Home » Feedback & Vragen

Categorie archieven: Feedback & Vragen

Bevat het pauselijk citaat over onfeilbaarheid van de Schrift een synchronische contingentie?

Noot van de redactie: Gisteren reageerde mr. Peter Kerstholt op een artikel van dr. Piet de Vries over de onfeilbaarheid van de Schrift. Hij meent een synchronisch contingentie te zien in het aangehaalde citaat. We geven zijn reactie hieronder weer.

Wie het citaat in het artikel De onfeilbaarheid van de Schrift – Een klassiek christelijk en gereformeerd uitgangspunt van dr. P. de Vries gepubliceerd d.d. 2 juli 2024 goed leest komt tot de conclusie dat er een contradictio in terminis (innerlijke tegenspraak) in zit. Het betreft de passage: Het is onmogelijk dat het voorkomen van een vergissing kan samengaan met de inspiratie van de Schrift.1

Het voorkomen of niet maken van een vergissing gaat namelijk juist samen met de inspiratie van de Schrift. Het bezigen van de woorden onmogelijk en kan in deze zin uit het citaat wijzen op een redenering, synchronische contingentie genaamd, van de denker Duns Scotus. Duns Scotus stelt in zijn Lectura I dat proposities met elkaar te rijmen zijn die in de moderne wiskunde elkaar uitsluiten.2 Het blijkt dat Scotus van twee verschillende beweringen één maakt door ze tegelijkertijd te veronderstellen. Maar in werkelijkheid zijn de beweringen aan elkaar tegengesteld en niet eens tegelijkertijd te denken. Daarom is de redenering of gedachte van synchronische contingentie niet waar.

Voetnoten

Feedback & Vragen 2024: Presenteerde drs. F.W. (Florimco) van der Rhee een onhoudbare stelling op het CGK-convent?

Onlangs was de eerste zittingsdag van de CGK-synode in Rijnsburg. Op deze dag publiceerde ondergetekende een uitgebreid artikel over het panel ‘Schriftgezag en Schriftbeschouwing’ van het CGK-convent op 20 april 2024. Op een uitspraak van drs. F.W. (Florimco) van der Rhee reageerde een medecreationist. Hij noemde de stelling van de Veenendaalse predikant onhoudbaar. Maar is dat ook zo?1

De reactie:

”Ik ken nogal wat gemeenten waar wel “eerbied” etc. is en toch zaken wezenlijk mis gaan. Kortom, een onhoudbare stelling.”

Drs. Van der Rhee gaf op het convent aan dat daar waar de eerbied voor het Woord en de God van het Woord ontbreekt het wezenlijk misgaat. De medecreationist reageert met een vorm van een zogenoemde non sequitur, de reactie volgt niet uit de stelling van drs. Van der Rhee. Van der Rhee noemt eerbied voor God en Zijn Woord terecht als wezenlijk, en het ontbreken van die eerbied als wezenlijk mis. Dit sluit aan bij wat Paulus schrijft in Hebreeën 12:28. Daaruit volgt echter niet, zoals de medecreationist hierboven wil beweren, dat er dan niets meer wezenlijk mis kan gaan. Er zijn helaas gemeenten waarbij er inderdaad eerbied is (of: was) voor God en Zijn Woord en waarbij er desondanks zaken wezenlijk mis gaan. Het blijven gemeenten van ná de zondeval. De eerste gemeente met zondeloze mensen zal op deze door de zonde vervloekte aarde nooit gesticht worden. Dat zal Veenendaalse predikant ongetwijfeld ook beamen.

Voetnoten

Dr. Gerdien de Jong positief over lezing gevederde dinosauriërs van dr. Marcus Ross

Evolutiebiologe dr. Gerdien de Jong heeft een website waarop zij creationistisch materiaal bespreekt.1 Recent besprak zij de lezing van dr. Marcus Ross die hij hield op de ISBH-conferentie.2 Dr. De Jong is in haar artikel opvallend positief over de lezing van dr. Ross. Hieronder bespreken we kort haar artikel. Het is goed dat De Jong af en toe een creationistisch artikel bespreekt. Immers, ijzer scherpt ijzer.3

Een artist’s impression van Wulong bohaiensis, de kleuren zijn afgeleid van de gevonden pigmenten melanine. Bron: Wikipedia.

De aanleiding van haar schrijven vormt een artikel van ir. Gert-Jan van Heugten in Weet Magazine 83.4 Achter het officiële artikel over gevederde dinosauriërs, geschreven door Van Heugten, verscheen ook een interview met de hierboven genoemde paleontoloog dr. Marcus Ross. Dr. Gerdien de Jong heeft verder gekeken op YouTube en kwam de hierboven genoemde lezing tegen. Het eerste deel van de lezing noemt De Jong ‘een recht-toe-recht-aan’ paleontologielezing. Volgens de evolutiebiologe zou elke evolutiebioloog hetzelfde vertellen. De Jong ontwaart weinig creationistische informatie. Ross gebruikt in zijn lezing alleen voor het woord ‘derived’, ‘defined’ of ‘diagnosed’. De Jong geeft aan dat dit inhoudelijk op hetzelfde neerkomt, maar dat evolutionair ‘derived’ begrijpelijker is. Ook op het tweede gedeelte heeft De Jong weinig commentaar. De geleerde vindt het bijzonder dat Ross ‘de anatomische basis waarop evolutie gebaseerd is onderschrijft’. Ze vraagt zich af of Ross Archaeopteryx als een vogel ziet of niet. Tenslotte ziet ze, in het tweede deel, dat Ross Onder-Krijt als stratigrafische benaming gebruikt, en niet het naturalistisch gebruikelijke Vroeg-Krijt.

Als het gaat om het derde deel van de video valt De Jong over het woordje ‘geloof’. Volgens haar is het geen geloof ‘dat vogels uit Theropoden evolueerden’, maar is het een ‘voor de hand liggende gevolgtrekking uit ‘birds have similar characteristics of dinosaurs generally and they have more characteristics in common with the group of meat eating dinosaurs than with any of the other groups’.’ De Jong ziet bij 18:45 en 26:55 het eerste ‘creationisme’ voorbij komen als Ross verwijst naar de schepping en de zondvloed. De evolutiebiologe heeft hier verder geen commentaar op. Het vierde deel van de lezing van Ross gaat over de creationistische implicaties van de onderzoeksresultaten. De Jong constateert terecht dat er creationisten zijn die gevederde dinosauriërs verwerpen, omdat dino’s landdieren zijn, geschapen op de zesde dag, terwijl vogels op de vijfde dag zijn geschapen. Ross vindt dat geen geldig argument, want ook vleermuizen bijvoorbeeld zijn zoogdieren en vliegende dieren. Volgens Ross zijn niet alle gevederde dinosauriërs ook vogels, maar moet de conclusie getrokken worden dat er beesten met veren zijn die geen vogel zijn. De Jong vraagt zich af hoe het moet met de slotzinnen van Ross. Zijn sommige dinosauriërs nu wel of niet op de vijfde dag geschapen? Als sommige van deze beesten ook konden vliegen, dan moet dat wel. Maar dat is dan weer in strijd met de eerdere beweringen van Ross. Zelf denk ik dat deze vraag moeilijk te beantwoorden is, omdat wij vanuit deze werkelijkheid door de sluiers van de tijd, de zondvloed en de zondvloed naar de schepping kijken. Daardoor wordt het zeer wazig en onduidelijk welke soorten de Heere exact schiep op de vijfde en de zesde dag.

