Castorocauda is geen bever! – Een staart als een bever en toch géén bever

Het is goed als er kritische zelfreflectie is onder creationisten. Onjuiste argumenten gaan al snel een eigen leven leiden en worden dan tot het schijnbaar oneindige herhaald. Voor naturalisten (al dan niet theïstisch) is deze schijnbaar eindeloze recycling makkelijk prijsschieten. Dat is jammer! Slechte argumenten zouden verbeterd moeten worden. Onjuiste argumenten zouden niet meer gebruikt moeten worden! Het is daarom goed dat experts onder creationisten eigen argumenten nog eens tegen het licht houden of naturalistische kritiek op de argumenten nog eens zouden wegen. Gelukkig zien we dat af en toe ook gebeuren! Eén voorbeeld van zo’n vondst is een beest dat oppervlakkig wel wat weg heeft van een bever, gevonden in aardlagen van het Jura. Maar dit is geen moderne bever, er zijn namelijk zéér veel en zéér grote verschillen.

Inleiding

Sommige voorstanders van het klassieke scheppingsgeloof meenden dat nu was aangetoond dat er moderne bevers gevonden zijn in het leefgebied van de dinosauriërs. Geologiestudent Christian Ryan schreef een kritisch artikel over deze fossiele Mesozoïsche ‘bever’ voor The New Creation Blog, gesponsord door de makers van Is Genesis History?1 Het misverstand dat het hier gaat om een ‘bever’, blijkt veelvuldig voor te komen. Zoöloog dr. Carl Werner haalt het aan in zijn serie ‘Evolution: the Grand Experience’. Dit lijkt, ziende op de literatuurlijst, ook de bron van de opsomming te zijn in het boek ‘De werken van Zijn handen’ van ir. Bart van den Dikkenberg.2 Dit is koren op de molen van de naturalistische tegenstanders: in het Angelsaksische taalgebied heeft bioloog dr. Joel Duff hierover geschreven en gesproken3, in het Nederlandse taalgebied evolutiebiologe dr. Gerdien de Jong.4 Als we het gevonden fossiel bestuderen dan kan het niet anders zijn, dan dat we moeten concluderen dat het hier zeker niet gaat om een moderne ‘bever’. De enige kenmerkende overeenkomst zou de staart kunnen zijn, maar als die in detail bestudeerd wordt dan zijn daar zelfs verschillen aanwijsbaar. Dit zijn ook de bevindingen van geologiestudent Christian Ryan.5

Vondst

Castorocauda als voorkant van Science. Bron: Science.

In 2006 werd er in het toonaangevende natuurwetenschappelijke tijdschrift Science een fossiel van een zoogdierachtige (docodontan mammaliaform) beschreven.6 Het beest was gevonden in de Jiulongshan Formation in China. Het holotype van het fossiel werd tentoongesteld in het Jinzhou Museum of Paleontology. Het beest kreeg de naam Castorocauda lutrasimilis en werd zelfs op de cover van het genoemde tijdschrift getoond (zie hiernaast). Het fossiel is bijzonder goed bewaard gebleven, zodat de verschillende kenmerken goed te zien zijn. Het fossiel had de grootte van een vogelbekdier en het lijfje was bedekt met een harige vacht, zoals ook kenmerkend is voor veel hedendaagse zoogdieren. Het had een brede, afgeplatte staart met een schubachtige structuur, zoals we ook zien bij moderne bevers. Gefossiliseerde huidresten tussen de tenen van de achterpoten laten zien dat het beest beschikte over zwemvliezen. Het beest zou, ziende op zijn aquatische uiterlijk, een groot deel van de tijd in het water hebben doorgebracht.

