Gisteren (29 augustus 2017) werden wij blij verrast door een interview in het Reformatorisch Dagblad en een Open Brief van drs. W. de Kloe en drs. J. Kloosterman1 in dezelfde krant.2 Ze pleiten voor een brede commissie die docenten en opvoeders zou kunnen adviseren in het debat over schepping en evolutie. De oproep van de beide heren wordt gestuurd naar synodes van kerken uit de volle breedte van de Gereformeerde Gezindte en Reformatorische Scholen voor Voortgezet onderwijs. In de open brief geven De Kloe en Kloosterman aan dat het huidige debat bij hen voor verontrusting zorgt. Ze pleiten daarom voor samenwerking vanuit de volle breedte van de Gereformeerde Gezindte.
Voorzichtigheid
De discussie rond het boek ‘En de aarde bracht voort’3 in het Reformatorisch Dagblad liet veel voorzichtigheid zien bij standpuntbepaling. Dit zorgt voor verwarring onder jongeren (maar ook ouderen). De auteurs geven aan respect te hebben voor de poging van prof. Van den Brink, maar constateren tegelijkertijd dat er grenzen worden overschreden ten aanzien van het Schriftgezag, de historiciteit van Genesis en aangaande het belijden dat alles wat de Schrift zegt waar is. Ze willen de systematisch theoloog niet op één lijn stellen met prof. Kuitert, maar halen wel de woorden van Kuitert aan dat ‘als je een steen verwijdert, het hele gebouw van de christelijke leer in elkaar stort’.
Kader
Volgens de onderwijskundigen hebben de jongeren een kader nodig om wetenschappelijke argumenten op de juiste wijze te kunnen waarderen. “Het op de juiste wijze interpreteren van wetenschappelijke kennis vraagt dan ook om een duidelijk levensbeschouwelijk kader.” Ze wijzen daarbij naar het werk van de Amerikaanse filosoof Alvin Plantinga. De Kloe en Kloosterman geven aan te willen vasthouden aan de lijn van schepping-zondeval-herschepping. “God heeft de wereld goed en de mens zeer goed en naar Zijn Beeld geschapen. Adam is willens en wetens, in een bewuste daad van ongehoorzaamheid van God afgevallen en heeft daardoor de gebrokenheid van de schepping veroorzaakt.” Dit staat haaks op de lijn die de evolutietheorie veronderstelt. Doordat Christus als Tweede (beter: Laatste) Adam verbonden is met de Eerste Adam, mag de historiciteit volgens de auteurs niet ter discussie worden gesteld.
Ons kennen is ten dele
Een ander sterk punt uit de brief is dat de auteurs oproepen tot bescheidenheid. “Ons instrumentarium om waarnemingen te doen is beperkt en ons inzicht om gegevens te interpreteren is begrensd en door de zonde aangetast. (…) Nieuwe kennis levert nieuwe dilemma’s op en leidt tot nieuwe vragen. Meer kennis laat Gods grootheid en onze kleinheid zien.” Ze wijzen aan het slot van deze alinea op de woorden van Job: ‘Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond.’ Dit is mij uit het hart gegrepen en past bij mijn motto dat wetenschappelijk alles altijd ingewikkelder is.
Schepping bewijzen?
Een klein negatief puntje van dit sterke en broodnodige initiatief is, dat de auteurs de creationistische visie zien als een visie ‘die meent de schepping te kunnen bewijzen’. Dit geeft een onjuist beeld van deze visie. Zelf voel ik mij van harte verbonden aan de jonghistorische werkelijkheidsopvatting. De schepping is een geloofszekerheid. Geloofszekerheden zijn per definitie niet wetenschappelijk te ‘bewijzen’.4 Uiteraard heeft het zien van deze werkelijkheid als een door God geschapen werkelijkheid wel gevolgen voor het kijken naar de gegevens die tot ons komen. De schepping wordt in de jonghistorische visie dus niet gezien als iets dat bewezen moet worden, maar gezien als een geloofszekerheid en uitgangspunt voor Bijbelgetrouwe wetenschapsbeoefening. Deze geloofszekerheden zijn de vaste kernnoties van een christen. Het daaruit voortvloeiende verklaren van de werkelijkheid is een menselijk construct en daarom feilbaar.5
Gelederen sluiten
