Home » Astronomie (Pagina 2)

Categorie archieven: Astronomie

Simulatieprogramma van ons zonnestelsel door ing. Maarten ‘t Hart

Ing. Maarten ‘t Hart heeft een virtueel simulatieprogramma gebouwd van ons zonnestelsel. Hij gebruikt dit simulatieprogramma voor het testen van zondvloedmodellen waarbij ook ons zonnestelsel een rol speelt. Het programma is open source én vrij te downloaden en te gebruiken voor Windows. Hij heeft ook een Video Turorial, een soort digitale handleiding, gemaakt voor het programma. Met dank aan GeoDetective delen we de video hieronder. Onder de video staan de gegevens waar het programma te downloaden is, zodat u ook zelf aan de slag kunt.

I have created a simulator for the solar system. It is freely available for download on:
https://sourceforge.net/projects/solarsystemsimulator/files/SolarSystem20190808.zip/download

It’s made for Windows. You can just download it and run the program.

It’s entirely open source, and the source code is available here:
https://github.com/mth128/SolarSystem

I will use this simulator to test some of the major Flood models, particularly my own.”

Echte revolutie kwam pas na Copernicus

Op 19 februari was het 550 jaar geleden dat Nicolaus Copernicus (1473-1543) werd geboren (RD 18-2). Ik haal graag wat dingen voor het voetlicht.

Voor de Griekse filosofen Plato en Aristoteles was de kosmos een eindige bol, met aan de rand de vaste sterren, terwijl alle bewegingen aan de hemel voor hen uitsluitend eenparige cirkelbewegingen konden zijn. De aarde stond onbeweeglijk in het middelpunt. Met deze uitgangspunten ontwierp Ptolemaeus rond 150 na Christus een uitgewerkt geocentrisch wereldsysteem. Zijn ”Almagest” zou meer dan veertien eeuwen het standaardwerk voor de astronomie blijven. Wel hebben astronomen de eeuwen door gepoogd het werk te verbeteren en te vereenvoudigen.

Rond 1514 verspreidde de kanunnik Nicolaus Copernicus onder zijn vrienden een manuscript (”Commentariolus”, Beknopte uiteenzetting), waarin hij zijn denkbeelden over een nieuw wereldsysteem uiteenzette: de zon en de planeten draaien niet om een centrale aarde, maar de aarde en de (andere) planeten draaien om een centrale zon, terwijl de overige kenmerken van de Griekse kosmos gehandhaafd bleven. Waarschijnlijk begon Copernicus in 1530 zijn werk in boekvorm te ordenen, maar lange tijd wilde hij het werk niet publiceren. Dat het daar uiteindelijk toch van gekomen is, danken we aan een jonge professor aan de universiteit van Wittenberg: Georg Joachim Rheticus. Deze was door Philippus Melanchthon in 1536 benoemd tot hoogleraar in de lagere wiskunde, waar spoedig astronomie bij kwam. Rheticus was 25 jaar, toen hij tijdens een verlofperiode de 66-jarige Copernicus bezocht (1539) en een overtuigd aanhanger van het heliocentrisme werd. Melanchthon wees overigens de realiteit van de aardbeweging af.

De lutheraan Rheticus is de enige leerling van de rooms-katholieke Copernicus. In 1540 publiceert hij een samenvatting van de inzichten van zijn leermeester: ”Narratio prima” (Eerste verhaal). Kort daarop geeft Copernicus zijn verzet tegen de publicatie van zijn levenswerk op. Rheticus brengt het manuscript naar Neurenberg en krijgt de supervisie over het drukproces. Als hij in de herfst van 1542 naar de universiteit van Leipzig vertrekt, neemt de lutherse theoloog Andreas Osiander de begeleiding over. Bovendien voegt hij, tegen de wil van de ernstig zieke Copernicus, een anonieme voorrede aan diens boek toe, waarin hij stelt dat de heliocentrische theorie van het boek slechts een mathematisch hulpmiddel is en niet de werkelijkheid weergeeft. Wellicht mede daardoor blijven discussies tussen voor- en tegenstanders van een heliocentrische werkelijkheid aanvankelijk uit.

Anders echter dan Osiander beweert, ziet Copernicus zelf zijn heliocentrisch systeem als de werkelijkheid in de kosmos, wat blijkt uit zijn eigen woord vooraf, waarin hij het boek opdraagt aan paus Paulus III. Het werk verschijnt in 1543, vlak voor zijn dood, onder de titel ”De revolutionibus orbium coelestium” (Over de omwentelingen van de hemelkringen).