De moderne bever (Castor fiber) valt onder de orde Rodentia (knaagdieren). Castorocauda was echter geen knaagdier. Dat kunnen we zien aan het gebit. Het beestje had wel snijtanden, maar deze zijn niet vergroot of beitelvormig. In de bek zijn ook hoektanden aanwezig, terwijl deze ontbreken bij moderne knaagdieren. De kiezen zijn gepunt en naar achteren gebogen, kenmerkend voor dieren die een gladde prooi (zoals vissen) moeten vasthouden. We zien dit bijvoorbeeld bij moderne zeehonden. Het gebit laat zien dat Castorocauda leefde van vissen en ongewervelde in het water levende dieren. Hieruit blijkt dat het beest geen moderne bever, of zelfs een modern knaagdier, is.7 Hoe zit het met de staart? Hoewel de staart qua uiterlijk wel wat weg heeft van een beverstaart zien we dat de botstructuur van de staart anders is. De staartbeenderen van Castorocauda zijn veel breder dan die van een moderne bever. Volgens de onderzoekers heeft de staart meer weg van een moderne rivierotter. We weten niet of Castorocauda zijn jongen voedde met melk. De vacht zou erop kunnen wijzen dat het beest ingedeeld moet worden bij de zoogdieren. Maar het fossiel mist wel een aantal kenmerken om tot de zoogdieren te behoren. Zo zijn de gehoorbeentjes bij Castorocauda vastgehecht aan de onderkaak, terwijl bij zoogdieren de onderkaak één bot bestaat dat niet is vastgehecht aan de gehoorbeentjes. Wetenschappers hebben het beest daarom ingedeeld bij de Docodonta. Docodonten zijn beesten die lijken op zoogdieren (en ook de groep van moderne zoogdieren omvat), maar waarvan niet alle beesten de belangrijkste kenmerken van zoogdieren hebben. Ryan schrijft: “Castorocauda is not a beaver. It is not a beaver-like animal or a rodent. It is a completely different type of animal.” Precies! Volgens Ryan is het ook totaal niet nodig om de ‘Jurassic beaver’-hypthese te verdedigen en leidt dit zelfs tot onnodige uitdagingen voor het klassieke scheppingsgeloof. Het beste is om Castorocauda een zoogdierachtige of een docodont te noemen.

Ten slotte

Het is verstandig dat creationisten het argument dat er bevers gevonden zijn in het leefgebied van de dinosauriërs niet meer gebruiken. Het argument is onjuist en misleidend.8 Blijft staan dat geen enkel natuurwetenschappelijk model zo’n rijke variatie aan zoogdieren en zoogdierachtigen had verwacht, laat staan dat het vooraf werd voorspeld, in het leefgebied van de dinosauriërs. Maar dat is een ander verhaal!

Voetnoten

Afwijzers weer terug bij af – Wetsvoorstel wijziging transgenderwet toch niet van tafel

Over het wetsvoorstel wijziging van de transgenderwet is al veel te doen geweest.1 Er werd hierover flink gedebatteerd in de Tweede Kamer.2 Onder Nederlanders lijkt er eveneens weinig draagvlak te zijn voor deze wet.3 Bij het aantreden van de nieuwe Kamer, na de verkiezingen, diende mr. drs. Nicolien van Vroonhoven (NSC) en mr. Diederik van Dijk (SGP) een motie in om dit wetswijzigingsvoorstel in te trekken.4 Minister Weerwind (van demissionair kabinet Rutte IV) weigerde de motie uit te voeren en liet het aan het volgende kabinet.5 Ook Kabinet-Schoof wil het wijzigingsvoorstel niet laten vallen en opnieuw ter discussie voorleggen aan de Kamer.

Verzoek

Dat bleek tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen van 2024. Tijdens de voordracht van mr. drs. Nicolien van Vroonhoven interrumpeerde ir. Chris Stoffer (SGP) met de vraag hoe het zit met het wetswijzigingsvoorstel. Hij had het gemist op de ‘valbijllijst’ van het regeerakkoord, een lijst met in te trekken wetsvoorstellen. Stoffer verwees in zijn interruptie naar de aangenomen motie, hierboven genoemd. De wet zou toch ingetrokken worden? ‘Want de Kamer heeft daar in meerderheid om gevraagd’, aldus Stoffer. ‘Denkt u ook dat dit een foutje is, of… hoe duidt u dat?’ In antwoord geeft Van Vroonhoven aan dat zij ook gehoopt had dat dit voorstel op de lijst zou staan. ‘Ik zit nog even te beraden wat ik hiermee aan moet, want inderdaad ook hij had op die lijst gemoeten, dat was ook de meest recht-toe-recht-aan manier geweest.’ Van Vroonhoven stelt voor om met z’n tweeën te kijken hoe ze hiermee verder gaan. Stoffer vindt dat juist, maar geeft aan dat ze bij dezen ook de vraag bij het Kabinet zouden moeten neerleggen. Dan is het mogelijk om de volgende dag daar antwoord op te krijgen. Van Vroonhoven gaat hiermee akkoord.