Afgezien van dit kleine puntje is dit initiatief van beide onderwijskundigen uitstekend. Wij roepen daarom met hen op tot brede samenwerking om jongeren Bijbelvast toe te rusten in het debat over geloof en wetenschap.6 De Kloe en Kloosterman vertellen: “Het is van wezenlijk belang dat we samen de gelederen te sluiten. (…) In gezamenlijkheid, inhoudelijk en in toegankelijke taal.” Het reformatorische onderwijs bestaat al meer dan 40 jaar. We kunnen niet zeggen dat dit de eerste keer is dat we met deze vragen geconfronteerd worden. Bij elkaar hebben al deze christelijke scholen honderden leerkrachten. Er is ook veel expertise bij voormalige VWO-6 leerlingen, waarvan sommigen nu in het wetenschappelijke veld actief zijn. Uit ervaring weten wij dat veel van deze leerlingen niet na hun academische studie het kerkelijk erf verlaten hebben. Deze voormalige leerlingen, maar ook hun oud-docenten, zouden hun krachten kunnen bundelen en hun ervaringen delen. Waar liepen zij tegen aan en hoe losten zij deze ‘problemen’ op? Laten we ook de lerarenopleiding van Hogeschool De Driestar niet vergeten. Daar zijn al honderden docenten afgestudeerd, hoe gaan deze ‘nieuwe’ docenten met dit thema om? Uit ervaring weten wij dat veel van deze docenten na hun studie niet gekozen hebben voor een theïstisch, agnostisch of zelfs atheïstisch evolutionisme. Wij bemerken in gesprekken dat studenten, docenten en wetenschappers zich vaak als ‘de laatste der Mohikanen’ voelen. Moeten ze dan de jonghistorische geloofsvisie in moedeloosheid op geven? Bij deze vraag moet ik vaak denken aan de geschiedenis van de vlucht van Elia (1 Koningen 19). Deze geschiedenis is zeer bemoedigend voor hen die moedeloos worden van de discussie en geen uitweg meer weten. Zelfs in een tijd van algeheel verval waren er nog 7.000 mensen die God dienden (1 Kon. 19:18). Deze 7.000 waren juist de kurken waar het tienstammenrijk op dreef. De hoop die De Kloe en Kloosterman hebben is daarom ook voor de Nederlandse christelijke scholen geen valse hoop.7
Dit artikel is geschreven in 2017.
Voetnoten
- Drs. W. de Kloe was lid College van Bestuur van het Driestar College. Drs. J. Kloosterman was Directeur Onderwijs van de Jacobus Fruytier Scholengemeenschap.
- Gunst, J., 2017, “Hulp adviescommissie nodig voor voeren scheppingsdebat”, Reformatorisch Dagblad 47 (127): 5. Kloe, W. de, 2017, Geef handvatten voor gesprek over wetenschap, Reformatorisch Dagblad Puntkomma 47 (127): 8-9. Deze twee bronnen heb ik als basis gebruikt voor dit artikel.
- Brink, G. van de, 2017, En de aarde bracht voort. Christelijk geloof en evolutie (Utrecht: Boekencentrum). Zie ook een overzicht van de discussie op de website van Logos Instituut: https://logos.nl/en-aarde-bracht-voort-christelijk-geloof-en-evolutie/.
- Er is een verschil tussen bewijzen en beargumenteren. We kunnen uiteraard wel beargumenteren en uitleggen waarom we in een schepping en een Schepper geloven. En daarmee getuigen van onze Schepper. Dat is niet alleen een kunnen, maar ook een opdracht (zie 1 Petrus 3:15).
- Zie ook de heldere uiteenzetting in het recent uitgegeven boek van prof. Paul (op bladzijde 23-26). Hij schrijft: “Natuurlijk voert men argumenten aan voor een recente schepping, maar argumenten zijn nog geen bewijzen. Ook is het onjuist te menen dat het creationisme de Bijbel als wetenschappelijk document behandelt en het boek Genesis natuurkundig leest. Het is correcter te stellen dat het creationisme uitgaat van de historische betrouwbaarheid van de Bijbel en erkent dat het eerste doel ervan geloofsopbouw is.” (p. 25) Paul, M.J., 2017, Oorspronkelijk. Overwegingen bij schepping en evolutie (Apeldoorn: Labarum Academic).
- Iets wat ik ook voor ogen had toen ik voor studenten een advies uitwerkte n.a.v. een Engelstalige brochure. Zie daarvoor: https://oorsprong.info/tien-tips-voor-als-je-in-een-zesdaagse-schepping-gelooft/.
- Ik moest toen ik deze zin opschreef denken aan psalm van een oude psalmberijming (1773) die in reformatorische kerken vaak wordt gezongen. Psalm 69:13: “Gij, die God zoekt in al uw zielsverdriet. Houdt aan, grijpt moed, uw hart zal vrolijk leven; nooddruftigen, veracht Zijn goedheid niet; nooit zal Hij Zijn gevangenen begeven”.