Snelle acceptatie?

Anders dan soms gedacht wordt, belandde het heliocentrisme niet direct in de leerstof van de universiteiten. Men bleef daar nog lange tijd gebruik maken van bestaande populaire, op geocentrische leest geschoeide handboeken. Van het door Johannes de Sacrobosco geschreven werk ”De Sphaera” (circa 1230) verschenen (na de uitvinding van de boekdrukkunst) vanaf 1472 tot 1673 (!) een paar honderd al dan niet bewerkte uitgaven. De sterk uitgebreide editie van de jezuïtische astronoom Christopher Clavius beleefde bijvoorbeeld van 1581 tot 1618 negentien drukken.

Ook van snelle acceptatie onder astronomen was geen sprake. Diverse sterrenkundigen stelden op copernicaanse rekenmethodes gebaseerde tabellen op, zonder het heliocentrisme als realiteit te omarmen. Het bekendst werden de ”Prutenicae Tabellae” (Pruisische tabellen, 1551) van Erasmus Reinhold, die in 1536 door Melanchthon tegelijk met Rheticus benoemd was tot hoogleraar hogere wiskunde, inclusief de astronomie. Toch bleef Reinhold geocentrist, evenals zijn opvolger (1554) Caspar Peucer, schoonzoon van Melanchthon. Interessant is ook dat Nicolaus Mulerius, hoogleraar in Groningen, bekend door zijn ”Astronomia Instaurata” (Herstelde astronomie, 1617), een geannoteerde uitgave van ”De Revolutionibus” (derde druk) uitgaf. Mulerius accepteerde wel de draaiing van de aardas, maar de jaarlijkse beweging van de aarde om de zon wees hij af. Bovendien nam hij aan dat Venus en Mercurius om de zon roteerden.

Rond 1600 waren er in Europa niet meer dan tien of vijftien copernicanen, onder wie de puritein Thomas Digges, de rooms-katholiek Galileo Galilei en de lutheraan Johannes Kepler. In Nederland was Simon Stevin een vroege aanhanger (1608). De echte discussie over de aardbeweging begon pas na 1610, met name rond Galileo Galilei, en in de Republiek vooral rond Descartes.

De discussie over het copernicanisme wordt soms eenzijdig als een conflict tussen geloof en wetenschap beschouwd. Het was echter allereerst een wetenschappelijk debat. Tegenstanders wezen erop dat we niets van een dagelijkse asrotatie in oostelijke richting merken: we voelen niets en zien vogels en wolken niet naar het westen bewegen. Om deze en andere bezwaren te ontkrachten is een totaal andere mechanica nodig, die pas door Galilei werd geïnitieerd en door Newton voltooid.

Een belangrijk argument tegen het copernicanisme werd ontleend aan de astronomische waarneming: als de aarde werkelijk rond de zon beweegt, waarom is er dan geen parallax waarneembaar, geen verandering van de positie van de vaste sterren? Copernicus’ aanname dat de afstand tot de vaste sterren daarvoor te groot was, bleek achteraf juist. Maar pas in 1838 kon deze parallax empirisch worden vastgesteld.

In het debat kwamen ook Bijbelteksten als Jozua 10:13-14, Jesaja 38:8 en passages uit de Psalmen ter sprake. De eerste die daarover schreef was Rheticus. Volgens hem is de Schrift primair heilsopenbaring. Wat zij zegt over de natuur is aangepast aan het bevattingsvermogen van gewone mensen. Passages over de natuur geven geen „natuurbeschrijving of een soort fysica” en laten daarom verschillende interpretaties toe.

Copernicaanse revolutie?

Na de veroordeling van Galilei (1633) kozen rooms-katholieke astronomen veelal voor het gemengde systeem van de Deense astronoom Tycho Brahe: zon, maan en vaste sterren bewegen rond de aarde, maar alle planeten draaien om de zon (1583). Op basis van Tycho’s nieuwe waarnemingen verving Johannes Kepler in 1609 de cirkelconstructies van Copernicus door ellipsvormige planeetbanen met de zon in een van de brandpunten. Bovendien meende hij dat de zon tevens de oorzaak van de planetenbeweging was. Het probleem hoe dat kon, werd later opgelost in de zwaartekrachttheorie van Isaac Newton (1687). Dan is de eindige, statische, bolvormige kosmos van Plato én Copernicus vervangen door een oneindig, dynamisch heelal, waarin de bewegingen beheerst worden door de zwaartekracht en de planeten in ellipsbanen om de zon bewegen. Misschien is het vanwege die ellipsbanen toch beter niet van copernicaanse, maar van kepleriaanse revolutie te spreken.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Pater, C. de, 2023, Echte revolutie kwam pas na Copernicus, Reformatorisch Dagblad 53 (42): 22-23 (artikel).

