Home » 2022 » december (Pagina 4)

Maandelijkse archieven: december 2022

De Victoria watervallen – Een indrukwekkend natuurverschijnsel in Afrika

De Victoria watervallen zijn een indrukwekkend natuurverschijnsel in Afrika. Het is een van de grootste watervallen ter wereld. De waterval is 1708 meter breed en het water valt maximaal 108 meter naar beneden. De waterval is een onderdeel van de rivier Zambezi en is te vinden op de grens van de Afrikaanse landen Zambia en Zimbabwe. Helaas wordt het ontstaan van de watervallen in een naturalistisch kader gegoten. We hopen, als de Heere leven en gezondheid geeft, het ontstaan van deze watervallen in de toekomst nog te bespreken vanuit een creationistisch kader. Bekijk de onderstaande video en verwonder! Met dank aan ‘Amazing Places on our Planet‘ voor het delen van deze video op haar YouTube-kanaal.

De exegese van Genesis (1-11) – Prof. dr. Mart-Jan Paul sprak op een congres n.a.v. bundel ‘En God zag dat het goed was’

Op 29 november 2019 was er een congres naar aanleiding van de bundel ‘En God zag dat het goed was’. Prof. dr. Mart-Jan Paul sprak daar over de exegese van Genesis (1-11). De presentatie is, inclusief de bevraging door drs. Andries Knevel, opgenomen en geplaatst op het YouTube-kanaal van ‘Weet wat je gelooft‘.

‘In het begin lag de aarde verloren’ – Lied voor de onderbouw van het basisonderwijs

Het is belangrijk om onze kinderen meer te leren over de zesdaagse schepping. Dat kan met behulp van diverse materialen, methoden en werkvormen. Veel jonge kinderen leren door te zingen! Het is daarom heel goed dat er ook liederen bestaan over de schepping die de chronologie van het scheppingsverhaal volgen. Eén zo’n lied is ‘In het begin lag de aarde verloren‘ Het lied is geschreven door Hanna Lam (1928-1988) en gecomponeerd door Wim ter Burg (1914-1995). ‘In het begin lag de aarde verloren‘ wordt in de onderbouw van veel (reformatorische) basisscholen aangeleerd en gezongen. Hieronder volgen twee video’s via YouTube. De tweede video is een instrumentale versie van het volledige lied met in de ondertiteling de liedtekst. Onderaan de pagina wordt ook de liedtekst van het lied weergegeven. Dit lied is ook te zingen via Gezangboek.nl.1

Nederland Zingt

Klopstra

Liedtekst

1. In het begin lag de aarde verloren,
in het begin in de duisternis.
God sprak Zijn woord en het licht werd geboren,
‘t licht dat vandaag onze dag nog is.

2. In het begin zijn de wolken en luchten,
in het begin is de hemel ontstaan.
God sprak Zijn woord en de wateren vluchtten:
zo bracht Hij scheiding en ruimte aan.

3. In het begin is de aarde gekomen,
in het begin uit de diepte der zee.
In het begin kwam het gras en de bomen,
bloeiden de bloemen en graasde het vee.

4. In het begin zijn de sterren gaan branden,
in het begin kwam de zon en de maan.
Boven het land en de zee en de stranden,
wijzen zij wegen en tijden aan.

5. In het begin kwamen vogels gevlogen,
in het begin werd hun lied al gehoord.
Vissen in ‘t water, wat leeft op het droge:
God schiep de dieren elk naar zijn soort2.

6. In het begin riep God mensen tot leven,
in het begin was het woord in hun mond.
Wat was het goed om op aarde te leven,
wat was God blij dat de wereld bestond.

Voetnoten

Van Dijk over de abortuspil bij de huisarts – Zijn bijdrage in de Eerste Kamer

Op dinsdag 29 november 2022 debatteerde de Eerste Kamer over het initiatiefwetsvoorstel van Tweede Kamerleden Ellemeet (GroenLinks), Kuiken (PvdA), Paternotte (D66) en Van Wijngaarden (VVD) om de abortuspil via de huisarts te kunnen verstrekken. Lees hier de bijdrage van Diederik van Dijk.

Niet zolang geleden bespraken we in deze Kamer de afschaffing van de vaste beraadtermijn voor abortus. Ik heb toen vrij uitvoerig de visie van de SGP op abortus uiteengezet en ik ga dit niet volledig herhalen. Vrouwen die onbedoeld zwanger zijn, moeten kunnen rekenen op de allerbeste hulp en ondersteuning.