Dr. De Jong sluit haar artikel af met de constatering dat dr. Ross goede data geeft, geen argumenten tegen ‘evolutie’ heeft en vanuit een ‘vooroordeel’ denkt over geschapen groepen (baramins). Dat lijkt mij een correcte weergave van deze lezing. De Jong heeft gelijk dat polyfylie (en ook monofylie, JvM) vooronderstellingen, uitgangspunten of basisovertuigingen zijn.5 Zowel monofylie als polyfylie volgen niet direct uit de data. Voor monofylie is er te veel discontinuïteit6, voor polyfylie is er te veel onzekerheid welke soorten de Heere precies wanneer heeft geschapen (de Bijbel geeft een globaal kader, dat is niet vreemd want de Genesistekst is niet bedoeld als taxonomisch handboek).

Voetnoten

RD roept rubriek ‘Wat zeg je dan?’ in het leven – Kritische vragen beantwoord – Een overzicht

Er komen veel vragen op reformatorische christenen af. Kritische vragen kunnen soms met de spreekwoordelijke mond vol tanden laten staan. Mogelijk zorgt dat ook voor persoonlijke twijfel. Het is daarom goed dat het Reformatorisch Dagblad vanaf de vorige maand de rubriek ‘Wat zeg je dan?’ in het leven heeft geroepen. Iedere week wordt er op zaterdag een vraag beantwoord die gesteld zou kunnen worden door een criticus. “In ‘Wat zeg je dan?’ worden allerhande kritische vragen die vaak van buiten de gereformeerde gezindte op christenen afkomen besproken.” Mensen worden opgeroepen kritische vragen die zij in de praktijk tegenkomen te sturen naar de opinieredactie van de krant. “De opinieredactie maakt zonder overleg een selectie uit de ingezonden vragen.” Wij moedigen het sturen en beantwoorden van kritische vragen van harte toe. We zullen op deze website niet alle vragen samenvatten, daarom hieronder alleen een verwijzing naar het artikel. Daarnaast geven we ter citatie de bron weer. Met dank aan de opinieredactie van het Reformatorisch Dagblad.

Het overzicht

  1. Is God net zo wreed als Hamas? Bron: Versluis, A., 2024, Is God net zo wreed als Hamas?, Reformatorisch Dagblad 54 (31): 31.
  2. Is Bijbeltekst wel betrouwbaar? Bron: Vries, P. de, 2024, Is Bijbeltekst wel betrouwbaar?, Reformatorisch Dagblad 54 (36): 31.
  3. Ook zonder Gods geboden kun je gelukkig zijn. Bron: Liefting, J.D., 2024, Ook zonder Gods geboden kun je gelukkig zijn, Reformatorisch Dagblad 54 (39): 31.
  4. Dat je christen bent is toch cultureel bepaald? Bron: Al-Chalabi, M.T., 2024, Dat je christen bent is toch cultureel bepaald?, Reformatorisch Dagblad 54 (44): 31.
  5. Waar zijn belijdenisgeschriften voor nodig? Bron: Hoek, P.C., 2024, Waar zijn belijdenisgeschriften voor nodig?, Reformatorisch Dagblad 54 (50): 33.
  6. Waarom bij de kerk blijven als zo veel leiders struikelen? Bron: Eikelboom, P., 2024, Waarom bij de kerk blijven als zo veel leiders struikelen?, Reformatorisch Dagblad 54 (56): 37.
  7. Is het echt afgelopen als ons aardse leven eindigt? Bron: Lagendijk-van Ginkel, A., 2024, Is het echt afgelopen als ons aardse leven eindigt?, Reformatorisch Dagblad 54 (62): 25.
  8. Gaan onenigheid en christelijk geloof samen? Bron: Kater, M.J., 2024, Gaan onenigheid en christelijk geloof samen?, Reformatorisch Dagblad 54 (68): 29.
  9. Is christelijke opvoeding indoctrinatie? Bron: Spaan-van Braak, P., 2024, Is christelijke opvoeding indoctrinatie?, Reformatorisch Dagblad 54 (74): 33.

Als de creationistische soorten (‘baramins’) overeenkomen met families uit de reguliere taxonomie en de ark geland is in het Midden-Oosten, hoe kan het dat kangoeroes alleen in Australië voorkomen? Waarom komen ook andere families uit de Australidelphia alleen in Australië voor? Hoe zijn ze daar gekomen?

Dit jaar (2020) is Logos Instituut1 begonnen met de rubriek ‘Antwoorden voor sceptici, critici en waarheidszoekers’. Atheïst en bewegingswetenschapper drs. Bart Klink heeft daarna een hele waslijst aan ‘vragen voor welwillende creationisten’ opgesteld.2 Hij deed dat samen met natuurkundige dr. Roel Andringa3, student aardwetenschappen en filosofie Willem Jan Blom4, evolutiebiologe dr. Gerdien de Jong5 en astronoom dr. Eelco van Kampen6. Het is bijzonder dat zoveel gepromoveerde naturalisten de moeite nemen om te reageren op creationisten en geïnteresseerd zijn in hun antwoorden.7 In deze lijst staat één vraag, vermoedelijk van evolutiebiologe dr. Gerdien de Jong, over de Australidelphia en hoe deze beesten in Australië zijn gekomen. Omdat de auteur daar afgelopen week nog een artikel over geschreven heeft lijkt het goed om deze vraag mee te nemen.

In het onderstaande korte artikel geven we eerst de vraag weer en reageren op de vraagstelling. Daarna geven we een kort antwoord op de vraag.

De vraag luidt:

Als de creationistische soorten (‘baramins’) overeenkomen met families uit de reguliere taxonomie en de Ark geland is in het Midden-Oosten, hoe kan het dat kangoeroes alleen in Australië voorkomen? Waarom komen ook andere families uit de Australodelphia [sic] alleen in Australië voor? Hoe zijn ze daar gekomen?

Bespreking van de vraag

In de vraagstelling valt op dat er niet verwezen wordt naar een creationistisch artikel dat stelt dat de baramins overeenkomen met families, maar naar een Wikipediapagina waar niets in staat over baraminologie. Krachtiger zou zijn te verwijzen naar creationistische bronnen, bijvoorbeeld een artikel van dr. Todd C. Wood uit 2006 met als titel The current status of baraminology en hier online te vinden.8 Of een artikel van dr. Jean Lightner uit 2018 met als titel The CRS eKINDS research initiative: where we have been and where we are headed from here en hier online terug te vinden.9 Het eerste deel van de vraag is over het algemeen correct, maar niet altijd zoals Lightner terecht aangeeft. Een link naar creationistische literatuur zou verhelderend zijn geweest. Waarom slechts naar naturalistische bronnen verwijzen als het ook anders kan?

De vraagsteller heeft gelijk als zij schrijft dat kangoeroes alleen in Australië voorkomen. Jan Rein de Wit schreef daar in 2017 nog een kort artikel over dat later ook op de website van Logos Instituut verscheen.10 De spelwijze van Australodelphia, door de vraagsteller zo opgeschreven, kan verwarring opleveren met een uitgestorven dolfijnensoort uit het Plioceen, waarvan de fossielen in Antarctica zijn gevonden: Australodelphis mirus.11 We begrijpen echter de bedoeling van de vraagsteller, namelijk de Australische buideldieren (Australidelphia).