Wiskundige en astronoom dr. John Byl geeft een open gastcollege aan het Hersteld Hervormd Seminarie aan de Vrije Universiteit

Op D.V. dinsdag 23 mei 2023 is wiskundige en astronoom dr. John Byl in Nederland om een (ook voor buitenstaanders toegankelijk) gastcollege te geven voor de studenten van de Hersteld Hervormde Seminarie aan de Vrije Universiteit. De geleerde is in Nederland onder andere bekend geworden door zijn boeken ‘De ultieme uitdaging’ en ‘God en de kosmos’. Deze boeken zijn helaas uitverkocht, maar voor een evenwichtige visie in het debat over geloof en wetenschap nog steeds de moeite van het lezen waard.

Dr. John Byl

Dr. John Byl is een christenwetenschapper die zich gespecialiseerd heeft in de sterrenkunde, theoretische natuurkunde en toegepaste wiskunde. Hij behaalde in 1969 zijn bachelorgraad in de wiskunde aan de University of British Columbia (Canada) en promoveerde in 1973 aan dezelfde universiteit in de astronomie. Zijn proefschrift had als titel ‘Time-Dependence of the Local Stellar Velocity Distribution’. Byl heeft tientallen artikelen op zijn naam staan in natuurwetenschappelijke, theologische en filosofische tijdschriften. Hij leverde in het verleden ook verschillende bijdragen aan scheppingscongressen waar het klassieke scheppingsgeloof als uitgangspunt beleden werd. In 2005 sprak hij in Nederland voor een door het Reformatorisch Dagblad georganiseerd scheppingscongres over de beperktheid van het natuurwetenschappelijk denken (ook in het scheppingsonderzoek). Een samenvatting van deze lezing verscheen vorig jaar op deze website.1

Gastcollege

Deze maand doet de geleerde dus opnieuw Nederland aan. Op uitnodiging van dr. Benno Zuiddam en het Hersteld Hervormd Seminarie geeft hij een vrij toegankelijk gastcollege. Het gastcollege is op dinsdag 23 mei 2023 D.V. en start om elf uur in de ochtend. Het wordt gegeven in het hoofdgebouw van de Vrije Universiteit te Amsterdam in lokaal HG-0G08. Het college is vrij toegankelijk, maar u moet uzelf wel registreren om binnen te kunnen komen. Dat kan via deze link. De titel van het gastcollege is ‘Did Science kill God?’ Vanwege gezondheidsredenen kan ik er zelf niet aanwezig zijn. Mocht iemand er verslag van willen doen voor de website ‘Oorsprong’ van Fundamentum dan kunt u contact opnemen met de redactie, via het contactformulier of via info@oorsprong.info.

Voetnoten

COLUMN: Naar de maan?

Op 16 november 2022 werd vanaf het Kennedy Space Center in Florida een raket gelanceerd met daarin de Orioncapsule. ‘Three’, ‘two’, ‘one’ (…) ‘and lift off for Artemis One. We rise together, back to the moon and beyond’, zo luidde het commentaar. Het is al meer dan vijftig jaar geleden dat er voor het laatst mensen op de maan liepen.

Artemis I, zoals dit project van de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA genoemd werd, was een voorbereidende vlucht voor een bemande maanlanding medio 2025. Artemis II (medio 2024) wordt de tweede voorbereidende vlucht. Artemis III is dan de werkelijke bemande missie. Hierbij moeten op z’n minst twee mensen een voet op het maanoppervlak zetten. Toegegeven: een huzarenstukje van NASA. Maar mag alles wat kan?

De maan werd geschapen op de vierde dag ‘tot tekenen en tot gezette tijden’ (Genesis 1:14). Dr. Peter Korevaar liet op een Nederlands congres zien dat het bestaan van de maan wijst op de Schepper. Twee zaken: (1) De maan stabiliseert onze aardas. Zonder de maan wordt het landleven bedreigd door extreme klimaatschommelingen. (2) De maan zorgt voor getijden. Zonder de maan zou zeeleven bijna volledig uitsterven. Dit is vanaf de aarde te onderzoeken, maar mag je ook naar de maan toe?