Het stoppen van een kloppend hart, het doden van een ongeboren kindje, is echter geen oplossing die past in een beschaafd land. Dat dit in Nederland 31.000 keer per jaar plaatsvindt en is toegestaan tot 24 weken zwangerschap is onvoorstelbaar. Uit onderzoek blijkt dat een flink percentage Nederlanders ook moeite heeft met deze ruime abortusgrens.

Een abortus heeft impact. Op de moeder, maar niet minder op het prille leven dat wordt beëindigd. Om die reden stellen we op grond van onze wetgeving dat het bij abortus moet gaan om een noodsituatie. Een abortus is een uiterste noodgreep. Dat moet ook zichtbaar zijn in de inrichting van de abortuszorg. Hoe je ook denkt over abortus, we spreken niet over een normale medische handeling. Er wordt menselijk leven gedood. Helaas is abortus steeds meer neergezet als een verantwoorde en denkbare optie als je onbedoeld zwanger bent.

In dit voorstel wordt de kring van zorgverleners die medicamenteuze zwangerschapsafbrekingen mogen verrichten ruimer getrokken. Ook de huisarts moet hieronder vallen. De toegankelijkheid van abortus wordt vergroot en abortus nog verder genormaliseerd. Er ontstaat onterecht het beeld dat abortus behoort tot reguliere zorg.

De SGP vindt dit pijnlijk. Naar de huisarts gaat een moeder om een geneesmiddel te krijgen voor haar zieke kind, niet om een pil te halen om het leven in haar buik te doden. Een abortuspil is geen medicijn, omdat een zwangerschap geen ziekte is.

Waar de abortuswet nog een balans zoekt tussen de positie van de vrouw enerzijds en het ongeboren kind anderzijds, legt dit wetsvoorstel eenzijdig de nadruk op het belang van de vrouw.

Voor de goede orde: Een abortuspil mag worden verstrekt tot negen weken zwangerschap. Het hartje begint te kloppen vanaf ongeveer vijf weken.

Tegelijkertijd bevreemdt het mij oprecht dat voorstanders van abortus dit wetsvoorstel zo breed lijken te omarmen. De toegang tot abortus is in ons land op dit moment toegankelijk en veilig geregeld. Biedt dit wetsvoorstel werkelijk de garantie dat de abortuszorg voor vrouwen beter wordt dan dat die nu is?

Of wordt er niet geredeneerd vanuit de belangen van vrouwen, maar slechts vanuit het dogma van de zelfbeschikking en abortus als volstrekt vrije keus? Het zou toch wel wrang zijn als dit wetsvoorstel zozeer wordt gedreven door de wens om abortus toegankelijker te maken dat de zorg voor vrouwen die dit betreft ondersneeuwt. Dat vrijheid uiteindelijk ten koste gaat van kwaliteit van zorg.

Ik begrijp goed dat verschillende abortusklinieken vrezen voor hun verdienmodel en daarom met gefronste wenkbrauwen kijken naar dit wetsvoorstel. Maar hun bezwaren raken wel een inhoudelijk punt: Het verstrekken van de abortuspil is geen kleinigheid. Dergelijke specialistische zorg ligt nu immers niet voor niets bij bevoegde en vergunningplichtige zorgverleners.

Het is daarom vreemd dat de initiatiefnemers menen dat het om een eenvoudige ingreep gaat. Natuurlijk is het innemen van een pil onder toeziend oog van een arts of verpleegkundige niet moeilijk. Ook de verdere behandeling thuis is technisch niet ingewikkeld. Maar we moeten niet doen alsof het om een paracetamol gaat.

FIOM zegt op hun website: “Het is fijn als je niet alleen bent als je de abortuspil inbrengt, zodat er iemand bij je is die je in de gaten kan houden en zo nodig hulp voor je kan regelen.” Dat impliceert dat er complicaties kunnen optreden. De abortuspil wekt een miskraam op. Tot negen weken mag het kloppende hartje worden gestopt zodat het kindje levenloos geboren wordt.

Sprekend over de kwaliteit van de abortuszorg: Naar alle waarschijnlijkheid zal de gemiddelde huisarts slechts enkele malen per jaar betrokken zijn bij de verstrekking van de abortuspil. Dat betekent dat niet vast staat dat huisartsen gegarandeerd voldoende ervaring opbouwen waarmee een medisch-technische kwaliteit van zorg gegarandeerd blijft. Ook hier de vraag of we wel zeker weten dat vrouwen gediend worden met dit wetsvoorstel.

