Home » Feedback & Vragen » Toont finetuning het bestaan van God aan? – Andringa zoekt wanhopig redenen waarom dit niet het geval zou zijn

Toont finetuning het bestaan van God aan? – Andringa zoekt wanhopig redenen waarom dit niet het geval zou zijn

Het is een veelgebruikt argument onder christenen en moslims: de finetuning van het heelal maakt het Godsbestaan waarschijnlijker. Onder andere de wiskundige Emmanuel Rutten en William Lane Craig verdedigen dit argument. Is dat echt een goed godsargument? Theoretisch natuurkundige Roel Andringa vindt van niet. Wat is finetuning eigenlijk? Dat kan Andringa voor wat betreft de natuurkunde goed uitleggen. Hij heeft daar een blogpost met de naam “Toont finetuning het bestaan van God aan?” aan besteed. Deze post is interessant, want het toont ons de schamelheid van de atheïstische redeneerkunde.1

De eerste vraag die Andringa behandelt is, wat finetuning is. Hij kan dit goed uitleggen m.b.t. de fundamentele natuurkunde. Andringa is ook niet voor niets middelbareschooldocent natuurkunde. Zo’n docent zou ik ook wel gehad willen hebben.

Andringa zegt het volgende:

Finetuning impliceert dat alle deeltjes in het standaardmodel, zoals de quarks, neutrino’s, tauonen, muonen en het Higgsdeeltje parameters hebben die je moet meten, om ze te weten te komen. Maar waarom precies deze waarden? Tot nu toe hebben we (nog?) geen idee. Zou je er in berekeningen iets aan veranderen dan wordt in verreweg de meeste gevallen leven zoals wij dat begrijpen (!) onmogelijk. Materie stort in, kan überhaupt nooit ontstaan, het universum wordt een kille, dooie plek, enzovoort. Dat is een hint voor finetuning.

Finetuning is kortgezegd het fenomeen waarbij je theorie alleen goede voorspellingen doet voor heel nauwkeurig gekozen waarden van je parameters. Ga je ietsiepietsie afwijken van die parameterkeuze, dan geeft je theorie compleet andere voorspellingen. Het lijkt dan alsof Iemand aan de knoppen van de parameters heeft gedraaid en doelbewust leven heeft willen laten ontstaan! Of toch niet?

De eerste poging van Andringa om het finetuning argument te ondermijnen betreft het geven van drie voorbeelden uit het verleden. Daarin werd ook gedacht dat er van finetuning sprake was, maar waarbij later bleek dat dit onterecht was.
Een bekend voorbeeld is dat van Einstein. Einsteins zwaartekrachtstheorie voorspelde een heelal dat instort of uitdijt, en Einstein wou graag een heelal in evenwicht. Dit loste hij op door een extra parameter in zijn theorie voegen met de naam “kosmologische constante”, die als een soort “veerkracht van de ruimte” optreedt. Einstein kon vervolgens deze constante finetunen zodat het heelal inderdaad netjes in evenwicht bleef. Dit bleek later fout te zijn.

Als we deze boodschap op het finetuningsprobleem loslaten, en dat is natuurlijk de bedoeling van Andringa, want waarom noemt hij het anders, dan wil Andringa suggereren: de basale natuurkunde klopt van geen kanten. Die constanten zijn gevolg van een foute gedachtegang. Later zullen we er achter komen, dat deze gedachtegang niet klopte.

Het tweede voorbeeld van Andringa is dat van schutkleuren bij dieren en planten in de natuur.

“Voer jezelf terug naar pre-Darwiniaanse tijden en vraag jezelf af: hoe kan het toch dat de omgeving zich dikwijls zo precies heeft afgesteld op de schutkleuren van bijvoorbeeld de nachtzwaluw, de gehakkelde aurelia (een vlindersoort), de ijsbeer of de wandelende tak? Heeft God die omgeving zo nauwkeurig in elkaar geknutseld en houdt Hij deze omgeving vervolgens minutieus in stand om deze diersoorten te laten overleven? Wel, sinds Darwin weten we dat… De omgeving past zich niet aan op de diersoorten, maar andersom!”

Hier had Andringa wellicht beter even met een collega docent biologie of geschiedenis kunnen praten. Dachten de biologen voor Darwin echt, dat het ergens ging sneeuwen doordat er een ijsbeer rondliep? Integendeel. Biologen geloofden niet dat de omgeving zich aangepast aan de verschillende dieren en planten. Veelal werd juist de catastrofetheorie aangehangen. Er werd gedacht dat de aarde in het verleden diepgaand getroffen was door één of meerdere wereldwijde catastrofes waarbij complete ecosystemen werden uitgeroeid. Geen finetuning, dus ook geen finetuning die later niet waar bleek te zijn.

Het derde voorbeeld van Andringa, is er gelukkig weer een uit de natuurkunde. Ook een bekend voorbeeld. “De Grieken (Ptolemeus, Hipparchus en anderen) hadden bedacht dat planeten cirkelbanen afleggen, en afwijkingen hiervan werden wegverklaard met extra hulpcirkels. Zo werd ons zonnestelsel met de aarde in het midden een enorm nauwkeurig afgesteld uurwerk tsjokvol finegetunede cirkelbanen.

Ook hier is de boodschap, ‘dat we wederom iets fundamenteels over het hoofd zagen: niet de aarde maar de zon is het middelpunt van ons zonnestelsel en (…) dat planeetbanen in het algemeen ellipsen zijn’. De boodschap van dit voorbeeld van Andringa is dezelfde als die van het eerste voorbeeld. Als er sprake is van finetuning, dan zit je fundamenteel fout met je modellen. Tabé, fundamentele natuurkunde.