Of wetenschappelijk onderzoek christelijk verantwoord is, hangt af van twee zaken: (1) is het ethisch verantwoord (kán het bijvoorbeeld mensenlevens kosten)?, en (2) is het uit bevrediging van nieuwsgierigheid en arrogantie of tot Gods eer? Kan onderzoek op de maan tot Gods eer zijn? Door spiegels op de maan te zetten, zijn we erachter gekomen dat de maan van ons af beweegt. Echter met zo’n snelheid dat het een probleem is voor het naturalistische model. Toch vraag ik mij af of we niet beter met onze beide benen op de grond kunnen blijven. De missies kosten een kapitaal, zijn milieubelastend en veruit het meeste maanonderzoek is niet tot Gods eer, maar eerder een meewerken aan de nieuwe toren van Babel.

Bij de eerste maanlanding in 1959 schreef ds. C. Hegeman in De Saambinder: ‘De Heere wordt onteerd en het mensdom leeft in grote verdwazing. Letten wij toch op de vermeende ‘titanische’ macht der wereldgroten en al de uitvindingen van deze tijd; dat men plannen heeft om zon, maan en andere planeten te gaan bezoeken. Doch het Woord van God wordt waarheid: “Maar d’Opperheer, Die Zijn geduchte stoel, Op starren sticht, en grondvest op de wolken, Zal lachen met dat vruchteloos gewoel. En spotten met de waan der dwaze volken”.’ Naar de maan? Laten we daar voorzichtig mee zijn! Helaas trekken naturalisten zich van dáár niets van aan. Laten we het aan de Heere overlaten of Hij met deze kromme stok nog een rechte slag wil geven.

Dit artikel verscheen eerder in het gezinsblad ‘Om Sions Wil’ en is met toestemming van de redactie hier overgenomen. De volledige bronvermelding luidt: Meerten, J.W. van, 2023, Naar de maan?, Om Sions Wil 2023 (5): 11. Hier is wat meer te lezen over ‘Om Sions Wil’.

ANDERE COLUMNS UIT 'OM SIONS WIL' JAARGANG 2023

‘Professor, bestaat God?’ ‘Nee, mijn jongen, de wereld is God’ – Een pantheïstische hoogleraar in Nederland

“Professor, bestaat God?” Twee intelligente oogjes kijken naar een man die daar staat met zijn lange mantel. De jongen kijkt vol afwachting naar het peinzende gezicht van de professor en denkt bij zichzelf: “deze geleerde man is de professor, die weet toch alles?”.

We zouden het op deze manier kunnen voorstellen. Zo is het echter niet gegaan. In 2014 bestond de Rijksuniversiteit Groningen 400 jaar. Daarom mochten jong en oud vragen stellen voor de serie ‘400 vragen aan de RUG’. Eén vraag kwam van een jongen van zeven jaar, met de naam Anco. De RUG was verlegen met het antwoord, want de vraag stond lang open. Anco vroeg namelijk: ‘Bestaat God – kan de universiteit dat uitzoeken?’ Uiteindelijk besloot één hoogleraar deze vraag verder uit te werken en het antwoord drievoudig de werkelijkheid in te lanceren: persoonlijk aan Anco, in een lezing voor breed publiek en in een boekje. Dat boekje ligt nu voor mij ter recensie.

Het boekje ‘Professor, bestaat God?’ werd in 2017 uitgegeven bij Amsterdam University Press.1 Het is een klein, handzaam boekje die de snelle lezer binnen een uur uit gelezen krijgt. Het boekje is gedegen uitgegeven, complimenten aan de uitgever. De auteur is prof. dr. Peter Barthel, een astrofysicus met een indrukwekkende CV.2 De hoogleraar is, zoals hij dat zelf noemt, “kritisch lid van de Protestantse Kerk in Nederland”. Hoewel de uitgave netjes verzorgd is stelt het antwoord van de hoogleraar teleur. Anco wordt met een kluitje in het riet gestuurd.