Bovendien kan de SGP nog steeds niet goed inzien waarom de vertrouwde huisarts niet langdurig betrokken kan zijn in de begeleiding en nazorg van de vrouw, zónder dat die huisarts zelf de abortuspil voorschrijft. In de memorie van toelichting geven de initiatiefnemers zelf ook aan dat huisartsen al intensief betrokken zijn bij de opvang en nazorg van vrouwen die de abortuspil verstrekt krijgen via abortusklinieken of gynaecologen. De praktijk van nazorg en verdere zorg rondom anticonceptie door de huisarts bestaat dus al. Wat is hier de winst van het wetsvoorstel?

Ik hoor de initiatiefnemers al reageren: “De winst ligt in het vergroten van de toegankelijkheid van de abortuszorg en de mogelijkheid dat deze zorg in de vertrouwde omgeving van de eigen huisarts verleend wordt.” Maar rekenen de initiatiefnemers zich dan niet té snel té rijk?

Het gaat in deze Kamer te weinig over de huisarts. Zij zijn de bodem, het fundament, de pijlers van ons gezondheidszorgsysteem. Afgelopen zomer stonden ze op het Malieveld om te protesteren tegen de gigantische werkdruk. Het integraal zorgakkoord is door hen niet getekend. De Groene Amsterdammer bracht in kaart dat binnen zes jaar ongeveer een op de drie huisartsen met pensioen gaan. Een opvolger staat lang niet altijd klaar. Het Nivel meldde dat in 2019 maar liefst 64 procent van de huisartsen de noodzakelijke werkzaamheden niet afkrijgt.

Kortom, is die vertrouwdheid van de eigen huisarts niet een fabeltje? Een mythe van de randstad? Een fenomeen dat we binnenkort alleen nog maar in het Openluchtmuseum tegenkomen? Die gezellige dorpsdokter van vroeger?

Moeten we het niet éérst gaan hebben over het op orde brengen van de huisartsenzorg als zodanig voordat we het gaan hebben over het verplaatsen van nóg meer zorg naar de huisarts? Want anders zal de betonrot van de werkdruk, schaarse zorgcapaciteit en administratieve lasten definitief ook deze pijler doorknagen. Moeten we niet eerst met elkaar zorgen dat die huisarts zelf toegankelijk blijft, alvorens we het systeem van de Nederlandse abortuszorg openbreken?

Zoals we dat in goed Engels zeggen: Don’t fix what ain’t broken. Oftewel, niet iets repareren wat niet kapot is. Het huidige systeem zorgt voor duidelijkheid en eenheid van zorg. De initiatiefnemers geven aan dat het de huisarts vrij staat om de abortuspil al dan niet aan te bieden. Intussen heb ik van diverse huisartsen begrepen dat zij al e-consulten of mailtjes kregen van vrouwen of ze niet even de abortuspil willen voorschrijven.

Hoe vrijblijvend is het als de algemene indruk is: de abortuspil is bij de huisarts verkrijgbaar? En zijn daarmee die huisartsen die extra behandeling niet ook nog op hun bordje willen, niet alsnog tijd en energie kwijt aan het afwijzen of doorverwijzen van deze patiënten?

Los van de ideologische kant van dit wetsvoorstel is het voor de SGP een oprechte vraag of met dit wetsvoorstel de vrouw die onbedoeld zwanger is, wel geholpen wordt. Zijn de vermeende voordelen zo groot dat ze opwegen tegen de reële nadelen van dit wetsvoorstel? Willen we echt de huisarts wéér iets op hun bordje schuiven terwijl diezelfde huisarts afgelopen zomer op het Malieveld stond vanwege een overvol bord?

Is het een goed idee om ter wille van keuzevrijheid en zelfbeschikking meer risico’s de abortuszorg binnen te laten? Want met dit wetsvoorstel wordt de abortuszorg gefragmenteerd met alle risico’s van dien. Willen we de duidelijkheid van het huidige systeem opofferen aan de mythe van de eigen huisarts zonder dat de huisartsen zelf hier voldoende in erkend zijn en zonder dat duidelijk is dat dit de kwaliteit van zorg voor de vrouw ten goede komt?