Antwoord

Dat antwoord kwam inderdaad de volgende dag (19 september 2024). Minister-president drs. Dick Schoof gaf antwoord op de vraag waarom het wetswijzigingsvoorstel op de Transgenderwet niet op de ‘valbijllijst’ stond. Dat komt doordat dit voorstel niet in het Hoofdlijnenakkoord stond. Dat wil, volgens Schoof, zeggen dat deze open is voor politiek debat en daarom niet door middel van de ‘valbijllijst’ van de agenda is afgevoerd. In reactie geeft mevrouw Van Vroonhoven aan dat dit haar teleurstelt. Het gaat namelijk om een aangenomen motie. “Wij gingen er eigenlijk onherroepelijk vanuit dat dit nieuwe Kabinet bij zijn aantreden al die wetten gaat intrekken die ingetrokken zouden moeten worden. En wij hadden eigenlijk niet meer en niet minder verwacht dan dat deze wet daar ook op zou staan.” Moet Van Vroonhoven daar nu opnieuw een motie voor indienen? Schoof geeft aan dat het aan de Kamer is om daar politiek debat over te voeren. Het Kabinet heeft gemeend om dit wijzigingsvoorstel niet op de ‘valbijllijst’ (‘vreselijk woord’) te plaatsen. “Omdat het niet wetgeving betreft die achterhaald is, of wetgeving waarover in het hoofdlijnenakkoord een duidelijke keuze is uitgesproken.” Van Vroonhoven vraagt zich af of het Kabinet een aangenomen motie moet uitvoeren. De politica neemt deze constructie terug in beraad, al is het een vreemde gang van zaken. Ze benadrukt nogmaals dat deze motie voor haar een belangrijke motie is. Zo is de cirkel weer rond en zijn de afwijzers van dit wetswijzigingsvoorstel weer terug bij af.

Voetnoten

Toch jongen of vroege trekkers?

“Ja, ik sta nu op eigen poten.” “Of ik in de Gouverneurspolder geboren ben? Tja, dat weet ik niet precies. Ik weet wel dat ik als zelfstandig jong hier mijn eigen kostje bij elkaar moet zoeken.”

Vanwaar deze vragen? Zal ik toelichten. De Kleine Plevier (14 – 15cm) is een pioniersoort: broedt op kale of zeer schaars begroeide grond . Alle hier door mij gevonden nesten lagen in de oeverzone. Half april nam ik in de Gouverneurspolder mijn eerste Kleine Plevieren waar. Op 29 april lieten zich zeker twee alarmerende paren zien. Op 8 mei werd één nest met 2 ei gevonden. Helaas was dit nest op 15 mei verdwenen. Pas op 1 juli hier weer geweest. Het geheel stond toen behoorlijk onder water. Er werd geen enkele Kleine Plevier gezien. Mijn indruk was daarom dat er dit jaar waarschijnlijk helemaal geen jongen groot gekomen zijn. Kleine Plevieren kunnen als broedvogel snel verschijnen en verdwijnen. Ik nam aan dat de soort vertrokken was.

Op 5 augustus hier weer wezen vogelen. Het verraste mij op een ‘wadvlakte’ – het water was ten opzichte 1 juli duidelijk gezakt – zes Kleine Plevieren te tellen! En heel opmerkelijk, het waren sowieso grotendeels juveniele vogels! Zou één ouderpaar hier vier jongen groot gebracht hebben? Of waren deze vogels al aan de najaarstrek begonnen? U begrijp dat ik dit nooit te weten zal krijgen. Neemt niet weg dat ik blij was een juveniele Kleine Plevier te kunnen fotograferen. Was me namelijk nog nooit eerder gelukt.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Toch jongen of vroege trekkers?, Het GemeenteNieuws 23 (37): 7.

Stammen de Libanezen af van de Kanaänieten?

In Trouw van 28-7-2017 wordt geschreven over een interessant onderzoek. Dit onderzoek, gepubliceerd in The American Journal of Human Genetics, wijst uit dat de Libanezen afstammen van de Kanaänieten. De auteur wil echter laten zien dat dit in conflict is met de Bijbel. Het lijkt erop dat de auteur de Bijbel niet heeft geraadpleegd toen hij het stuk schreef. Uit het bijbelboek Richteren blijkt duidelijk dat de Israëlieten wel de opdracht hadden om de Kanaänieten te verdrijven, maar dat ze deze opdracht verzaakten (Lees bijvoorbeeld Richteren 3:5). De Libanezen stammen waarschijnlijk af van deze Kanaänieten en niet van Rachab. Zij trouwde met de Judeeër Salmon (Mattheüs 1:5) en is daarmee één van de voorouders van Maria, de moeder van Jezus. Daarmee vertelt de Bijbel geen ander verhaal dan het gepresenteerde genetische onderzoek. De opgeworpen conflictthese tussen Bijbel en genetica is hiermee niet te rechtvaardigen.

