Home » Hermeneutiek
Categorie archieven: Hermeneutiek
Hoe kunnen we de Bijbel verstaan? (3) Algemene kennis en de uitleg van de Schrift – Bespreking naar aanleiding van ‘Geestspraak’
Hoe kan het toch dat in het boek van dr. Van den Belt bij de erkenning dat de Bijbel de onfeilbare regel is voor geloof en leven ruimte ontstaat voor opvattingen die met deze belijdenis op gespannen voet staan? Als uitgesproken is dat wie de Schrift als onfeilbare regel beschouwt zich niet vergist als hij daarop vertrouwt, is dat een vraag die zich aan de lezer opdringt.
Dr. Van den Belt zoekt in hoofdstuk 8 naar de verbinding tussen Gods mond en Gods hand. Het gaat hem om de vraag naar de verhouding van Gods specifieke openbaring in Christus en in de Schriften die van Hem getuigen tot Gods universele openbaring in schepping en geschiedenis. Hij kiest zijn uitgangspunt in wat verwoord wordt in de Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 2. God openbaart Zich in het boek van de schepping, onderhouding en regering van de hele wereld. De letters van dat boek kunnen we echter niet goed lezen zonder de bril van de Schrift.
Van den Belt interpreteert deze belijdenis op een manier die meteen al vragen oproept. Hij spreekt van een ‘enerzijds-anderzijds’. ‘Enerzijds versta je de schepping en de geschiedenis vanuit het Woord, als bril waardoor je de wereld beschouwt. Anderzijds mag je ook zoeken naar de betekenis van dat wat je in de wereld ziet voor het verstaan van de Bijbel’ (295-6). De vraag is of we dat zo kunnen stellen.
Maar geeft dit theologisch ook niet te veel gewicht aan algemene kennis? Er is sprake van minstens twee beperkingen. De focus van artikel 2 ligt niet op algemene kennis van de werkelijkheid. Het gaat om het dienen van de ene, ware God. Niet om kennis van de door God geschapen werkelijkheid op zich.
De tweede beperking is de ontoereikendheid van deze kennis vanwege de blindheid van de mens door de zonde om God te kennen. Ze dient om de mens alle onschuld te benemen als hij andere goden dient. Niettemin fundeert Van den Belt hierop zijn betoog over de betekenis van algemene kennis voor de uitleg van de Schrift. Hij heeft zelf al geconstateerd dat er op dit punt een verschil is met de scribenten van “Het onfeilbare Woord” (2020): ‘De studie staat ook kritischer dan ikzelf tegenover het honoreren van de universele openbaring in de schepping en de geschiedenis om de bijzondere openbaring in de Bijbel te leren verstaan‘ (blz. 21).
Invloed op de uitleg
Gelukkig wil Van den Belt zich wachten voor een al te groot optimisme over onze kennis van de schepping. Vanwege de doorwerking van de zonde is ons kennen ten dele. Dat maakt hem extra voorzichtig Gods hand en mond op elkaar te betrekken. Voor Van den Belt is wetenschappelijke vooruitgang ook niet hetzelfde als vooruitgang in universele openbaring. Hij wil zeker de resultaten van de wetenschap niet de status geven van ‘openbaring’. Hij weet ook van grenzen voor het gebruik van deze kennis bij de verklaring van de Schrift. De Schrift zelf is helder en afdoende.
Dat betekent echter niet dat onze algemene kennis geen licht kan werpen op de betekenis van de Bijbel. Van den Belt wijst daarbij op het onderzoek van de antieke culturen, archeologische opgravingen en natuurwetenschappelijke inzichten. Hij wil niet zeggen dat we meer weten dan Jezus en Paulus, maar wel dat wij andere dingen weten dan Jezus en Paulus. We kunnen sommige dingen ook beter begrijpen dan de reformatoren. Een probleem ontstaat pas als nieuwe inzichten in strijd zijn of lijken te zijn met de wijze waarop de Bijbel altijd is uitgelegd.
Potentiële spanning
Uit een aantal voorbeelden in dit hoofdstuk blijkt dat Van den Belt een keuze maakt die ingegeven wordt door zijn inzet van algemene kennis bij de uitleg van de Schrift. Hij noemt de potentiële spanning van Genesis 1 met de wetenschappelijke visie op de oergeschiedenis van de wereld en de mensheid. Nieuwe inzichten op dat gebied wijzen voor hem unaniem en overtuigend in de richting van een planeet en kosmos die veel ouder zijn dan de tienduizend jaren van het jonge-aarde-creationisme.
Hij voelt ook spanning tussen de aanname van een cyclus van leven en dood in de dierenwereld voor de zondeval en de Bijbelse visie op de schepping in een harmonieuze staat van rechtheid waarin de hele wereld een paradijs was zonder lijden en dood. Al geeft hij aan niet te weten hoe dat precies te rijmen is met de uitleg van Genesis, voor hem is het theologisch toch niet problematisch voor deze aanname te kiezen. Hij handhaaft dat de dood voor de mens een gevolg is van de zonde. Maar de dood van een plant of een dier is volgens hem principieel iets anders dan de dood van een mens. Verder constateert hij spanning tussen de feitelijke historische gebeurtenissen en de Bijbelse geschiedschrijving. ‘De geschiedschrijving is gebaseerd op historie, maar soms wordt de geschiedenis profetisch gebruikt en niet objectief beschreven. Daarom zijn niet alle historische details van hetzelfde gewicht‘. De kruisiging en opstanding van Christus zijn niet in het geding. Maar merkt hij op: ‘Voor de opstanding van Christus is het aantal engelen in het graf niet van belang. Voor de trouw van God van generatie op generatie hoeven de geslachtsregisters niet te kloppen‘ (318/9).
Tegelijk houdt hij vol dat het uitgangspunt steeds in de tekst zelf moet liggen. ‘We mogen ervan uitgaan dat wat zich als historisch aandient het ook is‘ (blz. 322). Hij wil die vraag echter niet te snel beantwoorden, maar steeds het genre van de tekst meenemen in de overwegingen. Hoe hij hier op het scherpst van de snede moet balanceren, blijkt uit zijn uitspraak over Genesis 1-11: ‘De eerste hoofdstukken van de Bijbel dienen zich aan als een historische beschrijving van de oergeschiedenis en zij staan in een Bijbelboek met een historisch karakter. Toch is er verschil tussen de concrete verhalen over de aartsvaders en sommige delen van de beschrijving van de oergeschiedenis in Genesis 1-11‘ (blz. 327).
Hier wringt het in deze studie. Op dit punt ontstaat spanning tussen de belijdenis van de Schrift als onfeilbare regel en de inzet van algemene kennis bij de uitleg van de Bijbel. Bij alle waardering voor deze doorwrochte studie daarom toch een kritische vraag: Hoe is dit te rijmen met de gereformeerde belijdenis over het Schriftgezag? Hier wordt toch onmiskenbaar de deur opengezet voor een ander Schriftverstaan?
Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Mourik, J. van, Hoe kunnen we de Bijbel verstaan? (3) Algemene kennis en de uitleg van de Schrift, De Saambinder 103 (8): 4-5.
‘De Schrift als bron, norm en fundament van ons geloof en van onze levenspraktijk’ – Sola scriptura, wat betekent dit?
De zo bekende uitdrukking ‘sola scriptura’ werd ten tijde van de Reformatie zelf niet gebruikt. Het is een negentiende-eeuwse typering van de plaats van de Schrift in de Reformatie. Het is overigens wel een juiste typering. Wie de geschriften van de Reformatoren leest, kan constateren dat zij de Schrift als de bron, norm en het fundament van ons geloof en van onze levenspraktijk zien. De Schrift heeft uniek gezag.

Er is geen tweede bron of fundament van Godskennis naast de Schrift. In de Schrift spreekt God tot ons. De Schrift is de mond van God. Christus heeft beloofd Zijn Kerk niet te verlaten en hier op aarde is de Kerk de woonplaats van de Heilige Geest. Dat betekent echter niet dat wij de stem van de Heilige Geest horen in inzichten die binnen de Kerk verdedigd worden, maar niet tot het Woord van God kunnen worden teruggeleid. Zelfs concilies kunnen nog dwalen.
Hooguit kunnen inzichten uit de kerkgeschiedenis – ik denk dan vooral aan confessies – in afgeleide zin een normatieve betekenis hebben. Als de Reformatie de Schrift als enige norm en fundament heeft, sluit zij aan bij een lijn die er reeds in de Kerk was in de eeuwen die aan de Reformatie voorafgingen. Trente heeft met haar visie dat er tweede bronnen van openbaring zijn, namelijk Schrift en traditie, of anders gezegd de Schrift en inzichten uit de kerkgeschiedenis – een lijn die naast de eerste vooral in de Middeleeuwen opkwam – tot kerkelijk dogma verheven.
De Reformatie
Een van de verschillen tussen de lutherse en gereformeerde Reformatie is dat de gereformeerde Reformatie de Schrift niet alleen als enige bron en norm voor de prediking wenst te zien, maar ook voor andere aspecten van het kerkelijke leven. Je zou kunnen zeggen dat de gereformeerde Reformatie het sola scriptura radicaler opvat dan de lutherse Reformatie. Wat zowel de lutherse en gereformeerde Reformatie met elkaar verbindt, is dat zij beide in het lezen van de Schrift wensen te luisteren naar de Kerk der eeuwen.
Dat de kerkgeschiedenis geen uiteindelijke norm biedt, maakt haar niet overbodig. De kerkgeschiedenis getuigt van Christus Die Zijn Kerk in stand houdt. Zowel de lutherse en gereformeerde Reformatie (waarbij wij de Anglicaanse Reformatie als een variant van de gereformeerde kunnen zien) willen een reformatie van de katholieke Kerk zijn. Gereformeerde en lutherse christenen wensen katholieke christenen te zijn. Dat besef en die wens ontbreekt bij de doopsgezinden.
De betekenis en de mogelijkheid van sola scriptura
Sola scriptura betekent niet alleen dat de inzichten uit de kerkgeschiedenis tot en met inzichten binnen de Kerk van vandaag in het licht van Gods Woord moeten worden beoordeeld. Dat geldt ook voor inzichten van de rede en inzichten die opkomen uit de eigentijdse cultuur. Vooral dat laatste maakt het beginsel van sola scriptura in onze tijd bijzonder actueel. We behoeven maar te denken aan de positie van de vrouw, visie op huwelijk en seksualiteit en de vraag naar de oorsprong van de mens en van de wereld. Niet de eigentijdse cultuur moet ons verstaan van de Schriften stempelen, maar wij moeten wensen dat allereerst wijzelf maar ook de cultuur gestempeld worden door het Evangelie.