En over die fragmentatie: De abortuspraktijk wordt altijd secuur gemonitord. Maar hoe vindt precies de registratie plaats van het aantal door de huisarts verstrekte abortuspillen, en daarmee het aantal gepleegde abortussen langs deze route? Blijven we goed zicht houden op het aantal abortussen? Ik zie uit naar de reactie van de indieners.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen van de website van de Staatkundige Gereformeerde Partij (SGP). Het originele artikel is hier te vinden.

De lichte steekjes van dr. Gerdien de Jong op ‘Panda’s Thumb’ – Artikel op ‘Oorsprong’ en onderliggende bronnen bekritiseerd

Onlangs publiceerde dr. Mátyás Cserhati zijn onderzoekswerk naar de rode panda (Ailurus fulgens). Cserhati deed dat in twee tijdschriften, BMC Genomics en CRSQ. Voor mij was het werk van Cserhati een voorbeeld hoe creationisten wetenschappelijk onderzoek zouden moeten doen. De resultaten gepubliceerd krijgen in een naturalistisch wetenschappelijk tijdschrift en daarna (of tegelijkertijd) in een ander artikel creationistisch uitwerken én populariseren. Het populariseren heb ik proberen te doen in het artikel op ‘Oorsprong’.1

Politiek spel

Sommige naturalisten vinden het een slecht idee dat creationisten publiceren in ‘hun’ tijdschriften. Wanneer een wetenschappelijk artikel uit ID- of creationistische hoek komt ontstaat er vaak achteraf een actieve lobby van naturalisten (en soms theïstisch evolutionisten) om de paper in te trekken en te verwijderen.2 Gelukkig gaan de uitgevers daar niet altijd in mee. Deze intolerante naturalisten creëren zo hun eigen cirkelredenering: Creationisten publiceren nooit in naturalistische vakbladen en als ze een poging doen of daadwerkelijk publiceren dan zorgen we dat ze er niet (meer) in publiceren. Als ik mij niet vergis neemt deze tendens onder de jongere generatie af. Gelukkig zijn er veel naturalisten die, ondanks dat ze het oneens zijn met de basisovertuiging van de opponent, ID’ers en/of creationisten aanmoedigen om te publiceren in naturalistische vakbladen. Gepensioneerd evolutiebiologe dr. Gerdien de Jong is helaas nog van de oude stempel. In het verleden heeft ze de Evangelische Omroep gedagvaard vanwege het knippen in documentaires3 en een universitaire rel veroorzaakt rondom de promotie en het proefschrift van dr. Joris van Rossum.4 Begin deze maand plantte ze zaadjes van twijfel, rond de hierboven genoemde publicaties van dr. Mátyás Cserhati, op de evolutionair-atheïstische website Panda’s Thumb.5 Hieronder een korte analyse van het gespeelde ‘politieke spel’ in het artikel van dr. De Jong, ik heb dr. Mátyás Cserhati gevraagd om via ‘Oorsprong’ op de inhoud te reageren.6

Drie subtiele voorbeelden

De titel van haar artikel is ‘A tale of two papers’. De titel lijkt een parodie op de titel in BMC Genomics die luidt ‘A tail of two pandas…’. De tweede titel is zakelijk, de eerste is wat dubbelzinnig.7 Dr. Gerdien de Jong is het niet eens met de conclusie van Cserhati dat de rode panda bij de Mustelidae ingedeeld moet worden. Dat is overigens prima en daar mag over gediscussieerd worden. In zijn reactie zal dr. Mátyás Cserhati daar vast op ingaan. De Jong plant daarna het eerste zaadje van twijfel: ‘How did a paper as bad as this ever get through review and published?’ Met andere woorden zo’n ‘slecht paper’ (haar woorden) zou niet gepubliceerd mogen worden in BMC Genomics. Maar… dat het overall om een ‘slecht paper’ gaat heeft ze niet duidelijk aangetoond. Onder het volgende tussenkopje volgt een zeer summiere beschrijving van de paper in CRSQ. Ook hier geeft dr. Gerdien de Jong aan het niet eens te zijn met de conclusie. Dat is niet vreemd omdat het om dezelfde conclusie gaat. De beschrijving van deze paper is overigens (en gelukkig) vrij nuchter. Onder het laatste tussenkopje wordt het tweede zaadje van twijfel geplant. Het gaat dan over mijn samenvattende bijdrage op de website van Fundamentum. Daarin noemde ik de wijze van publiceren door dr. Cserhati als voorbeeld voor creationisten. Dr. Gerdien de Jong lijkt allergisch te zijn voor publicaties van creationisten in naturalistische tijdschriften. Ze schrijft namelijk: ‘That is, play the system, aiming for respectability for creationist writing’. Is dat het doel? Nee, dat is wat dr. Gerdien de Jong denkt dat het doel is. Het zou in mijn ogen een zeer laakbaar doel zijn. Waarom zou je willen publiceren in een naturalistisch tijdschrift? Om daarmee slechts respect te verdienen? Nee, om de verzamelde kennis te delen met naturalisten en te toetsen. Waar moet je zijn om naturalistische wetenschappers te bereiken? Uiteraard in de vakliteratuur! Waar moet je zijn om de verzamelde kennis óók door naturalisten te laten toetsen? Uiteraard in de vakliteratuur! Waarom moet je dit dan toch nog verder uitwerken in een creationistisch in-depth tijdschrift? Omdat de basisovertuiging van naturalisten anders is dan die van creationisten. Daardoor komen sommige begrippen en denkrichtingen van creationisten niet door de peer-review. Het derde dat opvalt is dat dr. Cserhati in zijn beide papers voorzichtig en redelijk genuanceerd is over de indeling van de rode panda. In het artikel van dr. De Jong valt die nuance en voorzichtigheid geheel weg. Daardoor komen de artikelen van Cserhati anders over. Daarmee zet je de lezer op een bepaald (negatief) spoor!