Dit stukje stuurde ik, dezelfde dag (dus 28 juli 2017), naar het dagblad Trouw. Helaas werd het stuk, bij mijn weten, niet geplaatst in de krant en volgde er ieder geval geen reactie.

‘Exploring the Findings of the James Webb Telescope’ – Dr. Jason Lisle sprak voor de Denver Society of Creation

Op 2 mei 2024 sprak dr. Jason Lisle voor de Denver Creation Society over de nieuwste bevindingen van de James Webb Space Telescope. De astrofysicus geeft aan dat de onderzoeksresultaten via deze ruimtetelescoop beter passen binnen (de voorspellingen vanuit) een Bijbels model dan een naturalistisch model. Lisle verwijst in zijn presentatie naar een nog te publiceren paper. Deze paper is ondertussen verschenen in Answers Research Journal (zie voetnoot).1 Veel zegen bij het kijken en beluisteren.

Voetnoten

Betrek man meer bij onbedoelde zwangerschap en mogelijke abortus

Rond onbedoelde zwangerschap en abortus hebben mannen een ondergeschoven rol. Dat kan gevolgen hebben voor hun gezondheid. De man verdient volgens Arthur Alderliesten meer erkenning, hulp en aanmoediging om partner en vader te zijn.

Een man belde vorige week met onze hulpverleningsafdeling: ‘Mijn vrouw is zonder dat ik het wist naar de abortuskliniek gegaan voor een abortuspil. Mag dat zomaar?’ Ja, dat mag zomaar. Juridisch heeft de man niets in te brengen. Ook in de hulpverleningspraktijk rond onbedoelde zwangerschap en abortus, zoals de gesprekken binnen de abortusklinieken is er nauwelijks ruimte voor de man, zo blijkt uit richtlijnen voor abortusklinieken in Nederland van het Nederlands Genootschap van Abortusartsen. Het (feministische) ideaal ‘de vrouw beslist’ is juridisch en protocollair verankerd. Dit heeft een prijs. Bij een abortus geldt dat niet alleen voor het ongeboren kind, maar ook de mannelijke partner, al is dat natuurlijk afhankelijk van de mate van betrokkenheid.

Betrokken mannen

Uit Australisch onderzoek (diepte-interviews) onder tien jonge mannen (2015) bleek dat hoe langer de relatie al standhield, en dus hoe meer emotionele gehechtheid en toewijding er was tussen beide partners, hoe meer de jonge mannen wensten betrokken te zijn in het beslissingsproces. De Belgische onderzoeker Joke Vandamme kwam tot vergelijkbare conclusies. Wanneer mannen niet werden betrokken, voelden zij zich ondergewaardeerd, machteloos en boos. De ideale rol die ze voor zichzelf beschouwden in dit proces was de rol van iemand die verschillende opties voorstelt en hun vriendin ondersteunt. De uiteindelijke beslissing lieten zij over aan de vrouw. Hun eigen emoties onderdrukken zij in een poging om hun partners te steunen.

Vrouwen wegen de kwaliteit van hun relatie en de mate van steun van de betrokken partner die ze ervaren mee bij de beslissing om hun zwangerschap al dan niet te beëindigen. In de Amerikaanse studie uit 2014 onder 954 vrouwen die dit aantoont, werden de volgende drie redenen om te kiezen voor abortus het meest genoemd door vrouwen: een zwakke relatie, het willen vermijden van alleenstaand moederschap, het hebben van een partner die niet wil of niet in staat is de vrouw te steunen bij het opvoeden van de baby en partnereigenschappen die niet passen bij de rol van een vader. Hieruit blijkt de beslissende betekenis van een partnerrelatie. Dit biedt een interessant en hoopvol perspectief: een relatie tussen man en vrouw, en zeker een kwalitatief goede relatie, kan een factor zijn om de zwangerschap en daarmee het kind te behouden.

Rouw en verlies

Abortus kan gevoelens van opluchting brengen, maar mannen kunnen ook andere emoties ervaren waaronder angst, verdriet, schuldgevoelens, hulpeloosheid en machteloosheid. Dat blijkt uit tal van onderzoeken. Machteloosheid heeft ofwel te maken met het gevoel geen keuze te hebben gehad (omdat abortus wordt beschouwd als de enige oplossing) of met de ondergeschikte positie van de man ten opzichte een zwangere vrouw. Er treden vooral gevoelens van rouw en verlies op.