Tot gisteren dacht de auteur ook dat leden van de groep Australidelphia alleen in Australië voorkwam. Nadat deze auteur het nieuwste artikel van Willem Jan Blom gelezen heeft over de buideldierachtigen, met hem correspondentie gevoerd heeft en naar aanleiding daarvan zelf kort de literatuur ingedoken is, denkt de auteur daar nu anders over. Leden van de groep Australidelphia komen niet alleen in Australië voor, maar ook in Zuid-Amerika. Het gaat om de monito del monte (Dromiciops gliroides), ook wel de colocolo genoemd. In 2017 schrijven de onderzoekers Schneider en Gurovich het volgende in hun paper in Journal of Anatomy12:

The living monito del monte is more phylogenetically related to Australasian marsupials and is part of Australidelphia (including alle the Australasian marsupial orders and Microbiotheria. This is a clade supported by morphological evidence predominantly from the ankle region, and later by skeletal, cranial and dental evidence, as well as molecular and total evidence phylogenetic analysis combining molecular and morphological data. However, phylogenetic relationships between Dromiciops and other Australasian marsupial clades still remain unresolved.

Zie ook de fylogenetische boom en de biogeografische positie van de monito del monte (Dromiciops) hiernaast.13 Ook het overzichtsartikel van Eldridge et al. laat in tabel 1 zien dat monito del monte tot de Australidelphia behoort.14 De Australidelphia komen daarom kennelijk niet alleen in Australië voor, maar ook in Zuid-Amerika. Dit doet overigens weinig afbreuk aan de vraag, omdat het leeuwendeel van de Australidelphia wél slechts in Australië voorkomt. Hoe komt dat?

Antwoord op de vraag

Creationisten hebben daar nog geen goed antwoord op. Afgelopen week schreef de auteur dat de Australidelphia een groot probleem vormen voor creationisten. Hij stelt heel voorzichtig en sterk hypothetisch een oplossingsrichting voor. Willem Jan Blom heeft daar al weer op gereageerd.15 De auteur komt in het voorjaar met een repliek daarop, maar wil eerst de fossielen overzichtelijk op een rij hebben én heeft bovenal andere prioriteiten. Gisteren verscheen van de hand van ing. Stef Heerema een ander antwoord op de website van Logos Instituut. Het feit dat er verschillende antwoorden worden gegeven, laat zien dat creationisten nog geen consensus hebben rond de vraag hoe de Australidelphia in Australië zijn gekomen. Voor details van de antwoorden verwijzen we graag naar de artikelen van de auteur16 en het artikel van Stef Heerema17 Hoe zijn de Australidelphia in Australië gekomen? Daar is véél meer creationistisch onderzoek voor nodig. De auteur is aangemoedigd om te zoeken rond de hypothetisch voorgestelde paleobiogeografische verspreidingsroute 1 in het vorige artikel van de auteur.17 Er zijn namelijk wel Australidelphia aanwezig in Zuid-Amerika, wat een ‘oversteek’ via Antarctica naturalistisch (maar mogelijk ook creationistisch) waarschijnlijk maakt. Voor meer bewijsmateriaal moeten we opgravingen doen in Antarctica.

Literatuur

  • Eldridge, M.D.B., Beck, R.M.D., Croft, D.A., Travouillon, K.J., Fox, B.J., 2019, An emerging consensus in the evolution, phylogeny, and systematics of marsupials and their fossil relatives (Metatheria), Journal of Mammology 100 (3): 802-837.
  • Fordyce, R.E., Quilty, P.G., Daniels, J., 2002, Australodelphis mirus, a bizarre new toothless ziphiid-like fossil dolphin (Cetacea: Delphinidae) from the Pliocene of Vestfold Hills, East Antarctica, Antarctic Science 14 (1): 37-54.
  • Heerema, S.J., 2020, Letter to editor; The marsupial fossil record is not compelling evidence for a K-Pg Flood boundary, Creation Research Society Quarterly 56 (4): 264-265.
  • Lightner, J.K., Anderson, K., 2018, The CRS eKINDS research initiative: where we have been and where we are headed from here, in: Whitmore, J.H. (Ed.), Proceedings of the Eighth International Conference on Creationism, (Pittsburgh: Creation Science Fellowship), blz. 185-190.
  • Nilsson, M.A., Churakov, G., Sommer, M., Tran, N.V., Zemann, A., Brosius, J., Schmitz, J., 2010, Tracking Marsupial Evolution Using Archaic Genomic Retroposon Insertions, Plos Biology 8 (7): 1-9.
  • Schneider, N.Y., Gurovich, Y., 2017, Morphology and evolution of the oral shield in marsupial neonates including the newborn monito del monte (Dromiciops gliroides, Marsupialia Microbiotheria) pouch young, Journal of Anatomy 231 (1): 59-83.
  • Wood, T.C., 2006, The Current Status of Baraminology, Creation Research Society Quarterly 43 (3): 149-158.
  • Wit, J.R. de, 2017, Hoe overleefden kangoeroes de zondvloed?, Weet 47: 48.

Voetnoten

Feedback & Vragen 2024: Zijn rechtzinnige gelovigen voortdurend op terugtocht als het gaat om natuurwetenschappelijke zaken?

Deze maand publiceerden wij een video van ‘Science4Truth’ waarin dr. ir. Erik van Engelen wordt geïnterviewd.1 Een verwijzing naar de video had ik ook op LinkedIn gedeeld. Een geleerde reageerde via dit platform. Hieronder geef ik de reactie in geheel weer, inclusief spelfouten en ‘caps lock’. Daaronder wil ik reageren op deze bijdrage.2

Criticus: “Rechtzinnigen zijn voortdurend op de terugtocht sinds ze moesten accepteren dat de aarde niet plat is.” Bron: Pixabay.

”Waarom blijft de rechtzinnigen toch achterhoedgevechten leveren? Ze zijn voortdurend op de terugtocht sinds ze moesten accepteren dat de aarde niet plat is. Nou willen ze de geldigheid evolutieTHEORIE, dus geen GELOOF, ter discussie stellen door te beweren dat mutaties niet bij hogere levende wezens werken, want ja dat snel muterende coronavirus vormt wel een probleem. Er is een voorbeeld van een opeens afgesloten meer in Afrika waar de vissen zich al binnen enkele generaties muteerden in soorten die de veranderde levensomstandigheden beter aankonden: survival of the fittest.”

In de video laat dr. ir. Erik van Engelen onder andere weten dat hij Universele Gemeenschappelijke Afstamming afwijst, maar (micro)evolutie wél accepteert. Zelf maakt Van Engelen het onderscheid tussen micro- en macroevolutie. De criticus is het daarmee oneens. Volgens hem blijven rechtzinnigen achterhoedegevechten leveren. Onderzoek doen naar hoe Gods schepping in elkaar zit is echter géén achterhoedegevecht. Het past bij Artikel 2 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.3 Creationistische wetenschapsbeoefening is in feite het ontvouwen/onderzoeken van Gods schepping. Wanneer je dat doet dan zie je, volgens dr. Van Engelen, sporen van ontwerp/design en niet van Universele Gemeenschappelijke Afstamming. Zoals hij dit ook uitlegt in de video.