Het hanteren van sola scriptura is alleen mogelijk als de Schrift een coherente eenheid vormt. Zo presenteert de Schrift ook zichzelf. De Reformatie beleed dan ook de eenheid, volkomenheid en klaarheid van de Schrift. Dat wordt door het sola scriptura aangegeven. Wie niet wil weten van de Schrift als coherente eenheid komt zowel met de Schrift zelf als met de belijdenis van de Reformatie in strijd.
De eenheid van de Schrift is gegeven met het feit dat achter de vele menselijke auteurs van de Schrift de ene goddelijke Auteur staat. Calvijn sprak in navolging van de kerkvaders over de Bijbelschrijvers als secretarissen van de Heilige Geest. Het feit dat de Schrift een eenheid is, is niet in tegenspraak met het feit dat wij mogen spreken van een reliëf in de Bijbelse gegevens. De Schrift is met een prachtig park te vergelijken. Van belang is ook dat wij de openbaringsgeschiedenis in de gang van de oude naar de nieuwe bedeling bij het lezen van de Schriften verdisconteren.
Het doel van de Schrift zowel met betrekking tot het Oude als het Nieuwe Testament
Wat een klassiek christen van een orthodoxe Jood onderscheidt, is dat hij de stem van God niet alleen in het Oude Testament, in Mozes en de profeten hoort, maar ook in het Nieuwe Testament. Hij weet dat God Zelf deze twee delen van de Schrift als een eenheid aan ons heeft gegeven en dat wij alleen vanuit die erkenning de Schrift op de juiste wijze kunnen verstaan. Hij weet dat Christus werkelijk in het Oude Testament aanwezig is en dat dit geen kwestie is van inlezen van gedachten in het Oude Testament die daar vreemd aan zijn. Daarbij beseft hij wel dat het Nieuwe Testament op een verborgen en verhulde wijze in het Oude Testament aanwezig is. Dat neemt niet weg: het is er echt aanwezig.
De Schrift is gegeven met het oog op onze zaligheid. Kern van de Schrift is de Heere Jezus Christus. God zond Zijn eigen Zoon ter verzoening van de zonden, ter verlossing van verloren mensen. Eenmaal komt Gods Zoon als Rechter van levenden en doden terug. Als wij in dit leven niet in de Zoon van God hebben leren geloven, blijft de toorn van God op ons. In de Bijbel openbaart God Zichzelf aan ons en wat zijn relatie tot ons en tot de wereld is. De Bijbel als enige bron van Godskennis is tegelijkertijd ook het middel om God te leren kennen en te verheerlijken. Daarop moet prediking en uitleg van de Schrift gericht zijn. De Schrift is dus geen doel op zich. Ik denk aan de woorden van Paulus: ‘Zo zijn wij dan gezanten van Christus wege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christus wege: laat u met God verzoenen’ (2 Korinthe 5:20).
Is het belijden van de Schrift als stem van God wel houdbaar?
Sinds de Verlichting staat de door mij geschetste houding ten opzichte van de Schrift onder zware druk. Wij zouden de Schrift in eerste instantie moeten lezen als elk ander boek. De Schrift zou niet meer zijn dan een verzameling van geschriften uit het oude Israël en de christelijke gemeenschap uit de tweede helft van de eerste eeuw na Chr. Als wij de Schrift als Gods stem horen, zegt dat iets over ons maar niet over de Schrift zelf.
Meer dan eens is geprobeerd om uitgaande van de benadering dat de Bijbelboeken weliswaar menselijke geschriften zijn toch te laten meeklinken dat wij via de Schrift Gods stem kunnen horen. Dan wordt beklemtoond dat de Bijbelse geschriften binnen geloofsgemeenschappen zijn ontstaan. In de Bijbelse geschriften lezen we hoe mensen over God en over Gods handelen in de geschiedenis hebben gedacht. De Bijbelse geschriften hebben dan wel een prioriteit boven geschriften die later binnen de geloofsgemeenschappen zijn ontstaan, maar daarmee houdt het feitelijk op. Het zal duidelijk zijn dat de Schrift dan niet zonder meer als de mond van God wordt gezien.
Daarom kan er van sola scriptura bij deze zienswijze op de Schrift geen sprake zijn. Inzichten uit de kerkgeschiedenis, gedachtegoed opkomend uit de cultuur waarin de Kerk zich beweegt, worden medebepalend geacht om uit te maken wat voor ons in de Schrift relevant is en wat niet.
Het feit dat Bijbelschrijvers op een bepaalde manier over God en Zijn handelen in de wereld hebben gedacht, betekent nog niet dat wij hen daarin in alle opzichten moeten volgen. Daaraan gekoppeld is de zienswijze dat de hermeneutiek de wetenschap is die ons laat zien dat aan de Bijbel als document uit het verleden in nieuwe contexten en latere tijden dan haar eigen ontstaanstijd steeds weer nieuwe betekenissen kunnen en moeten worden toegekend.
Met Bavinck merk ik overigens op dat wie het zelfgetuigenis van de Schrift dat zij de stem van God is en daarom het enige fundament van het geloof is, verwerpt geen weerwoord meer tegen Rome heeft. Als wij de stem van de Heilige Geest naast de Schrift ook in de kerkelijke traditie en binnen de kerk opkomende inzichten horen, dan heeft Rome als de meest indrukwekkend uiterlijke manifestatie van de christelijke kerk in historische zin de beste papieren. Betere papieren dan welke protestantse kerk ook die deze claim doet.
De Schrift is de stem van God
Wat is je argument om de Schrift zondermeer als de stem van God te horen en om vanuit de Schrift heel de werkelijkheid te interpreteren en niet omgekeerd?! Hoe bewijs je dat de Schrift zondermeer de stem van God is?! Het antwoord kan voor wie het anders ziet, in eerste instantie teleurstellend klinken. Dat luidt namelijk dat de Heilige Geest ons daarvan heeft overtuigd. Door het innerlijke getuigenis van de Heilige Geest luisteren we naar de Schrift als het in woorden vastgelegde getuigenis van de Heilige Geest. Dat is niet het enige argument en de enige aanleiding, maar wel het eerste en laatste argument en de diepste en uiteindelijke aanleiding.
Sola scriptura betekent niet dat wij alleen de tekst van de Schrift hebben en de Schrift niet naar een werkelijkheid buiten de tekst verwijst. Dat is juist wel het geval. De Schrift als stem van God is verbonden met God Zelf. God bestaat onafhankelijk van deze werkelijkheid. Hij is de Volzalige in Zichzelf. Hij is in Zichzelf de Drie-enige: Vader, Zoon en Heilige Geest, al voordat Hij Zich zo aan de mens heeft geopenbaard.
Niet gedwongen door factoren buiten Zichzelf besloot God deze werkelijkheid te scheppen. Wat een nog diepere verwondering moet wekken, is dat God in antwoord op de zondeval van de mens besloot Zijn Zoon naar deze wereld te zenden ter verzoening en verlossing van de zonden. De Schrift spreekt van Gods handelen in schepping en geschiedenis. De Schrift kondigt het laatste oordeel aan. In de Schrift vinden we een verslag van Gods daden en de interpretatie van die daden.
De uitleg van de Schrift
Sola scriptura is verbonden met de wetenschap dat het mogelijk is de betekenis van de Schrift op het spoor te komen. Verbonden met het openbaringsrealisme is een hermeneutisch realisme, al moet dat wel een kritisch realisme zijn. Ons verstaan van de Schrift mogen wij nooit een op een met de Schrift zelf gelijk stellen. Wij verstaan op zijn best slechts ten dele. Tal van hulpmiddelen staan ons ter beschikking om de zin van de Bijbel op het spoor te komen.
Van het grootste belang is dat onze eigen verstaanshorizon door die van de Schrift gestempeld wordt en niet omgekeerd. Het feit dat de Schrift een vaste betekenis heeft en dat wij die in principe op het spoor kunnen komen, betekent niet dat dit gemakkelijk is. Ook heeft de ene betekenis veelal meer lagen. Daarbij komt dat in beginsel begrijpen nog iets anders is dan volkomen begrijpen. Zeker is dat ons verstaan van de Schrift altijd maar ten dele zal blijven.
De eerste regel van Schriftuitleg is de analogia Scripturae. We vergelijken de ene Schriftplaats met de andere om de Schrift beter te verstaan. De analogia fidei met als kern de belijdenis van de Drie-enige God en van Jezus Die God was en bleef maar werkelijk mens werd, moet als uitbreiding van de analogia Scripturae worden gezien. De analogia fidei is zelf een vrucht van Schriftonderzoek. Om de boodschap van de Schrift te verstaan, dienen we zicht te krijgen op de kern ervan samengevat in de analogia fidei. Aan de regel van het geloof is die van de liefde verbonden. Echt verstaan heeft als doel het beeld van Christus te gaan dragen. Het is mogelijk dat men tal van concrete teksten misverstaat maar dat men toch zijn geloof met de regel van het geloof belijdt en dat het leven gestempeld wordt door de regel van de liefde.
Nogmaals benadruk ik daarom dat het onderzoek van de Bijbel geen doel in zich is. Het gaat erom dat wij met God worden verzoend en tot Zijn eer leren leven. Dan hebben wij naast alle hulpmiddelen die ons ten dienste staan bovenal de vernieuwende en verlichtende werking van Gods Geest nodig. De Schrift moet gelezen worden met de bede om de Heilige Geest. Wij kunnen anderen niet dwingen de Schrift zo te lezen. Wij kunnen anderen niet dwingen tot het besef dat voor het rechte verstaan van de Schrift bovenal de verlichtende en vernieuwende werking van Gods Geest nodig is. Wij kunnen wel betuigen dat wij bij een andere wijze van omgang met de Schrift ons voor een deel van de werkelijkheid afsluiten en daarom de gehele werkelijkheid in een vertekend perspectief zien. Sola scriptura is verbonden met de wetenschap: Alleen in Uw licht, o God, zien wij het licht.
Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.