PTSS

Mannen worstelen op zijn minst met ambivalentie zowel voor als na de abortus. Mannen lijken, ondanks het feit dat ze zich hulpeloos voelen, gemotiveerd om behulpzaam te zijn om hun partners te steunen, ook al is er onenigheid over de abortusbeslissing. Tegelijk blijkt onenigheid met partners over abortusbeslissingen te kunnen leiden tot PTSS-gerelateerde klachten. Vanuit het hulpverleningsperspectief is er alle aanleiding om meer ruimte te vragen voor de rol van de man en hem te helpen deze rol in te vullen. Niet om naar een situatie te gaan waarin de man beslist, maar een waarin – met behoud van de autonomie van de vrouw – de morele positie van de mannelijke partner wordt recht gedaan.

Persoonlijk netwerk

Ook het persoonlijke netwerk van een vrouw die onbedoeld zwanger is en mogelijk abortus overweegt, doet er goed aan om ook oog te hebben voor het welzijn en de behoeften van de (eventueel) betrokken partner. Dit geldt ook voor hulpverleners, medewerkers van abortusklinieken en huisartsen.

Hulpverlening aan mannen zal expliciet aangeboden moeten worden. Betrek de partner erbij als de vrouwelijke hulpvrager dat wil. Het helpt om mannen en vrouwen samen te laten praten over wat een abortus betekent, maar ook hoe de keuze voor het leven er uit zal zien. Relaties zorgen ervoor dat je elkaar aanvult en hebben een helende werking. Dat is de kracht van de geschapen menselijke structuur. Laten we daarvan gebruik maken.

Stichting Schreeuw om Leven organiseert morgenavond (D.V. 18 september 2024) een symposium met het bovenstaande als thema. Zie dit persbericht voor meer informatie.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Nederlands Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Alderliesten, A., 2024, Betrek man meer bij onbedoelde zwangerschap en mogelijke abortus, Nederlands Dagblad 80 (21.774): 16 (artikel).

Proefschrift ds. C.J. Meeuse (3) Het verstand en de wonderen

Noot van de De Saambinder: Op 28 juni 2024 promoveerde ds. C.J. Meeuse op het proefschrift ‘De bestrijding van het cartesianisme door Jacobus Koelman’. De redactie vroeg hem om de inhoud van zijn proefschrift toe te lichten voor onze lezers. Dit is het derde van vier artikelen.

Omdat we geneigd zijn zoveel mogelijk allerlei natuurverschijnselen te verklaren, dreigen we de wonderen van God te kleineren en God dus te onteren. Laten we beducht zijn voor het gewoon vinden van Gods werken in de natuur, maar Hem ook bijzonder eren om Zijn buitengewone ingrijpen daarbij.

“De filosofie als dienstmaagd van de theologie, dat was wat Koelman voor ogen stond.” Bron: Pixabay.

Balthasar Bekker heeft in 1691 een begin gemaakt met de uitgave van zijn spraakmakende boek “De Betoverde Weereld“. Hij had gekozen voor de filosofie van Descartes als hulp voor zijn theologisch werk. Descartes kende de filosofie en de theologie hun eigen terrein toe, maar Bekker ging een stap verder: hij wilde de filosofie over de theologie laten heersen. Bekker achtte de rede betrouwbaar, stelde ze vóór de Heilige Schrift en meende dat ze geschikt was om de waarheid ervan te bewijzen. Zo betrad hij bij zijn exegese de weg van de Schriftkritiek. Dit was het tegenovergestelde van wat Koelman voor ogen stond: de filosofie als dienstmaagd van de theologie.

Boze geesten

Toen Bekker met allerlei vormen van bijgeloof werd geconfronteerd, bond hij hiertegen de strijd aan met zijn uitgave van “De Betoverde Weereld“. Dit boek gaf aanleiding tot grote consternatie. Bekker streed niet alleen tegen bijgeloof in goede en boze geesten, toverij, wichelarij, spokerij of bezwering, maar ook tegen het geloof in engelen, duivelen en allerlei wonderen die ons in de Bijbel verhaald worden. Dat viel bij hem allemaal onder de noemer ‘bijgeloof’. Hij vond dat de duivel veel te veel macht werd toegeschreven.