De tweede opmerking gaat over een platte aarde. Rechtzinnigen zouden, voortdurend op de terugtocht zijn ‘sinds ze moesten accepteren dat de aarde niet plat is’. De criticus gaat te veel uit van een conflict tussen geloof en wetenschap. In dit conflict is geloof voortdurend op de terugtocht en wetenschap per definitie vooruitgang. De geschiedenis sinds de Verlichting laat echter een ander beeld zien. Daarnaast toont hedendaags ID-onderzoek ons de fijnafstemming in de biologie (fine-tuning in biology).4 Voor wat betreft de platte aarde slaat de criticus ook de plank mis. De (vroege) kerk geloofde (over het algemeen) niet in een platte aarde.5 De criticus lijkt eerder een 19e eeuws idee te recyclen dan de historische werkelijkheid te beschrijven.6

Het is mij een raadsel waar de criticus het vandaan heeft dat rechtzinnigen de geldigheid van de evolutietheorie ter discussie willen stellen, ‘door te beweren dat mutaties niet bij hogere levende wezens werken’. Geen enkele ingelichte creationist zou dat op deze wijze formuleren. In ieder geval kan het niet tegen de video ingebracht worden. Dr. Van Engelen heeft onlangs nog het boek van dr. John Sanford voor deze website samengevat. Het loont de moeite deze samenvatting te lezen en dan naast deze bewering te leggen.7 Een andere misvatting is dat rechtzinnigen tegen de evolutietheorie zouden zijn en dat zij veranderingen over een bepaalde periode (change over time) zouden afwijzen. Dit is onjuist.8 Van Engelen maakt, zoals al gezegd, onderscheid tussen evolutie en Universele Gemeenschappelijke Afstamming. Met andere woorden: evolutie is een natuurwetenschappelijk feit en Universele Gemeenschappelijke Afstamming een ideologie of natuurfilosofie. Het laatste volgt namelijk niet onomstotelijk uit het eerste. Het hoofdonderwerp in de discussie tussen naturalisten en creationisten is dus niet óf er evolutie plaatsgevonden heeft, maar hoeveel evolutie er plaatsgevonden heeft.

Tenslotte vormen de ‘problemen’ die deze criticus, helemaal geen probleem voor het scheppingsparadigma en het klassieke scheppingsgeloof. Zowel over het snel muterende coronavirus9, als over de vissen (cichliden) in Afrika10 wordt door creationisten geschreven in (populair)-wetenschappelijke tijdschriften (zie daarvoor de voetnoten). Sterker nog: snelle aanpassing en variatie passen juist zeer goed binnen het klassieke scheppingsgeloof en het daarop voortbordurende scheppingsparadigma. Samenvattend biedt de criticus ons achterhaalde gedachten over het verleden en schuift hij rechtzinnigen problemen in de schoenen die in feite helemaal niet problematisch zijn.

Voetnoten

Begraaf de openbare strijdbijl! – Eeuwenoude kloof tussen orthodox-gereformeerden en bevindelijk-gereformeerden is niet te overbruggen

Hooggeleerde theoloog en godsdienstfilosoof dr. Gert A. van den Brink1 heeft met zijn onlangs uitgegeven boeken en gepubliceerde lezingen het stof binnen de Gereformeerde Gezindte hoog doen opwaaien. In 2023 verschenen bij ‘Geloofstoerusting’ twee publicaties: ‘Dordt zoals je Dordt niet kende2 en ‘Hyperdordt3. Aanleiding tot deze publicaties was de lezing: ‘Het evangelie zonder kleine lettertjes’.4 De discussie is hoog opgelopen en laat allerlei menselijke emotie zien: hautain gedrag, satire, semi-gescheld, het gebruik van de preekstoel (of: een katheder) als steekstoel, verdriet, verbijstering, frustratie en vooral verwarring.5 Jongeren (maar ook ouderen) lijken het slachtoffer te worden in deze verwarrende discussie. Het zien van over ‘straat’ rollebollende (al dan niet gepromoveerde) dominees is persoonlijk geen versterking, maar al zeker niet voor een jonge ziel.6 Uit liefde en met pastorale bewogenheid waarschuwde een predikant daarom van de preekstoel om als gemeentelid jezelf niet in de discussie te mengen en de publicaties ongelezen te laten.7 Daar ben ik het van harte mee eens: de eeuwenoude kloof tussen orthodox-gereformeerden en bevindelijk-gereformeerden is niet te overbruggen. Dit debat zal, na veel hete hoofden en koude harten, stranden in een (mogelijk schoorvoetend) agree to disagree. De zaak is dan echter wel (opnieuw?) onherstelbaar beschadigd tussen beide ‘partijen’!

Wel of niet inhoudelijk reageren

Aan het einde van deze maand is het anderhalf jaar geleden dat ik (geattendeerd door een familielid) in aanraking kwam met ‘Het evangelie zonder kleine lettertjes’ van dr. Gert A. van den Brink. Omdat ik dr. Van den Brink ken als een sympathiek en begaafd man, hem graag hoor spreken over apologetische onderwerpen en hem daarom ook wel eens uitnodig op een congres8 was ik erg teleurgesteld in de (inhoud van de) lezing. Ik besloot daarom de discussie maar te laten rusten. Ook toen zijn twee meest recente boeken verschenen en deze de afgelopen week opnieuw in het nieuws kwamen. Verdrietig over manier van reageren van beide partijen (‘partijschappen’), dacht ik afgelopen weekend erover na om deze keer zelf wél inhoudelijk te reageren. Toen ik afgelopen weekend via de Social Media een bericht met instemming aanhaalde, was het hek van de dam. M’n postvak explodeerde en ik merkte dat deze discussie, ook al blijf je dicht bij de inhoud, emotioneel heftiger gevoerd wordt dan de discussie over (theïstische) evolutie. Overigens had ik uiteindelijk wel een paar mooie gesprekken met mensen die (op sommige onderdelen) anders hierover dachten dan ik. Een tweede bericht via Social Media volgde waarbij ik kort reageerde op de hierboven genoemde lezing zoals die uitgewerkt is in ‘Dordt zoals je Dordt niet kende’. Daarop volgde van sommige reageerders instemming met de gedachte om daar wat over te schrijven, maar ook negatief advies. Volgens sommige reageerders zou niemand gediend zijn met nog meer polemiek. De stevige discussie kent nu al alleen maar verliezers. Bovendien zullen de ‘partijen’ er onderling toch niet uitkomen. Overigens kan ik het van predikanten die in diskrediet worden gebracht wel begrijpen dat zij in heilige verontwaardiging flink van leer trekken.9 Toch kan de vraag gesteld worden of dit, de wijze waarop er gereageerd wordt, de Zaak wel dient. Een reageerder gaf terecht aan dat 1 Petrus 2:2310 wel eens wat vaker in beoefening zou mogen zijn.