Te zwaar aangezet?

Is dit niet allemaal te zwaar aangezet? Nee, de tactiek van dr. Gerdien de Jong is ondertussen bekend. Dat begint met twijfel zaaien, misleiden en intenties verdraaien. We hopen en bidden dat het artikel (tale) op Panda’s Thumb geen staartje (tail) krijgt en dat De Jong inziet dat ze op deze wijze de zelfgecreëerde vicieuze cirkel in stand houdt. Al zouden er grote fouten in een paper staan (en dat is hier nog maar de vraag) is het beter om die óf in het peer-review-proces eruit te halen óf als dat niet meer mogelijk is er via een contra-paper op te reageren. Ondertussen blijf ik creationisten aanmoedigen om te publiceren in naturalistische vakbladen en het gesprek te blijven zoeken en te blijven voeren. Het is namelijk tijd voor een gezonde discussie en niet voor een subtiel politiek spel. Een discussie die op details gevoerd moet worden. Toen ik nog voor Logos Instituut actief was heb ik dr. De Jong vaak opgeroepen de strijdbijl te begraven en met creationisten mee te denken. Haar expertise in de evolutiebiologie en van experimenten met de bananenvlieg Drosophila melanogaster kunnen goed ingezet worden binnen het scheppingsparadigma. Bovendien kan ze ongenuanceerdheden over de evolutietheorie, die er vaak zijn bij creationisten, met haar kennis wegnemen. Daarom nogmaals de oproep aan dr. De Jong vanuit psalm 122:1 (ber. 1773): “Kom, ga met ons en doe als wij“.

Voetnoten

The Post-Flood Period: The Arphaxadian Epoch – Dr. Kurt P. Wise sprak over de nazondvloedse wereld op een congres van ‘Is Genesis History?’

In 2017 sprak de geoloog en paleontoloog dr. Kurt P. Wise op een congres van ‘Is Genesis History?’ over de nazondvloedse wereld. Hij noemt de periode na de zondvloed de ‘Arphaxadian Epoch’, naar de kleinzoon van Noach: Arfachsad. Arfachsad werd twee jaar ná de zondvloed geboren (zie Genesis 11:10). Hij gaat in op allerlei processen die mogelijk na de zondvloed zouden hebben plaatsgevonden. De lezing is in het Engels, maar via YouTube is er ook Nederlandse ondertiteling beschikbaar. Met dank aan ‘Is Genesis History?‘ voor de uitnodiging van dr. Kurt Wise én voor het plaatsen van de video op het YouTube-kanaal.

Facing the hard problems in creation geology: some encouragements and challenges – Paul Garner (MSc.) sprak op ‘Origins Conference 2020’

Jaarlijks wordt in Amerika de zogenoemde ‘Origins Conference‘ georganiseerd door CTS, CBS en CGS.1 Op het congres van 2020 sprak de Europeaan Paul Garner (MSc.) over ‘Facing the hard problems in creation geology‘. Deze lezing werd opgenomen en geplaatst op het YouTube-kanaal van Biblical Creation Trust (BCT). BCT is de organisatie waar Paul Garner als spreker en onderzoeker aan verbonden is. De video is, voor degenen die geen Engels kunnen, helaas niet ondertiteld.