Bekker probeerde alle spreken over geesten in de Bijbel te verklaren met ‘gezichten’, ‘verbeelding’, of ‘uitdrukking van Gods majesteit’. Bijbelse geschiedenissen, waaronder de zondeval en de verzoeking in de woestijn, verklaarde hij op deze manier. Hij wilde de duivel van alle macht beroven en hem opsluiten in de hel. Hij leerde dat men niets met hulp van de duivel kan doen op het gebied van toverij, waarzeggerij of bezetenheid. De rede leerde hem dat een boze geest niet op een lichaam zou kunnen inwerken en vanuit die gedachte herinterpreteerde hij Bijbelse geschiedenissen en belijdenisgeschriften. Allerlei gebeurtenissen in verschillende landen, maar ook pastorale ervaringen illustreerden zijn betoog. De felste bestrijders vond hij onder de orthodox-gereformeerden en dan vooral in de kring van de Nadere Reformatie.

Koelmans strijd

Koelman schreef drie werken tegen Bekkers opvattingen. Het eerste hiervan, “Het Vergift van de Cartesiaanse Philosophie grondig ontdekt“, was bedoeld om de beginselen waardoor Bekker beïnvloed was, aan het licht te brengen. Koelman bestreed allereerst de bedreiging van de wetenschap. De wetenschap beschouwde alles als vooroordelen en wilde beginnen met twijfel. Koelman vond dit een aanzet tot atheïsme. Vervolgens werd het menselijk verstand, de rede, als onfeilbaar gezien en wilde men de filosofie niet aan de theologie onderwerpen. Ze mocht zelfs heersen over de Heilige Schrift. Geesten konden een lichaam niet beïnvloeden, zo leerde het cartesianisme. Het verstand wilde men laten heersen over de wil, omdat het de zonden de baas zou kunnen.

Koelman bestreed deze en andere punten. Ten aanzien van Bekkers publicatie deed hij dat met toepassing op diens loochenen van wonderen uit Gods Woord. Hij schreef daarvoor het boek “Wederlegging van Bekkers Betoverde Weereld“, en daarna het postuum uitgegeven “Schriftmatige Leere der Geesten“. Bij dit alles wilde Koelman het Bijbelse spreken over engelen en duivelen, maar ook over toverij, waarzeggerij, spokerij en bezetenheid weergeven. Daarbij ging hij uit van de onfeilbare openbaring door God als fundament voor de waarheid.

Gods wonderen

Laten wij ervan leren dat Gods wondere werken ons begrip ver te boven gaan. In de natuurwetenschap moeten we de werken van de Schepper al bewonderen. Gods werken in de Bijbel verhaald en de eeuwen door bij Gods kinderen ervaren, verdienen allermeest onze bewondering, tot eer van God.

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Meeuse, C.J., 2024, Proefschrift ds. C.J. Meeuse (3) Het verstand en de wonderen, De Saambinder 102 (30/31): 6.

Er zijn goede redenen om de abortusgrens nog eens te beoordelen

Een ongeboren kind kan onder toezicht worden gesteld van de Kinderbescherming. Dat gebeurt als de moeder bijvoorbeeld veel alcohol of drugs gebruikt. Maar waarom geldt dit toezicht niet als de moeder het kind wil laten aborteren, vraagt Kees van Helden zich af.

Een vrouw uit Rijsbergen wordt verdacht van doodslag en mishandeling omdat ze tijdens haar zwangerschap drugs en alcohol zou hebben gebruikt. Een opmerkelijke vervolging voor mogelijke schade bij het ongeboren kind. Het nieuws kwam eind augustus naar buiten. Ongeveer driehonderd keer per jaar wordt een verzoek bij de rechtbank ingediend om een ongeboren kind onder toezicht te stellen. De redenen kunnen bijvoorbeeld zijn dat de moeder kampt met psychische problemen of, zoals in deze situatie, als zij door haar gedrag het leven van het ongeboren kind in gevaar brengt. Op verschillende sites is te lezen dat zo’n verzoek pas mogelijk is na de levensvatbaarheidsgrens van 24 weken, zoals die ook bij abortus wordt gehanteerd. Hier wordt dus op een of andere manier een relatie gelegd met abortus, ondanks dat in de abortuswet die 24-wekengrens niet wordt genoemd. Volgens de Memorie van toelichting bij de Wet Afbreking Zwangerschap is abortus toegestaan totdat het kindje volgens de huidige medische kennis en ontwikkeling, buiten de baarmoeder in leven kan blijven.

Opmerkelijke passage

Maar op de website van de Kinderbescherming van het ministerie van Justitie en Veiligheid staat een opmerkelijke passage: ‘Is een maatregel nodig? Dan dient de Raad voor de Kinderbescherming hiervoor een verzoek in bij de rechter. De Raad voor de Kinderbescherming kan de rechter vragen om een ongeboren kind onder toezicht te stellen. Dit kan op ieder moment in de zwangerschap.’ Die laatste zin duidt op iets heel anders dan de zogenaamde vierentwintig wekengrens. Het is begrijpelijk dat een kind onder toezicht gesteld wordt wanneer het door het gedrag van de moeder ernstig risico loopt op schade. Immers alcohol en drugsgebruik vóór de 24-wekengrens is niet minder gevaarlijk voor het kind dan na die periode.