Niet inhoudelijk reageren

Na advies van verschillende personen uit de verschillende partijen, heb ik besloten om in het vervolg niet meer in het openbaar (inhoudelijk) te reageren rond de discussie ‘Dordt’ en ‘Hyperdordt’.11 Dat heeft een flink aantal redenen, maar ik noem er vijf: (1) Dat heeft te maken met twee teksten uit de Schrift in de Statenvertaling: Galaten 6:3Want zo iemand meent iets te zijn, daar hij niets is, die bedriegt zichzelven in zijn gemoed” en 1 Korinthe 10:12Zo dan, die meent te staan, zie toe, dat hij niet valle”. (2) Het onderwerp is een persoonlijke en tere zaak. We kunnen, en mogen, niet over andermans ‘staat voor de eeuwigheid’ oordelen. We kunnen onze opponent wél aanspreken op de ‘stand van het leven’, maar daar moeten we het bij laten. (3) Het wordt een té rationele benadering van (het ontbreken van) een persoonlijk wonder. Gods soevereiniteit en de menselijke verantwoordelijkheid is een paradox (schijnbare tegenstelling). Deze paradox kunnen we rationeel niet klein krijgen. Door Gods genade moeten we hieronder leren bukken en buigen en God, God laten. (4) Deze discussie is typerend een discussie tussen orthodox-gereformeerden en bevindelijk-gereformeerden. Een meer bevindelijk (vanuit een door God geschonken geloof) geloven vs. een meer rationeel/beschouwelijk geloven.12 Een persoonlijke doorleving (bevinding) van het door God geopenbaarde en geschonken heil (predestinatie, wedergeboorte, toenemende ellendekennis, vierschaar, bewuste rechtvaardigmaking, geschonken geloof etc.) vs. geloven als menselijke wilsact (daad) in reactie op de Goddelijke aanbieding van het Evangelie.13 Al minstens vier eeuwen is deze discussie gaande. Alles wat er nu gezegd wordt, dat is al een keer gezegd. We hoeven de discussie rond de werken van dr. Alexander Comrie (1706-1774), Wilhelmus Schortinghuis (1700-1750) en Theodorus van der Groe (1705-1784)14 en tussen de afgescheidenen en dolerenden onderling niet opnieuw te voeren.15 Wanneer, na al die eeuwen, deze twee ‘kampen’ zijn blijven bestaan, dan moeten we niet de illusie wekken dat we het nu wél zouden kunnen oplossen. Naast dat dit laatste zeer hoogmoedig zou zijn, is het ook bijzonder naïef dat zó te denken.16 De publicaties lezende vind ik het daarom niet vreemd dat dr. Van den Brink (soms?) voorgaat in een orthodox-gereformeerde kerk.17 (5) Ten diepste gaat de discussie over het ‘aanbod van genade’ in de preken. Dit is een onderwerp dat valt onder homiletiek en daarom dient deze discussie (dit theologische dispuut) allereerst op de universiteiten en theologische hogescholen plaats te vinden.18 De plaats waar studenten worden opgeleid tot dienaren des Woords. De Christelijke Gereformeerde Kerken hebben beiden partijen in hun gelederen: orthodox-gereformeerden en bevindelijk-gereformeerden. De Theologische Universiteit Apeldoorn (waar dr. Van den Brink een aanstelling heeft) zou daarom de beste plaats zijn om geleerden uit beide ‘kampen’ te laten disputeren. Het Hersteld Hervormd Seminarie (waar dr. Van den Brink kerkelijk aan verbonden is als emeritus-predikant) aan de Vrije Universiteit te Amsterdam zou ook kunnen, maar mogelijk zijn er meer bevindelijk-gereformeerden en traditioneel-gereformeerden dan orthodox-gereformeerden in de Hersteld Hervormde Kerk. Als deze opties afvallen zou je nog kunnen denken aan Driestar Educatief, omdat het aanbod van genade ook het onderwijsveld raakt.19 Het theologische dispuut dient dan, voorzichtig, zorgvuldig, naar het gebod der liefde handelend (ook postuum) en met biddend opzien, inhoudelijk voorbereid en uitgevoerd te worden. Een voorbereidende interne bezinning op wat de opponent te berde brengt, bijvoorbeeld op een predikantenbijeenkomst, is binnen de beide ‘kampen’ dan allereerst gewenst. Dit theologische dispuut zou verder niet tot onrust (of: verwarring en partijschappen) in de gemeentes moeten leiden en daarom al zeker niet via kranten, vlugschriften of Social Media moeten worden ‘uitgevochten’.20

Mijn motto: Samenwerken waar kan, distantie waar moet. Bevindelijk-gereformeerden en orthodox-gereformeerden kunnen op diverse terreinen prima met elkaar samenwerken. Te denken valt aan Schriftgezag, kerkgeschiedenis, hermeneutiek, apologetiek, medisch ethische onderwerpen, Intelligent Design, probleem van het lijden en kwaad, rentmeesterschap, etc. Dan denk ik hierbij terug aan het uitstekende debat dat dr. Gert A. van den Brink had met de retorisch sterke atheïst dr. Herman Philipse. Als ik het goed heb was dit debat naar aanleiding van het boek met de ludieke en vindingrijk bedachte titel: ‘Er is geen God en Philipse is zijn profeet. De onredelijkheid van een atheïst’.21 Een zeer lezenswaardig en bruikbaar boek! Dan denk ik hierbij aan de bijdragen over Intelligent Design22, methodologisch naturalisme23 en gedragsbiologie (Frans de Waal)24 van dr. Gert A. van den Brink. Hij werd toen, door theïstische evolutionisten, helaas wel behandeld als kop van Jut.25 Het is een groot gemis dat de theoloog en godsdienstfilosoof op dit terrein véél stiller is geworden. Dr. Van den Brink is een sympathiek en zeer begaafd persoon. Dat we onderling anders denken over het (komen tot het) heil is verdrietig, maar hoeft samenwerking op bovengenoemde punten niet in de weg te staan. Dat geldt ook voor dhr. Marcel Vroegop, van (in dit geval uitgeverij) Geloofstoerusting. Door de opkomst van modern-gereformeerden na de Tweede Wereldoorlog, waar orthodox-gereformeerden meer ‘last’ van ervaren dan bevindelijk-gereformeerden, is deze samenwerking zelfs broodnodig. Veel orthodox-gereformeerden zijn modern-gereformeerden geworden (zie bijvoorbeeld de snelle switch die de voormalige Gereformeerde Kerken vrijgemaakt in het algemeen het laatste decennium hebben doormaakt), zodat deze stroming kleiner is dan ooit. We hebben elkaar op de bovengenoemde punten daarom harder nodig dan ooit te voren. ‘Hete hoofden, koude harten’-discussies zullen ook voor persoonlijke verwijdering zorgen. Dat zal de Zaak in het algemeen zeker niet dienen.

Tenslotte

In het slotwoord sluit ik mij aan bij de liefdevolle en pastorale benadering van de predikant uit de inleiding, die zijn gemeenteleden adviseerde de boeken niet te lezen. Deze discussie hoort allereerst thuis als een theologisch dispuut aan een universiteit. Het gaat immers om een homiletisch onderwerp: het aanbod van genade in de preek. Ik roep de partijen op om daarbuiten alstublieft de strijdbijl te begraven! Om voorbeeld te geven en te luisteren naar adviezen van anderen ga ik daarom geen openbare diepteboringen doen in de twee recente publicaties van dr. Van den Brink, maar laat ik het rusten. De discussie is, hoe voorzichtig, zorgvuldig, liefdevol en biddend ook geformuleerd, niet gediend met nóg meer olie op het openbare vuur.

Om te komen tot een universitair theologisch dispuut is het allereerst nodig om overzicht te krijgen in deze discussie. Daarom ben ik vandaag begonnen met het bieden van een overzicht op deze pagina. Deze pagina wordt elke week aangevuld en met terugwerkende kracht compleet gemaakt. Mocht u het dus willen volgen dan is het verstandig om het overzicht regelmatig bij te houden.