Hoe kunnen we de Bijbel verstaan? (2) Inspiratie, gezag en betrouwbaarheid – Naar aanleiding van ‘Geestspraak’
In het vorige artikel hebben we de route door de publicatie ‘Geestspraak‘ van prof. dr. H. van den Belt verkend. In dit artikel peilen we hoe de verhouding is van de uitgangspunten van deze studie tot de gereformeerde Schriftvisie, zoals die verwoord wordt in de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Dat geeft aanleiding tot een aantal kritische kanttekeningen.
De grondslag van de gereformeerde Schriftbeschouwing is te vinden in de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de artikelen 3 t/m 7. Artikel 3 belijdt de inspiratie van de Heilige Schrift. Door de Heilige Geest gedreven, hebben de heilige mensen Gods gesproken. God heeft in Zijn bijzondere zorg voor ons en onze zaligheid ervoor gezorgd dat ze het Woord van God op schrift hebben gesteld. Deze inspiratie verliep organisch. Mensen zijn daarbij niet uitgeschakeld, maar ingeschakeld. Voor Van den Belt is dit het uitgangspunt bij de uitleg van de Bijbeltekst zoals die nu voor ons ligt. Hij ziet de Bijbel als het door de Geest geïnspireerde en nog altijd levenwekkende Woord van God.
Opvallend is dat Van den Belt flink ruimte geeft aan redactie- en tekstkritiek. Redactiekritiek gaat over de wijze waarop de boeken tot stand gekomen zijn. Tekstkritiek gaat over de overlevering van de oorspronkelijke tekst. ‘De Heilige Geest heeft ervoor gezorgd dat wat we nu hebben het eigen Woord van God is, tot stand gekomen in alle kwetsbaarheid, niet alleen van de historische context en de persoonlijke omstandigheden en beperktheden van de auteurs, maar ook van het proces van redactie en tekstuele overlevering‘ (blz. 125). Hier is sprake van een verschil van visie met wat in ‘Het onfeilbare Woord‘ (2020) door scribenten uit onze gemeenten naar voren is gebracht. Zij zijn op dit punt veel voorzichtiger. Van den Belt constateert dat ook zelf in de inleiding van zijn boek.
Gezag
Artikel 5 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt over het gezag van de Heilige Schrift. De Heilige Schrift heeft gezag in zichzelf (ook wel autopistie genoemd). Tegelijk legt de Heilige Geest getuigenis af in de harten van de gelovigen dat de Bijbel het Woord van God is. Calvijn heeft deze fundering van het Schriftgezag gemunt. De Geest is bij Calvijn de innerlijke Leermeester Die het verstand verlicht zodat het Woord van God als Zijn eigen Woord aanvaard wordt. Het is onlosmakelijk verbonden met het geloof waardoor de Geest de vereniging met Christus werkt. Het gezag van de Bijbel is niet gefundeerd op de kerk. Alleen de gelovigen of verkorenen hebben die zekerheid die voortvloeit uit het getuigenis (testimonium) van de Heilige Geest. Dit getuigenis verloopt langs de lijnen van de heilsboodschap. Toch verdient te Schrift het ook in zichzelf om geloofd te worden. De Bijbel heeft gezag in zichzelf onafhankelijk van het getuigenis van de Heilige Geest.
Van den Belt stelt in dit verband de vraag hoe autopistie en testimonium in de moderne context bij elkaar gehouden kunnen worden. Hij zoekt de oplossing in de richting van het eenparige getuigenis van de kerk van alle eeuwen en plaatsen. Hij ziet hier een gemeenschappelijk belang van Rome en Reformatie. ‘De discussie over de vraag of de kérk of de Schrift primaat heeft, valt in het niet bij de vraag of er überhaupt sprake is van een gezaghebbende openbaring die van buiten tot ons komt‘ (blz. 244). Hij wil ervoor waken om het getuigenis van de Heilige Geest te versmallen tot een individuele ervaring en wijst daarom ook op de kerk. Dit schuurt wel enigszins met de passage in de Nederlandse Geloofsbelijdens; ‘en dat niet zozeer omdat ze de Kerk aanneemt en voor zodanige houdt‘. Een voorzichtige vraag is of dit de deur niet op een kier zet van de kerk als interpreterende gemeenschap. Gelukkig stelt Van den Belt in het laatste hoofdstuk: ‘De Schrift wordt wel gelezen in de gemeenschap van de kerk, maar de rol van die interpreterende gemeenschap mag niet zo groot worden dat zij betekenis toekent aan de Schrift in plaats van dat zij haar betekenis eraan ontleent‘ (blz. 391).
Betrouwbaarheid
In artikel 7 wordt de volkomenheid of de betrouwbaarheid van de Heilige Schrift beleden. Daar wordt beleden dat de Heilige Schrift de wil Gods volkomenlijk vervat, en dat al hetgeen de mens schuldig is te geloven om zalig te worden, daarin genoegzaam geleerd wordt. Tevens wordt verworpen wat met deze ‘onfeilbare regel’ niet overeenkomt.
In dit verband wijst Van den Belt op de ontspannenheid waarmee reformatoren als Calvijn omgaan met mogelijke fouten in de tekst. Tegelijk wijst hij er ook op dat zij de Bijbel beschouwen als het door de Geest geïnspireerde, of zelfs gedicteerde Woord van God. Dit brengt hem ertoe ook zelf ontspannen in het spanningsveld te blijven staan, ook nu we veel meer weten over de ontstaansgeschiedenis van de tekst en we over veel tekstvarianten beschikken (blz. 130).
Volgens Van den Belt wijst de uitdrukking ‘onfeilbare regel’ op de betrouwbaarheid van de Schrift. Vanuit deze positie neemt hij meermalen in zijn boek fors afstand van de interpretatie van de onfeilbaarheid van de Bijbel als foutloosheid (inerrancy). Het is een opvatting van Evangelicals die eind van de negentiende eeuw opkwam in de strijd tegen het opkomende liberalisme in de Amerikaanse theologie. Gezien de manier waarop het begrip gefunctioneerd heeft in die context, is het wel begrijpelijk dat Van den Belt er kritiek op heeft. Gelukkig maakt hij naast ontsporingen ook melding van meer genuanceerde posities die vandaag worden ingenomen en veel goeds brengen op bijbels-theologisch en exegetisch gebied. Maar de acceptatie van verworvenheden van de redactiekritiek en de tekstkritiek en de naar het schijnt kritiekloze omarming van de toegenomen gevoeligheid van de huidige lezers voor de historische gelaagdheid van de tekst, zijn toch iet in balans met die herhaaldelijk afstand nemen van de opvatting van de foutloosheid van de Schrift.
Het is wel wat gemakkelijk als hij onder de afwijzing van deze opvatting schrijft: ‘Als de Schrift een ‘onfeilbare regel is’, dan vergis je je dus niet als je daarop vertrouwt‘ (blz. 133). In het licht van deze uitspraak komen we ertoe om de volgende keer toch wat forse kritiek neer te zetten op de stellingname van dit boek over de betekenis van algemene kennis voor de uitleg van de Heilige Schrift.
Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Mourik, J. van, Hoe kunnen we de Bijbel verstaan? (2) Inspiratie, gezag en betrouwbaarheid, De Saambinder 103 (7): 4-5.
Geen onderhoud maar afschaffing van de Bijbel – Kort briefje in het Nederlands Dagblad
Volgens professor Ad de Bruijne heeft de gereformeerde leer van de Bijbel onderhoud nodig (ND 11 februari). Maar waar het op neerkomt, is niet onderhoud in de zin van versterking, maar afschaffing. Uit wat hij zegt, blijkt dat niet het gezag bij de Schrift ligt, maar bij wat wij met allerlei menselijke overwegingen eruit opmaken. Vandaar dat hij aandacht vraagt voor ‘besef van relativiteit’, klaarblijkelijk ook als het gaat om het verstaan van Gods Woord.
Is God bij machte om zich verstaanbaar uit te drukken? Of moeten we achter zijn woorden om zich bekend te maken, zoeken naar een andere door Hem gewilde betekenis – die de schrijvers nooit bedoeld hebben en die ook strijdig is met de tekst? De klassieke leer gaat uit van het principe dat de Bijbel niet kan gebroken worden, en dat bij zorgvuldig luisteren elke tittel en jota geldt.
Een eenvoudig gedachte-experiment kan hier helderheid verschaffen. Hoe zou God dingen moeten zeggen om zijn bedoeling onmiskenbaar over te brengen? Seksualiteit buiten de huwelijksrelatie wordt steeds benoemd als ontucht. Alle teksten over homoseksualiteit wijzen die uitdrukkelijk af. De moderne opvatting is dat de Bijbel dat wel kan zeggen, maar dat dat niet geldt van relaties van liefde en trouw. Houden de aanhangers van deze opvatting daaraan vast als de Bijbel deze opvatting nog veel duidelijker en met meer teksten zou afwijzen? Als die vraag met ‘ja’ beantwoord wordt, dan blijkt dat het gezag niet meer ligt bij de Bijbel, maar bij wat wij nu acceptabel vinden. Dat is een fundamenteel andere bijbelleer. Is die moderne ‘zekerheid’ niet een opvallend verschil met het relativisme dat heerst over de bijbeluitleg? Respect voor het gezag van de Bijbel gaat uit van wat er staat en zoekt Gods wil niet in een betekenis achter of zelfs in strijd met de tekst. De moderne opvatting die nu wordt uitgedragen maakt de betekenis afhankelijk van de ontvanger en schaft daarmee het gezag van de Bijbel af.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Nederlands Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Westerkamp, D., 2025, Geen onderhoud maar afschaffing van de Bijbel, Nederlands Dagblad 81 (21.903): 16 (artikel).
Brand bij de buren – Dr. J.M.D. de Heer bespreekt in een drieluik de ‘brand’ bij de CGK
Er is brand bij de buren! Tenminste, vanuit het perspectief van de GG-predikant en theoloog dr. J.M.D. de Heer. Hij schrijft erover in een drieluik voor De Saambinder. Ds. P.D.J. Buijs (CGK) verwoordde het zo: “Het huis van de Christelijke Gereformeerde Kerken staat in brand. Het lijkt ons niet meer te lukken om die brand te blussen. Wat ons nog rest, is te pogen te redden wat er te redden valt. We moeten constateren, dat we niet in staat zijn gebleken met Gods eigendom om te gaan zoals Hij bedoelt”. Hoe heeft dit kunnen gebeuren en wat kunnen andere kerken, waar het Schriftgezag een hoge plaats heeft, hiervan leren? Immers, ‘als er brand is bij de buren, gaat dat ook ons aan’.