Antwoord

Wat is het antwoord van de hoogleraar op de vraag ‘Bestaat God?’, van de zevenjarige Anco? Hij schrijft: ‘Nee, God bestaat niet als een persoon die in de hemel woont, de wereld bestuurt en voor jou zorgt. Het goede en het mooie in deze wereld – dat is wat ik God zou willen noemen. God bestaat in hoe jij en ik leven. Als mensen voor elkaar willen zorgen, dan zie je dáár iets van God.’ De hoogleraar hangt dus een vorm van pantheïsme aan. Pantheïsten geloven namelijk niet in een persoonlijke God maar stelt de wereld en al het bestaande gelijk met God. Daarnaast maakt de auteur een karikatuur van God als ‘man (met een baard)’. Hij komt tot de conclusie dat er geen ‘werkelijkheid boven ons of buiten ons’ is ‘die zelfstandig deze wereld bestuurt, en zo nodig daar ingrijpt op al dan niet miraculeuze wijze’. We kunnen dus, aldus de professor ‘vaststellen – of noem het bewijzen – dat de Almachtige God niet ‘werkt’, want dan zouden zijn volgelingen beter af zijn dan niet-gelovigen.’ Maar Zijn volgelingen zijn ook beter af. Ik moet hier denken aan Asaf. Hij zat in het donker en vroeg zich ook af of ongelovigen beter af zijn dan gelovigen. Maar in geloofsvertrouwen eindigt hij Psalm 73: ‘Ik zal dan geduriglijk bij U zijn’. Dat is de hoop van een gelovige, maar welke hoop heeft een pantheïst? In het hoofdstukje letter en geest komt de pantheïstische visie van de auteur nog sterker naar voren. Het hoofdstuk is samen te vatten in één zin: ‘De bezielende geest van deze wereld: dat is dus wat ik God zou willen noemen.’ Daarom handelt volgens de geleerde ook een atheïst die het goede doet in de geest van God.

Oud heelal

De hoogleraar gelooft dat het heelal oud is. Op blz. 20 spreekt hij bijvoorbeeld over een sterrenstelsel van 50 miljoen jaar oud. Vanuit de aanname dat een afstand 50 miljoen lichtjaar gelijk ook een ouderdom geeft van 50 miljoen jaar. Op blz. 30 schrijft hij: ‘Het heelal bestaat 13,8 miljard jaar, de aarde 4,6 miljard jaar.’ In het vervolg bespreekt hij kort de naturalistische Grote Geschiedenis. Hiermee laat de hoogleraar zien dat hij onverkort de naturalistische natuurfilosofie aanhangt. Van grote problemen binnen de Big Bang theorie en mogelijke alternatieven wordt geen woord gerept.

Vals dilemma

Op blz. 36 schrijft de professor over het scheppingsverhaal. Volgens hem is het scheppingsverhaal geen natuurwetenschappelijke reportage. En daar heeft hij volkomen gelijk in. Een schepping in zes dagen is echter wel een geloofszekerheid die ook werkelijk zó heeft plaatsgevonden. Hoe de schepping in die zes dagen op atomisch niveau tot stand kwam dat verhaalt Genesis ons niet. Maar dát de aarde in zes dagen geschapen wordt ons wel zwart-op-wit door God geopenbaard. Volgens de hoogleraar gaat het in het scheppingsverhaal er niet om ‘hoe’ God de hemel en de aarde gemaakt heeft maar ‘waartoe’. Hij schrijft daarnaast: ‘De Bijbelse verhalen hebben een diepere achtergrond en boodschap.’ Hij creëert hier, net als veel andere theïstische (deïstische en pantheïstische) evolutionisten een vals dilemma tussen ‘hoe’ en ‘waartoe’ die in de tekst zelf niet aanwezig is. De creationistische opvatting is veel rijker. Zij zien in het scheppingsverhaal ‘hoe’ en ‘waartoe’ God de wereld gemaakt heeft. Het verhaal is werkelijk gebeurd (historie) én heeft een diepere achtergrond en boodschap. Volgens de professor is ‘het letterlijk nemen van de Bijbel iets wat de laatste tijd weer in de mode komt’. Niemand neemt de Bijbel letterlijk, maar als de hoogleraar hiermee wil zeggen: ‘het als historisch waar aanvaarden van de verhalen’ dan is zijn zin niet helemaal correct. Door alle eeuwen heen zien gelovigen Genesis als een historische gebeurtenis met een rijke geestelijke betekenis.3

Karikatuur

De hoogleraar maakt een karikatuur van orthodoxe gelovigen. Hij stelt samen met sommige atheïsten dat ‘orthodoxe gelovigen van allerlei snit (…) weigeren hun verstand te gebruiken en daarmee in de Middeleeuwen zijn blijven steken.’ Orthodox geloof staat niet gelijk met blind geloof. Onder de orthodoxe gelovigen zijn zeer veel verstandige mensen. Wetenschappers die prima onderzoek doen naar hoe Gods werkelijkheid in elkaar steekt. Dat ze andere vooronderstellingen hanteren dan de naturalist maakt hen nog niet onverstandig.