Voetnoten

Feedback & Vragen 2023: Een atheïst en naturalist leest het vogelsporenartikel niet volledig, ziet de aangebrachte nuances over het hoofd en mist daardoor het punt

Onlangs schreef ik over gevonden voetsporen van vogels (of breder: vogelachtigen) in het Trias die een uitdaging vormen voor de naturalist. Bewegingswetenschapper, atheïst en naturalist drs. Bart Klink (voortaan: Klink)1 klom in het toetsenbord en schreef een repliek. Hij verwijt mij de paper in PLOS ONE verkeerd weer te geven. Echter is het Klink die mijn artikel niet goed gelezen heeft, mijn intenties misverstaan heeft en daardoor vecht tegen een door zichzelf opgezette stroman (of: karikatuurbeeld).2 Het is dat Klink bijna smeekte om een reactie, anders had ik het artikel genegeerd. Je kunt wel op elk karikatuurbeeld reageren, maar dan heb je een dagtaak. Het ligt in de aard van een scepticus om een scepticus te blijven, ongeacht wat de opponent er tegenin brengt (we zien dat ook in het sluitstuk van dit artikel). Om niet de beschuldiging te krijgen nooit te reageren op kritiek, reageer ik hier.3 Daarnaast, om niet te vervallen in een welles-nietes-discussie is dit tevens van mijn kant het sluitstuk in deze discussie (met Klink) over deze voetsporen van vogels (of: vogelachtigen)4 in Lesotho. Hopelijk zal de tijd leren wat de sporenmakers zijn en welke kant van de boot voorlopig de beste kant was.5

Een uitdaging = geen probleem

Het gaat al mis in de eerste alinea. Klink geeft aan dat ik geschreven zou hebben dat de vogelsporen (of: sporen van een vogelachtige) ‘een probleem’ zouden opleveren voor de evolutie van vogels uit theropode dinosauriërs. Dat heb ik nergens beweerd. Ik heb wel gezegd dat het een uitdaging vormt voor naturalistische paleontologen. Een uitdaging omdat het naturalistische verhaal herschreven moet worden (wat de auteurs van de paper deels ook op hun wijze proberen te doen). Als zelfs Precambrische zoogdieren in theorie geen problemen opleveren voor het naturalistische paradigma, dan deze sporen al zeker niet. Alles past binnen het naturalistische verhaal, hetzij vanwege datamassage, herinterpretatie, convergentie of de bewering ‘dit type is toch ouder dan eerder gedacht’. Probleem? Nee. Uitdaging? Ja, want het verhaal moet (hoe dan ook) herschreven worden. De naturalistische basisovertuiging zal ongeacht wat daar tegenop komt overeind blijven, het is immers niet voor niets een basisovertuiging.

Koppensnellen

Ten tweede gaat Klink te veel af op alleen de titel. Koppensnellen is zowel letterlijk als figuurlijk geen goed idee. De kop is geschreven om te prikkelen. Dat is in het geval van Klink goed gelukt. Het heeft hem geprikkeld tot reactie. In het artikel spreek ik zelf over voetsporen van vogels (of: vogelachtigen). Waarom? Ik meen dat hier sprake is van naturalistische bias. Wanneer deze voetsporen in de aardlagen van het Krijt of Eoceen gevonden waren, dan waren ze onmiskenbaar toebedeeld aan vogels (of: vogelachtigen). Vogels (of: vogelachtigen) in het Trias zouden echter zowel in theorie als in de praktijk geen uitdaging voor naturalisten hoeven te zijn. Chatterjee, de paleontoloog die Protoavis heeft beschreven, geeft in zijn publicaties zelfs een ‘nieuwe’ fylogenetische boom voor Mesozoïsche vogels (Aves) met Protoavis. Ik ontwaar in het artikel wel degelijk een ad-hoc-oplossing vanwege een naturalistisch vooroordeel, terwijl Chatterjee jaren geleden het mogelijke nieuwe verhaal al heeft gegeven. Dit verhaal past nog steeds binnen het naturalistische paradigma. Echter, zelfs een kleine paradigmaverschuiving gaat langzaam (als een druppelende kraan) en vaak niet zonder ophef.

Overbodig betoog

Ten derde houdt Klink een, in dit opzicht nutteloos, betoog waarom het voetsporen van theropoden (Theropoda) zouden kunnen zijn. In een volgende alinea valt Klink in, een in dit opzicht nutteloze, herhaling dat het ook voetsporen van theropoden zouden kunnen zijn. Dat de voetsporen van deze schepselen zouden kúnnen zijn heb ik nergens ontkend. Sterker nog, de slotzinnen van mijn artikel houden al de, in de paper genoemde, opties open. Wel neig ik in het artikel sterk naar voetsporen van vogels (of: vogelachtigen). Waarom? Omdat de auteurs deze optie uitgebreid bespreken, omdat wanneer deze voetsporen in het Krijt of Eoceen gevonden waren vrijwel zeker vogels (of: vogelachtigen) als sporenmakers zouden worden gezien, maar ook omdat ik in dit kader een kleine paradigmaverschuiving verwacht. Namelijk van géén vogels (of: vogelachtigen) in het Trias naar wél vogels (of: vogelachtigen) in het Trias.

Niet op de hoogte

Ten vierde is Klink niet op de hoogte van de waargebeurde casus van de Santo Domingo Formation. In zichzelf is dat niet problematisch. Je kunt niet alles weten. Echter, in een repliek zou je wat meer gefundeerdere pogingen tot verdieping verwachten. Als hij de voetnoten had gelezen en de weergave van de discussie daaropvolgend (ook in de voetnoten genoemd) had beluisterd, dan had hij geweten waarom dit voorbeeld aangehaald is. Uiteindelijk werden déze sporen opnieuw gedateerd als Mioceen en was de uitdaging op deze wijze opgelost zonder te erkennen dat er sporen van vogels (of: vogelachtigen) in het Trias gevonden zijn. Wetenschappelijk kersenplukken en datamassage. Dit zou ook zó kunnen gebeuren met deze sporen. Dan werken deze sporen niet mee aan een kleine paradigmaverschuiving, maar wordt er gedaan aan datamassage en wetenschappelijk kersenplukken. Echter, wanneer er meer van dergelijke vondsten worden gedaan, dan komt er een keer een tijd dat het bestaan van vogels (of: vogelachtigen) in het boven-Trias wel moet worden erkend.

Zondvloedgeologie

Ten vijfde laat Klink in het sluitstuk van zijn artikel onbegrip zien ten opzichte van het scheppingsparadigma. Opnieuw negeert Klink de in de voetnoot (maar ook in de lopende tekst) genoemde bron. Dan blijft dit onbegrip bestaan. De bron werd aangehaald vanwege de gedachte dat in de aardlagen eerst de voetsporen zouden kunnen voorkomen en daarna (dus hoger in de aardlagen) de lichaamsfossielen. Binnen de korte chronologie (waarbinnen zondvloedgeologie wordt bedreven) is dit geen reden tot zorg omdat tussen het afdrukken van de voetsporen en het begraven van het lichaamsfossiel maar een korte tijd ligt. Hoeveel tijd hangt af van de keuze voor de zondvloedgrens. Nergens heb ik beweerd dat deze voetsporen tijdens de zondvloed moeten zijn afgezet. Zondvloedgeologie is niet hetzelfde als de bewering dat álle aardlagen door de zondvloed zouden zijn afgezet. Voor wat betreft het Trias (en de rest van het Mesozoïcum) zie ik het Rekolonisatiemodel als interessante werkhypothese. Maar zelfs áls je ervan uit gaat dat de aardlagen van het Mesozoïcum tijdens de zondvloed zijn afgezet, dan heb je niet gelijk een bak met water waar alle sedimenten als bij toverslag zijn afgezet. Zelfs dr. Tim Clarey, die er van uit gaat dat het Mesozoïcum tijdens de zondvloed is afgezet, geeft aan dat de zondvloed een progressieve wereldwijde zondvloed was.6 Bij Klink zien we dus een negeren van de voetnoot, een misverstaan van de auteursintentie en onbekendheid met zondvloedgeologie. Deze onbekendheid komt opnieuw openbaar in de tweede stelling. De aardlagen die afgezet zouden zijn door de zondvloed weerspiegelen het leven vóór de zondvloed. Wanneer er dan vogelsporen (of: van een vogelachtige) voorkomen in aardlagen die tijdens de zondvloed zijn afgezet, dan weerspiegelt dát de vogels (of: vogelachtigen) van de eerste wereld (het begin). In deze creationistische visie leefden Cambrische fossielen gelijktijdig met Mesozoïsche fossielen. Ze zijn alleen relatief gezien eerder afgezet.7 De tweede stelling is dus een oneigenlijke stelling voortkomend uit een poging om de zondvloed te verklaren of weg te verklaren vanuit een naturalistische tijdschaal (van miljoenen jaren eerder en miljoenen jaren later). Wanneer je de naturalistische tijdschaal gaat toepassen op de creationistische tijdschaal (of: Bijbelse tijdlijn) dan kom je per definitie scheef uit. Dit heb ik al vaker genoemd naar Klink, dus het is vreemd dat deze kwestie hier opnieuw herhaald wordt alsof er geen enkel weerwoord is geweest.