Voetnoten

Theologische vernieuwingen zetten veel op het spel

Dit artikel is geschreven door Arjan Baan (MA), dr. Maarten Klaassen, Simon Lagendijk (MA), ing. Wim van der Meer, Laurens van der Tang, Rinie van Reenen (MA), Erik-Jan Verbruggen (MA) en dr. Piet de Vries.

In een opinieartikel stelden wij, dat de beweging waar de ”Wetenschapsbijbel” onderdeel van uitmaakt niet slechts beschadigt maar zelfs ondermijnt. Begrijpelijk dat we op deze stellingname bevraagd worden.

Ons vorige artikel bedoelde niet een volstrekte afkeuring van ieder boek of iedere theoloog afzonderlijk. Ook schreven wij niet met vreugde maar met veel pijn in het hart. De theologen wier boeken wij noemden hebben ook goede dingen gezegd en geschreven. Daarom: hoewel wij terecht opriepen tot een tegengeluid, hebben wij ons ten onrechte daartoe beperkt (dat is het gelijk van Van Kralingen, RD 24-11). Veel liever zou het ons zijn, als zij terug zouden keren van de ingeslagen weg.

Dijkdoorbraak

Het gaat immers om een weg, een brede beweging, en niet slechts om enkele losse opvattingen. Deze beweging komt op allerlei plaatsen naar boven, zoals op het congres van de ChristenUnie, waar het na een kritische vraag over een homoseksueel samenlevende kandidaat ongemakkelijk stil was, terwijl op een ”inclusief” pleidooi luid applaus volgde. Ook al applaudisseren genoemde theologen zelf niet, hun boeken ontmoedigen dit evenmin.

Bij een stormvloed is het niet de vraag hoeveel goede zorg je besteedt aan onbedreigde dijkvakken. De echte vraag is of je daar waar een dijkdoorbraak dreigt, zandzakken aandraagt of juist zand wegschept. Wij zien helaas in de ”Wetenschapsbijbel” het laatste gebeuren. Dat is de reden waarom we niet een uitgebalanceerde bespreking van diverse artikelen konden geven. De meest onderwijzende artikelen wegen niet op tegen de berokkende schade (vgl. Prediker 10:1).

Spanningsveld

Waarom zijn ingenomen stellingen op het vlak van evolutietheorie, homoseksualiteit en gender zo schadelijk? Omdat zij onderdeel zijn van een visie op wetenschap en cultuur die uiteindelijk de Bijbel het zwijgen oplegt.

Natuurlijk beweren wij niet, dat wetenschap verwerpelijk is of dat in alle culturen de Bijbel hetzelfde gelezen wordt, zoals Janse (RD 24-11) meent. Wetenschap is als zodanig een gave van God, en de kerk moet zich in alle tijden tot de omringende cultuur verhouden. Dat levert spannende vragen op, waarvan het antwoord niet op voorhand duidelijk is.

Ook wij, evenals iedereen, staan voor die vragen. De confrontatie met (bijvoorbeeld) de evolutietheorie is ons niet vreemd. We proeven de nood van hen die worstelen met homoseksuele gevoelens. En net als onze ‘opponenten’ zoeken we naar antwoorden. Waarbij trouwens niet alles wat cultureel ”gepusht” wordt (zoals rondom gender), even wetenschappelijk is.

Maar soms spant het er om. Wat nu als de algemeen gangbare antwoorden botsen met die van de Schrift? Zoiets is onvermijdelijk, aangezien wetenschap en cultuur geneigd zijn bij God vandaan te denken in plaats van naar Hem toe. In deze seculiere tijd gebeurt dit op grote schaal.

Cultuurbepaald?

Het nieuwe hermeneutische denken wil die botsing opvangen door de vastheid en het gezag van de Bijbel te relativeren. In de klassieke hermeneutiek is de Schrift haar eigen uitlegger, terwijl de cultuur pas bij de toepassing om de hoek komt kijken. In de nieuwe hermeneutiek krijgt de cultuur een plaats in de uitleg zelf.

