Home » Artikelen geplaatst door Henk van der Kooij
Auteursarchief: Henk van der Kooij
Valkenoog
Na een bezoek aan de Stadsbossen van Rhenen – op 5 november, een zonrijke dag, zodat het bos overvloedig vlagde met geel-rood-oranje herfstkleuren – fietste ik over de N225 van Remmerden naar Rhenen. Deze weg begrenst de zuidrand van de Utrechtse Heuvelrug. Onderweg passeerde ik een paalnest. Op het nest stond een Torenvalk. Een vrouwtje gezien de bruinachtige kop. Een mannetje draagt een grijs hoofddeksel. Even afgestapt.
Een valkenoog ziet meer dan een mensenoog. Opeens dook de vogel naar beneden en streek neer op het grasveld niet ver van de heg waarachter ik stond. Snel een foto genomen. Gelukkig maar want de vogel vloog al gauw weg. Had mij echt in de gaten gekregen? Het resultaat bleek thuis een voltreffer te zijn. De foto toont kop en snavel Torenvalk. Wat in het oog springt is de prooi in de snavel. En hoe bijzonder, de kleine zwarte bolletjes met lichtstipjes van de prooi corresponderen met het bolle valkenoog. Aan bioloog en insectenspecialist Koen van Setten van de Spees gevraagd wat voor prooi het was. Waarschijnlijk een mestkever!
Mestkevers komen vooral voor in drogere gebieden. Dus niet zo in ons Rivierengebied. Wel veel op de drogere Heuvelrug. Mestkevers worden maximaal 25 mm: dat de vogel deze prooi zag! Torenvalken hebben een relatief boller oog: zien een kleiner deel van de omgeving maar wel veel detail. Daarbij hebben ze 4 soorten kegeltjes voor het waarnemen van kleuren en voor een scherp beeld. Kortom, valkenogen zijn wonderlijk toegerust voor scherp en goed zien op afstand!
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Valkenoog, Het GemeenteNieuws 23 (48): 5.
Verrassingen in de schemer
Rond 19 oktober heeft de 1e Slaapplaatstelling van Aalscholver en zilverreigers van dit telseizoen plaatsgevonden. SOVON organiseert deze tellingen al jaren en ik doe al jaren mee.
Aalscholvers (zwart) en Grote Zilverreigers (wit) slapen sociaal: slaaptrek. Ik beperk me tot de witvogels. Grote Zilverreigers komen hoofdzakelijk na zonsondergang binnen, met name in het eerste half uur na zonsondergang. Bij een heldere lucht gemiddeld wat later.
Dat schemerige binnenkomen of vertrekken is sfeervol en boeiend. Uit het niets zie je ineens – dus blijven opletten – witte vogels aankomen en neerstrijken! Op 19 oktober telde ik vanuit de vogelobservatiehut Blauwe Kamer ’s ochtends 43 vertrekkende Grote Zilverreigers en meer dan 150 uitvliegende Aalscholvers.
Maar ik zag meer: op het hoofdeiland stond een Kleine Zilverreiger! Had daar dus ook geslapen. Bijzonder. Nu tel ik verschillende slaapplaatsen. Maandag 21 oktober stond ik om 7.35 op de Drosseweg in de Marspolder. Telde hier negen vertrekkende Grote Zilverreigers. Kreeg wéér andere witvogels te zien: tot mijn verbazing (nooit hier verwacht) vier Kleine Zilverreigers. En dan moet je net je fototoestel niet bij je hebben.
Dus dinsdag 22 oktober weer vroeg uit de veren. Ik arriveerde bij een heldere sterrenhemel om 7.20 (zon op 8.14) op de plek vanwaar de slaapplaats is te overzien. Naast 11 Grote Zilverreigers lieten zich nu geen vier maar vijf Kleine Zilverreigers zien! Ik heb er nog nooit zoveel tegelijk gezien in Nederland. Waar foerageren deze vogels? Bijzonder deze schemer-verrassingen. Een even roepende Bosuil verrijkte het geheel.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Verrassingen in de schemer, Het GemeenteNieuws 23 (47): 9.