Grote Verlegenheid
Voordat we de serie uit De Saambinder samenvatten eerst enkele zaken vanuit Bewaar het Pand (BhP). Een groot deel van het meest recente nummer (4) ging over deze ‘brand’. Wat opvalt is dat de BhP’ers het niet van mensen verwachten, maar hogerop zien. Dat blijkt uit het persbericht dat verzonden is én dat afgedrukt wordt in het bovengenoemde nummer. ‘Wil mij het ware heilspoor wijzen…’, zo is het gebed. Toch wil BhP ook nog wat zeggen over de situatie: “Ondertussen menen wij dat een getrouw blijven gaan in het spoor van Schrift, belijdenis en kerkorde onze kerken voor deze situatie had kunnen behoeden.” Het volgen van deze weg is niet hetzelfde als ‘een over elkaar heersen’. Het bestuur van BhP maant in het persbericht, net als de moderamen van de synode, tot kalmte en roept op geen eigenmachtige beslissingen te nemen, maar bovenal roepen ze ambtsdragers en gemeenteleden op om de kerken op te dragen in de gebeden.1 Ook de meditatie wijst in de laatste Richting. Ds. K. Hoefnagel schrijft het volgende2:
“We zijn als CGK in grote verlegenheid gekomen. Althans, ik hoop dat dat de beleving van velen zal zijn. Want er zijn ook nu velen die helemaal niet verlegen zijn. Mensen die het weten. We moeten dit en we moeten dat. Zij moeten dit en zij moeten dat. Dat is verkeerd en dat is niet goed. Het moet anders. Maar Josafat praat zo niet. Hij is verlegen. Verlegen om hulp. En hij zoekt het op de enige plek waar hulp te verkrijgen is. Gods Woord spreekt de Josafat zalig: Zalig hij die in dit leven, Jakobs God ter Hulpe heeft. Hij, die door de nood gedreven, zich tot Hem om troost begeeft. Die zijn hoop in ’t hachlijkst lot, vestigt op den HEER’, zijn God!”
Voordat er allerlei beschouwingen volgen, moet het allereerst en allermeest naar Hem toe. Naast deze twee artikelen waren er nog vier artikelen in BhP over deze kwestie, maar die laten we hier rusten.3 De samenvatting van het drieluik van dr. De Heer zal het onderwerp ‘vrouw in het ambt’ zoveel mogelijk laten rusten. Dit is een kerkelijke aangelegenheid, en hoewel in die context zeer belangrijk een aangelegen, niet voor deze organisatie om zich daarin te mengen. De samenvatting focust zich daarom vooral op de vraag hoe we de Schrift lezen.
Van kleur verschoten
De laatst jaren beroeren diverse onderwerpen die raken aan het Schriftgezag de kerken in binnen- en buitenland. “In kerken in de westerse wereld gaan steeds meer wissels om.” Vanuit kerken in het zuidelijk halfrond klinken steeds meer waarschuwingen als deze zusterkerken in Nederland van kleur zien verschieten. “‘Houd u aan Gods Woord’, zo luidt de vermaning.” In verdediging daartegen wordt wel gezegd dat men zich aan het Woord houdt, maar dat wel elkaar de ruimte moeten gunnen én bovendien dat het niet om een zaak van het hart gaat. Over zaken van zonde en genade zijn voor- en tegenstanders het toch eens? Daarop wordt geantwoord dat liefde juist gehoorzaamt aan de Schrift en dat de Schrift geen ruimte biedt voor deze vrije opvatting. Bovendien klinkt de vraag, hardop of zachtjes: Zijn we het wel eens over de hoofdzaak? Bij de orthodox-gereformeerde kerken (zoals de NGK) zien we dat deze snel van kleur verschieten/verschoten zijn.4 Deze maand zal de NGK-synode waarschijnlijk positief beslissen over het toelaten van praktiserende homo’s aan het Heilig Avondmaal en in de ambten (diaken, ouderling, predikant). Niet iedereen in de NGK is het daar mee eens, en kerkenraden die het er mee oneens zijn worden vrij gelaten hierin anders te beslissen, maar dit hoort nu eenmaal bij een pluriforme kerk. Binnen de CGK staan de zogenoemde samenwerkingsgemeenten als eerste (maar zeker niet als enige) voor een dilemma: gaan we mee met de NGK-lijn of de CGK-lijn? Een flink aantal gemeenten lieten de CGK-synodebesluiten links liggen. Dat zorgde bij de ‘conservatieven’ binnen de CGK voor gewetensproblemen. “Immers, hoe kun je met een goed geweten verder als een deel van de kerk synodebesluiten naast zich neerlegt en zo ten diepste ongehoorzaam is aan Gods Woord?” De beslissingen hebben volgens dr. De Heer namelijk alles te maken ‘met de wijze waarop de Bijbel wordt gelezen’.5
Verwoestend individualisme
In het tweede deel van dit drieluik vraagt de predikant zich af of het gaat om een ‘plotseling uitslaande brand’ of om een ‘veenbrand die ondergronds al langer smeulde’. Dat laatste lijkt het geval. De Heer gaat in dit tweede artikel in op de het gezag van de synode, het gezag van de Schrift en de plaats van het eigen ‘ik’. De CGK volgen het presbyteriaal kerkstelsel.6 “Dat houdt in dat elke gemeente een openbaring is van het lichaam van Christus. Een plaatselijke gemeente is daarom zelfstandig. Tegelijkertijd verenigen al die plaatselijke gemeenten zich in een kerkverband. Die keuze is vrijwillig, maar niet vrijblijvend. Met dat we deel uitmaken van een kerkverband richten we ons ook op de besluiten van dat kerkverband.” Als een gemeente zich niet kan verenigen met de synodale besluiten van een kerkverband kan men, na in beroep zijn gegaan, ‘in het uiterste geval (…) breken met het kerkverband en een ander, ruimer kerkverband opzoeken’. Nu gebeurt er echter iets wat past bij de individualistische, ik-gerichte, tijd. Gemeenten binnen het kerkverband richten zich nu ‘op hún schriftuitleg en hún plaatselijk belang’. En dus neemt men besluiten die dwars tegen de synode ingaan. Hoe meer gemeenten hetzelfde doen, hoe groter de druk op de synode wordt. “We voelen aan dat dit de omgekeerde wereld is. Maar, dat is het probleem, wie gelooft in de eigen mening, wie ook gelooft deze mening te kunnen verantwoorden voor de Heere, doet wat hij wil, synode of geen synode.”
De lijn over het gezag van de Schrift heeft dr. De Heer al eerder aan de orde gesteld (zie onderaan dit artikel). Hij wil het nu illustreren aan de hand van een artikel van de NGK-hoogleraar dr. Ad de Bruijne. De GG-predikant ziet hem als ‘de kartrekker rond het omzetten van wissels’. In het Nederlands Dagblad beschuldigd hij ‘conservatieven’ ervan achter te lopen en de Gereformeerde leer niet onderhouden te hebben. Zij zouden stilstaan of zich naïef vooruitbewegen.7 Volgens De Bruijne zouden ‘conservatieve’ (behoudende) theologen menselijke, historische en culturele factoren moeten laten meewegen in de Schrift. Dan vallen vanzelf de vrouwelijke ambtsdragers en homorelaties op hun plaats, volgens dr. De Bruijne althans. Bijzonder is overigens dat De Bruijne hiermee erkent, en daarin heeft hij gelijk, dat er wel degelijk sprake is van een nieuwe of in ieder geval andere hermeneutiek.8 “Laten ze hun Schriftuitleg aanpassen door met de tijd mee te gaan en het probleem is weg!” De Heer noemt dit de omgekeerde wereld. Het probleem mag dan weg zijn, ‘maar, met het probleem zijn de Bijbelse woorden op deze punten ook weg. En op tal van andere punten. Het zijn stappen waardoor de kerk zelf straks ook weg is’.9
Wat zegt het ons?
Ongehoorzaamheid aan synodebesluiten en een andere manier van Bijbellezen, kan dat andere bevindelijk-geformeerde kerken ook treffen? Of smeult het vuur al? Met deze twee vragen start predikant en theoloog dr. J.M.D. de Heer het derde deel en slotakkoord in deze serie. De crisis in de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) gaat iedere bevindelijk-gereformeerde aan. Immers, als één lid lijdt lijden alle leden (zoals de apostel Paulus dat aangeeft in zijn Korinthebrief). Nood in een ander kerkverband, raakt het kerkverband waartoe de predikant behoort ook. Bovendien maakt De Heer dankbaar gebruik van publicaties van bijvoorbeeld de hoogleraren Baars, Van Genderen, Selderhuis, Van ’t Spijker en Velema. Tenslotte horen de gebeurtenissen in de kerk bij de tekenen der tijden. “Wij hebben geestelijk licht nodig om de ontwikkelingen in de kerken te duiden.” Het valt de Rotterdamse predikant op dat veranderingen met de ‘mooiste’ argumenten worden verdedigd. Zoals De Bruijne, die meent dat wie in het spoor van de (Nadere) Reformatie wil blijven lopen, in de Schriftleer achterloopt. De Heer is van deze redenaties niet onder de indruk: “Het is belangrijk om door zulke redeneringen heen te prikken. Daar hebben we geestelijk inzicht voor nodig.” Hij waarschuwt voor twee gevaren: onverschilligheid en hoogmoed. “Ons past in dit alles niet een houding van onverschilligheid, alsof het ons niet aangaat. Ook zeker geen houding van hoogmoed, alsof de Bijbel in onze handen een vertrouwder plaats heeft dan elders.” Immers, wie meent te staan… (1 Korinthe 10:12). De Heer illustreert dit met een voorbeeld. Wie veertig jaar geleden dacht dat de Gereformeerde Kerken praktiserende homo’s zou toelaten aan het Heilig Avondmaal zou voor gek versleten worden.10 Een kerkverband dat het Schriftgezag zó hoog heeft staan (denk aan de publicaties van prof. dr. J. van Bruggen)? “Als de Heer Zich terugtrekt, wat blijft er dan van ons kerkelijk leven over? En, geven wij de Heere niet veel oorzaak om Zich terug te trekken.” Helemaal eens met predikant De Heer. In Romeinen 3 schrijft de apostel Paulus dat alle roem (in onszelf) is uitgesloten. “Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten. Door wat wet? Der werken? Neen, maar door de wet des geloofs. Wij besluiten dan dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt, zonder de werken der wet.” (Romeinen 3:27-28, SV). Wordt het Schriftgezag in uw gemeente nog hoog gehouden? Dan geldt: Soli deo gloria, God alleen de eer!