Pluspunten

Zijn er dan helemaal geen pluspunten te noemen waar creationisten iets van zouden kunnen leren? Zeker! Zo geeft de hoogleraar aan dat sterrenkundigen en ruimtevaarders een sterke verwondering ervaren als ze naar het heelal kijken. Deze verwondering vinden we ook terug bij David in Psalm 19. Die verwondering kennen creationisten ook als zij naar de sterren kijken. Een ander pluspunt is dat hij het bestaan van Jezus als historisch figuur uiterst aannemelijk vindt (blz. 32). De auteur verwijst dan naar Tacitus en Flavius Josephus. De hoogleraar noemt ‘de ratio tot norm uitroepen’ kortzichtig, verwijst naar een boeddhistische monnik met een mooie uitspraak over naastenliefde4 en houdt zelf ook een warm pleidooi voor naastenliefde. Het siert de hoogleraar dat hij die naastenliefde kracht bij zet: ‘De auteuropbrengst van Professor, bestaat God? gaat overigens naar het Groningse Eric Bleumink Fonds voor talentvolle studenten en onderzoekers uit ontwikkelingslanden’.

Er valt veel meer te zeggen over het boekje, maar dan zou de recensie dezelfde omvang krijgen als het boekje. We zien bijvoorbeeld bij de hoogleraar dat hij een positivistische wetenschapsvisie heeft (naturalistische wetenschap zou objectief zijn), een karikaturale visie heeft op ID (als God-of-the-Gaps), ongenuanceerdheden over Galileï opschrijft (conflict kerk en wetenschap) en meent dat Pantheïsme een positieve invloed op de kerkgang heeft. Het Pantheïsme is een religieuze verarming, een ontkenning van het Godsbestaan en een verwaarlozing van Gods Woord. God openbaart Zich in Zijn Woord als persoonlijke God, er zijn talloze teksten in de Bijbel die daarop wijzen. Kunnen die allemaal in de prullenbak? Dan houden we van de Bijbel niets meer over. Wat is dan nog de meerwaarde van het geloof? Veel mensen die in aanraking komen met deze ‘vrijzinnigheid’ trekken inderdaad die conclusie en verlaten de kerk om nooit meer terug te keren. Het is niet voor niets dat vergrijzing het grote probleem is van de vrijzinnige kerkgenootschappen.5 Diverse onderzoeken tonen aan dat hoe meer een kerkgenootschap Gods Woord serieus neemt hoe meer groei er is binnen dat kerkgenootschap. Dat is overigens geen mensenwerk. Paulus schrijft in zijn brief aan de gemeenteleden aan Efeze: “Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave; Niet uit de werken, opdat niemand roeme” (SV). Ik had daarom ook liever gezien dat de RUG een ander persoon aangewezen zou hebben om deze vraag te beantwoorden6, want er zijn genoeg ‘fingerprints’ in de schepping die wijzen op het bestaan van een persoonlijk God.7 En dat sluit dan weer zeer goed aan bij de Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 2.

Dit artikel schreef ik in 2017 en heb ik licht gewijzigd ook hier online geplaatst.

Voetnoten

De prachtige planetoïde Arrokoth en het huzarenstukje van NASA

De tweede missie van New Horizons was een bezoek aan Ultima Thule.1 Een stuk ruimtepuin dat voorbij Pluto zweeft. Op 1 januari 2019 vloog de ruimtesonde van de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA langs dit object.2 Op 12 november 2019 kreeg deze planetoïde de officiële naam Arrokoth, dat ‘lucht’ of ‘hemel’ betekent in de taal van de Powhatan-indianen. Met dank aan ‘Times Infinity’ voor het plaatsen van deze video op YouTube.

Voetnoten

Video van de ‘flyover’ van New Horizons en het landschap van Pluto

De ruimtesonde van NASA, New Horizons, passeerde op 14 juli 2015 de dwergplaneet Pluto. De ruimtesonde maakte een flink aantal foto’s. NASA, de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie, maakte van de ‘flyover’ van Pluto een video. Kijk en verwonder je over het prachtige landschap op deze ijzige dwergplaneet. Een huzarenstukje van NASA.