Sfeervolle ontmoeting
Roofvogels herkennen vind ik een hobby apart. Zeker als ze vliegen. En dan maakt het nog een verschil of ze rondjes draaien of in fors tempo voorbij jagen. Een Sperwer, een Havik of een …? Vaak weet ik het niet zeker. Je ziet ze, je ziet ze vliegen, en foetsie weg, uit beeld. Maar de laatste maanden trof ik toch verschillende soorten.
Op 8 oktober de Ransuil in Kesteren. Was trouwens op 5 en 6 november, na dagen weg te zijn geweest, weer aanwezig. Op 8 oktober ook de Steenuil bij Autobedrijf Verwoert. Rijnbandijkers: de Steenuil laat zich regelmatig in de nok van de schuur zien. Een Havik zie ik niet vaak. Maar op 10 oktober stond er één op de oeverrand van het plasje niet ver van het Veerhuis Opheusden.
Die dag even later twee cirkelende Buizerds bij de Waai ten oosten van Opheusden. Majestueus schroevend hoog tegen een blauwe lucht. Een verheven gezicht. U kent vast wel het geluid: hoog, miauwend. Ik stond daar bijna als aan de grond genageld. Dat geluid is zo namelijk zo sfeervol. Het geheel was zo ontspannend.
Op 11 oktober nam ik in de Gouverneurspolder een prooi plukkende Buizerd waar. Via Meidoorns dichterbij proberen te komen. Maar roofvogels zien veel. Op de foto ziet u de wegvliegende vogel. Behoorlijk donker van boven met wat lichte vlekken. Brede, niet ver uitstekende kop en brede vleugels (spanwijdte 110-130 cm). Buizerds zijn erg gevarieerd qua kleur en tekening. Van donkerbruin tot bijna wit. Ze blijven boeien.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Sfeervolle ontmoeting, Het GemeenteNieuws 23 (46): 5.
Geen vergrijzingsproblemen
Op 6 september was ik op ‘libellenjacht’ bij het oostelijk plasje van de Tollewaard bij Lienden. Het heldere water ervan is rijk aan waterplanten, heeft een mooie oevervegetatie (die gelukkig niet plat gemaaid wordt) en bezit aan de zuidkant ook oude, echt schilderachtige bomen.
Met dit alles samenhangend kent het plasje een verrassend insecten- en vogelleven. Niet altijd een rustig leven want er komen ook Nijlganzen voor en die staan bekend om hun agressief gedrag, zeker ook naar andere watervogels. Die dag bleek een paar Nijlganzen met jongen aanwezig! Nijlganzen kunnen het hele jaar broeden. Broedduur 28-30 dagen. De jongen verlaten na het uitkomen gelijk het nest: het zijn nestvlieders. Op de computer (Hét Gemeente Nieuws Neder Betuwe online) is het aantal jongen goed te tellen. Het zijn er tien! Prachtige gansjes om te zien, en met een heel ander uiterlijk dan de moedervogel met haar bijzonder opvallende donkere vlek rondom het oog. Gezien de grootte van de jongen zijn de oudervogels in de week van 4 tot en met 10 augustus met broeden begonnen.
Wie eenmaal een Nijlgans goed heeft bekeken, herkent deze uit Afrika afkomstige soort daarna altijd. Ons land telt globaal 10.000 broedparen. De soort is ook in ons Rivierengebied volop te zien en te horen. Jongen zijn na 65-70 dagen vliegvlug. Trekken daarna nog lang als familie rond. Mijn laatste waarneming dateert van 15 oktober. Toen nog steeds tien jongen! Een ding is zeker. Gezien het aantal jongen in het broedseizoen hebben (Nijl)ganzen geen vergrijzingsproblemen te duchten!