We beperken ons hier tot het voorbeeld van de historiciteit van de schepping. Als die al niet vanuit Genesis 1 zou blijken, dan wel vanuit uitspraken van Mozes en Jezus. In de nieuwe hermeneutiek echter worden die eenparige Schriftstemmen gerelativeerd als cultuurbepaald. De evolutietheorie wordt (vanuit diep ontzag voor haar wetenschappelijke status) in Genesis 1 ingelezen. Wat vervolgens voor de lezer werkt als: „Kijk maar, er staat niet wat er staat” (vergelijk Genesis 3:1, 2 Petrus 3:16).

Dat heeft desastreuse gevolgen. Want als dit kan op het ene punt dat niet bij deze tijd past, dan ook op andere punten. Ten slotte worden ook de meest wezenlijke elementen van het geloof ondermijnd. Een christen belijdt dat hij weliswaar niet de hele Schrift verstaat, maar wel verlangt naar meer (Psalm 119). Zijn Bijbel wordt als het ware steeds dikker. De nieuwe hermeneutiek daarentegen maakt de Bijbel steeds dunner.

Gender

Eén van ons, dr. M. Klaassen, besprak in een afzonderlijk artikel het lemma over ”gender”. Daarop reageren prof. dr. G. van den Brink c.s. (2-12). Zij beweren (ten onrechte) dat Klaassen negeert dat er een flexibele schil is wat betreft mannelijk en vrouwelijk gedrag. Diens punt is, dat het lemma vrijwel uitsluitend hierover gaat en het vaststaande welhaast verzwijgt. De huidige cultuur wil niet weten van een scheppingsorde voor man en vrouw, en daarin volgt de ”Wetenschapsbijbel”.

Natuurlijk valt over bepaalde teksten te discussiëren. Maar in het algemeen valt ons op dat er een behoefte lijkt te zijn om het duidelijke spreken van de Bijbel af te zwakken. Dat betekent ook dat voor de hand liggende exegese terzijde geschoven wordt.

Ter illustratie noemen we de volgorde waarin man en vrouw geschapen zijn. Hier zijn Van den Brink c.s. wel erg snel mee klaar. Alsof Genesis 1 en 2 niet gedurig het belang van de scheppingsvolgorde zichtbaar maken (zoals het licht en de zon). De volgorde betekent op zich nog geen rangorde, maar wel orde. Rangorde blijkt vervolgens uit de naamgeving. Die uitleg wordt in het Nieuwe Testament bevestigd (onder andere in 1 Timotheüs 2:13). Als de auteurs deze tekst minimaliseren door te opperen dat we ook niet kunnen voldoen aan het „zonder toorn en twisting” (vers 8), dan is dat een non-vergelijking. Het gaat er niet om of we ergens aan voldoen maar of God iets van ons vraagt. De ontwrichting van die verhouding tussen man en vrouw (Genesis 2:16) doet Gods goede bedoeling in die verhouding niet te niet!

Tot slot

We kiezen beslist positie, en tegelijk in huiver. Omdat het gaat om grote zaken. Waar de betrouwbaarheid van de Schrift op het spel staat, daar staat de zaligheid van onze en toekomstige generaties op het spel. En in ons spreken en zwijgen zijn we verantwoording schuldig aan God. Staande voor Gods rechterstoel zal niet de grote vraag zijn waarom wij de moderne wetenschap niet serieuzer namen, maar of wij onvoorwaardelijk Zijn Woord geloofd hebben. Jawel, ook of wij ons de nood aantrokken van hen die worstelden met de evolutietheorie of homoseksuele gevoelens. Maar meer nog of wij het gewicht van hun ziel gevoeld hebben (Ezechiël 3:18). En voor alle noden geldt de noodzaak van algehele erkenning van de waarachtigheid van de geboden en beloften van God. Die zijn tot behoud (1 Korinthe 15:2).

Dit artikel is met toestemming van de auteurs overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Baan, A.C., Klaassen, M., Lagendijk, S.T., Meer, W. van der, Tang, L. van der, Reenen, M. van, Verbruggen, E.J., Vries, P. de, 2022, Theologische vernieuwingen zetten veel op het spel, Reformatorisch Dagblad 52 (211): 28-29 (artikel).