Denken vanuit het ‘eigen ik’ werkt synode-ondermijnend. Het is wel de tijdgeest, waartegen gestreden moet worden. De Heer verwijst in zijn slotartikel naar het, onlangs verschenen, boek van dr. Carl Trueman (‘Een nieuwe vreemde wereld’).11 De Rotterdamse predikant meent dat deze ik-gerichte ontwikkelingen heel goed aansluiten bij Genesis 3. Hier speelde de vorst der duisternis in op het ‘eigen ik’: ‘Gij zult als God zijn…’. “Dat betekent dat de mens niet meer onderworpen is, maar zelf gaat bepalen wat goed en kwaad is. Onze wil is nu totaal verdorven en tegenovergesteld aan wat God vraagt. Genesis 3 moet ons daarom als een ontdekkend hoofdstuk bijblijven, opdat we ons niet zouden verheffen, maar nederig en gehoorzaam buigen voor de Heere”. De diepte van de val klinkt nauwelijks door bij degenen die een ‘nieuwe’ hermeneutiek voorstaan, waar ondergetekende al vaker op heeft gewezen. Gebrokenheid wordt dan gezien als ‘goed geschapen gebrokenheid’, wat in feite een contradictie is. We zien dat in de discussie rond homoseksualiteit en (zoals De Heer terecht constateert ook in de discussie over Schriftgezag binnen de CGK). “Al te gemakkelijk wordt ervan uitgegaan dat we in staat zijn Gods Woord te verstaan. Maar, dat betekent ook dat als de diepte van Genesis 3, de werkelijkheid dat we gevallen mensen zijn, niet echt doorwerkt in ons leven, in onze prediking, pastoraat en onderwijs, wij hetzelfde gevaar lopen van innerlijke uitholling van de Bijbel. Dan gaat er van alles schuiven, terwijl we menen in het spoor van Gods Woord te gaan. De Heere mocht ons bewaren voor geestelijke verblinding.”12
Ten slotte
Aan het einde van het slotartikel roept De Heer gemeenten op loyaal te zijn naar het kerkverband ‘opdat we als gemeente ons niet vervreemden van het kerkverband’. De Richterentijd heeft ons laten zien dat eigengerechtigd optreden averechts zal werken. De predikant en theoloog wordt bedankt voor zijn drieluik. Wat overblijft is: “Doch wie roemt, roeme in den Heere. Want niet die zichzelven prijst, maar dien de Heere prijst, die is beproefd” (2 Korinthe 10:17-18, SV).
Predikant en theoloog dr. J.M.D. de Heer heeft al eerder geschreven over wissels die omgaan op het terrein van Schriftgezag en hermeneutiek. Zie voor de samenvattingen van deze drie series hier, hier en hier. De samenvatting van de eerste serie is, op deze website, veruit het meest gelezen van de drie.
Voetnoten
Hoe kunnen we de Bijbel verstaan? (1) Regels voor het Bijbellezen – Naar aanleiding van ‘Geestspraak’
Enkele maanden geleden verscheen het boek ‘Geestspraak’ van de hand van prof. dr. H. van den Belt. Het gaat over het verstaan van de Bijbel. Het is een onderwerp waarover de laatste jaren in de gereformeerde gezindte veel te doen is. In het boek wil hij inzichtelijk maken hoe je een gelovige omgang met de Bijbel kunt combineren met een wetenschappelijke houding. In drie artikelen volgt waardering, maar ook fundamentele kritiek.
Het boek is helder en boeiend geschreven. Het neemt de theologisch geïnteresseerde lezer van begin tot eind mee. De bijzondere titel ontleent Van den Belt aan de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel (325/381): ‘Wij geloven […] in de Heilige Geest, Die Heere is en levend maakt […] Die gesproken heeft door de profeten’. Deze titel markeert de positie van de schrijver in het hedendaagse debat over het Schriftgezag en het Schriftverstaan. Hij noemt zijn positie gereformeerd – in de lijn van de gereformeerde confessie – en tegelijk ook katholiek – in de lijn van de oudkerkelijke belijdenis.
De ondertitel luidt: ‘Hoe we de Bijbel kunnen verstaan’. Van den Belt ziet het als een ongelooflijk wonder dat we de Schrift kunnen verstaan. De ondertitel spreekt dan ook niet van een mogelijke manier om de Bijbel te verstaan. Maar is ingegeven door het besef van het wonder dat we de Bijbel kunnen verstaan. Voor Van den Belt is dat een wonder van de Heilige Geest.
Het boek geeft een begeleide tour door het landschap van de theologie. Het is rijk aan doorkijkjes in exegese, kerkgeschiedenis en dogmatiek. Aan het einde van elk hoofdstuk wordt een concreet vraagstuk behandeld, zoals geweld in de Bijbel, polygamie, de plaats van de vrouw in de gemeente. Bij wijze van proef op de som.
Hermeneutische regels
De studie biedt diepgaande theologische bezinning op de uitleg van de Schrift. Maar dat is geen doel op zichzelf. De auteur wil een concrete handreiking bieden voor het persoonlijk verstaan en toepassen van de Bijbel.
Met dat doel begeeft hij zich op het terrein van de hermeneutiek. De klassieke hermeneutiek geeft de regels voor het uitleggen van de Bijbel. Daartegenover staat de huidige nieuwere hermeneutiek die veelmeer gaat over de vraag waar je mee bezig bent als je de Bijbel uitlegt. In deze studie begeeft Van den Belt zich in het spanningsveld van het huidige debat.
Van den Belt geeft tien hermeneutische regels. Hij ziet ze niet als formules die je kunt toepassen om de juiste exegese uit een tekst te laten rollen, maar als leefregels, regels voor het leven uit de Schriften.
Bijbel als enige bron
Bij de behandeling van de eerste vijf regels geeft Van den Belt antwoord op de waarom-vraag: Waarom is de Bijbel de enige bron en norm of het uitgangspunt voor leer en leven van de christen? Hij gaat daarbij in op de grondhouding die de Bijbellezer moet aannemen.
1. In de Bijbel spreekt de heilige God. Daarbij past een mengeling van verwondering en ontzag voor God.
2. Bij de belijdenis dat God één is, hoort de houding om te zoeken naar de diepere geestelijke eenheid in de verscheidenheid van de Bijbel.
3. Omdat de Bijbel geïnspireerd is, vraagt dat aanvaarding van de Bijbel als Woord van God.
4. Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament gaat het om het getuigenis van Christus. Bij het uitleggen van de Bijbel moet daarom oog zijn voor de bredere heilshistorische context.
5. De Bijbel als geheel is de door God gegeven canon en moet daarom ook in onderlinge samenhang gelezen worden.
Lijn naar leer en leven
Met de laatste vijf regels geeft Van den Belt antwoord op de vraag naar de wijze van toepassing van de Bijbelse boodschap op de geloofsleer en het christelijke leven.
6. Uitgangspunt voor Van den Belt is dat de Bijbel gezag heeft. De Heilige Geest getuigt in het hart van de gelovigen dat zij het Woord van God is. Dat vraagt aanvaarding van het Woord als gezaghebbend voor leer en leven. Maar hoe dan?
7. De Geest geeft leiding door het Woord. Het geeft zicht op onze grenzen bij het uitleggen van de Bijbel en zet aan tot oefening in openheid voor de boodschap van de tekst.
8. Gods openbaring is universeel. De Heilige Geest spreekt door schepping en geschiedenis. Dat heeft invloed op het verstaan van de Bijbel.
9. De Bijbel vraagt gehoorzaamheid aan Gods geboden. Dat uit zich in een verlangen om naar Gods geboden te leven.
10. De kerk is de gemeenschap der heiligen. Je leest de Bijbel met de kerk van alle tijden en plaatsen. Daarom moet er ook geluisterd worden naar haar stem in het verleden en in andere culturen.
Aanspring tot trouw Bijbellezen
Wanneer we naar deze basisregels zien, dan biedt Van den Belt in ‘Geestspraak’ veel wat tot bezinning roept. In het boek vertelt hij ook wat persoonlijk Bijbellezen voor hem betekent. ‘Vanaf mijn zestiende lees ik elk jaar de hele Bijbel door aan de hand van het leesrooster van de Schotse predikant Robert Murray M’Cheyne (1813-1843) en dat is ontzettend verrijkend voor mij geweest. Het gebed (oratio), de overdenking (meditatio) en vooral de beproeving (tentatio) zijn middelen waardoor de Geest ons leert de Schriften te verstaan. Deze geestelijke regels voor de bestudering van de Bijbel steken ver uit boven alle hermeneutische regels die je maar zou kunnen bedenken’.
Na deze verkenning van de opzet van het boek kijken we in de volgende aflevering kritisch naar de inhoud.
Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Mourik, J. van, Hoe kunnen we de Bijbel verstaan? (1) Regels voor het Bijbellezen, De Saambinder 103 (6): 4-5.
Om de Schrift te kunnen begrijpen, is de juiste bril nodig
De ene bril is meer geschikt om de Schrift te verstaan dan de andere. Ook zijn er brillen die volstrekt ongeschikt zijn. Wij hebben de Heilige Geest nodig om de Schrift in beginsel op de juiste wijze te leren verstaan, om de juiste bril te gebruiken. Dan leren we onze eigen context in het licht van de Schrift te bezien en niet omgekeerd.
Wie zich tegenwoordig binnen de kerk rechtstreeks op de Bijbel beroept, moet er niet vreemd van opkijken dat hij op de vingers wordt getikt. Dat geldt bijvoorbeeld als het gaat om het Bijbelse getuigenis over het huwelijk en seksualiteit of de positie van de vrouw in de kerk.
Tegenover de gedachte dat een rechtstreeks beroep op de Bijbel niet alleen mogelijk maar ook geboden is, wordt dan beargumenteerd dat het Bijbelse getuigenis in een bepaalde context klonk die anders was dan de onze. Volgens dergelijke theologen geven we het Bijbelse getuigenis getrouw door als wij bepaalde elementen die uitdrukkelijk in de Bijbel voorkomen niet overnemen, omdat wij in een andere context leven dan de Bijbelschrijvers. Wie daarentegen stelt dat het Schriftgetuigenis rechtstreeks naar onze huidige situatie moet worden doorgegeven, kan het verwijt krijgen dat hij de Schrift rationalistisch leest en geen rekening wil houden met de leiding van de Heilige Geest. De Heilige Geest leert ons, zo wordt dan gesteld, om de kern van de Bijbelse boodschap uit haar toenmalige context te pellen en in een nieuwe context door te geven.