De kersenpluk van Klink

Ten zesde lijkt het er op dat Klink de paper zelf niet goed gelezen heeft en daarom de spanning of uitdaging (die de auteurs goed hebben weergegeven) ook niet ervaren heeft of vanwege een naturalistisch vooroordeel niet kan (of: wil) zien. Dit blijkt hieruit dat hij met geen woord rept over het (in de paper genoemde) omstreden fossiel van Protoavis, wat één van de kernfossielen is in mijn artikel. Bovendien lijkt Klink ichnologie als wetenschapsonderdeel van de paleontologie enigszins te bagatelliseren. Als de lichaamsfossielen (mogelijk) vooralsnog ontbreken, maar ook als ze er wel zijn, is ichnologie een zeer nuttig en bruikbaar onderdeel. Van sommige beesten zijn alleen de ichnofossielen bekend (ichnospecies).8 De voetsporen van Ipolytarnóc bijvoorbeeld zijn zeer beroemd.9 Ichnologie is een volwaardige tak van sport binnen de paleontologie en de resultaten moeten we (niet alleen als het uitkomt) zeer serieus nemen.

Dino-vogel-hypothese als naturalistische basisovertuiging

Ten zevende betreffende het niet geheel omstreden zijn van de dino-vogel-hypothese geeft Klink mij indirect een punt. Volgens hem gaat het dan om de timing die niet geheel omstreden is. Dat was exact mijn intentie met het geschrevene: discussie over de timing laat zien dat onderdelen van deze hypothese in de praktijk niet geheel onomstreden is. De dino-vogel-hypothese is niet alleen praktische theorievorming, maar zeker al vóór Thomas Henry Huxley (1825-1895), óók een naturalistische basisovertuiging.10 Deze basisovertuiging wordt te vuur en te zwaard verdedigd en wordt vaak als frame over de vondsten gelegd.

Meten met twee maten

Volgens de auteurs van de paper zijn er ten minste drie opties qua sporenmakers. In deze spreekwoordelijke boot hang ik aan de kant van vogels en/of vogelachtigen. Ik meen dat naturalistische bias de onderzoekers er van weerhoudt om volop te kiezen voor vogels (of: vogelachtigen) als sporenmakers. Net als bij de relatief grotere Mesozoïsche zoogdieren en de vogels van het Krijt heb ik goede hoop dat ook hier een kleine paradigmaverschuiving zal plaatsvinden. Over vijftig jaar vinden we vondsten van vogels (of: vogelachtigen) in het Boven-Trias waarschijnlijk heel gewoon. De tijd zal leren of ik daar gelijk in heb. In ieder geval heb ik de paper in PLOS ONE niet verkeerd weergegeven (of: begrepen). Al heb ik wel aan één kant van de boot gehangen, heb ik toch de andere mogelijkheden niet uitgesloten. Wat ten slotte nog opvalt is dat er meer populairwetenschappelijke websites waren die een dergelijke titel gebruikten.11 Déze titels worden door Klink echter niet bekritiseerd, mogelijk omdat de auteurs van die artikelen vanuit een naturalistische basisovertuiging opereren. Naast dat Klink het prikkelende karakter van de titel over het hoofd ziet, meet hij hier ook nog eens met twee maten.12

Voetnoten

Feedback & Vragen 2023: Welke creationistische organisaties zijn er in Nederland?

Via de e-mail kreeg ik de vraag hoeveel creationistische organisaties er in Nederland zijn? Het gaat dan om organisaties die het uitdragen van het klassieke scheppingsgeloof en het, op een of andere wijze, bouwen aan een scheppingsparadigma als één van haar hoofdtaken ziet. In het onderstaande overzicht kom ik tot ten minste zeven actieve organisaties.

  1. Weet Magazine. De meest bekende creationistische organisatie is Weet Magazine. Zij geven eens in de twee maanden een meer dan 50 pagina’s dik tijdschrift uit. Leden van de redactie(raad) gaan regelmatig erop uit om lezingen te geven over een breed scala aan onderwerpen. Ieder jaar verschijnt er een scheurkalender, met populair-wetenschappelijke feitjes. Ten slotte heeft deze organisatie ook een aantal dvd’s uitgebracht waaronder de bestseller Is Genesis Geschiedenis? De website van Weet Magazine is hier te raadplegen: www.weet-magazine.nl.
  2. Logos Instituut. Stichting Logos Instituut is, naar het aantal betrokken personen gerekend, de grootste creationistische organisatie van Nederland. Deze organisatie ontstond in 2015 uit verschillende organisaties zoals Stichting De Oude Wereld. Zelf ben ik een aantal jaren in dienst geweest bij deze organisatie, maar om moverende redenen nu niet meer in dienst. Drie tot vier keer per jaar verschijnt het achterbanblad Bijbelvast. Daarnaast kent Stichting Logos Instituut de lokale ‘afdelingen’ Logos Deventer, Logos Stadskanaal en Logos Vlaanderen. Tenslotte vertaalde Logos Instituut onlangs het familieboek van Paul Garner (MSc.), ‘De verloren wereld’ (uitgebracht samen met Grace Publishing House). De website van Logos Instituut is hier te raadplegen: www.logos.nl.
  3. Mediagroep In Genesis. Mediagroep In Genesis is een creationistische organisatie. Op de website staat vertaalde artikelen van de Engelstalige organisatie Creation Ministries International. In het verleden organiseerde Mediagroep In Genesis tournees met Engelstalige sprekers, zoals bijvoorbeeld dr. Don Batten, Philip Bell (BSc.), dr. Terry Mortenson en dr. Emil Silvestru. Tenslotte gaf deze organisatie boeken en dvd’s uit. Momenteel lijken de activiteiten van Mediagroep In Genesis stil te liggen. De website van Mediagroep In Genesis is hier te raadplegen: www.scheppingofevolutie.nl.
  4. Apologica. Stichting Apologica is een apologetische organisatie die het klassieke scheppingsgeloof wil verdedigen. De stichting richt zich ook op andere gebieden, zoals bijvoorbeeld de betrouwbaarheid van de Evangeliën, de Islam, etc. Jaarlijks beleggen zij een Summerschool voor (aankomende) studenten. De website van Stichting Apologica is hier te raadplegen: www.geloofsverdediging.nl.
  5. WaaromSchepping. WaaromSchepping is een organisatie onder leiding van ir. Gert-Jan van Heugten. Namens deze organisatie houdt Van Heugten zijn lezingen. Ze bieden ook een cursus aan onder de titel ‘In zes dagen’. Daarnaast heeft Van Heugten het boek ‘Hoe zit het met… de ouderdom van de aarde’ geschreven (uitgegeven door Uitgeverij Gideon). De website van WaaromSchepping is hier te raadplegen: www.waaromschepping.nl.
  6. Creaton. Stichting Creaton is een organisatie onder leiding van drs. Tom Zoutewelle. Dit is de oudste, momenteel nog actieve, organisatie die het klassieke scheppingsgeloof uitdraagt. Onlangs kwam deze organisatie nog in het nieuws toen zij op 25 november 2023 te Gouda een congres organiseerde over ‘De Grote Vragen’. Daarnaast organiseert Creaton geologische excursies, naar bijvoorbeeld de Ardennen. De organisatie werkt ook samen met het Duitse Wort und Wissen. De website van Creaton is hier te raadplegen: www.creaton.nl.
  7. Fundamentum. Fundamentum is een organisatie onder leiding van ondergetekende. Dit is de jongste organisatie die het klassieke scheppingsgeloof uitdraagt. Vanwege persoonlijke omstandigheden moeten de werkzaamheden op het ziekbed worden uitgevoerd. Daarom gaat de aandacht vooral uit naar het plaatsen van artikelen op de website. Dankzij hulp van derden kon op 21 oktober 2023 te Hardinxveld-Giessendam een congres ‘Bijbel & Wetenschap’ georganiseerd worden. De website van Fundamentum is hier te raadplegen: www.oorsprong.info.