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Geen vergrijzingsproblemen, Het GemeenteNieuws 23 (45): 5.
Oktober: vogeltrekmaand!
De vogeltrek is goed waar te nemen aan het aantal Kolganzen dat in ons Rivierengebied verblijft. Het aantal Kolganzen groeit weer dagelijks. Kolganzen eten vooral gras en komend uit Noordwest-Rusland en Siberië kunnen ze bij ons zo neerstrijken in de groene gras- en weilanden. Hen wacht hier echt een gedekte tafel met eiwitrijk gras.
In september zijn er al Kolganzen in Nederland te spotten, zeker in Noord-Nederland. Ik ben een laatkomer: zag de eerste Kolganzen pas op 8 oktober, en wel in de Marspolder bij Lienden. Ze waren nog niet aan mij gewend, want ze vlogen eerder op dan de Grauwe ganzen.
Op de foto ziet u een Grauwe gans en een opvliegende Kolgans. Ik hoef de verschillen niet te verwoorden. Die zijn duidelijk te zien. Vogelbescherming: “De kolgans is een van de algemeenste overwinterende ganzen in Nederland. De typische witte snavelbasis en de dwarse zwarte ‘vegen’ over de buik maken de volwassen kolgans makkelijk herkenbaar.’ Helemaal herkenbaar zijn ze aan hun geluid: ‘hoog, jodelend en kakelend gegak’. Dat heerlijke opgewekte jodelgeluid is gewoon charmant. Er zit muziek in de Kolgans.
Maar zijn ze niet schadelijk voor de boeren? Kolganzen zijn voornamelijk aanwezig van oktober tot en met maart, met de hoogste aantallen midden in de winter. Maximaal vertoeven er bijna 900.000 Kolganzen in ons land. De grootste concentraties houden zich op in graslanden in Friesland en het rivierengebied. In de wintermaanden kunnen ze best gras eten, daar de productie in het voorjaar daar geen schade van ondervindt.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Oktober: vogeltrekmaand!, Het GemeenteNieuws 23 (44): 7.
Immer flitsend mooi!
Op 3 september de vogelhut in de Blauwe Kamer bezocht. Ik trof het want juist die week was het nieuwe vlonderpad geopend! Er ligt nu een fraai uitstekend te belopen plankenpad tot bij de vogelhuttrap. Op de planken staan regelmatig namen, of een wens, of een goed advies… Leuk! Een advies geef ik graag door: KIJK MET JE HART!
Vanuit de hut heb je een goed zicht op de eilandjes met houtige gewassen waar in het broedseizoen volop Aalscholvers, Blauwe Reigers en Lepelaars in en op nestelen. Nu hoorde ik nog enkele bedelende Aalscholverjongen en zag 68 Lepelaars, veelal rustend.
Maar… toen de verrassing! Om 15.13.10 streek een IJsvogel neer op een tak pal in het zicht van de hut! Oei, wat een beauty. Diverse foto’s kunnen nemen. U ziet er een van. De vogel zat wel wat in de schaduw, maar toch .. Om15.13.40 al weer gevlogen. Het zijn beweeglijke vogels met een flitsende vlucht. Iets later een IJsvogel aan de overkant van de plas gezien: minimaal 2 IJsvogels aanwezig.
Laten IJsvogels zich alleen hier regelmatig zien? Zeer waarschijnlijk hebben er dit jaar naast de Blauwe Kamer IJsvogels gebroed in de Palmerswaard bij Rhenen (mogelijk meerdere paren), in de Maneswaard bij Opheusden, in de Marspolder/ Nieuwe Waai/ Tollewaard (ook enkele paren?). Kortom op diverse plekken langs de Nederrijn heeft u grote kans op een ontmoeting met deze juweeltjes! Van plassen bij de Waal heb ik geen gegevens, maar ook daar komen ze voor.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Immer flitsend mooi!, Het GemeenteNieuws 23 (42): 7.