De volgende ‘oplossing’ van Andringa is te suggereren dat er wel eens sprake zou kunnen zijn van een multiversum. Hoogleraar Klaas Landsman ziet dat niet zitten, maar daar luisteren we nu maar even niet naar.

“Zijn wij gewoon één heelal in een enorme verzameling universa waarvoor de omstandigheden toevallig net goed zijn, en verbazen we ons hierover zoals een loterijwinnaar zich kan verbazen over zijn winst? Stel dat je bij het uitwerpen van je hengel na 5 minuten een vis vangt van precies 78,986 cm. Is dat bijzonder? Niet echt: dat getal is nogal lukraak. Maar stel dat je daarna ontdekt dat je net alleen vissen van deze lengte met een marge van eentienduizendste cm kan vangen. Dan wordt het wel verleidelijk om te geloven dat er heel veel verschillende vissen in de vijver zaten, want wat is anders de kans dat jij binnen 5 minuten een vis vangt? Hoe meer vissen in de vijver, des te waarschijnlijker wordt deze gebeurtenis. Je vangst maakt de hypothese “er zijn heel veel andere vissen in de vijver” dus aannemelijker.”

Het voorbeeld dat Andringa hier stelt geldt wellicht voor hem zelf, maar zeker niet voor ieder ander. Laten we ons het voorbeeld concreet voorstellen: we stellen ons voor dat we een superspecifieke hengel hebben en we vinden daarmee een superspecifieke vis, dan denken we niet: wat zitten er veel verschillende vissen in deze vijver. Dan denken we: hier zit meer achter. Hier zit iemand een spelletje met me te spelen, die ik niet ken of hier is sprake van een oorzaak of patroon dat ik niet begrijp. Dat Andringa nu juist aan een grote hoeveelheid verschillende vissen denkt, wordt waarschijnlijk veroorzaakt door vooringenomen ideeën over de werkelijkheid.

Andringa concludeert met betrekking tot finetuning dat er sprake is van het waarnemerseffect. De waarneming is überhaupt alleen mogelijk als de omstandigheden precies goed zijn om de waarnemers te laten ontstaan. Dit argument is al langer bekend. Het negeert de mogelijkheid dat het ook heel anders had kunnen zijn. We hadden ook kunnen ontdekken dat er helemaal geen fijne afstemming van de constanten was, maar dat het leven toch zo wel zou zijn ontstaan. We hadden kunnen ontdekken dat het heelal ritselt van leven, maar dat vinden we niet. Ten tweede is een multiversum een soort surogaatgod. Je kunt m.b.t. onze werkelijkheid alles geloven wat je wilt, hoe zeer onwaarschijnlijk ook, er zal altijd wel een universum zijn waar het plaatsvindt, en daar leven wij dan toevallig in. Ten derde staat hier vanuit theïstische hoek het voorbeeld van de firing squads tegenover. Stel dat twintig scherpschutters met elk twintig kogels van dichtbij op je schieten terwijl je tegen de muur staat en je overleeft het. Hoe waarschijnlijk is het dan, dat dit volledig toeval was?

Tenslotte eindigt Andringa met een paar vragen aan Christenen. Zijn eerste vraag is: Als een mens bestaat uit ziel en lichaam, en deze mensen krijgen bij hun opstanding een nieuw lichaam, waarom zou God dan zoveel moeite doen om het materiële te finetunen?

Het antwoord hierop is niet zo ingewikkeld: zoiets kost God geen moeite.

De volgende vraag van Andringa is: Wat zegt die finetuning eigenlijk over God? Als ik een huis bouw voor mijn kinderen dat bij hele kleine variaties van de eigenschappen in elkaar ‘dondert’, drukt dat dan mijn liefde uit voor hen?

Het antwoord hierop is: Het maakt niets uit dat het heelal bij een kleine variatie van parameters in elkaar zou storten, want de parameters variëren niet. Er is geen enkele indicatie dat het huis van dit heelal zomaar in elkaar stort.

Andring stelt de vraag: Waarom zou God ‘zo precies tussen de lijntjes scheppen’?

Het antwoord hierop is: God schept niet tussen de lijntjes, maar God schept de lijntjes zelf en alles daartussen.
Zo heeft Andringa vragen, vragen en vragen, waar gelovigen al eeuwen antwoorden, antwoorden en antwoorden op hebben.
De conclusie van Andringa is dat de vermeende finetuning van ons heelal waarschijnlijk een hint is dat we weer iets over het hoofd zien. Misschien wel een multiversum, hoewel dat idee naar zijn smaak nog veel te speculatief is. Maar minder speculatief dan de zoveelste ‘God did it’. En dan fantaseert Andringa nog even over zijn verwachting van buitenaards leven op andere planeten.

Zelf trek ik een iets andere conclusie. Het multiversum is in mijn ogen de (af)god van de atheïsten. De opstelling ‘God did it’ is in de ogen van Andringa speculatief, omdat hij nu eenmaal atheïst is. Door voorbeelden te noemen van finetuning in het verleden, die achteraf een fout in de natuurkundemodellen bleken te zijn ondermijnt Andringa z’n eigen vakgebied. De vragen die Andringa stelt met betrekking tot het karakter van God zijn door de eerste de beste serieuze zondagschoolleraar te beantwoorden. Misschien moet Andringa daar zijn licht opsteken?

Voetnoten

  1. Zijn blog is hier te vinden: https://roelandringaboxum.nl/toont-finetuning-het-bestaan-van-god-aan/.