Deze wijze van omgang met de Bijbel heeft grote gevolgen voor het kerkelijk leven. Ze beïnvloedt sterk onze kijk op God en wat Hij van ons vraagt in leer en leven. Eeuwenlang is de Bijbel gelezen als de stem van de levende God. De woorden van de Schrift zijn de woorden van de Heilige Geest. Een dergelijke verschuiving in benadering heeft dus grote consequenties voor de wijze waarop wij de Bijbel lezen en toepassen.
Bijbel als eenheid
De Reformatie vroeg aandacht voor datgene wat de menselijke auteurs werkelijk met hun woorden bedoelden, om de bedoeling van God Zelf te achterhalen. De reformatoren deden dit vanuit de overtuiging dat de Bijbel een eenheid vormt. Omdat de Heilige Geest hen op een bijzondere wijze in dienst nam, kunnen de Bijbelschrijvers elkaar wel aanvullen, maar niet tegenspreken. In samenhang daarmee hanteerden de reformatoren de leesregel dat men de Schrift harmoniserend dient te lezen. Zij zochten naar de overeenstemming tussen verschillende Bijbelgedeelten, of die nu gaan om leer, levenswandel of geschiedenis. Uiteraard telden zij wel het verschil tussen de oude en nieuwe bedeling mee. De reformatoren lazen de Bijbel bovenal in de wetenschap dat het een onvergelijkbaar boek is waarin wij de stem van God horen.
De theoloog wiens naam verbonden is met een nieuw lezen van de Schrift is Schleiermacher. Hij was de eerste die hermeneutiek zag als een afzonderlijke discipline die niet zomaar in exegese opgaat. Bij uitleg gaat het volgens Schleiermacher niet alleen om verklaren (”erklären”) maar vooral ook om begrijpen (”verstehen”). Uitgangspunt voor Schleiermacher is niet de ene Goddelijke Auteur van de Schrift, maar de vele menselijke auteurs. In zijn opinie moeten wij deze menselijke schrijvers nog beter proberen te begrijpen dan zij zichzelf begrijpen.
Geen innerlijke eenheid
De Bijbelboeken vormen volgens Schleiermacher geen innerlijke eenheid. Uitleg en toepassing, vertolking naar het heden, liggen daarom niet zomaar in elkaars verlengde. Het feit dat een Bijbelschrijver iets stelt, betekent volgens Schleiermacher nog niet dat wij hem daarin moeten volgen. Bron van het geloof is niet de Schrift, maar de Christus als Persoon, Die in de gemeente woont.
In de twintigste eeuw ontstaat er een verschuiving van moderniteit naar postmoderniteit. Bij de postmoderne hermeneutiek is niet meer de menselijke auteur het uitgangspunt en vertrekpunt, maar wordt de Bijbeltekst als een zelfstandige grootheid gezien. Een tekst moeten en mogen wij interpreteren los van wat de auteur ermee heeft bedoeld.
De aandacht verschuift dan van de tekst naar de lezer. Deze lezer hoort bij een bepaalde cultuur en een bepaalde sociale groep. Hij heeft een bepaalde status. Niet de menselijke auteur bepaalt de betekenis, laat staan de Goddelijke Auteur, maar de mens die de tekst leest. Bij deze benadering vervaagt het verschil tussen uitleg en toepassing en staat de persoon die de tekst leest centraal.
Traditie
Het postmodernisme vraagt vooral aandacht voor de uitgangspunten van de lezer of uitlegger. Volgens deze visie staan die uitgangspunten nooit los van de traditie waarin iemand staat en van iemands culturele en sociale context. Hiermee hangt een positieve kijk op de traditie samen.
Het grote bezwaar tegen de postmoderne visie is het relativisme dat met deze zienswijze is verbonden. Immers, volgens het postmodernisme mag en moet ieder de Schrift vanuit de eigen traditie en context lezen en uitleggen. In gesprek met anderen mag je uiteraard aandragen hoe je de Schrift leest en welke perspectieven je daarin ontdekt, maar je moet ook bereid zijn te aanvaarden dat anderen de Schrift heel anders lezen of andere perspectieven zien. Wat dan alleen overblijft, is het goede gesprek met elkaar.
Ongetwijfeld bestaat bij het uitleggen van de Schrift het gevaar dat bepaalde teksten worden uitvergroot en andere teksten, die ook van belang zijn, niet aan de orde komen. Uiteraard geldt ook dat wij bij verschil van inzicht over de inhoud van de Schrift met elkaar in gesprek moeten gaan. Niet elk verschil is immers ook even zwaarwegend. Echter, als we dit zo zeggen, houden we nog steeds vast dat de Schrift een eigen, objectieve en vaststaande betekenis heeft. Deze objectieve en vaste betekenis verdwijnt in de postmoderne benadering. Daarmee is verbonden dat alle onderscheid tussen waarheid en leugen vervaagt en daarmee de kern van de Bijbelse boodschap van zonde en genade in het geding komt.
Hoe moeten we de Schrift dan wel lezen? Wie over de omgang met en uitleg van de Schrift klassiek denkt, beseft dat iedereen de Bijbel met een bepaalde bril leest. De ene bril is meer geschikt om de Schrift te verstaan dan de andere. Er zijn ook brillen die volstrekt ongeschikt zijn. Wij hebben de Heilige Geest nodig om de Schrift in beginsel op de juiste wijze te leren verstaan, om de juiste bril te gebruiken. Dan leren we onze eigen context in het licht van de Schrift verstaan en niet omgekeerd.
Sleutel
Terecht sprak Luther over het onderscheid tussen wet en Evangelie als dé sleutel van kennis. Zonder het juiste gebruik van die sleutel blijft de diepste kern van de Bijbel volgens Luther voor ons verborgen. De wet veroordeelt en het Evangelie is de boodschap van vrijspraak. Newton zei hetzelfde toen hij het wereldbekende gezang ”Amazing Grace” dichtte: „Genade, woord van heerlijkheid, van vrijspraak in het gericht, vond mij in mijn verlorenheid, gaf aan mijn ogen licht.” Om met de woorden van Psalm 119 af te sluiten: „Uw Woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad.”
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Vries, P. de, 2019, Om de Schrift te kunnen begrijpen, is de juiste bril nodig, Reformatorisch Dagblad 49 (151): 18-19 (artikel).
Schriftgezag en Schriftkritiek (3) Moderne hermeneutiek
Schriftkritiek is geen populaire term. Men spreekt liever van historisch-kritisch Bijbelonderzoek. Dit onderzoek richt zich op veronderstelde overschrijf- en vertaalfouten, (schijnbare) tegenstrijdigheden, eenzijdigheden en onjuistheden in de Bijbel. De kritische Bijbelonderzoekers hebben vaak meer vertrouwen in de wetenschap en in zichzelf dan in de Bijbeltekst. Schriftkritiek gaat nogal eens uit van een optimistische mensvisie en geeft in die gevallen blijk van een modern zelfverstaan. Echter, God is groot en wij begrijpen het niet (Job 36:26). ‘Als we erkennen dat de Schrift van God is uitgegaan, hoeven we ons er niet over te verwonderen dat er vele dingen in staan die onze pet te boven gaan’, schreef Calvijn al eeuwen geleden.
De hedendaagse Schriftkritiek wordt sterk beïnvloed door het postmodernisme van deze tijd. Dit houdt in dat men ervan uit gaat dat waarheid onlosmakelijk verbonden is met context en cultuur. Een absolute waarheid die alle culturen zou overstijgen is volgens het postmodernisme onmogelijk. De waarheid wordt dus benaderd vanuit de eigen culturele context en die is in Afrika of China geheel anders dan in ons land en zeker als je dat vergelijkt met het oude Israël. De Bijbel staat in de culturele context van het oude Israël. Dat vraagt om een vertaalslag naar onze cultuur in onze tijd. Deze moderne vorm van Schriftuitleg wordt moderne hermeneutiek genoemd.
Verkeerd gelezen?
We horen vandaag steeds vaker dat je de Bijbel op heel verschillende wijzen kunt lezen. Volgens sommigen hebben we hem altijd verkeerd gelezen. We hebben de Bijbel gezien als een zogenaamd historisch verslag van de schepping, de zondeval en Gods handelen met Zijn volk. We hebben er regels uit afgeleid zonder ons af te vragen of die regels nog wel gelden voor vandaag. We lazen bijvoorbeeld dat een vrouw moet zwijgen in de gemeente en we zagen over het hoofd dat Paulus dan spreekt in een bepaalde context. In de wereld van toen was het ongepast dat een vrouw op de voorgrond trad. Dan moest dat dus ook niet in de kerk gebeuren. Dat zou aanstootgevend geweest zijn. Dat zou zelfs de voortgang van het evangelie belemmerd hebben. Dus wat deed de apostel toen? Hij paste zich aan bij de cultuur van die oude wereld. Zou hij vandaag geleefd hebben, hij zou het omgekeerde hebben gezegd. In onze westerse samenleving is het immers aanstootgevend als een vrouw geen leidinggevende functies mag hebben. De kerk moet daarin meebewegen, anders wordt ze beschuldigd van discriminatie en belemmert ze de loop van het evangelie. Alle mensen zijn immers gelijk? En in Galaten 3 vers 28 kunnen we lezen dat er in Christus “noch man noch vrouw” is.
Cultuur
Hieruit blijkt wel dat in dit nieuwe Bijbellezen de cultuur een grote en zelfs beslissende plaats inneemt. Men ziet een enorme afstand tussen de oude godsdienstige, patriarchale cultuur van de Bijbel en de cultuur van onze huidige seculiere, democratische samenleving. Men wil een brug tussen die beide slaan. Gods Woord, zo zegt men, is tot ons gekomen in een bepaalde culturele verpakking, en nu is het aan ons om de kern eruit te halen en deze over te brengen naar de huidige tijd. Vandaag, zo beweert men, zijn er bovendien andere vragen: vragen betreffende gelijkheid en ongelijkheid, van eenzaamheid en verlangen, van klimaat en milieu, van inclusiviteit en emancipatie, en ga zo maar door.