Uw gunst, Uw trouw, Uw Woord – Lezenswaardig interview met ds. W.L. van der Staaij in het Reformatorisch Dagblad

In november verscheen een lezenswaardig interview met ds. W.L. van der Staaij, predikant binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) te ’s-Gravenhage-Scheveningen. Het interview werd gedaan naar aanleiding van het onlangs verschenen boek ‘Uw gunst, Uw trouw, Uw Woord’.1 Een lezenswaardige bundel van diverse predikanten binnen de CGK. Hieronder een korte samenvatting van het interview, daar waar ik het relevant acht voor de discussies op deze website.2

Kerkelijke strijd

De titel van het interview luidt ‘Houvast in een kerk die kraakt en piept’. Dat is een goede samenvatting van het interview. Het genoemde boek verscheen als ‘een soort getuigenis: hier staan we voor en hier ligt ons hart’. Volgens de predikant is er vandaag de dag veel kerkelijke strijd. “De aandacht die dat krijgt, kan zomaar ten koste gaan van de aandacht voor de grote waarde van het heil en het waardevolle wat onze kerken hebben.” Het lijkt er dan op dat de kerk overal op tegen is. “Maar we zijn niet zozeer tegen van alles en nog wat. We zijn vóór het behoud van datgene waarmee we getroost kunnen leven en sterven. We zijn ervan overtuigd dat het heilzaam is voor onszelf en voor de kerken als we trouw blijven aan de Schrift en belijdenis. En dat willen we zeker onze jongeren graag voorhouden.

Groot wonder én schuld

Van der Staaij ziet het bestaan van de kerk als een groot wonder. “Het voortbestaan van onze kerken wordt helaas bedreigd door verdeeldheid en verwarring op allerlei thema’s, waardoor jongeren en ouderen afhaken. De kerk in Nederland kraakt en piept aan alle kanten. Maar we hoeven gelukkig niet enkel te somberen en te klagen. De titel van het boek zegt het al: ‘Uw gunst, Uw trouw, Uw Woord’. We moeten het hebben van Gods trouw in en door Jezus Christus.” Van der Staaij geeft aan dat we trouw moeten zijn aan het Woord, we moeten buigen voor God en Zijn Woord. Als kerken van de Afscheiding hebben we veel schuld: “Wat eeuwenlang voor vast en bondig werd gehouden, komt steeds meer op de helling: de feitelijkheid van schepping en zondeval, de verhouding van vrouw en ambt, de praktijk van homoseksualiteit en gendertransitie en de visie op de hel. Eigenlijk geldt dit voor alle kerken in Nederland: als het bij de buurman regent, drupt het bij mij ook.

Kinderen van onze tijd

We hoeven niet met de beschuldigende vinger naar een ander te wijzen. “Wij zijn kinderen van onze tijd en ademen allemaal het individualisme en het postmodernisme in.” De gereformeerde traditie wordt volgens de predikant ondergewaardeerd. We zouden het gedachtengoed uit voorgaande eeuwen weer moeten bestuderen. Onderwaardering blijkt uit ‘een verwaterde boodschap in prediking en pastoraat, waarbij het accent komt te liggen bij allerlei discussies’. Tradities bewaren bovendien voor het ‘rusteloos meedeinen op de golven van de tijdgeest’.

Vervolging vanwege visie op homoseksualiteit en genderideologie?

De verslaggever bevraagt ds. Van der Staaij op de bijdrage van ds. A.A. Egas over christenvervolging vanwege visie op homoseksualiteit en genderideologie. Van der Staaij: “Nou, ga maar na wat zich de afgelopen tijd heeft afgespeeld rond ds. Olaf Latzel in Duitsland, de politica Päivi Räsänen in Finland3 en ds. A. Kort in Nederland4 Christenen liggen onder een vergrootglas, zeker vanwege de gevoelige thema’s. Tegelijk moeten we daar niet al te benauwd over doen. (…) Natuurlijk, ik wil het liefst verdrukking en vervolging vermijden. Maar als je je houvast vindt in het Woord van God, dan hoeven we ons niet te schamen. Blijkbaar werkt de Heere op deze manier, dwars door alles heen. Hij heeft de wereld overwonnen.” Met de Schrift en de confessie hebben gereformeerde christenen goud in handen. “Daarin vinden we houvast, onze enige troost in leven en sterven.

Voetnoten

Warmtestraling als koelingsmechanisme voor de basaltische korst tijdens de vloed – Ing. Maarten ‘t Hart sprak op Nederlands congres d.d. 26 februari 2021

Op 26 februari 2021 organiseerde ik, Jan van Meerten, namens Logos Instituut, een congres over ‘Geloof en Wetenschap’. Ing. Maarten ‘t Hart sprak over warmtestraling als koelingsmechanisme voor de basaltische korst tijdens de vloed. Deze video is, met dank aan Geloofstoerusting, opgenomen en hieronder te bekijken.