Geen voltreffer, wel een treffer!
Op 24 september op de fiets naar de Blauwe Kamer. Wie weet viel er een Visarend te spotten. Deze soort verblijft jaarlijks enkele maanden in het najaar in onze omgeving. Is dan ook regelmatig te zien in de Blauwe Kamer. Rond half twaalf sprak ik vanaf de Rijndijk een Veenendaalse vogelaar aan, met kanon fotograferend richting Blauwe Kamer. Had zojuist een Visarend gezien. Maar net weggevlogen. Ging ik weer achter het net vissen?
Natuurlijk toch naar de vogelhut gegaan. Bijzonder was dat er ook een oud-leerlinge aanwezig was. Ze genoot met haar moeder van het natuuruitzicht en friste mijn geheugen op! Vertelde me trouwens hoe ze recent had meegemaakt hoe een merrie in de Blauwe Kamer doodging tijdens de geboorte van een dood jong! Geen natuurwaarneming om jaloers op te zijn.
De Veenendaler verscheen ook in de hut en warempel hij zag tegen half een als eerste de Visarend. Doch al snel verdween de vogel weer uit het zicht. Zo gaat dat met vogels: ze vliegen. Ach dat vluchtige : weer gevlogen. Bleef ik achter het net vissen?
Het werd tijd om naar huis te gaan. Nog even kijken .. een Visarend! Even in de lucht en toen snel duikend . Struiken onttrokken de duikende vogel aan ons gezicht. Wel de vogel 7 seconden lang wegvliegend met prooi gespot. Gezien grootte en rode vinnen een Rietvoorn van minimaal 20 cm. De krantenfoto toont geen voltreffer, is niet helemaal scherp, maar wel een hele verrassende treffer!
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Geen voltreffer, wel een treffer!, Het GemeenteNieuws 23 (41): 7.
Ongelooflijk bijzonder
De afgelopen weken naast vogels vooral gelet op libellen. Hoe meer je ze ziet, hoe meer je ervan geniet. De afgelopen weken zijn onder meer de Bloedrode, de Bruinrode en de Steenrode heidelibel gespot. De foto toont de Bruinrode heidelibel (42-44 mm), een algemeen voorkomende soort. Zo telde ik op 18 september in de Palmerswaard (Rhenen) minimaal 20 exemplaren, of jagend in de luwte van de begroeiing of rustend op een uitstekende stengel.
Libellen hebben opvallende facetogen, een lang dun achterlijf en vleugels die ook in rust wijd uitstaan. De vleugels zijn niet met elkaar verbonden, kunnen dus los van elkaar worden aangestuurd. Daardoor zijn libellen zeer wendbare vliegers en kunnen ze goed jagen op kleine insecten.
In september ontving ik juist in een e-mail van De Vlinderstichting informatie over massale trek van tienduizenden volwassen heidelibellen! Ongelooflijk. Nog nooit van gehoord. Insecten vermijden vaak het oversteken van grote waterlichamen en volgen de kust waarbij ze op de dezelfde manier gestuwd worden als landvogels. Op 28 augustus telde Mayro Pattikawa met een handteller op een trektelpost bij Vlissingen in tussenpozen ruim 23.000 heidelibellen! In de periode 8.00 – 15.00 uur naar schatting meer dan 50.000 dieren!! Het betrof vooral Bruinrode heidelibellen.
Waarom trekken ze massaal naar het zuiden? Dat weten we niet: ‘de trek is een spectaculair, zeldzaam en slecht begrepen fenomeen’ (Vlinderstichting). Libellen kunnen een snelheid van wel vijftig km per uur halen, wat hen tot de snelst vliegende insecten maakt. Kortom, ze zijn ongelooflijk bijzonder!
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Ongelooflijk bijzonder, Het GemeenteNieuws 23 (40): 7.
Heilige wolven of veilige schapen?!