Naast deze organisaties zijn er natuurlijk ook organisaties die wel achter het klassieke scheppingsgeloof staan, maar andere speerpunten hebben. De meeste pro-life-organisaties in Nederland zullen namelijk ook het klassieke scheppingsgeloof belijden. Dat geldt eveneens voor andersoortige organisaties zoals Geloofstoerusting. Bovendien zijn er individuen die ongeacht, of met behulp van de bovengenoemde organisaties, hun eigen plan trekken op dit gebied. Er zijn ook organisaties die nog niet (helemaal) zijn opgeheven, maar niet meer actief zijn als organisatie. Dit geldt bijvoorbeeld voor CreaBel (www.creabel.org) en De Ark van Noach (www.arkvannoach.com). Mensen die verbonden zijn (of waren) aan deze organisaties werken veelal mee met bovengenoemde organisaties. Ten vierde valt te denken aan uitgevers, die gelovigen die het klassieke scheppingsgeloof belijden, een warm hart toe dragen. Naast de namen van de hierboven genoemde uitgevers, valt bijvoorbeeld te denken aan Uitgeverij De Banier. Zij brachten onlangs de bundel Inzicht – Wetenschap voor Gods aangezicht uit en al eerder ‘Geloof en Wetenschap‘, ‘Oorspronkelijk‘ en ‘Waar komen wij vandaan?‘ Dat geldt, om niet meer te noemen, ook voor ‘Uitgeverij Den Hertog‘ en ‘Gebroeders Koster‘. Ten vijfde kunnen we denken aan plaatselijke politieke partijen en kiesverenigingen waar het klassieke scheppingsgeloof wordt beleden, zoals bijvoorbeeld de ChristenUnie Staphorst, de SGP Urk en de SGP Staphorst. Tenslotte spelen uiteraard verschillende kerkgenootschappen een belangrijke rol in het uitdragen van het klassieke scheppingsgeloof. Dat geldt zowel voor zevendedagsadventisten als oudgereformeerden, voor rooms-katholieken als voor pinkstergelovigen en alles wat daar tussen zit of er naast leeft. Deze vormen soms de achterban van bovengenoemde organisaties, maar soms ook niet. Al met al hoop ik de vraag beantwoord te hebben.

Hoe hebben vissen de zondvloed overleefd?

De hele aarde was tijdens de zondvloed met water bedekt. In de kolkende watermassa hebben zoet en zout water zich vermengd. Hoe hebben de zoetwater- en zoutwatervissen dat overleefd?

Inderdaad “hebben (…) veel zeedieren de zondvloed niet overleefd”. Bron: Pixabay.

Niemand van ons is erbij geweest. We weten niet hoe zout het water was voor en tijdens de zondvloed. En waarschijnlijk hebben inderdaad veel zeedieren de zondvloed niet overleefd. We moeten dus bescheiden zijn als we antwoorden zoeken. Maar tegelijk hoeft deze vraag ons ook niet in twijfel te brengen of de zondvloed wel echt gebeurd is. Er zijn meerdere dingen die naar een antwoord wijzen.

1. De ‘fonteinen des groten afgronds’ braken open.

De zondvloed is waarschijnlijk samengegaan met grote aardbewegingen en vulkaanuitbarstingen. Dat kan ook veroorzaakt worden door de grote veranderende waterdruk op de aardkorst. Bij onderzeese uitbarstingen kunnen grote hoeveelheden zout worden opgelost in het water. Tegelijk werden ook de ‘sluizen des hemels geopend’. Dat zorgde voor veel zoet water. Mogelijk waren er ook grote ijspartijen die smolten en plaatselijk voor veel zoet water zorgden. Er kunnen dus grote verschillen zijn geweest in zoutconcentraties tussen verschillende plekken op aarde. Datzelfde geldt voor de temperatuur van het water. Op de plaatsen waar de ene vissoort kon overleven, kon de andere dat waarschijnlijk niet.

2. Veel zeedieren kunnen een grote verandering in zoutgehalte overleven.

Zeesterren bijvoorbeeld, overleven het als de zoutconcentratie zes keer zo klein wordt. Vissoorten als zalm, gestreepte zeebaars en Atlantische steur, schieten kuit in zoet water en worden volwassen in zout water. Ook paling kan in zowel zout als zoet water leven.

3. Door natuurlijke selectie zijn na de zondvloed mogelijk zoet- en zoutwater soorten ontstaan binnen vissenfamilies

Veel vissenfamilies bevatten zowel zoet- als zout water soorten. Denk aan de steur, paddenvis, beensnoek, moddersnoek, haring, zalm/forel, meerval, stekelbaars en platvis. Het zou dus goed kunnen dat ten tijde van de zondvloed veel vissoorten nog het vermogen hadden om zich aan te passen aan grote verschillen in zoutgehalte. In de loop van duizenden jaren hebben door natuurlijke selectie veel soorten deze eigenschap verloren. Ze zijn gespecialiseerd geworden in zout of zoet water.

4. Veel vissoorten kunnen gedurende hun leven ook een verandering aan in zoutgehalte.

Soms is het mogelijk om zoet en zoutwater vissen in één aquarium te houden.

Bron: Batten, D., Sarfati, J., Wieland, C., Catchpoole, D., 2009, Hoe bestaat het! 60 vragen over schepping, evolutie en de Bijbel (Utrecht: Uitgeverij De Banier).

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit het Daniël. De bronvermelding luidt: Walhout, W., 2023, Hoe hebben vissen de zondvloed overleefd?, Daniël 77 (9): 28.