Is het dan niet waar dat er een grote afstand is tussen de cultuur van de Bijbelse tijden en de huidige cultuur in onze westerse wereld? Dat is zeker waar, al moeten we niet overdrijven. In Azië, Afrika en Zuid-Amerika zijn kerken en christenen vaak minder onder de indruk van de cultuur van de westerse wereld. De mensen van het nieuwe Bijbellezen vergeten nogal eens dat het Westen niet het middelpunt van de wereld is. Merkwaardig genoeg voert men een strijd die bij de christenheid op het zuidelijk halfrond veel afkeer oproept. Het lijkt wel alsof de kerken van het noordelijk halfrond opnieuw de toon willen aangeven, maar nu op een liberale en zelfs libertijnse manier.
Andere Schriftopvatting
Vanuit deze nieuwe visie op de Schrift kan men ontspannen omgaan met zaken in de Bijbel die men ziet als tegenstrijdigheden en historische onjuistheden. De kritische vragen uit het verleden zijn ineens niet spannend meer. Zo hoeven we, aldus deze mensen, niet meteen om te vallen als de slang in het paradijs niet gesproken heeft, de muren van Jericho niet echt zijn ingestort na de zevenvoudige rondgang van het volk Israël, Jona niet echt in de vis gezeten heeft13 of de zon niet werkelijk tot staan is gekomen bij Gibeon.
Is de Bijbel dan historisch onbetrouwbaar? Dat zou men niet graag zeggen. Die verhalen zijn wel waar, maar wat betékent waarheid? Ze hoeven niet echt gebeurd te zijn om wáár te zijn! In onze westerse wereld en het moderne denken bedoelen we daarmee een feitelijk, objectief verslag, iets dat historisch correct en empirisch vast te stellen is. De Bijbelschrijvers hielden zich daar echter niet mee bezig. De Schrift heeft dus een ander waarheidsbegrip. Dat moeten we volgens hen ook bedenken bij het lezen van Genesis 1-3.
Zo’n waarheidsbegrip en de nadruk op het geloof als interactie tussen God en de mens wordt ook wel een relationeel waarheidsbegrip genoemd. De waarheid wordt dan afhankelijk gemaakt van de uitleg van de mens. Dan is alles waar, wat die mens voor waar aanneemt. Het is deze gedachte die rond 1980 door de Gereformeerde Kerken is omhelsd (denk aan het rapport “God met ons”) en die daar grote schade heeft aangericht.
Herbronnen
We horen in onze tijd steeds vaker de oproep tot herbronning van de bevindelijke traditie. We moeten terug naar de kerkvaders, zoals Augustinus. De geschriften van de kerkvaders worden dan gelezen door onze eigentijdse bril. Men is daar dan helemaal enthousiast over, maar het vreemde is dat er dan veel mee door kan. Het leven wordt er een stuk gemakkelijker op. Men leest de kerkvaders wel – meestal hapsnap, hier een weinig, daar een weinig – maar men leeft niet als die kerkvaders. Het is natuurlijk goed om ons te laven aan die oude bronnen, maar het vraagt wel een bepaalde scherpte en belezenheid.
Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Wachter Sions. De volledige bronvermelding luidt: Leeuwen, G.R. van, 2024, Schriftgezag en Schriftkritiek (3) Moderne hermeneutiek, De Wachter Sions 72 (11): 6-7.
- Schriftgezag en Schriftkritiek (1) God is groot en wij begrijpen het niet.
- Schriftgezag en Schriftkritiek (2) Waar waart gij?
- Schriftgezag en Schriftkritiek (3) Moderne hermeneutiek.
- Schriftgezag en Schriftkritiek (4) Hete hangijzers.
- Schriftgezag en Schriftkritiek (5) Door Woord en Geest.
Voetnoten
Schriftgezag en Schriftkritiek (2) Waar waart gij?
In het vorige artikel14 schreef ik over het absolute gezag van Gods Woord, zoals dat is verwoord in onze Nederlandse Geloofsbelijdenis en dat Schriftkritiek van alle tijden is. De aard van die kritiek verandert echter wel. Als we ons verzetten tegen kritische commentaren, moeten we zorgvuldig onderzoek doen. Als we onjuiste argumenten gebruiken, heeft dat zijn weerslag op al de andere argumenten, die wel correct zijn. Ik heb dat duidelijk proberen te maken aan de hand van het voorbeeld van het al dan niet draaien van de aarde en de positie van de zon. Er is soms sprake van waarnemingstaal in de Bijbel. Het voorbeeld wat ik gebruikte kan ook tot verkeerde conclusies leiden. Want als À Brakel en Voetius zich zo vergisten in de positie van de hemellichamen, zouden ze zich dan ook niet hebben vergist als het gaat om de ouderdom van de aarde? Zijn de scheppingsdagen dan wel dagen van 24 uur geweest? En heeft de slang nu wel echt gesproken tot Eva?
Kwestie-Geelkerken
Om met de laatste vraag te beginnen, ik denk aan de kwestie Geelkerken. Dr. J.G. Geelkerken plaatste ook vraagtekens bij de streng-orthodoxe Bijbelbeschouwing binnen de toenmalige Gereformeerde Kerken. Dit leidde tot een conflict over het paradijsverhaal. In zijn preek op zondag 23 maart 1924 had Geelkerken gezegd dat voor het verhaal over de slang en de vrucht meerdere verklaringen mogelijk waren, maar dat de tekst de historische gebeurtenis van de zondeval weergaf. Een gemeentelid diende een klacht in bij de kerkenraad, die ongegrond werd verklaard. Maar in hoger beroep bij de Generale Synode van Assen werd Geelkerken op 12 maart 1926 voor drie maanden geschorst. Geelkerken weigerde zijn handtekening te zetten onder de synodale uitspraak dat iedere andere dan de letterlijke opvatting van het verhaal van de zondeval, in strijd was met de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Doordat hij zich niet aan deze schorsing onderwierp, werd hij met nog een aantal predikanten, die zijn kant gekozen hadden, op 17 maart 1926 afgezet, waardoor een aantal kerken buiten het verband van de Gereformeerde Kerken kwam te staan.
Stel dat de evolutietheorie waar is?
Als het gaat om de ouderdom van de aarde denk ik aan de discussie in 2017 over het boek van prof. dr. G. (Gijsbert) van den Brink15 ‘En de aarde bracht voort. Christelijk geloof en evolutie’. Prof. Van den Brink doet in zijn boek een poging om de evolutietheorie en het christelijk geloof met elkaar te verenigen. Hij doet zijn best om de Bijbel zo te lezen dat de wetenschappelijke gegevens er zo min mogelijk mee strijden.
Hij is van mening dat het wetenschappelijk gezien onhoudbaar is om te geloven dat de aarde nog maar ongeveer 6000 jaar oud is. De aarde moet volgens hem al zeer oud zijn. Hij werkt zijn gedachten uit aan de hand van drie basisideeën.
In de eerste plaats de voortgaande schepping. Dit is het idee dat de diverse levensvormen geleidelijk aan op aarde zijn ontstaan gedurende enorme tijdsperioden van vele miljoenen jaren. De schepping is dus niet in zes dagen afgerond, maar gaat nog steeds door. In de tweede plaats de gemeenschappelijke afstamming. Dit is het idee dat alle levensvormen niet onafhankelijk van elkaar op aarde zijn gekomen, maar uit dezelfde bron voortkomen en dus gemeenschappelijke voorouders hebben (oftewel, de mens en de aap hebben dezelfde voorouders). Ten slotte de natuurlijke selectie op basis van toevallige veranderingen (mutaties). Dit is het idee dat het sterkste mechanisme overwint en dat het zwakke verdwijnt. Door toevallige veranderingen gaat een organisme zich steeds beter aan zijn omgeving aanpassen. Hierdoor hebben ze betere overlevings- en voortplantingskansen. In deze strijd om het leven overwint de sterkste.
Van den Brink is op al deze punten niet altijd even zeker van zijn standpunt. Om die reden formuleert hij zijn standpunten in de vorm van een vraag: Stel dat dit waar zou zijn, wat betekent dit dan voor het christelijk geloof? Vervolgens probeert hij wetenschappelijke verklaringen in overeenstemming te brengen met de Bijbel en als dat lastig is probeert hij de Bijbel in overeenstemming te brengen met de wetenschap. We moeten de Bijbel in dat geval natuurlijk wel anders gaan lezen. Het levert allerlei vraagstukken op, waarbij Van den Brink zich in allerlei bochten wringt om hier een Bijbels antwoord op te geven.16
Als we alles zouden kunnen begrijpen of inzichtelijk kunnen maken, zou er geen geloof nodig zijn. Het geloof nu is een vaste grond der dingen die men hoopt, en een bewijs der zaken die men niet ziet. Want door hetzelve hebben de ouden getuigenis bekomen. Door het geloof verstaan wij dat de wereld door het woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen die men ziet, niet geworden zijn uit dingen die gezien worden (Hebr.11:1-3).
Betrouwbaar
De schepping van de aarde is niet te bewijzen. Er is niemand bij aanwezig geweest. De Heere spreekt dan ook: Waar waart gij toen Ik de aarde grondde? Geef het te kennen, indien gij kloek van verstand zijt (Job 38:4). We moeten het doen met de gegevens die ons worden aangereikt. God Zelf heeft de schepping bekend gemaakt aan de mensen. Gods Woord bedrijft geen historische wetenschap, maar dat wil niet zeggen dat de Bijbel niet historisch betrouwbaar zou zijn. God heeft Zich in de bewoordingen aangepast aan het menselijk niveau en maakt daarbij ook gebruik van beeldspraak. Ik zal hierbij een voorbeeld noemen. In Job 9:6 staat: Die de aarde beweegt uit haar plaats, dat haar pilaren schudden. De kanttekening schrijft bij ‘pilaren’: hun onderste grondslagen en fundamenten. Hier staat dus niet dat de aarde een platte pannenkoek is, die op pilaren gegrondvest is. Zo mogen we de Bijbel niet lezen.
Het voorbeeld uit Jozua 10:13 heb ik reeds genoemd. Dit soort teksten behoeft niet in tegenspraak te zijn met wetenschappelijke inzichten. De Bijbel is niet bedoeld om als encyclopedie te dienen. God komt tot ons in het gewaad van Zijn Woord. Hij spreekt tot ons door middel van Zijn Woord. Dat Woord is gericht op de zaligheid van Zijn volk, niet op het bedrijven van wetenschap. Wetenschap versterkt nooit vanuit zichzelf Schriftgezag. Maar als wetenschap is geworteld in een gehoorzame houding om te luisteren naar wat de Heere zegt, dan is dat echte wetenschap.