New Horizons vliegt langs ruimtepinda Ultima Thule

Voor NASA begint het jaar 2019 goed. Op 1 januari vloog de ruimtesonde New Horizons langs het object Ultima Thule. Het verst bezochte object ooit in ons zonnestelsel.

RAADSELS
Wat moet New Horizons te weten komen over Ultima Thule? Wetenschap in Beeld somt de vragen op:

  1. Bestaat Ultima Thule uit een of twee objecten?
  2. Hoe groot is deze ijsbol?
  3. Heeft Ultima Thule een atmosfeer?
  4. Zijn er stofringen rond het hemellichaam?
  5. Waar bestaat de bodem uit?
  6. Hoeveel kraters zijn er op het oppervlak?

Bron: Nielsen, R.H., 2018, New Horizons stevent af op Kosmisch Verweggistan, Wetenschap in Beeld 2019 (1): 28-35.

New Horizons heeft ondertussen al meer dan 6,5 miljard kilometer afgelegd. De ruimtesonde werd gelanceerd in 2006 en deed in 2015 de dwergplaneet Pluto aan. Dat leverde voor creationisten interessante inzichten op.1 In augustus 2015 werd besloten om een nieuw object in de ruimte te bezoeken. In 2016 werd de route uitgestippeld naar Ultima Thule, een klein ijsobject in de Kuiper Belt. Gedurende 1,5 miljard kilometer is New Horizons slapende gehouden. Begin 2018 ontwaakte de ruimtesonde en brak een record door twee ijsbollen te fotograferen op een afstand van 6,12 miljard kilometer van de aarde.

Op 1 januari 2019 was het dan zover: Ultima Thule. Een paar dagen voor de flyby maakte New Horizons een onscherpe foto van het object. De overige foto’s laten nog op zich wachten, het zal 20 maanden duren voordat New Horizons alle data heeft doorgestuurd naar de aarde. De onscherpe foto is wat verfijnd waardoor de vorm van Ultima Thule zichtbaar wordt. Het heeft de vorm van een ongepelde pinda. Ultima Thule is bij benadering 32 kilometer lang en 16 kilometer breed. Het is nog onduidelijk of het object uit twee objecten bestaat of dat het een geheel is. Daarvoor is de foto nog wat te vaag en zullen we dus moeten wachten totdat er meer foto’s binnenkomen. De naam Ultima Thule verwijst naar een afgelegen plaats voorbij de grenzen van de bekende wereld. Dit is nog niet de officiële naam, die wordt pas gekozen als er meer bekend is over het object. Als Ultima Thule werkelijk een atmosfeer heeft en er stofringen rond het hemellichaam zijn (zie kader) dan levert dat weer nieuwe argumenten op voor creationisten.2

Dit artikel werd in 2019 geschreven.

Voetnoten

Orion-capsule van Artemis 1 weer veilig op aarde teruggekeerd

De Orion-capsule van Artemis 1 is afgelopen zondag weer teruggekeerd naar de aarde. De raket heeft een rondje rond de maan gemaakt en is nu weer terug op aarde. Op YouTube heeft het NOS Jeugdjournaal er een aflevering over.

Op weg naar de maan en verder – Lancering Artemis 1 van NASA

Vandaag, woensdag 16 november 2022, is een belangrijke stap genomen in de Artemis-1-missie van de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA. NASA wil uiteindelijk met de Artemis-missies weer mensen naar de maan brengen. De laatste bemande vlucht naar de maan was in 1972 (Apollo 17). In 2019 werd het Artemis-programma gestart. Na veel opstartproblemen de afgelopen maanden kan er, met de lancering van de raket, nu eindelijk een begin gemaakt worden aan de uitvoering van het programma. Het gaat met Artemis 1 om een onbemande vlucht die zo’n 26 dagen zal duren. Het doel van de missie is om het Space Launch System (SLS) en de Orion Ruimtecapsule te testen. De vlucht gaat om de maan heen en dan weer terug.1 Met Artemis 3 wil NASA mensen op de maan zetten, dit zal op z’n vroegst in 2025 gebeuren. Met dank aan NASA en het YouTube-kanaal VideosfromSpace voor het delen van deze video.

Voetnoten