Ver voor de 24-wekengrens

In november 2020 werd bij de rechtbank in Den Haag een verzoek ingediend om een kind onder toezicht te stellen bij een zwangerschapsduur van ver vóór de 24-wekengrens. De zwangerschapsduur werd geschat op zestien tot negentien weken. De beoordeling van de rechter was ‘dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat het ongeboren kind van de moeder, hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht wordt gesteld.’

Tevens stelde de rechter: ‘De kinderrechter acht het gedwongen kader van een voorlopige ondertoezichtstelling daarom noodzakelijk om zicht te kunnen houden op het ongeboren kind en de veiligheid en de bescherming van het ongeboren kind te waarborgen.’ Opvallend was dat de kinderrechter hier sprak over een ‘ongeboren kind’ en niet over een klompje cellen of een foetus bij zestien tot negentien weken zwangerschap.

Zowel de informatie op de website van Kinderbescherming als de uitspraak van de rechter laten zien dat een ongeboren kind, ruim voor de levensvatbaarheidsgrens onder toezicht gesteld kan worden. Op de website van de Kinderbescherming is ook dit te lezen: ‘Ongeboren en geboren kinderen hebben dezelfde rechten voor de wet als het gaat om Kinderbescherming. Dat betekent dat er ook hulp beschikbaar is voor ongeboren kinderen en hun moeders.’

Deze feiten maken dat de abortusgrens die gehanteerd wordt eens zorgvuldig moet worden bekeken. Het handelen van een moeder met de dood van haar kind tot gevolg lijkt mij nog ernstiger dan dat het gezondheidsschade oploopt door drank of drugsgebruik. Zou niet elk kind dat een abortus boven het hoofd hangt, door de kinderbescherming onder toezicht gesteld moeten worden?

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Nederlands Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Helden, K. van, 2024, Er zijn goede redenen om de abortusgrens nog eens te beoordelen, Nederlands Dagblad 80 (21.773): 14 (artikel).

Verkwikkende beeldtaal

Op 5 augustus de Gouverneurspolder bij Ochten bezocht. Het water binnen de zomerdijk was zo gezakt dat er in de hoek van de binnenplas een drooggevallen vlakte met een schaarse begroeiing te zien was. Vanaf de Waalbandijk naar de rand ervan gelopen. Al gauw nam ik twee vogels waar: een oudervogel Gele Kwikstaart met een bedelend jong.

Ik verbaasde me want begin juli stond dit hele stuk nog onder water en Gele Kwikken broeden tussen graspollen op de grond. En nu toch een moedervogel – mannetjes hebben een diepgele onderzijde, vrouwtjes zijn valer geel – met groot jong!

Het jong liep weinig. De moeder des te meer. Ze kwam al voedsel zoekend mijn kant uit. Gele kwikstaarten eten voornamelijk bodembewonende spinnen en insecten. Lopend en rennend zitten ze hun voedsel achterna. Sta je daar zonder schuilhut een vogel te fotograferen die zo gefocust is op voedsel dat onze afstand op een gegeven moment minder was dan vijf meter! Wat een ouderlijke inzet. Of had ze gewoon lak aan me?

Thuis trof mij de bijgevoegde foto. Jong met een kleurrijke snavelbek wijd open. Deed me denken aan de woorden van een oud lied waarin de Schepper van hemel en aarde zegt: Doe uw mond wijd open en Ik zal hem vullen (Psalm 81:11). Een jonge vogel moet zijn bek opensperren anders krijgt hij geen voedsel. De geopende kleurrijke bek prikkelt namelijk de oudervogels tot voeren. Een lieflijk beeld op de foto. Een rijke, aansporende belofte van de Almachtige voor ons!

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Verkwikkende beeldtaal, Het GemeenteNieuws 23 (36): 5.

‘Gelet op de actualiteit wensen we dit boek in veler handen’ – Bespreking van ‘Gods goede orde’

Het zijn ingrijpende en tere onderwerpen die dr. M. Klaassen aan de orde stelt in dit boek. Vanuit het klassieke perspectief van de scheppingsorde wil hij licht op deze thematiek werpen. In dat kader trekt de auteur de lijnen op grond van de Schrift, ondanks de verwarring en de verlegenheid die zowel in de kerk als in de maatschappij bestaat rondom de thema’s lichaam, gender, seksualiteit en gezin.

