Home » Gastbijdrage » Bij de schepping waren geen wetenschappers – Voorzichtig zijn om het gelijk van de Bijbel aan te tonen met theorie

Bij de schepping waren geen wetenschappers – Voorzichtig zijn om het gelijk van de Bijbel aan te tonen met theorie

Kan een christen in onze tijd nog geloven in het scheppingsverhaal, in engelen, in wonderen, in een levende God? Of heeft de moderne wetenschap zulke naïeve gedachten weerlegd? Het debat over het ontstaan van de werkelijkheid is vaak afgeschilderd als een debat tussen de wetenschap en de religie, waar de wetenschap feitelijk, redelijk en objectief is, terwijl religie fantastisch, onredelijk en subjectief is. Het is dan niet verrassend dat de religie meestal toegeeft aan de wetenschap.

Maar is alle wetenschap feitelijk, redelijk en objectief? Kan het bewezen worden dat alle wetenschappelijke beweringen waar zijn? Het antwoord is: Nee. In de wetenschap moeten we onderscheid maken tussen de wetenschappelijke gegevens zoals die in een laboratorium waargenomen worden en theorieën die de gegevens proberen te verklaren en door te trekken naar het verleden of de toekomst.

De waarnemingen zelf kunnen we min of meer als feitelijk beschouwen. Maar dat gaat niet op voor theorieën. Veel verschillende theorieën kunnen dezelfde waarneming verklaren. We zitten dus met de vraag: Hoe kunnen we, gezien de grote keuze aan theorieën, de juiste theorie vinden?

Naturalisme

Het is onmogelijk om een theorie beslissend te bewijzen. Vandaag kan een theorie kloppen, maar er kan morgen altijd iets gebeuren dat de theorie tegenspreekt. Denk aan de mechanica van Newton, die door Einsteins relativiteitstheorie is onttroond. Maar het is aan de andere kant ook heel moeilijk om een theorie beslissend te weerleggen.

De wetenschap heeft geen objectieve middelen waarbij we de ware theorieën van de onware kunnen onderscheiden. Hier moeten we terugvallen op buitenwetenschappelijke overwegingen. Tenslotte maken en kiezen wetenschappers theorieën die het best passen bij hun wereldbeschouwing.

De veronderstellingen van onze wereldbeschouwing wijzen op ons fundamentele denken over God, mens en wereld. Die veronderstellingen kleuren alles wat we denken en doen en hoe we alles verklaren. Tegenwoordig is het naturalisme de heersende wereldbeschouwing onder wetenschappers. Het naturalisme veronderstelt dat alles in de wereld verklaart kan worden zonder verwijzing naar een bovennatuurlijke God.

De meeste naturalisten zijn materialisten. Het materialisme is de opvatting dat alles -zelfs bewustzijn en geest- een vorm van materie is. De mens is slechts een toevallig geëvolueerde, ingewikkelde machine, zonder ziel. Als hij sterft gaat hij dood en dan is het met hem gedaan. Er zijn alleen maar fysieke oorzaken; er is geen plaats voor goddelijke openbaring. Geloof is slechts een illusie die door zenuwcellen wordt veroorzaakt.

Toch is ook het naturalisme gebaseerd op een geloof. Zelfs de materialistische bioloog aan de Harvard Universiteit Richard Lewontin geeft dat toe. Hij schrijft: “We kiezen de zijde van (materialistische) wetenschap -ondanks de overduidelijke absurditeit van sommige van haar denbeelden, ondanks de vele onbewezen, keurige verhalen- omdat we ons a priori aan materiële oorzaken vasthouden. (…) Het materialisme is onbetwistbaar, want we kunnen geen goddelijke voet tussen de deur hebben.”

Christelijke visie

De kern van een christelijke wereldbeschouwing daarentegen is het geloof in een soevereine, alwetende, persoonlijke God. De ultieme waarheid is niet materie, maar geest. De Bijbel als het onfeilbare en gezaghebbende woord van God is de basis voor onze kennis en wijsheid.

Om de Bijbel eerlijk te lezen moeten we correcte exegetische principes toepassen. We moeten, waar mogelijk, de Schrift laten verklaren door de Schrift. Als we dit toepassen, zien we dat Genesis door de hele Bijbel als een historisch betrouwbaar verslag van het ontstaan van de werkelijkheid wordt gezien. Paulus schrijft bijvoorbeeld aan Timótheüs: “Want eerst is Adam geformeerd, daarna Eva.”

Dit is ook de meest directe uitleg van Genesis. Tot voor kort had de overgrote meerderheid van de christenen daarom de traditionele, historische interpretatie van Genesis aanvaard. Degenen die deze verwerpen, zijn meestal daartoe gebracht op grond van natuurwetenschappelijke overwegingen.

Maar bij het ontstaan van de wereld waren er geen wetenschappers aanwezig. Al onze wetenschappelijke feiten zijn kortgeleden waargenomen. Alle wetenschappelijke uitspraken over het verre verleden zijn dus gebaseerd op theorieën. God was echter wel aanwezig en wat Hij zegt, heeft minstens dezelfde waarde als onze waarnemingen. Wetenschappelijke conclusies moeten daarom in overeenstemming zijn met de Bijbel, evenals wetenschappelijke theorieën moeten stroken met onze waarnemingen.

Beperkt

Wat voor wetenschappelijke theorieën geldt, gaat ook op voor bijbelgetrouwe theorieën: Er zijn veel mogelijkheden. Welke theorie is de juiste? Dat weet God alleen. De Bijbel legt de nadruk op de beperkingen van menselijke kennis, vooral met betrekking tot het ontstaan der dingen. Buiten wat God heeft geopenbaard -door rechtstreekse waarneming en door Zijn woord- kunnen we alleen maar gissen.

Daarom moeten we voorzichtig zijn om een bepaalde theorie te handhaven en deze te gebruiken om het gelijk van de Bijbel aan te tonen. De betrouwbaarheid van de Bijbel moeten we niet laten afhangen van ons vermogen om de Bijbel op wetenschappelijk manier uit te leggen. Dan zouden we Gods Woord laten beoordelen door menselijke wetenschap.

De betrouwbaarheid van de Bijbel is echter niet onze conclusie door wetenschappelijk studie, maar ons uitgangspunt dat wetenschappelijk werk beoordeelt. Het hoofddoel is te bewijzen dat de wetenschappelijke gegevens de Bijbel niet tegenspreken. En daarvoor is het genoeg om te laten zien dat het mogelijk is om bijbelgetrouwe theorieën te ontwikkelen.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Byl, J., 2005, Bij de schepping waren geen wetenschappers. Voorzichtig zijn om het gelijk van de Bijbel aan te tonen met theorie, Reformatorisch Dagblad 35 (164): 18 (artikel).