Onbetrouwbaar
De Bijbel is volledig betrouwbaar, dat kunnen we van de evolutietheorie niet zeggen. Er zijn diverse boeken verschenen die aantonen dat de evolutietheorie aan alle kanten rammelt. Prof. dr. M.J. Paul toont in zijn boek ‘Oorspronkelijk’ aan dat uit veel wetenschappelijke publicaties blijkt dat er grote vraagtekens gezet kunnen worden bij de evolutietheorie. Het zou de wetenschap sieren als men de aarde zou onderzoeken door de bril van de Bijbel, in plaats van het lezen van het scheppingsverhaal door de bril van de evolutietheorie. Dat laatste leidt tot het steeds weer opnieuw aanpassen van de Schriftuitleg. De evolutietheorie heeft dan het laatste woord. De Bijbel wil men steeds opnieuw plooien, door de mogelijkheid open te houden dat de Schrift gecorrigeerd of anders uitgelegd kan worden. Zo mogen we de Bijbel echter niet gebruiken.
In de Bijbel worden zaken beschreven die niet op een wetenschappelijke wijze te onderzoeken zijn. Er gebeuren wonderen en die kunnen ook niet herhaald worden om daar nader onderzoek naar te doen. Het is van groot belang dat we met onze jeugd dit soort zaken bespreken en de boeken die hierover geschreven zijn lezen en samen bespreken.
Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Wachter Sions. De volledige bronvermelding luidt: Leeuwen, G.R. van, 2024, Schriftgezag en Schriftkritiek (2) Waar waart gij?, De Wachter Sions 72 (10): 5-6.
- Schriftgezag en Schriftkritiek (1) God is groot en wij begrijpen het niet.
- Schriftgezag en Schriftkritiek (2) Waar waart gij?
- Schriftgezag en Schriftkritiek (3) Moderne hermeneutiek.
- Schriftgezag en Schriftkritiek (4) Hete hangijzers.
- Schriftgezag en Schriftkritiek (5) Door Woord en Geest.
Voetnoten
Schriftgezag en Schriftkritiek (1) God is groot en wij begrijpen het niet
De Bijbel is het meest gelezen en best verkochte Boek. Echter, uit recent onderzoek blijkt dat meer dan 75% van de bevolking van ons land de Bijbel niet of nauwelijks leest. Wat nog ernstiger is, is dat dit ook geldt voor de helft van degenen die zich christenen noemen. Hoewel velen nog wel een Bijbel in huis hebben, in welke vertaling dan ook, het Woord van God blijft voor velen gesloten. De belangrijkste oorzaak is geestelijk van aard en gaat terug tot de zondeval. Ten diepste is de mens een vijand van God geworden en daarom heeft de mens een weerzin tegen Gods Woord gekregen. Alleen woorden die ons welgevallig zijn, willen we nog graag horen. De Bijbel spreekt echter een afsnijdende waarheid: de dood in Adam, maar ook het leven in Christus.
De Bijbel gaat vaak tegen onszelf in. De Waarheid snijdt in ons vlees. We ontvangen liever een bestaansbevestiging. De Bijbel is echter niet bedoeld als een Boek voor ontspanning. Het is een diep geestelijk, gezaghebbend en normatief Boek. Het is God Zelf Die tot ons spreekt. Dat wordt vaak niet beseft. Daar komt bij dat er een forse afstand wordt ervaren in tijd, taal en cultuur. Hierdoor begrijpen we de Bijbelteksten lang niet altijd en vraagt het lezen van de Bijbel studie. Daar zijn goede handreikingen voor, denk aan de kanttekeningen en Bijbel met uitleg, maar ook aan verklaringen van M. Henry, Dächsel, Calvijn etc.
Die studiehouding is lang niet iedereen gegeven. Het wordt zelfs wel eens verdacht gemaakt. Het zou vrome jongelingen kweken, tot werkheiligheid leiden etc. Maar ook het persoonlijk Bijbellezen en het lezen na de maaltijd staat onder druk. Er is in onze jachtige wereld weinig tijd voor aandacht, vertraging en meditatie. De ontlezing wordt versterkt door de digitalisering. De immense invloed van het beeldscherm heeft de woordcultuur veranderd in een beeldcultuur. Dat heeft enorme consequenties voor de leesvaardigheid in het algemeen en het lezen van de Bijbel in het bijzonder. Overigens geldt dat ook voor de luistervaardigheid. Ik kan al deze aspecten niet uitwerken, maar noem dit wel om de complexiteit te duiden.
Schriftgezag
Schriftgezag begint met ‘eenvoudig’ geloven dat God God is, en Zijn Woord is Goddelijk en daarom waar. Alzo zegt de Heere HEERE! (Ezech. 20:3b). De Heere spreekt door middel van Zijn Woord. De Bijbel wordt niet alleen minder gelezen, het gezag van de Bijbel is ook tanende. Dat heeft uiteraard met elkaar te maken. Ik ga nu eerst in op het Schriftgezag in het verleden en het heden. De vraag hoe de Bijbel tot stand gekomen is, heeft velen in het verleden bezig gehouden. Hoe kunnen we weten of al die Bijbelboeken echt zijn en of ze door Gods Geest zijn ingegeven? De Schriftkritiek was vooral gericht op de samenstelling van de canon. Het was Guido de Brès die veel van die vragen heeft beantwoord in artikel 3 t/m 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Nadat de kerk deze geloofsbelijdenis heeft overgenomen en dit geschrift één van de Drie Formulieren van Enigheid werd, is veel van de kritiek verstomd. Ook in onze tijd horen we hier niet zoveel commentaar meer op. Om die reden ga ik hier niet verder op in, maar verwijs ik naar deze geloofsbelijdenis.
Er zijn wel andere vragen voor in de plaats gekomen en misschien zijn die nog wel veel ernstiger. De Bijbelboeken zelf worden dan wel niet ter discussie gesteld, maar de inhoud van de Bijbel wel. Bij het beantwoorden van de kritische vragen is het noodzakelijk om te staan voor de waarheid van Gods onfeilbare Woord, zonder de ogen te sluiten voor wetenschappelijke ontwikkelingen of nieuwe inzichten. Dat vraagt behoedzaamheid bij het spreken. Ik wil dat benadrukken omdat dit ook in onze tijd nogal eens fout gaat.
Het geocentrisch wereldbeeld van À Brakel
Als voorbeeld noem ik de gedachten van Wilhelmus à Brakel over het wereldbeeld in zijn leerzame standaardwerk ‘De Redelijke Godsdienst’. In hoofdstuk 2 van deel 1, gaat hij uitvoerig in op het Woord van God. À Brakel stelt terecht dat de geopenbaarde verborgenheden in het Woord het menselijk verstand ver te boven gaan. De rede moet op duizend kilometer afstand blijven van geloofszaken. À Brakel noemt dan als voorbeeld de wetenschappelijke stelling dat de aarde om de zon draait en dat de zon stilstaat. Hij neemt daar met ontzetting kennis van. God kan immers niet liegen. In de Bijbel staat duidelijk dat de aarde stilstaat en onbeweeglijk is en dat de zon omloopt. We moeten ons niets aantrekken van de wijsgeren en sterrenkundigen die hier andere inzichten over hebben, stelt À Brakel. God is de Schepper, Onderhouder en Regeerder van alle dingen. “Kent Hij Zijn eigen werk niet, en niet beter dan een mens met een klein en duister begrip? Moet men zijn oordeel niet onderwerpen aan het zeggen van God? Of zou men de heldere uitdrukkingen van God ombuigen en verdraaien naar zijn dwalend verstand? Al wat God, ook van natuurlijke dingen, zegt, is waarheid. God zegt dat de wereld stil, onbeweeglijk staat en dat de zon omloopt, zo is dit dan een vaste en ontegensprekelijke waarheid.”
Zoals hieruit blijkt verdedigt À Brakel een geocentrisch wereldbeeld: de zon draait om de aarde. Gisbertus Voetius (1589-1676) nam datzelfde standpunt in. We moeten hierbij bedenken dat het heliocentrische model, waarin de aarde om de zon draait, nog relatief jong was. Nicolaas Copernicus (1473-1543) kwam met het eerste ontwerp, maar pas in de zeventiende eeuw werd de theorie onderbouwd en bevestigd door Galileo Galileï (1564-1642) en Johannes Kepler (1571-1630).
Galileï kwam vanwege zijn theorie diverse malen in aanvaring met het kerkelijk gezag. In 1633 werd Galileï veroordeeld: hij moest het heliocentrisch model afzweren en kreeg levenslang huisarrest. Toen Galilei stierf, was Wilhelmus à Brakel 7 jaar oud. Theologen waren in die tijd erg georiënteerd op Aristoteles, die ook een geocentrisch wereldbeeld verdedigde. Het is duidelijk dat de ontkenning van het geocentrisme door hen werd gezien als een vorm van nieuwlichterij en een aanval op de Bijbelse waarheid.
Inmiddels onderkennen we allemaal dat de aarde om de zon draait en dat in de Bijbel op een menselijke wijze gesproken wordt, bijvoorbeeld in Jozua 10:12-13a: Zon, sta stil te Gíbeon, en gij maan, in het dal van Ajálon. En de zon stond stil en de maan bleef staan. De Heere sprak op deze wijze om het vanuit menselijk oogpunt duidelijk te maken. Dit wordt ook wel waarnemingstaal genoemd. Met dit voorbeeld probeer ik duidelijk te maken dat we niet te snel moeten zijn in onze oordelen. Wijsheid en voorzichtigheid is ook hier geboden. Maar dit voorbeeld kan ook tot verkeerde conclusies leiden. Daar kom ik in een volgend artikel op terug.
Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Wachter Sions. De volledige bronvermelding luidt: Leeuwen, G.R. van, 2024, Schriftgezag en Schriftkritiek (1) God is groot en wij begrijpen het niet, De Wachter Sions 72 (7): 5-6.
- Schriftgezag en Schriftkritiek (1) God is groot en wij begrijpen het niet.
- Schriftgezag en Schriftkritiek (2) Waar waart gij?
- Schriftgezag en Schriftkritiek (3) Moderne hermeneutiek.
- Schriftgezag en Schriftkritiek (4) Hete hangijzers.
- Schriftgezag en Schriftkritiek (5) Door Woord en Geest.