Hij gaat in deze studie tegen de mainstream van de westerse wereld in. In hoofdstuk 1, ‘In goede orde. De betekenis van de scheppingsorde vandaag’, tekent hij hoe de westerse wereld afscheid nam van het ‘statische’ denken vanuit de schepping en de bedoelingen van de Schepper, met alle onzekerheid die dat met zich meebrengt. De scheppingsordeningen daarentegen bieden vastheid en structuur, omdat ze teruggaan op God Zelf. Het denken vanuit deze visie heeft betrekking op het gehele leven in huis, kerk en samenleving. In ‘Een kleine theologie van het lichaam’ (hoofdstuk 2), gaat hij in op de schepping van de mens als bezield lichaam. Het lichaam heeft blijvende waarde. De ziel is incompleet zonder lichaam. Naast de schepping van het lichaam is de opstanding fundamenteel voor de blijvende positieve bejegening van het lichaam.

In hoofdstuk 3 komt de gendercrisis aan de orde. De vanzelfsprekendheid waarmee eeuwenlang het geslachtelijke onderscheid tussen man en vrouw werd erkend, is in de westerse cultuur losgelaten. Klaassen duidt de Bijbelse visie aan als complementair. Dat houdt in dat man en vrouw gelijkwaardig zijn, maar niet hetzelfde. Waardoor die Bijbelse visie is losgelaten, heeft te maken met de opkomst van het feminisme dat zich in vier fasen ontwikkelde. Vooral in fase 4 zien we de invloed van internet en sociale media. De auteur beschrijft hoe op meerdere fronten het feminisme schadelijk en gevaarlijk is.

In de excurs over de transgenderrevolutie (3.6) wordt een aantal betrippen omschreven. Als wegbereiders voor de genderrevolutie noemt Klaassen het feminisme, de seksuele revolutie en de anticonceptiecultuur, de voortgaande secularisatie, het individualisme en de ontkenning in het postmodernisme, dat er geen absolute waarheid is.

Het huwelijk, als een groot goed en machtig geschenk van God, is voor velen tegenwoordig slechts één van de vele mogelijkheden voor het samenleven van man en vrouw. Er zijn diverse redenen voor deze ontwikkeling. Deze ontwikkeling laat ook de kerk niet onberoerd. Ook kerkmensen worden beïnvloed door de veranderde visie op seksualiteit en op het huwelijk. Dat wordt versterkt als een andere visie en omgang met de Schrift wordt gepropageerd.

Het thema seksualiteit krijgt in hoofdstuk 5 ruime aandacht. Samen met de excurs over onvruchtbaarheid en de behandeling daarvan en die over homoseksualiteit maakt dit hoofdstuk bijna een derde van het hele boek uit. Terecht krijgt dit thema veel aandacht. Het denken over seksualiteit en de beleving daarvan heeft immers direct te maken met de andere thema’s. Ik vraag me daarbij wel af of een uitvoerige beschouwing over onvruchtbaarheid en de behandeling daarvan helemaal past binnen het hoofdstuk seksualiteit, al heeft het er uiteraard wel meet e maken.

Het gezin als hoeksteen van de samenleving staat onder druk, met alle gevolgen van dien. Klaassen haalt een uitspraak aan van Christoffer West: ‘Het gezin – en de vormende kracht die daarvan uitgaat – bepaalt het wel en wee van de samenleving’. Het is de bakermat van nieuw leven en socialisatie en navigerende steun in de uitdagende terreinen van het leven. Het gezin staat niet alleen onder druk, maar wordt in de westerse wereld zelfs verdacht gemaakt. Daarom is het van groot belang dat de ouders de primaire opvoeders van de kinderen zijn.

Dr. Klaassen biedt ons veel om over na te denken. Hoewel ds. C. Sonnevelt in het Voorwoord schrijft dat het boek op academisch niveau is geschreven en toch toegankelijk is voor een breed publiek, schrijft de auteur zelf in de introductie dat het niet op academisch niveau is geschreven. Laten we het er maar op houden dat het er dichtbij komt, gelet op de uitgebreide onderbouwing en verwijzing naar tal van relevante bronnen.

Gelet op de actualiteit wensen we dit boek in veler handen. Als het tot een tweede druk komt, kan een aantal onvolkomenheden, vooral in de eerste honderd pagina’s, hersteld worden.

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Silfhout, W., 2024, Boekennieuws, De Saambinder 102 (29): 11.