In de week 8 -14 september zijn 14 dode schapen aangetroffen in de Rijnuiterwaarden bij Opheusden. Doodsoorzaak waarschijnlijk wolf gezien de keelbeten. DNA-onderzoek moet uitsluitsel geven. Een wrede slachting (dat zullen zij die tegen kosjer slachten zijn zeker vinden), met veel boerenverdriet. Zijn we wijs bezig?
Er zijn gevestigde en zwervende wolven. Gevestigde wolven komen vooral voor op de Veluwe. Daar vinden ze voldoende rustgebieden én voldoende voedsel: grote hoefdieren als reeën, zwijnen en herten. Zwervende wolven, op zoek naar een nieuw leefgebied, pakken heel vaak schapen: makkelijke prooi. Uit ‘Verspreiding wolf in Nederland – BIJ12’blijkt dat het totaal aantal dode slachtoffers in januari-juni 2024 (door mij opgeteld) 1193 bedraagt (265 zijn er geëuthanaseerd) . Bijna 100% schaap: 1200 dode schapen in zes maanden!!! Vergoedingskosten naar schatting 240.000 euro. Daarbij komen nog bijkomende kosten. Schade 2024 minimaal half miljoen euro!
Wolven zijn roofdieren. Buiten de Veluwe valt er weinig te jagen. We hebben geen natuur, een beetje halfnatuur, veelal cultuur. Wolven los laten lopen buiten de Veluwe is vragen om schade aan landbouwdieren. Maar mogen wij onze landbouwdieren opofferen ten behoeven van hen die dromen van pure natuur of graag een wolf willen spotten? De Veluwepopulatie dienen wij te beperken om toename van zwervende wolven erbuiten tegen te gaan. Wolfwerende rasters zijn niet te plaatsen in bijvoorbeeld uiterwaarden. Wolven hebben rust nodig. Onze schapen helemaal. De mens moet rentmeesterlijk beheren: geen heilige wolven, maar veilige schapen!
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Heilige wolven of veilige schapen?!, Het GemeenteNieuws 23 (39): 7.
Graag Puttervriendelijk beheren
Op 6 augustus reed ik vanuit Zuid-Holland naar mijn geboorteplaats Zuilichem in de Bommelerwaard. Het was prachtig weer, zonnig en warm. Onderweg daarom een keer gestopt. Naar buiten, waar de vogels fluiten! Ik kwam terecht bij de ingang van het fietspad Munnikenland. De kleiberm was rijk aan fraaie, hoge, pluizige distels.
Lopend op het fietspad kreeg ik een handvol Putters langdurig van dichtbij te zien! Op de foto ziet u er één van. Een kleurrijke vogel: gezicht rood, verder een zwart-witte kop, zwarte vleugel met gele vleugelstreep en ook nog wat bruin. Een ongelooflijk bijzondere kleurencombinatie! Zo fleurig lopen wij er nooit bij.
Putters eten voornamelijk rijpe en onrijpe zaden van planten als distels, zonnebloemen en paardenbloemen (allemaal composieten). Ze zijn met hun spits-driehoekige snavel meesters in het eten van distelzaden. Weten de pluizige zaadjes te ontpluizen om ze daarna naar binnen te werken. Wie de kleine zaden niet eert…
Geniet u van de Putter op de foto? De soort is, nogmaals, vrijwel geheel afhankelijk van zaden. Putters zijn in ons Rivierengebied regelmatig te horen of te zien. Gedraag u daarom niet stekelijk jegens met name distels! Kunt u distels niet luchten of zien? Weet dat onderzoek heeft uitgewezen dat het overgrote deel van de zaden in een cirkel van 20 tot 40 meter rond de distelhaard af valt. Van problemen op grotere afstanden lijkt dus geen sprake: geen graslanden vol distelsl Voer daarom zo veel mogelijk een Puttervriendelijk beheer op de grond u toevertrouwd!
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Graag Puttervriendelijk beheren, Het GemeenteNieuws 23 (38): 9.