meerten (1731-1802) en Cornelia Catharina Beuzechum van der Linden (1729-1807).4 Deze werden vertegenwoordigd door Adriana Theresia van Brekelencam weduwe van Dirk Schilperoord5.

Voetnoten